Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de gewijzigde regelgeving voor studentenkamers
Report
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ook vandaag wil ik een vraag stellen over de gevolgen voor onze studentenhuisvesting als we de geplande nieuwe woningkwaliteitsnormering vanaf 1 januari laten ingaan. Het dossier is de meesten onder u bekend. Ik heb hierover al eerder aan de alarmbel getrokken en vragen mogen stellen aan de minister. Het is namelijk wel duidelijk dat we veel problemen zullen creëren als we de regelgeving in januari invoeren, zonder aanpassingen, zonder uitzonderingen.
Ik verwijs telkens naar twee heel concrete voorbeelden, en ik wil ze ook vandaag kort even aanhalen. Een ervan is het probleem van de hoogslapers. Studentenkamers met een hoogslaper moeten vanaf 1 januari een vaste schuine trap hebben.
Die verplichting van een vaste trap, met de richtnorm van 45 graden, is bijzonder problematisch. Net omdat we tot en met het einde van dit jaar ervoor hebben gezorgd dat we in die kleine kamers extra ruimte kunnen creëren door middel van een hoogslaper. Die verplichting invoeren zou nefast zijn. Ik heb cijfers opgevraagd. Ze tonen aan dat het enkel en alleen in de studentenstad Leuven met die hoogslapers over 1700 kamers zou gaan, die dan vanaf januari van de markt zouden verdwijnen.
Het tweede voorbeeld is het voornemen om op elke kamer een wastafel verplicht te maken. Dat klinkt ontzettend logisch voor nieuwe kamers, voor individuele kamers, maar het betekent in de toepassing ervan de doodsteek voor de Gentse hospitaformule en voor het Leuvense kotmadamverhaal. Het gaat om huizen die nu verkocht kunnen worden net omdat mensen daar één of twee studenten in kunnen huisvesten. Die studenten wonen daar letterlijk als kind aan huis. Ik vind dat belangrijk omdat die hospita- en kotmadamformule diversiteit brengt in het woningaanbod van de studentenhuisvesting. Het gaat vaak om iets goedkopere kamers. Dat geldt ook voor de kamers van net geen 12 vierkante meter met een hoogslaper. Ik beperk mij tot de grootste studentensteden Gent en Leuven, die daar veel ervaring mee hebben en die goed samenwerken met de verhuurders. De nodige regels worden daar gevolgd. Maar inderdaad, op die één of twee kamers in dat huis staat geen wastafel. Dat begrijpt u wel.
Ten slotte – en dat is een heel moeilijk geval – gaat het over de absoluut niet-interpretatieve afmetingen van de oppervlakte. De hoogte bijvoorbeeld. Nu zien we dat wanneer een studentenkamer 3, 4 of 5 centimeter te laag is, de mensen de linoleum optillen, de vloerisolatie eruitgooien, de linoleum terugleggen, en dan hebben ze 3 centimeter gewonnen. Ik vind dat een moeilijk probleem, maar dat kan toch echt niet de bedoeling zijn van onze regelgeving.
Minister, u weet dat u wat ons betreft geen toegevingen moet doen op woonveiligheid. Dat wil ik echt wel beklemtonen. Maar ik besef ten volle dat als we deze regels onverkort gaan invoeren en toepassen, dat we dan misschien een beetje te ver doorslaan in de andere richting, naar een te grote betutteling van bovenaf, en dat we eigenlijk – en dat zou ik zo verschrikkelijk vinden – perfect veilige, betaalbare en bewoonbare koten uitsluiten van onze markt. Voor alle duidelijkheid: het gaat hier over duizenden studentenkamers die nu bewoond zijn en die op dit eigenste moment vlot verhuurd worden voor het volgende academiejaar.
