Report meeting Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over inspecties in het Torhoutse slachthuis
Vraag om uitleg over het functioneren van de animal welfare officers bij het voorkomen van dierenleed
Vraag om uitleg over wanpraktijken in een varkensslachterij in Torhout
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Op 23 juni 2020 deelde Animal Rights opnieuw gruwelijke undercoverbeelden die in een slachthuis in Torhout werden opgenomen, in 2019. Opnieuw zijn dit beelden die ook voor geharde kijkers onaanvaardbaar en onverdraaglijk zijn.
Er worden 650.000 varkens per jaar geslacht in dat specifieke slachthuis. We hebben op die beelden gezien dat dieren kreupel uit vrachtwagens komen, met wonden en abcessen, ook hoogzwangere dieren die onderweg naar de slachtvloer bevallen. We zien dat ze niet voldoende verdoofd worden, dat ze uit hun verdoving ontwaken en dan niet opnieuw worden verdoofd.
Minister, de afgelopen jaren werden er herhaaldelijk undercoverbeelden getoond van ontoelaatbare handelingen in slachthuizen. Zo herinneren we ons ook nog de beelden uit Tielt. Die illustreren dat het huidige controlesysteem in de slachthuizen tekortschiet. In elk slachthuis is er permanent een dierenarts aanwezig om toezicht te houden, maar dit volstaat duidelijk niet om de wantoestanden te vermijden. Dat zijn niet eens mijn woorden, maar de woorden die op de websites van de kranten stonden na de beelden.
Ik weet dat er een controleteam van dierenartsen zou komen dat verrassingsinspecties, toegespitst op dierenwelzijn, kan uitvoeren. We stellen daarnaast ook vast dat heel wat boeren zich niet meer goed voelen bij zo’n hoog slachtritme van honderd tot zeshonderd varkens per uur, want het is nagenoeg onmogelijk om in zo’n situatie het dierenwelzijn te garanderen. Een klein aantal incidenten zorgt dan meteen voor heel veel leed bij de dieren.
Na een doorlichting van Thomas More Hogeschool in de Vlaamse slachthuizen kondigde u vorig jaar onder andere aan dat er een Vlaams mobiel controleteam van 25 inspecteurs zou komen, dat los van de controles van de inspecteurs-dierenartsen van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen ( FAVV), controles op het dierenwelzijn zou uitvoeren.
Naar aanleiding van deze beelden wil ik u graag de volgende vragen stellen, minister.
Bent u van plan om extra inspecties uit te voeren in het slachthuis in Torhout?
Hoe vaak werden er de afgelopen vijf jaar inspecties uitgevoerd in dit slachthuis? Ik verneem in de media dat er al sprake was van problemen met gebrekkige verdoving sinds 2017 in dit specifieke slachthuis, en dat zou door een gebrek aan personeel komen, maar ook door een gebrek aan scholing en zelfs een gebrek aan interesse voor dieren die opnieuw wakker worden. Klopt dat? Indien het klopt dat dat zich hier al eerder heeft voorgedaan, welke gevolgen werden er toen aan gegeven en welke gevolgen zijn er nu aan de inbreuken verbonden?
Kunnen we, zoals Animal Rights ook vraagt, de inspectierapporten van de slachthuizen ter beschikking krijgen, desnoods discreet, in de schoot van deze commissie, al zouden ze eigenlijk transparant moeten zijn?
Is het uitgebreide Vlaamse controleteam dat zal instaan voor de controle van de slachthuizen al actief? Hoeveel voltijdse inspecteurs werken er momenteel? Zijn die aan de slag als consultants of zijn de inspecteurs vast in dienst?
Dat waren mijn punctuele vragen, maar onderliggend stelt zich natuurlijk de vraag waarom men zo’n hoog slachtritme aanhoudt, dat vooral gericht is op de export en de externe markt buiten België, en veel minder op de eigen markt. Hoe wilt u de inbreuken op het dierenwelzijn en de impact op het dierenleed door die hoge economische productie verder aanpakken?
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Op dinsdag 23 juni bracht Animal Rights beelden naar buiten die werden gefilmd in een Torhouts slachthuis. Op deze beelden is te zien hoe varkens in dit slachthuis behandeld worden en hoe meerdere dieren lijden tijdens de slachtprocedure. In een eerste reactie op deze beelden zegt u dat er een dringende en noodzakelijke inspectie moet gebeuren van dit slachthuis. Ondertussen zijn we al twee weken verder. Graag wil ik weten of deze dringende en noodzakelijke inspectie reeds is uitgevoerd.
Ik had gehoopt dat er na de wanpraktijken in slachthuizen zoals Tielt en Izegem lessen waren getrokken. Blijkbaar is er nog steeds onvoldoende controle op het respecteren van de dierenwelzijnswetgeving in de slachthuizen.
Zult u naar aanleiding van deze beelden actie ondernemen om meer en ook onverwachte controles te laten uitvoeren in alle slachthuizen van Vlaanderen?
