Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
De heer Vandeput heeft het woord.
Minister, we hebben het hier in de commissie al een aantal keren gehad over het feit dat lokale overheden in de hele coronacrisis een bijzonder belangrijke rol hebben vervuld en eigenlijk ook helden zijn geweest in van alles dat er de voorbije maanden is gebeurd. Dat is ook zo voor de schakelzorgcentra.
Op een bepaald moment is beslist om de ziekenhuizen te proberen te ontlasten door bijkomende bedden te creëren op een andere manier. Daarvoor werd aan de lokale overheden de opdracht gegeven om op basis van de eerstelijnszones een en ander te organiseren. Dat is volgens mij de enige taak die is doorgegeven waarvoor op lokaal niveau niet van nature de competenties aanwezig waren. Voor de lokale overheden die daarbij betrokken waren, was dat dan ook een hele uitdaging. Het is niet zo dat lokale overheden nog zomaar rechtstreeks aan een ziekenhuis gekoppeld zijn of wat dan ook.
In dat kader werden er destijds middelen toegekend, verdeeld over vijf domeinen: infrastructuur en energie, opstart, uitbating, coördinatie, en extra coördinatie. Het moest allemaal snel gaan, dus de regelgeving en zo verder zijn achteraf mee gevolgd. Op 12 juni werd uiteindelijk een besluit goedgekeurd dat de erkenning en subsidiëring van de schakelzorgcentra zou regelen als een tijdelijk en bijzonder project in de woonzorg. Daarvoor zou worden gewerkt met een erkenning voor de opstart en een bijkomende erkenning indien het ook effectief patiënten zou opnemen en verzorgen. Ondertussen zijn de schakelzorgcentra voor het grootste deel alweer gedeactiveerd. Op 30 juni zal de opdracht ook eindigen.
De uitdagingen op lokaal niveau waren velerlei, onder andere: hoe en in welk verband organiseer je zo’n samenwerking met verschillende gemeenten? Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) heeft daarbij goed de hand gereikt, om te tonen hoe je dat kunt doen. Maar we hebben ook vastgesteld dat de budgetten die destijds waren toegekend, tussenin gehalveerd zijn, in die zin dat de subsidiëring maximaal 45.000 euro is, en 90.000 euro voor degenen die effectief ook in uitvoering zijn gegaan.
Minister, kunt u aangeven waar het zwaartepunt van de vragen en meldingen lag die u kreeg van lokale besturen bij de opstart van de schakelzorgcentra?
Hoe evalueert u de samenwerking met en van de lokale besturen bij de opstart en de opvolging van de schakelzorgcentra?
Hoe ziet u de verdere afhandeling en uitdoving van de schakelzorgcentra evolueren? De meeste schakelzorgcentra gaan nu in stand-bymodus. Maar wat heeft een lokale overheid te verwachten van een centrum, waarvoor zij verantwoordelijk is, in stand-bymodus? Kunt u daarover meer informatie geven?
Minister Somers heeft het woord.
Collega Vandeput, ik dank u voor uw vragen, die een klein beetje te paard zitten tussen mijn bevoegdheden en die van minister Beke. Ik begrijp dat het voor de parlementsleden niet altijd duidelijk is waar ze die vraag moeten stellen. Het doorkruist mekaar een beetje. Ik probeer zo goed mogelijk te antwoorden op uw drie vragen.
Voor de opstart van de schakelzorgcentra konden de lokale besturen gebruikmaken van een uitgebreid draaiboek Schakelzorgcentra dat werd aangeboden door het agentschap Zorg en Gezondheid en dat verschillende keren werd geüpdatet.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur, dat een insteek leverde voor het luik ‘bestuurlijke organisatie’ van het draaiboek, ontving veertien vragen om advies in verband met de bestuurlijke organisatie van zo’n schakelzorgcentrum. De vragen van de lokale besturen werden bij het agentschap Zorg en Gezondheid niet strikt geïnventariseerd. Met de provinciale noodplancoördinatoren werd de afspraak gemaakt dat zij de vragen vanuit de schakelzorgcentra in hun provincie bundelden, en één keer per dag aan het agentschap Zorg en Gezondheid bezorgden. Daardoor is bij de meeste vragen geen informatie beschikbaar over wie die stelde, een lokaal bestuur of een andere partner van het schakelzorgcentrum.