Bij mijn vorige vragen en tussenkomsten hierover heb ik telkens gevraagd om in overleg te gaan met de betrokken partners, de huurders en onderwijsinstellingen, omdat ik geloof in dialoog en overleg. Vandaag wil ik u opnieuw vragen met wie u, of uw kabinet en administratie, hierover overleg hebt kunnen plegen. Hoe zijn die gesprekken gelopen? Is er uitwisseling van informatie geweest die mogelijk zinvol kan zijn of aanleiding kan geven tot een aanpassing? Wat is de stand van zaken van het technisch handboek? Dat is waar het uiteindelijk over gaat. Samen met mij willen de verhuurders stilaan weten waar ze aan toe zijn. Dat zijn, naast de onderwijsinstellingen, absoluut partners in dezen.
Nu we al een heel aantal maanden verder zijn dan toen ik mijn eerste vraag hierover stelde, hoop ik dat u mij al iets concreters kunt vertellen over de timing en over mogelijke afspraken, zeker omdat we volop in de verhuur zitten van de kamers voor het volgende academiejaar. Als we de initiële plannen uitvoeren zonder de aanpassingen en de uitzonderingen die ik vraag, vrees ik dat mensen een kamer gaan verhuren, die dan op 1 januari 2021 ongeschikt wordt verklaard. U bent het vast met mij eens dat we dat moeten vermijden. Ik kijk bijzonder uit naar uw antwoorden, minister, zeker ook omdat ik vaststel dat er hierover ook een vraag is van een van uw partijgenoten, die gelukkig ook verwijst naar de door mij aangehaalde voorbeelden en cijfers. Ik durf dus te vermoeden dat u deze keer goed nieuws hebt in het antwoord op onze vragen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, vanaf 1 januari 2021 treedt de nieuwe woningkwaliteitsnormering in werking. Vorige week heeft uw kabinet aangekondigd deze regelgeving voor studentenkamers te zullen toepassen. In de nieuwe regelgeving wordt door de verplichte wastafel op de studentenkamer komaf gemaakt met het kotmadamprincipe. Een gemeenschappelijke badkamer volstaat niet meer. Ook een hoogslaper met een rechte ladder wordt verboden. Er wordt gevraagd om te voorzien in een trap met een hellingsgraad van minstens 45 graden. Uw kabinet heeft ook aangekondigd vanaf 1 januari 2021 strenger op de naleving van deze regelgeving te zullen toezien.
Deze verstrengingen zullen ervoor zorgen dat enkel in Leuven, de grootste studentenstad van Vlaanderen, maar liefst 2000 studentenkamers ongeschikt zullen worden verklaard. Ook in Gent en Antwerpen dreigt het aanbod aan studentenkamers door deze verstrenging kleiner te worden.
Minister, ik heb in de pers gelezen dat uw kabinet en uzelf met de onderwijsverstrekkers en de verhuurders zullen samenzitten om een technisch handboek op te stellen. Ik heb hierover enkele vragen.
Kunt u meer toelichting geven over hoe dat overleg verloopt? Welke onderwijsinstellingen en verhuurders zetelen in dat overleg?
Wat zal het technisch handboek juist inhouden? Is het gericht tot studenten, verhuurders of een ander doelpubliek? Wanneer zal het technisch handboek beschikbaar zijn? Kunt u daar meer toelichting over geven?
Voorziet u in een alternatief voor studentenkamers die net geen 12 vierkante meter groot zijn? Hoe zullen de huurders worden geïnformeerd over de kwaliteit van hun studentenkamer en over de vraag of hun studentenkamer aan de vereisten voldoet?