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Een recente verborgen-camera-actie uit 2019 door een dierenrechtengroep bracht inbreuken in het inmiddels beruchte slachthuis van Torhout aan het licht. In uw reactie laakt u deze praktijken sterk en spreekt u terecht de ambitie uit om daar een verscherpte controle op uit te voeren.
Uiteraard kunnen onze inspectiediensten geen 24/7-controle uitoefenen in elk Vlaams slachthuis. Om dat te overbruggen werd een systeem van interne controle uitgewerkt met in elk slachthuis een animal welfare officer (AWO) aan het roer, naast de dierenartsen met opdracht (DMO’s) die door het FAVV worden ingezet om het slachtproces te controleren. Uit uw reactie maak ik op dat u meent dat minstens in deze situatie de betrokken AWO en mogelijk ook de DMO tekortschoten in hun taak.
In mijn eerdere schriftelijke vraag informeerde ik bij u naar de bescherming die deze AWO’s genieten tegen ontslag wanneer zij inbreuken zouden melden aan onze inspectiediensten. Uit uw antwoord bleek dat toen geen enkele AWO een inbreuk had gemeld. De AWO heeft rapportageplicht aan het slachthuisbestuur, maar indien die vaststelt dat er geen actie wordt ondernomen kan hij of zij zich wenden tot de overheid, met bescherming van zijn of haar statuut.
Bij de hoorzittingen over het doorlichtingsrapport van de slachthuizen in juni 2018 werd door de experten nog voorgesteld dat een AWO doorlopend aanwezig moest zijn in de slachthuizen.
Hoe evalueert u het functioneren van het huidige interne AWO-controlesysteem en de externe DMO-controle van de slachthuizen?
Meent u dat de halftijdse aanwezigheid van een AWO voldoende is om wantoestanden zoals die in Torhout te vermijden?
In hoeverre oefenen de huidige actieve AWO’s en DMO’s hun rol naar behoren uit?
Welke gevolgen kunnen onze diensten geven aan AWO’s die in hun omschreven taken blijken tekort te schieten na een inspectie?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vorige vraagstellers. Ik vind de vraag van mevrouw Almaci ook heel treffend: kunnen we die inspectieverslagen volgens het systeem dat hier geldt, ter beschikking krijgen?
Ik wil daarnaast ook nog specifieke aandacht voor het personeel vragen: iedereen weet dat de mensen die daar werken, vaak mensen zijn die helemaal onderaan op de arbeidsmarkt zitten. Ze moeten in moeilijke omstandigheden werken. Ik wil daarom geen vergelijking maken met de berichten uit Duitsland die recent in het nieuws kwamen, maar moeten we toch niet specifiek iets voor het personeel, hun opleiding en hun omgang met de dieren doen? Zij zijn niet de schuldigen, dat is uiteindelijk de uitbater, laat dat duidelijk zijn.
Ik geloof ook niet dat we alleen maar tegen dat ene slachthuis moeten optreden. Dit is echt een probleem van de sector, een probleem van gewoontes en van gebruiken, waarbij personeel voor een stuk wordt misbruikt. Zij zijn op de beelden te zien, maar de verantwoordelijken zijn dat uiteindelijk niet.
Minister Weyts heeft het woord.
Deze situatie verschilt toch wat van vroegere incidenten. In het verleden bereikten beelden ons en daarna werd er door de dienst Dierenwelzijn opgetreden. In dezen is de situatie wat anders. Sinds 2015 voerde de dienst Dierenwelzijn elf controles uit in het slachthuis van Torhout. Bij elk van die controles werden overtredingen vastgesteld. In het begin van die periode gingen de overtredingen vooral over de infrastructuur en de apparatuur die niet aan de voorschriften voldeden. In 2019 werd dan verschillende keren vastgesteld dat er een probleem was met de bedwelmingsinstallatie, waardoor te veel dieren moesten bijverdoofd worden. Daarnaast werd vastgesteld dat er onvoldoende bekwaam personeel aanwezig was om alles correct te laten verlopen en dat de procedures niet altijd op punt stonden. In al die gevallen heeft de dienst Dierenwelzijn telkens zijn verantwoordelijkheid genomen. Er werden pv’s opgesteld en maatregelen opgelegd om een einde te maken aan de overtredingen. Het slachthuis heeft stappen ondernomen om de nodige aanpassingen uit te voeren.
De beelden waarnaar u verwijst, zijn oude beelden van 2019, op grond waarvan de dienst Dierenwelzijn ook zijn verantwoordelijkheid genomen heeft en controles uitgeoefend heeft. Toen werd vastgesteld dat een aantal pijnpunten nog niet volledig opgelost werden. Een van de oplossingen was een nieuwe verdovingsinstallatie te laten plaatsen. Die is geplaatst. De dienst Dierenwelzijn heeft wel gehandeld naar deze beelden, die al meer dan een half jaar geleden genomen zijn. Het is niet zo dat er sprake is van nieuwe feiten. Waarom die beelden nu ineens op tafel gegooid worden, daar zit ook nog wel een ander verhaal achter, verneem ik. Maar goed, daar ga ik me niet over uitspreken.