Daarnaast werden ook provinciale overlegmomenten georganiseerd met het agentschap Zorg en Gezondheid en de coördinatoren van de schakelzorgcentra die namens alle partners vragen konden stellen. De partners van de schakelzorgcentra – lokale besturen en andere – stelden voornamelijk vragen over de bestuurlijke organisatievorm, de inhoud van het takenpakket, de taakafbakening en het budget.
U vraagt mij naar een evaluatie van de samenwerking met de lokale besturen bij de opstart en opvolging van de schakelzorgcentra. De samenwerking met de lokale besturen en de andere partners van de schakelzorgcentra en met de provinciale noodplancoördinatoren werd, zowel door het agentschap Zorg en Gezondheid als door het Agentschap Binnenlands Bestuur, als heel constructief geëvalueerd. Iedereen heeft heel snel zijn verantwoordelijkheid opgenomen. Wat u daarnet zei, was heel juist, mijnheer Vandeput: het viel een beetje buiten de comfortzone van lokale besturen. Nogal wat lokale besturen zijn niet vertrouwd met dat element. Men kent wel wat van noodplanning en men weet een crisis wel aan te pakken, maar dit was toch even uit de comfortzone komen voor nogal wat lokale besturen. Maar ze hebben dat op een zeer goede manier gedaan, zo luidt de feedback die wij krijgen van de twee agentschappen.
Door de vele inspanningen die onder meer de lokale besturen leverden, konden naast de ziekenhuizen ook de residentiële zorgvoorzieningen in de eerste lijn, die het zeer moeilijk hadden in deze crisis, zoals de woonzorgcentra, extra worden ondersteund. Daar zijn we hen ook dankbaar voor.
Hoe zie ik de verdere afhandeling van de schakelzorgcentra? Op 30 juni 2020 stopt de werking van de schakelzorgcentra en wordt de taak van vraag- en aanbodcoördinatie overgedragen aan de zorgraden van de eerstelijnszones.
Het agentschap Zorg en Gezondheid bereidt een strategie voor om een eventuele tweede golf in deze crisis te kunnen opvangen. Hieruit moet nog blijken of de schakelzorgcentra hierin een rol te vervullen hebben. Er worden dus voorlopig geen schakelzorgcentra in stand-by gezet, waardoor er ook geen kosten zijn: alle erkenningen als schakelzorgcentrum lopen af op 30 juni 2020.
Momenteel is de voorbereiding van een mogelijke tweede golf van besmettingen volop aan de gang. Zo wordt het contactonderzoek verder op punt gezet. Ook de zogenaamde tweede defensielijn, met onder andere de inzet van mobiele equipes die snel lokale uitbraken kunnen aanpakken, wordt opgezet. Dat is een andere aanpak, die nu heel lokaal en punctueel kan ingrijpen – een beetje zoals we vandaag in Duitsland zien, in Gütersloh, waar er een lokale uitbraak is waarbij men heel concreet ingrijpt. Daarmee willen we, ten eerste, verhinderen dat we nogmaals een hoge graad van besmettingen bereiken en, ten tweede, ervoor zorgen dat lokale uitbraken zich niet verder doorzetten. Dat maakt dat de druk op de ziekenhuizen minder groot zal zijn dan tijdens het hoogtepunt van de eerste golf. De noodzaak om schakelzorgcentra stand-by te houden is daardoor minder groot. Want, toen de curve nog opwaarts ging, was er de zorg of men het nog zou aankunnen. De bedoeling was toen dat die zorgcentra de zaak wat zouden bufferen. Wij – of vooral collega Beke, die daarmee in eerste lijn bezig is – denken dat dat die nieuwe aanpak moet garanderen dat wij niet meer zo’n dusdanige piek zullen kennen en dat we dus geen schakelzorgcentra meer nodig zullen hebben. Terwijl ik dat zeg, houd ik natuurlijk ook wat hout vast. Dat helpt.
De heer Vandeput heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Op 1 april – ik herinner me die speciale datum nog als gisteren – hebben we in de plenaire vergadering van gedachten gewisseld over hoe lokale overheden worden benaderd door verschillende overheidsdiensten en verschillende agentschappen.