Wat zal gebeuren met de studenten die voor het komend academiejaar reeds een kot hebben gehuurd dat vanaf 1 januari 2021 niet meer aan de regels zal voldoen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Jans, we hebben het hier al over gehad. Ik ben zeer blij dat u bevestigt dat u voor overleg bent. Ik ben daar ook voor. We hebben dat overleg zelf en niet op iemands vraag gestart. We zijn daar zelf mee begonnen. Ik begrijp de bezorgdheden van de Vlaamse volksvertegenwoordigers, maar het probleem is dat we allemaal voor overleg zijn en dat u van mij verwacht dat ik overleg voer, maar dat u ook van mij antwoorden wilt voor dat overleg ten einde is. Dat is niet bepaald een eerlijke manier van werken ten aanzien van de personen waarmee we overleg voeren. Ik kan pas een definitief antwoord geven zodra dat overleg rond is, want anders zouden we daar onze wil moeten opleggen en dat is niet de bedoeling van het overleg. Dat is ook niet wat u bepleit. In februari 2020 heb ik geantwoord dat het overleg op dat ogenblik lopende was. Het bevindt zich nu in een eindfase, maar het is nog niet helemaal rond. Daar zit een spanning. Ik merk nu ook hoe lastig ik lang geleden als Vlaams volksvertegenwoordiger ten aanzien van mijn ministers was. Ik ben er vast van overtuigd dat we dit overleg alle kansen moeten geven en dus blijf ik in verband met sommige zaken een beetje op de vlakte.
Mevrouw Jans, het gaat om het overleg met de onderwijsinstellingen en de studentenhuisvestingsdiensten. Mevrouw Claes, daarover gaat ook uw eerste vraag. Ik verwijs eerst en vooral naar mijn antwoord op vraag om uitleg 1718. Ik zal dat antwoord niet herhalen, maar ik wil nog eens benadrukken dat de oppervlaktenorm van 12 vierkante meter en de verplichting om een wastafel op elke kamer te hebben niet nieuw zijn. Die normen bestaan al sinds de start van de Vlaamse Wooncode in 1997. Daar mag geen onduidelijkheid over bestaan. U weet zeer goed dat die normen al veel langer bestaan. Nu doen alsof het om nieuwe regels gaat, klopt niet. We moeten op zijn minst eerlijk zijn tegenover elkaar.
Ik ben het niet met u eens dat het om een verregaande betutteling gaat. Hoe kunt u over betutteling spreken als het gaat om een regel die al 23 jaar oud is en die we nu technisch willen vertalen? Mij lijkt 23 jaar meer dan voldoende tijd om aan te passen. We kunnen dergelijke, reeds lang bestaande, minimumvereisten nu niet zomaar laten vallen. Dat zou zonder meer een inbreuk op het standstill-beginsel zijn. Het zou trouwens ook oneerlijk zijn ten aanzien van al de mensen die zich de voorbije 23 jaar wel met de regelgeving in orde hebben gesteld en die hun verplichtingen als verhuurder wel nakomen. Die mails krijgen we ook.
Als we nu gaan zeggen dat we toch afwijken van de regels die bestaan sinds 1997, dan stuur ik u graag de berichten door van die verhuurders die zich – terecht – onheus behandeld voelen. U moet het hen dan maar proberen uit te leggen.
Wat uw vraag naar dialoog betreft, wil ik meegeven dat mijn administratie al bijna een jaar werkt aan de opmaak van een nieuw technisch handboek waarnaar is verwezen, als handleiding bij de modellen van technisch verslag die op 1 januari 2020 in werking traden.
Er werd vanaf de start van de werkzaamheden contact gelegd met – en breed gecommuniceerd naar – de belangrijkste stakeholders. Dit zijn de steden en gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden lokaal woonbeleid. Er werd een contactgroep samengesteld met een brede vertegenwoordiging van de verschillende actoren. De contactgroep bestaat uit vertegenwoordigers van negentien verschillende organisaties. Hierbij zijn de grote steden Antwerpen, Gent, Leuven, Oostende vertegenwoordigd. Daarbij zijn dus ook de steden die de problematiek van de studentenhuisvesting zeer goed kennen, aanwezig. Over alle voorstellen van mijn administratie werd consequent teruggekoppeld met die contactgroep. Bedoeling van dit overleg was een algemeen gedragen beoordeling van alle technische aspecten.
Daarnaast is er, zoals u weet, in februari een Overlegplatform Private Huur-Studentenhuisvesting (OPH) gewijd aan het nieuw technisch verslag en bijhorend nieuw handboek. Daarop waren de onderwijsinstellingen en studentenhuisvestingsdiensten aanwezig.