Veiligheidshalve heb ik ook nog een nieuwe controle bevolen, waarbij er in het slachthuis zelf werd vastgesteld dat de aanpassingen die werden opgelegd, effectief doorgevoerd zijn. Er is wel een blijvend probleem – en dat baart me steeds meer zorgen – met het vervoer, waarbij men vaststelt dat de noodbedwelming op de vrachtwagen niet altijd correct gebeurt. Er waren dus ook twee concrete overtredingen aangaande het vervoer van de varkens. Dat is een probleem dat zich steeds meer manifesteert. Men heeft ook beelden gezien van dieren met grote abcessen, gebroken poten, dieren die niet meer recht kunnen. Dat zijn allemaal dieren die nooit getransporteerd hadden mogen worden. Wanneer dieren worden aangeleverd aan het slachthuis, moet het slachthuis altijd overgaan tot slachten. Men mag die dieren niet terugsturen, net om het lijden van die dieren niet nog meer te verergeren. Die hadden dus niet vervoerd mogen worden. We stellen vast dat er steeds meer een probleem rijst. We pakken nu de problemen in het slachthuis zelf stelselmatig aan, met positieve gevolgen. De problemen blijven zich echter manifesteren bij de vervoerders en bij de landbouwers. Ik heb daar de dialoog ook al over geopend met de slachthuizen, dat zij zelf maatregelen moeten nemen tegen vervoerders en landbouwers die dieren die niet meer vervoerd mogen worden, toch naar het slachthuis sturen. Omdat het natuurlijk gaat over klanten van hen, is de slachthuissector daar terughoudend. Ik vind dat ze daar echt moeten optreden, ook al gaat het over hun eigen klanten. In heel de keten moeten we ons nu ook daarop gaan concentreren.
Er werd een vraag gesteld over het openbaar maken van de verslagen van al die controles. U kunt die altijd opvragen, er is een openbaarheid van bestuur. Het is iets anders wanneer er een strafonderzoek lopende is, maar anders zijn die opvraagbaar.
Er werd ook een vraag gesteld naar de DMO’s die in opdracht van het FAVV aanwezig zijn in slachthuizen. Zij moeten ook dierenwelzijnsproblemen melden aan de dienst Dierenwelzijn.
Ik heb in het verleden altijd gezegd dat die in de eerste plaats gefocust zijn op volksgezondheid, dat is hun hoofdopdracht, dat is ook hun betaalheer, namelijk het FAVV. Net daarom wil ik een analoog systeem waarbij we dierenartsen hebben met opdracht die zich specifiek focussen op dierenwelzijn. Dat systeem staat bijna op punt, het wordt in het najaar uitgerold: Vlaamse DMO’s – we spreken dan over een honderdtal dierenartsen – die we op dat vlak gaan kunnen inzetten.
In het systeem van de AWO die altijd aanwezig moet zijn, hebben we op Vlaams niveau ook het voortouw genomen. We hebben zelf bepaald dat die animal wellfare officer tenminste de helft van de slachturen aanwezig moet zijn en dat die in volledige onafhankelijkheid moet kunnen handelen. We hebben daarvoor ook een specifiek statuut uitgewerkt. Wanneer hij of zij klachten meldt, kan hij of zij tijdens de periode van behandeling van die klachten niet ontslagen worden. We hebben dus een concrete klokkenluidersregeling ingevoerd.
Als die animal welfare officer zelf ernstige overtredingen begaat tegen de dierenwelzijnswetgeving of als hij of zij geen gepaste maatregelen neemt als er zich ernstige dierenwelzijnsproblemen voordoen, dan kunnen wij vanuit de dienst Dierenwelzijn het getuigschrift van vakbekwaamheid schorsen of intrekken.
Het personeel in het slachthuis ten slotte moet een opleiding volgen en een examen afleggen. Voor die opleiding moet ook een cursus gebruikt worden die door onze dienst Dierenwelzijn is goedgekeurd. De onderwerpen die behandeld worden, zijn wel vastgelegd in een Europese verordening, maar als het personeelslid eenmaal het getuigschrift van vakbekwaamheid heeft behaald, moet men ook nog eens om de drie jaar een herhalingsopleiding volgen. We hebben de lat voor die opleiding veel hoger gelegd voor het slachthuispersoneel. En we laten het dus niet bij een eenmalige opleiding. Om de drie jaar moet er een herhalingsopleiding worden gevolgd.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide antwoord, minister. Er zijn toch een aantal heel belangrijke elementen. Elf inbreuken op vijf jaar tijd, dat is wel enorm veel, voor een slachthuis dat die aantallen verwerkt. Ik keer terug naar het grotere verhaal: je kunt op basis van één beeld ingrijpen, maar je kunt ook een aantal fundamentele vragen stellen over hoe we dit kunnen voorkomen. Ik ben blij dat u zelf op een stuk daarvan bent ingegaan, namelijk hoe het komt dat dieren al op een foute manier worden aangeboden. Dieren komen kreupel of ziek of soms zelfs dood aan. De uitval is zeer groot, voor het transport, tijdens het transport en dan ook nog eens op het moment dat ze op de slachtvloer zijn. Ik wil daar een aantal zaken bij zeggen waarvan ik hoop dat u ze in deze legislatuur zult vastpakken.