Vorige maand volgde er dan, naast de contactgroep en het OPH, nog een overleg specifiek met vertegenwoordigers van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA). Hun bekommernissen werden op dat overleg besproken en met een paar specifieke aspecten, in casu de toegang tot een bed op hoogte en de beoordeling van aaneensluitende lokalen in een studentenkamer, gaan we pragmatisch rekening houden in de definitieve versie van het technisch handboek. Mijn administratie zal hierover ook nog terugkoppelen met de beide koepels. Dit is het punt waar ik op de vlakte blijf. Jullie zijn allemaal voor overleg, ik ook, en dus moet ik dat overleg op een eerlijke manier aangaan en geen voorafnames doen.
Is er nog overleg gepland met betrekking tot de woningkwaliteitsnormering van studentenhuisvesting?
Een bijkomend overleg kan in deze fase niet meer worden georganiseerd door de strikte timing die we op regelgevend vlak moeten volgen. Ik ga ervan uit dat het gevoerde overleg genoeg duidelijkheid heeft geschapen voor onszelf en de studentenhuisvesters.
Verklaart u zich bereid om aanpassing te maken aan de nieuwe woningkwaliteitsnormering?
Zoals ik net heb vermeld in mijn antwoord op deelvraag 1 gaan we inderdaad in op een aantal zaken. Ik ben ervan overtuigd dat het handboek, dankzij de grondige voorbereiding en het uitgebreide overleg, een evenwichtig en genuanceerd document zal worden. Het overleg is nu rond en zal worden gefinaliseerd.
Mevrouw Claes, uw eerste vraag heb ik zoals gezegd mee behandeld bij de vragen van collega Jans.
Verder vraagt u mij het technisch handboek toe te lichten. Het technisch handboek is een handleiding bij de modellen van technisch verslag. Deze technische verslagen zijn de checklists waarin de woningcontroleur de woning ter plaatse toetst aan de minimale woningkwaliteitsvereisten. Er zijn minimale woningkwaliteitsvereisten voor zelfstandige woningen, niet-zelfstandige woningen, dit zijn gewone kamers, studentenkamers en kamers voor seizoenarbeiders.
Het technisch handboek is in eerste instantie een werkinstrument voor de woningcontroleur die een conformiteitsonderzoek uitvoert, maar het is ook digitaal beschikbaar voor iedereen via de website van Wonen-Vlaanderen. Dat is al jaren zo. Het handboek waar het agentschap nu aan werkt zal op de website worden gepubliceerd zodra het regelgevingstraject volledig doorlopen is. Het is immers mijn bedoeling om van het handboek een ministerieel besluit te maken waardoor de slagkracht ervan verruimt en de toepassing ervan sterker afdwingbaar zal zijn. Ik kan daar nog niet op vooruitlopen.
Wonen-Vlaanderen zal de publicatie van het handboek op de website ook breed bekendmaken. Omdat de gevolgen van de aanpassing van de regelgeving inzake de minimale woningkwaliteitsnormen een impact hebben op veel verschillende betrokkenen, hebben we een omvattend implementatie- en communicatieplan uitgewerkt.
Voor de woningcontroleurs en dossierbehandelaars van het agentschap en de steden, gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden lokaal woonbeleid geeft het agentschap dit najaar ook opleidingen.
Zal ik in een alternatief voorzien voor studentenkamers die geen 12 vierkante meter zijn? Zoals ik reeds benadrukte, is de minimale oppervlakte voor een studentenkamer niet gewijzigd. De studentenkamer moet nog steeds minimaal 12 vierkante meter groot zijn voor de huisvesting van één student.
Kamers die al bestonden vóór de Vlaamse Wooncode – dus vóór 1997 –, konden onder bepaalde voorwaarden genieten van een afwijkingsregel tot 8 vierkante meter. Ook daaraan wordt niet geraakt. Ik moet eerlijk bekennen dat ik mij onlangs in een interview hebt vergist. We hebben het zelf rechtgezet, maar bij de VRT werken blijkbaar allemaal mensen die zich nooit vergissen of nooit fouten maken. Kamers die onder de afwijkingsregeling vielen en verder voldoen aan de kwaliteitsnormen, blijven daar dus onder vallen.
Ook de andere bijzondere regels die nu van toepassing zijn om aan bepaalde moeilijkheden inzake de minimale netto-vloeroppervlakte tegemoet te komen, blijven van toepassing.
Ik verwijs specifiek naar de regel dat een aparte badkamer voor maximaal 3 vierkante meter kan worden meegeteld bij de minimale nettovloeroppervlakte. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om een zogenaamde structureel plaatsbesparende maatregel, zoals een opklapbaar bed, voor maximaal 2 vierkante meter mee in rekening te brengen. De beide regels zijn bovendien cumuleerbaar. Daardoor kan een kamer die feitelijk een nettovloeroppervlakte van minder dan 12 vierkante meter heeft, bij toepassing van het technisch verslag toch als voldoende groot worden beoordeeld.
Wat zal er dan gebeuren met de studenten die reeds een kot hebben gehuurd voor het komende academiejaar? Studentenkamers die niet voldoen aan de minimumnormen van de Vlaamse Wooncode, waaraan ze dus al moesten voldoen, moeten in orde worden gebracht. Ik ga ervan uit dat de verhuurders dat dan ook tijdig zullen doen. Indien niet, dan pleegt de verhuurder in feite een strafbaar feit en kan de Vlaamse Wooninspectie optreden. Daar moet wel bij worden gezegd dat de Vlaamse Wooninspectie, die instaat voor deze strafrechtelijke procedure, zich prioritair richt op de ergste vormen van krotverhuur. Laat dat zeer duidelijk zijn. Woningcontroleurs richten zich sowieso, en dat is niet alleen voor studentenkamers zo, eerst en vooral op de ergste gevallen. Dat lijkt me ook heel logisch.
Naast die strafrechtelijke procedure kan de burgemeester die studentenkamer ook ongeschikt of onbewoonbaar verklaren. Een dergelijke procedure wordt meestal opgestart na een klacht van de bewoner, in dit geval dus de student. Vanaf 1 januari 2021 zal de burgemeester er echter ook voor kunnen kiezen om niet meteen een procedure tot onbewoonbaar- of ongeschiktverklaring toe te passen. De burgemeester zal ervoor kunnen kiezen om eerst een waarschuwingsprocedure te volgen. Als de burgemeester die procedure toepast, kunnen verhuurders die van goede wil zijn en de woningkwaliteitsproblemen snel kunnen oplossen, een ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring vermijden.
Laat het me nog even samenvatten, want ik wil geen verwarring zaaien. Jullie hebben de vraag gesteld in februari. Op dat moment liep het overleg nog. Dat heb ik daarnet waarschijnlijk niet duidelijk gezegd. We konden op dat moment nog geen antwoorden geven, zeker niet over de uiteindelijke technische verduidelijkingen. Ondertussen is dat overleg echter voltooid. Het handboek wordt nu gefinaliseerd. Dat moet het regelgevingsproces nog doorlopen. Dat is dus nog niet vrijgegeven. Wanneer dat er is, zal dat natuurlijk volledig ter beschikking staan. Dat is de evidentie zelve.
Wat de heel concrete punten betreft waarover jullie het hebben, voor hoogslapers is het zeer duidelijk. Dat is een meubel. Daar zal niks aan veranderen. Dat is dus al uitgesloten. Wat mezzanines betreft, zal er pragmatisch worden bekeken of het een veilige oplossing is. Wat precies veilig is, zal ook een beetje afhangen van de inschatting van de woningcontroleur zelf. Wat die oppervlaktenorm betreft, verandert er eigenlijk niks. Er is inderdaad dat ene punt van de wastafel op de kamer. Dat wil ik ook op elk moment verdedigen. Die kotbazinfunctie, dat is zeer sympathiek, maar zelfs in een gevangenis is er een wastafel op de kamer. Het spijt me dus verschrikkelijk, maar ik vind echt niet dat we daarop moeten terugkomen, zeker niet omdat die verplichting inderdaad al bestaat sinds 1997.