Specifiek met betrekking tot dit slachthuis hebt u aangegeven dat er een probleem was met de bedwelmingsinstallatie. Er was ook sprake van onvoldoende bekwaam personeel. U hebt erop gewezen dat men in principe om de drie jaar die bijscholing moet volgen. Ik ga ervan uit dat als zo’n animal welfare officer op die vloer komt en als de inspecties opgevoerd worden, en als blijkt dat dieren kreupel, ziek of met wonden en dus duidelijk ongeschikt worden aangeboden, zij ook die rol kunnen spelen om te weigeren, dat er dus een systeem wordt uitgevoerd waarbij de aanwezige dierenartsen kunnen zeggen dat die dieren niet geslacht worden, dat dat niet aanvaardbaar is, dat dat niet kan.
Ik kan mij ook voorstellen dat er een debat is, niet alleen met de vervoerders en de landbouwers apart, maar ook samen. Want een dier kan misschien wel goed worden aangeboden voor het transport, maar er dan tijdens het transport door allerlei redenen aan ten onder gaan. Hoe gaan we daarmee om? Er zitten wel wat angels in wat dat betreft.
Daarnaast is er de vraag rond de hoge slachtsnelheden zelf in een modern slachthuis. Vandaag worden er ruim 600 varkens, 8000 kippen, tot 45 runderen en 110 kalveren per uur geslacht. Met die hoge slachtsnelheden groeit het risico op fouten. En als het risico op fouten groeit, stijgt ook het risico op leed. En dan kun je achteraf wel gaan proberen te remediëren, maar dan zijn er toch al ontzettend aantallen dieren die dat leed hebben ondergaan.
Er zijn wat dat betreft in een aantal lidstaten, maar ook op het Europese niveau zelf, expertengroepen die zeggen dat dit eigenlijk niet meer aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Ik hoop oprecht dat u dat debat met uw collega van Landbouw en mensen vanuit de sector zult voeren. Is het met die aantallen en die slachtsnelheden te voorkomen om mistoestanden te hebben door menselijke fouten, door defecten, door mechanische defecten? Het is niet de vraag of er iets fout gaat lopen, maar wel wanneer. Hoe kunnen we daar echt structureel iets aan doen? Is die efficiëntie niet doorgeslagen? Dat is toch een vraag die komt.
Tegelijkertijd merk ik dat ze vanuit de sector, zeker de landbouwers zelf, ongelooflijk hun best willen doen om die mistoestanden aan te pakken. Het is heel gemakkelijk gezegd dat undercoverbeelden niet de regel, maar de uitzondering zijn, maar als je kijkt naar het aantal dieren die geslacht worden, zijn dat fenomenale aantallen. Dat zijn telkens ontzettend veel dieren die, zelfs al gaat het maar om 1 procent, een pijnlijke dood sterven.
Dus ik hoop, minister, dat u niet alleen wat betreft het vervoer en het voortraject van dieren dat debat zult aangaan, maar ook met de minister van Landbouw, over die hoge slachtsnelheden. Wanneer dan iets mechanisch of menselijks fout loopt, heeft dat immers een enorme impact. Uw animal welfare officer moet niet alleen een klokkenluidersstatuut hebben, maar moet ook de mogelijkheid hebben om in te grijpen wanneer hij ziet dat dieren worden aangebracht bij een transport die niet geschikt zijn voor slachting. Op dat moment moet dus worden ingegrepen of moet op zijn minst het debat starten op welke manier daar en dan al neen gezegd kan worden. Het hoeft ook niet af te hangen van een relatie slachthuis versus klant, daar kan een tussenpersoon optreden die in principe geen baat heeft bij die economische relatie maar die gewoon vanuit dierenwelzijn kan zeggen dat dat dier niet naar de slachtvloer gaat, dat het daar stopt voor dat dier.
Minister, ik hoop dat u die werven ook aanneemt. Wat ons betreft, zal ik de verslagen van de inspectie opvragen en bekijken, maar ik denk dat dit debat echt over preventie gaat en dat we niet steeds achter de feiten en beelden aan moeten lopen.
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik ben zeer blij dat er veel controles worden uitgevoerd, maar aangezien tijdens die controles telkens opnieuw mankementen worden vastgesteld, mogen we hier niet op onze lauweren rusten en moeten we blijvend controles uitvoeren, ook wanneer het slachthuis aan alle voorwaarden voldoet. Ik hoop dat u daar blijft op inzetten en dat er nog regelmatig opvolgcontroles zullen zijn, zodat er geen nieuwe onregelmatigheden gebeuren in de slachthuizen.
U hebt zelf gezegd dat het vervoer een blijvend probleem is en dat u zou willen dat de slachthuizen de vervoerders en de landbouwers daarop aanspreken. Ik begrijp dat het voor hen een heel groot probleem is, want zoals u zegt, gaat het om hun klanten. Wanneer ze die zouden aangeven bij dierenwelzijn bijvoorbeeld, dan is de kans groot dat ze een ander slachthuis opzoeken. Is het niet mogelijk om een systeem uit te rollen waarbij Dierenwelzijn zelf de landbouwers en de vervoerders controleert en nagaat of zij met alles in orde zijn, en we het niet enkel laten afhangen van de slachthuizen om die klachten te melden?
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de uitgebreide toelichting. Er hebben blijkbaar verschillende controles plaatsgevonden en die vinden ook nog altijd plaats. De controles hebben nu blijkbaar ook effect: er zijn aanpassingen gebeurd, maar dat betekent uiteraard niet dat we dit nu moeten loslaten. Het is een dossier met een hobbelig traject en ik denk dat onze diensten daarop moeten blijven toezien.
In plaats van naar het federale niveau te blijven kijken en te klagen over overbelaste federale DMO’s, zult u zelf een systeem opzetten dat Vlaams aangestuurd wordt en dat in het najaar zal worden uitgerold. Ik vind dat een goede zaak. Het zou gemakkelijker zijn om te wijzen naar het federale niveau, maar daar kiest u niet voor, u neemt zelf initiatief.
De reden van het slachthuis om niet doeltreffend op te treden bij dat vervoer, begrijp ik toch niet helemaal. De sector verwijst dan naar het feit dat het om klanten gaat. Ik denk dat het echt belangrijk is dat we dat gesprek verder aangaan en ik denk ook dat de landbouwsector daar vragende partij voor is. Een aantal wantoestanden, rotte appels, of hoe moet ik het noemen, besmeuren de reputatie van een hele sector en dat is bijzonder jammer.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u ook voor uw uitgebreide antwoord. Het is natuurlijk goed dat u spreekt over honderd bijkomende klokkenluiders. Wie kan daartegen zijn wanneer het gaat over handhaving? Want het is inderdaad een beetje spijtig dat we nu het hele systeem nog ingewikkelder maken zonder opnieuw de discussie te openen over federaal of Vlaams.
Het enige wat ik tot besluit wil zeggen, is dat men tegen die types moet optreden, of het dan gaat over klokkenluiders of het FAVV. Er is maar één ding dat telt en dat is geld, men moet dus gewoon aan hun geld zitten. We kunnen nog wat inspecties bij creëren, dat is geen probleem voor mij.
Maar het komt erop neer dat ze effectief aangepakt moeten worden, het liefst strafrechtelijk vervolgd moeten worden. Zoals ik zei, moet men ingrijpen in de opbrengsten, want dat is het enige dat ze kennen en waar ze naar luisteren.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw reactie op de vele vragen van de collega’s. Het positieve hierin is dat we eindelijk duidelijkheid hebben over filmpjes die gepubliceerd zijn door Animal Rights. In het verleden hebben we ook al vraagstellingen gehad dat we totaal niet wisten of die überhaupt in een Vlaams slachthuis gedraaid werden, maar wel in de Vlaamse sociale media uitgebreid werden getoond. We hadden geen duidelijkheid. Het positieve is dat we nu van u duidelijkheid gekregen hebben dat die beelden inderdaad in het betrokken slachthuis werden gedraaid, weliswaar in 2019.
U hebt er duidelijkheid over gegeven dat er ondertussen al heel wat maatregelen genomen werden. Ik vind toch wel dat de rol van het departement Dierenwelzijn wat onderbelicht blijft. Sinds 2017, sinds de verschrikkelijke beelden van het slachthuis in Tielt, zijn er al heel wat contacten met de slachthuizen geweest. De Vlaamse Regering heeft ook uitdrukkelijk gekozen om extra in te zetten op een diereninspectie op Vlaams niveau, daar werd maar liefst 3 miljoen euro voor voorzien. Dat moet natuurlijk op de juiste manier worden ingezet. U weet dat onze partij – ik heb u daar al meermaals op gewezen – grote vragende partij is om onaangekondigde controles te doen. Maar wat hoor ik – en daarover wil ik toch van u ook verduidelijking: er gebeuren federaal door de DMO’s inderdaad heel wat aangekondigde inspecties, maar ik hoor dat in plaats van onaangekondigde, vliegende, Vlaamse inspectiecontroles, u ook overgaat naar een kopie van de federale DMO, maar dan een Vlaamse versie, met aangekondigde controles. Dat zijn mensen die daar drie uur aanwezig zijn. We moeten heel efficiënt omgaan met het geld van de belastingbetaler, die 3 miljoen euro moet dus heel efficiënt worden ingezet. Minister, we moeten echt eens kijken of dat nu wel op een efficiënte manier gaat gebeuren. U weet dat ik vragende partij ben voor onaangekondigde controles. Ik hoop dus van u daar wat meer reactie op te krijgen. Ik ben het eigenlijk beu dat we altijd filmpjes te zien krijgen van dierenrechtenorganisaties, allicht met alle goede bedoelingen, maar dat is niet hun taak. Hun taak ligt volgens mij ergens anders; daarvoor zijn inspectiediensten nodig. Ik hoop dat in de toekomst die zaken bij ons terechtkomen van de Vlaamse inspectiedienst, de onaangekondigde controles die er zullen zijn, en dat we op die manier een positief debat kunnen voeren.