Dat waren dus concreet de zaken waarover het ging, jullie bezorgdheden, en dit is dan ook mijn antwoord.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb nog een aantal bijkomende vragen. Het is niet alleen onze bezorgdheid: dit is natuurlijk ingegeven door het feit dat de onderwijsinstellingen op een bepaald moment vaststelden dat het overleg waarnaar u verwijst, zou leiden tot het ongeschikt verklaren van duizenden studentenkamers, studentenkamers die zich in het iets goedkopere segment van onze woonmarkt bevinden.
Wat u zegt, klopt. Daar wil ik ook heel duidelijk over zijn: die regels zijn niet nieuw, die bestaan sinds 1997. Het grote verschil is dat tot en met het einde van dit jaar die regels niet leiden tot een ongeschiktverklaring van een studentenkamer. Stel dat iemand bijvoorbeeld geen wastafel op de kamer heeft, maar samenwoont met een andere student bij een kotbazin of een jong gezin dat zo’n huis kocht, bijvoorbeeld in Leuven, omdat de stad Leuven die kotbazinformule stimuleert. Er wordt rekening gehouden met die inkomsten om die lening af te betalen. Anders zouden die grote huizen niet verkocht kunnen geraken. Omdat er een gemeenschappelijke badkamer was, leidde dat gebrek aan wastafel niet tot een ongeschiktverklaring. Dan kreeg men strafpunten, maar men kwam nooit aan de 15 strafpunten die nodig zijn voor die ongeschiktverklaring. Vanaf 1 januari 2021 zou dat dan wel meteen tot een ongeschiktverklaring leiden.
En dat is het grote probleem. Idem wat de hoogslapers betreft. Daar hebben de onderwijsinstellingen – mijns inziens terecht – aan de alarmbel getrokken. Niet omdat het over hun eigen kamers gaat, want het gaat over de kamers op de private huurmarkt. Dat is een krappe markt. Studeren is bijzonder duur, studeren aan de hogeschool en universiteit absoluut en op kot gaan zeer zeker. De diversiteit daarin vind ik cruciaal. Er zijn genoeg koten die worden gebouwd door ontwikkelaars. Je kunt er ook in beleggen en dat wordt dan aangeboden. Die koten zullen wel allemaal in orde zijn.
Het gaat over de kleinere kamers, kamers met hoogslapers, kamers bij de kotbazin, die het voor veel mensen mogelijk maken om te gaan studeren. Die kamers zijn nu inderdaad het voorwerp van debat, de vraag is of ze erbij zullen kunnen blijven. Mochten ze van de markt verdwijnen, is dat nefast. Dat zal het studeren onmogelijk maken voor vele duizenden mensen, maar het zal ook de rest van de prijzen omhoog stuwen. De huurmarkt is nu zeer krap, bijvoorbeeld in de studentenstad Leuven. Daarover is er absoluut veel bezorgdheid.
Minister, ik heb gehoord dat het overleg verder loopt en dat u daarin investeert. Dat vind ik zeer positief en ik dank u daarvoor. Ik geloof er oprecht in dat je, als je samenzit, met een beetje goede wil ontzettend veel kunt verwezenlijken. U zegt ook dat u zult ingaan op een aantal zaken. Ik zal het verslag zeker nalezen, maar ik heb genoteerd dat u pragmatisch rekening zult houden met een aantal zaken. En dat was eigenlijk onze vraag, om daarin wat ruimte te creëren.