Bovendien, minister, heb ik nog een vraag. Al vijf jaar doet u niets aan het feit dat de DMO’s van het FAVV, van het federale niveau dus, niet kunnen ingrijpen in de Vlaamse slachthuizen als ze overtredingen doen op het vlak van dierenwelzijn in de ante mortem. Zij kunnen momenteel nog altijd enkel een melding doen, heb ik mij laten vertellen – corrigeer me als het niet zo zou zijn –, met een formulier. Dat is niet de manier waarop we het moeten doen. Op welke manier zult u remediëren zodat zij ook in onze Vlaamse slachthuizen meer slagkracht krijgen? Ik hoop daar ook een antwoord op te krijgen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ik wil een beetje wegtrekken van de individuele case die hier voorgesteld is, omdat dat een van die overtredingen is die we al eens besproken hebben. Je hebt uiteraard het emotionele debat, maar we moeten ook zien op welke manier we vooruitgang kunnen boeken. Minister, ik ben al blij dat u aangeeft dat deze case toch wel anders is dan de andere, dat er hier reeds een aantal dingen vastgesteld werden in het verleden en ook al verholpen werden. Het is spijtig dat die beelden dan nadien en zonder die omkadering nog getoond zijn.
We hebben hier in het verleden al debatten over gevoerd en er is destijds, in 2017, een convenant afgekondigd samen met de slachthuissector. Voorzitter, het is misschien een suggestie om in deze commissie nog eens na te gaan in welke mate het convenant zijn volledige uitwerking gehad heeft en of daar nog elementen zijn die nog verdere opvolging vergen. Er zijn toen ook al een aantal knelpunten of uitdagingen aangestipt. Ik sluit mij voor een stukje aan bij collega De Vroe wat betreft de werking, de kracht en de positie van de DMO’s. Wij weten dat de DMO’s permanent aanwezig zijn in de slachthuizen. Er kan niet geslacht worden zonder de aanwezigheid van de DMO’s. Dat is een ongelooflijk krachtige positie, ten minste als zij ook beschikken over alle bevoegdheden die zij kunnen inzetten om snel en accuraat op te treden. In het verleden konden DMO’s ook optreden, in hun taakstelling in het kader van voedselveiligheid, maar ook ten aanzien van dierenwelzijn. Vijf jaar geleden hebben we een regionalisering gehad en daarin zijn de afspraken gemaakt dat DMO’s alleen maar een melding mogen doen aan de dierenwelzijnsinspectie. Op het moment dat zij vaststellingen doen, kunnen zij dus niet stante pede optreden. Dat is toch wel een moeilijk element. Ik denk dat dat met een goed gesprek snel en duidelijk uitgeklaard kan worden met de DMO’s, eventueel in overleg met de federale overheidsdiensten, om daar toch betere afspraken rond te maken. Alleszins verneem ik dat de sector en ook de DMO’s daar vragende partij voor zijn. Wilt u daar ook op inzetten? Op welke termijn wilt u daar vooruitgang in boeken?
De 3 miljoen euro waarnaar collega De Vroe verwees, is vrijgemaakt vanuit de Vlaamse Regering om een extra eigen inspectieteam op te zetten, heel specifiek met het oog op slachthuizen, en waar duidelijk is aangegeven dat het een vliegende ploeg is. Ik krijg signalen dat dat momenteel niet de vorm van een vliegende ploeg heeft. Dat is spijtig, want daardoor kunnen geen onaangekondigde controles gebeuren. Ze werken eerder stationair, en daardoor zijn ze ook veel beperkter in het aantal uren en in efficiëntie. Minister, de 25 dierenartsen die zijn aangeworven als specifiek inspectieteam voor de slachthuizen: wilt u daar effectief ook een vliegende ploeg van maken? Op welke manier zult u dat realiseren?
Ik verneem net van u dat u in het najaar nog een honderdtal dierenartsen met een bijzondere opdracht zult aanwerven. Voor mij is dat een nieuw gegeven. Een honderdtal extra dierenartsen voor veertig Vlaamse slachthuizen, dus meer dan twee dierenartsen extra per slachthuis – ik ga uit van voltijdse equivalenten –: kunt u dat iets beter kaderen? Vanwaar komen die en hoe ziet u dat in hun specifieke taakstelling?
Wat het transport betreft, minister, hebt u ook aangekondigd dat u het overleg verder wilt voeren met de sector. Ik heb in het verleden, zelfs ook in discussies in het kader van het convenant, reeds aangegeven dat het een uitdaging is om te zien op welke manier we voor dieren die door omstandigheden, door gebreken en dergelijke meer een oplossing moeten bieden. Niemand heeft er baat bij en niemand vindt er plezier in om op dat moment de dieren te vervoeren en alsnog in een slachthuis te laten aankomen.
Minister, er moeten noodprocedures met betrekking tot eventuele noodeuthanasie kunnen worden ingezet. Ik denk dat we met de beste wil ter wereld met iedereen rond de tafel moeten zitten om tijdens crisis- en noodsituaties effectief te kunnen optreden. Ik heb begrepen dat u dat gesprek zult voeren. Ik hoop dat het snel kan plaatsvinden.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Almaci, mevrouw De Vroe, volgens jullie lopen we achter de feiten aan. Ik heb net geantwoord dat de Inspectiedienst Dierenwelzijn al vroeger heeft opgetreden dan het moment waarop de media en jullie kennis van de beelden hebben genomen. Dat is de correcte weergave.
Het is belangrijk dat is tegemoetgekomen aan de opgelegde aanpassingen op het vlak van de bedwelmingsinstallatie en aan de aanwezigheid van voldoende opgeleid personeel.
Ik moet ook de bewering van sommigen rechtzetten dat de DMO’s niet ter plekke zouden kunnen optreden. Dat is niet waar. Ze kunnen ter plekke maatregelen van de slachthuizen eisen.
Mevrouw Almaci, wat het weigeren van dieren betreft, ben ik het niet met u eens. Vanuit het oogpunt van het dierenwelzijn stelt de regelgeving dat we dieren die gebrekkig zijn en lijden, uit hun lijden moeten kunnen verlossen in plaats van ze weer voor ettelijke kilometers op transport te plaatsen. Volgens mij is het belangrijker te kunnen optreden tegen vervoerders en landbouwers die kreupele dieren of dieren met andere tekortkomingen illegaal transporteren.
Zodra we in heel de keten naar het aspect van het dierenwelzijn kunnen kijken en zodra ons inspectieteam in het najaar van 2020 op punt staat, wil ik dan ook vooral naar de vervoerders en de landbouwers kijken. Dierenwelzijn is een taak van de hele keten. De focus ligt nogal vaak op de slachthuizen omdat ze het meest visibele deel zijn en omdat er grote groepen samenkomen, maar we stellen vast dat heel wat dierenleed zich in het vervoer naar het slachthuis situeert. Als de controle in de slachthuizen dit najaar op punt staat, wil ik de focus verplaatsen.
We zetten dit najaar een inspectieteam op poten. Het gaat om grote getallen. We spreken over een honderdtal mensen, maar dat zijn natuurlijk deeltijdse medewerkers. Het gaat vooral om jonge dierenartsen die uit hun eigen praktijk nog geen voltijds inkomen halen en om oudere personen die dit als een uitbolbaan gebruiken. Dat is allemaal prima, want met dit systeem zullen we, voor zover dat mogelijk is, de mazen in het net volledig sluiten.
Voor zover ik weet, gaat het in Vlaanderen om 56 slachthuizen. We voorzien in eerste instantie in een grote groep dierenartsen. Zij zullen natuurlijk ergens starten, maar vervolgens zullen zij mobiel worden ingezet. Die informatie is dus ook niet volledig accuraat.
De belangrijkste boodschap die ik wil meegeven, is dat we het dierenleed in de slachthuizen fors bestrijden. Vervolgens leggen we de focus op het transport van dieren, zodat we in heel de keten het maximaal mogelijke kunnen doen om het dierenwelzijn te benaarstigen.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Minister, ik ben het helemaal eens met u als u spreekt over de ketenbenadering, dat we de hele keten moeten bekijken. Als algemene observatie ben ik het daar helemaal mee eens.
Maar ik wil misschien een misverstand wegwerken. Als u zegt dat ik daarnet heb gepleit om dieren te weigeren en opnieuw op transport te sturen: dat is niet waar ik voor pleit. Ik heb gevraagd dat u een systeem uitwerkt waarbij men vaststelt dat dieren die uit transport komen overduidelijk niet geschikt zijn voor de slacht omdat dat alleen nog maar meer leed met zich meebrengt omdat men hen door een hele slachtprocedure laat gaan op een manier die van begin tot einde ondraaglijk lijden is. Er is ook een andere manier om hen uit het lijden te verlossen op het moment dat ze uit zo’n vrachtwagen komen. Er zijn andere procedures voor mogelijk dan hen door het traject te jagen dat nog veel langer leed met zich meebrengt. Ik hoop en ik ga ervan uit dat we het daar toch over eens zijn.