Wat me niet zo heel duidelijk is, is hoe het er straks aan toe zal gaan. Op dit moment worden er kamers bewoond en verhuurd waar geen wastafel is op de kamer. Dat is hetzelfde systeem als in mijn huis: op de kinderkamers is er geen wastafel, we hebben een gemeenschappelijke badkamer. Stel dat ik in een studentenstad zou wonen en dat de kinderen uit huis zouden zijn, dan zou ik één of twee kamers kunnen verhuren – het kotbazinprincipe – zonder wastafel op de kamer, met gemeenschappelijke badkamer of eventueel een bijkomende douchecel. Hoe zal dat concreet gaan? Als ik het goed begrijp, wilt u geen toegevingen doen op de wastafel. U bent in een aantal zaken duidelijk geweest, minister. U wilt geen toegevingen doen op de wastafel. Daar wonen nu studenten in en die blijven daarin wonen. Maar er zijn ook kamers die vrijkomen – in Leuven gaat het over honderden kamers, in Gent ken ik de cijfers niet – en dan opnieuw worden verhuurd. Iemand huurt een kamer, die kamer verandert niet, maar door de regelgeving is die kamer vanaf 1 januari volgens de strikte toepassing van de wet ongeschikt, door het ontbreken van een wastafel.
U verwijst naar de Vlaamse Wooninspectie, maar die controleert – en dat snap ik ook – alleen de ergste gevallen. Nu, dit zijn niet de ergste gevallen, hierover zijn er geen klachten. De verhuurders zijn tevreden, de huurders absoluut ook. De burgemeesters hebben daar geen klachten over. Zeker de kotbazin- of hospitaformule stemt iedereen tevreden. Er is overleg met de verhuurders, men kent hen en weet dat die huizen volledig in orde zijn. Zeggen we dan: we zullen de regels strikt toepassen, maar we gaan ervan uit dat de inspectie daar niet meteen de focus op zal leggen? Mag ik dat afleiden uit wat u zei?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik deel de bezorgdheid dat we moeten toekijken op de woonkwaliteit van onze studentenkamers. Ik ben ook blij te horen dat u uitvoerig aan de slag bent gegaan om een technisch handboek op te stellen.
Ik weet dat u voorzichtig bent in de antwoorden, omdat het proces nog lopende is. Maar ik ga de vraag toch stellen: wat is nu juist de timing van het handboek? Is het de bedoeling om het nog dit jaar af te werken, zodat ermee kan worden gestart bij het nieuwe academiejaar? En vervangt dit ook het vorige technische handboek? En ook: is er al zicht op eventuele verschillen tussen het vorige en het nieuwe handboek? Waarop zult u de klemtonen leggen in het nieuwe handboek?
Ten tweede, ik weet dat die regel van 12 vierkante meter al bestond. Door die perscommunicatie is er wat verwarring ontstaan over de minimumoppervlaktes. Ook de andere bijzondere regels die nu van toepassing zijn om aan bepaalde moeilijkheden inzake de minimum netto vloeroppervlakte tegemoet te komen, blijven van toepassing. U gaf als voorbeeld dat het bed dat kan opklappen mag worden meegerekend.
In welke mate werd hier rekening mee gehouden bij de controle van de studentenkamers? Ik stelde onlangs een schriftelijke vraag over de inbreuken. Het antwoord toonde aan dat er een hoog aantal inbreuken is bij de gecontroleerde studentenkamers in de Vlaamse studentensteden. Algemeen bleek gemiddeld 38 procent ongeschikt of onbewoonbaar in het kader van het lokale conformiteitsonderzoek. Dat was ook voor 62 procent van de door het agentschap Wonen-Vlaanderen onderzochte kamers het geval.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Jans, ik vind het een beetje jammer dat u voortdurend probeert het probleem groter te maken dan het is, om daar ongerustheid over te zaaien. Het gaat niet om duizenden kamers. Dat is niet zo. Dat blijkt uit het antwoord zeer duidelijk. Ik heb aangegeven dat we daar zeer pragmatisch mee zullen omgaan, zeker als het gaat over de mezzaninesystemen – niet de hoogslapers, want dat is sowieso geen probleem, maar de mezzanines. Ik heb ook aangegeven dat we ons, zeker vanuit de Wooninspectie, richten op de krotgevallen, de problematische gevallen. Ik hoop toch dat u daar ook geen probleem mee heeft. Ik heb ook aangegeven dat de burgemeester eventueel een waarschuwing kan geven en een periode kan vastleggen om eventueel herstel uit te voeren enzovoort. Dan maakt u de redenering dat nu de schrik bestaat dat ze ongeschikt en onbewoonbaar zouden kunnen worden verklaard. Dat is inderdaad waar, maar, mevrouw Jans, sinds 1997 was het al strafbaar. Vanaf één strafpunt is daar een strafbaarstelling. Voor u als decreetgever moet dat toch ook redelijk verontrustend zijn. Als u dat had willen aanpassen, dan had u daartoe al het initiatief kunnen nemen.