Wat betreft de DMO-dierenartsen – dat zijn dierenartsen die door de federale overheid belast zijn met opdracht –, is die opdracht tweeledig. Die is enerzijds controleren of dieren geschikt zijn voor de slacht en controleren of dieren geschikt zijn voor consumptie. Dat is een zeer beperkt aantal dierenartsen, vooral gericht op volksgezondheid, voedselveiligheid, enzovoort, want ze zijn ook aangesteld door het FAVV. Ik heb u daarnet de aantallen gegeven, ik kom dus opnieuw bij de cruciale vraag – als u het over de ketenbenadering hebt, is dat ook de vraag die ik met deze commissie graag eens zou willen doordiscussiëren. Omdat dit een sector is die vooral economisch wordt benaderd, wordt een hallucinant aantal dieren per minuut geslacht en is het voor een DMO-dierenarts onhaalbaar om beide aspecten te controleren, onhaalbaar om zowel vanaf de aanvoer van dieren, die al begint voor het slachthuis begint met slachten, als tot op het moment van consumptie te controleren. Je kunt geen twee dingen tegelijk doen, dat kan niet. Ik ben tevreden – dat wil ik toch heel duidelijk zeggen – met de uitbreiding van de inspecteurs aan Nederlandstalige kant. Ik ben absoluut vragende partij dat zij hun inspecties onaangekondigd doen in een vliegend team. Maar ik wil ook heel graag vanuit deze commissie een debat met u en met de minister van Landbouw en met de commissieleden over de frequentie van slachten. Het punt dat ik maakte gaat over het feit dat als u op vijf jaar tijd elf mechanische problemen of menselijke fouten in één slachthuis, dat 650.000 varkens slacht per jaar, ziet, dat leidt tot onnoemelijk leed bij ontzettend veel dieren. De vraag is: wanneer is een inbreuk de inbreuk te veel? Wanneer legt u bijvoorbeeld een productielijn stop? Kunnen we daarover met elkaar het debat aangaan? Wanneer zet u, of wanneer zetten wij dierenwelzijn boven het laten doorgaan van die economische keten, gericht op export, op industriële aantallen dieren die op een industriële manier geslacht worden? Wanneer helt de balans over? Dat is een fundamentele vraag waarover we moeten praten. Die industrieel gerichte landbouw heeft zijn tol wat dierenwelzijn en milieu-impact betreft. Dat is een debat dat ons veel verder leidt dan dit voorbeeld. Maar dit voorbeeld is een illustratie dat die efficiëntieoefening gericht op economische winst ook zijn grenzen heeft. Daar wil ik mee afsluiten.
Ik ben het dus met u eens dat we de ketenbenadering moeten behandelen. Er zijn een aantal specifieke zaken waar ik bijzondere aandacht voor heb. Als we het eens zijn dat we niet meer achter de feiten willen aanlopen, gaan wij ook een aantal grondproblemen met elkaar moeten doordiscussiëren in alle openheid, want ik ben er echt van overtuigd – en ik krijg de signalen dagelijks – dan men dit vanuit de sector zelf, vanuit de landbouwers zelf, ook anders wil.
Mevrouw Sterckx heeft het woord.
Minister, ik ben zeer verheugd dat u de problemen in de slachthuizen verder wilt aanpakken en dat u de controles verder zult uitvoeren, maar vooral ook dat u verder dan enkel de slachthuizen wilt gaan en ook bij de vervoerders en de landbouwers de problemen wilt aanpakken. Ik hoop dat dit op korte termijn kan gebeuren. U denkt in het najaar van 2020 met de uitrol van de aanpak van de vervoerders en de landbouwers te beginnen. Dit is echt nodig om het dierenwelzijn in de slachthuizen langs alle kanten te benaderen.
Ik ben het ermee eens dat u de overtreders sneller moet beboeten. Als u in de portemonnee van de overtreders zit, zullen ze veel sneller overstag gaan en zich beter voor het dierenwelzijn inzetten. Ik hoop dat u niet enkel zult controleren, maar dat u ook effectief zwaar doorwegende boetes zult opleggen, zodat het dierenwelzijn op de eerste plaats zal komen.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw aanvullingen. Ik wil nog even reageren op het laatste punt in verband met de landbouwers. Ik blijf erbij dat de landbouwers echt gesprekspartners willen zijn. Ze hebben er alle baat bij die toestand te verbeteren. Het gaat om hun reputatie en zij vinden dierenwelzijn wel degelijk belangrijk. Ik volg niet dat de sector niet zou willen participeren.
Wat betreft de huidige federale DMO’s loopt er duidelijk iets mank. Ik kan de redenering volgen dat we die filmpjes niet nodig zouden mogen hebben, maar laten we dan ook voor de Vlaamse slagkracht zorgen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord en voor het uitgebreide debat.
Mevrouw Almaci, ik kan u alleen maar bijtreden. We zouden dit gezamenlijk met de commissie Landbouw moeten bespreken, maar mijn beperkte ervaring in het Vlaams Parlement is vergelijkbaar met andere bestuursniveaus waar ik ben geweest. Het is hier zeer moeilijk om een gezamenlijke commissievergadering te organiseren, tenzij voor een hoorzitting tijdens dewelke weinig wordt gezegd. Als het een politieke discussie is, zit iedereen op zijn eigen terrein en dat betreur ik. Ik hoop dat het misschien nog eens lukt om hierover geen hoorzitting, maar een gezamenlijk debat te organiseren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.