Uw punt over de inspectie klopt. De Vlaamse Wooninspectie vertrekt vanuit een klacht. Als die student daar tevreden en gelukkig mee is, en er komt geen klacht, zullen we daar niet zelf controles uitvoeren. Wij richten ons op de ergste gevallen. Vanuit de steden is dat een ander verhaal. Ze zijn autonoom bevoegd. De burgemeester kan eventueel zelf controles doen. Mevrouw Jans, het is niet omdat er geen controle gebeurt, dat het op zich geen overtreding is. Dat is toch ook een zeer vreemde redenering voor een decreetgever.
Mevrouw Claes, het handboek zou in het najaar komen. We zullen het dan verspreiden. Uw tweede vraag heb ik niet helemaal begrepen.
Het ging over die regel van de 12 vierkante meter. Is dat bij de controle op de studentenkamers een belangrijk punt? Wordt daar rekening mee gehouden?
Dat is zeker een van de elementen. Dat is nu al zo. Nog eens, diegene die niet voldoen aan die 12 vierkante meter hadden een minimumnorm van 8 vierkante meter als zij van voor 1997 waren. Dan zijn de nieuwe regels ingevoerd. De grootte van de studentenkamer wordt zeker mee in rekening gebracht.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw bijkomende informatie. Ik heb de cijfers van de studentenstad Leuven. Het gaat toch wel om een groot volume aan kamers. Ik ben ze niet zelf gaan tellen. Ze worden officieel geregistreerd, gelukkig maar, bij de studentensteden en de diensten voor studentenhuisvesting.
Ik heb goed gehoord wat u hebt gezegd. Ik wil herhalen dat ik geloof in dialoog en overleg. Uw diensten, uw kabinet, uw administratie overleggen al een hele tijd met de betrokken actoren. Ik heb u horen zeggen dat u pragmatisch rekening wilt houden met een aantal dingen.
Minister, als we elkaar ergens in het midden kunnen ontmoeten, denk ik dat dit al een groot gedeelte van de oplossing kan bieden. Ik heb gehoord wat u over de vroegere en de huidige regelgeving hebt gezegd. Er was gedeeltelijk een gedoogbeleid. Het leverde strafpunten op, maar het zorgde niet voor een ongeschiktheidsverklaring. Ik heb ook heel goed gehoord wat u over de Vlaamse Wooninspectie hebt gezegd.
Ik wens u veel succes met het werk dat u hierin steekt en met het overleg. Ik geloof heel sterk dat we in verband met dit dossier grote stappen vooruit kunnen zetten. Dat komt de diversiteit van onze studentenhuisvesting enkel ten goede.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik ben alvast blij te horen dat u de publicatie van het handboek breed zult bekendmaken. U hebt een communicatieplan uitgewerkt en er zal in opleidingen worden voorzien. U hebt dat alvast heel goed gedaan.
Wat, tot slot, de verwarring over de minimumnormen en de woningkwaliteit betreft, zou ik nog een oproep willen doen. U moet verder inzetten op de sensibilisering in verband met de woningkwaliteit en u moet de regelgeving meer bekend maken, zodat de verwarring wordt weggenomen en alles voor de huurders en de verhuurders duidelijk wordt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.