Het is zo dat lokale besturen zich enorm wendbaar hebben getoond, ook in het geval van de schakelzorgcentra, en zeker ook toen er een bijkomende opdracht kwam in verband met de coördinatie of het samenbrengen van vraag en aanbod, iets waar ze helemaal geen bestaande structuur voor hebben. Het was volledig onbekend terrein voor hen en ze hebben een grote wendbaarheid getoond.
Ik heb u 1 april aangesproken over het feit dat we er toch voor moeten zorgen dat er een goede communicatie is tussen die verschillende niveaus. Als men overgaat tot een evaluatie, zijn er daar toch wel wat leerpunten. U verwijst naar provinciaal overleg, maar ik kan me toch niet van de indruk ontdoen dat het agentschap Zorg en Gezondheid eigenlijk geen voeling heeft met de lokale besturen. Het is voor hen ook onbekend terrein, maar ik denk dat er vanuit het ABB toch meer begeleiding mogelijk zou zijn.
Het is voor mijn eigen stad geen probleem, maar er zijn destijds middelen toegekend. Zoals u vandaag zegt dat we 25 euro per kind voor 10 dagen toekennen, zijn er ook middelen toegekend in het eerste draaiboek. We zijn nu aan het einde, bij de opheffing van de schakelzorgcentra, en nu wordt ineens meegedeeld dat die middelen er niet allemaal zullen zijn. Ik weet dat ons dagelijks bestuur en ook de omliggende gemeenten heel zuinig zijn met overheidsmiddelen en proberen om alles zo efficiënt mogelijk te doen, om het zo te noemen. Maar ik kan me voorstellen dat er andere zijn.
U hebt aangehaald dat het grote probleem was hoe men dat zou organiseren. Welk samenwerkingsverband kan men tussen de gemeentes maken? Er zijn gemeentes waar deze maand de oprichting van het samenwerkingsverband wordt goedgekeurd, terwijl we 30 juni al aan het einde van de opdracht zijn. Ik denk dat het met vuur spelen is om de regels achteraf aan te passen, want de bereidheid en de wendbaarheid van lokale overheden zou wel eens kunnen wijzigen of zou wel eens anders kunnen zijn, als zoiets zich herhaalt en als men niet zeker is van de middelen die zijn toegekend.
Minister Somers heeft het woord.
Uw beschouwing van de afstand die het agentschap Zorg en Gezondheid heeft ten aanzien van lokale besturen en de manier waarop op zo’n moment ABB voor een deel zijn knowhow zou moeten kunnen inbrengen omdat zij het eerste aanspreekpunt zijn, is iets dat ik meeneem. We gaan het eens bekijken en gesprekken voeren met ABB en met het agentschap Zorg en Gezondheid. Hopelijk moet het in de toekomst niet meer gebeuren, maar we moeten er wel lessen uit trekken hoe op zo’n moment ABB ook – laat ik zeggen – horizontale verantwoordelijkheid kan invullen, of beter kan invullen dan vandaag. Het is het eerste signaal dat ik daarover zo expliciet krijg. We nemen dat mee, nemen dat ernstig en bekijken dat.
Ik begrijp dat: spelregels mag je nooit veranderen, zeker niet ‘en cours de route’, beter niet of zo weinig mogelijk. Er is ook wel één verzachtende omstandigheid: voor zorgcoördinatoren hebben we 5000 euro per maand extra voorzien. Het is extra geld. Ik denk dat we de voorbije weken en maanden ook wel hebben geprobeerd, toch vanuit mijn bevoegdheid, om lokale besturen niet te vergeten in het ondersteunen van het moeilijke werk. Daarmee is alles niet gefinancierd, verre van. Ik moet er de buitenwereld soms ook van kunnen overtuigen dat de uitdaging waar de lokale besturen voor staan, immens is.
Het probleem is dat men vooral de sprong van 15 naar 20 miljard euro ziet. Fantastisch, zegt men, maar men vergeet dat daar heel wat facturen achter staan. Er is de pensioenfactuur, die al een groot deel van dat geld wegneemt. Met die sprong, zonder corona, denk ik dat de lokale besturen echt wel voort konden en weer serieuze investeringen konden doen. Maar met wat we nu meemaken – de terugval van inkomsten, de extra uitgaven – komen we in een heel ander klimaat terecht. Ik maak me daar wel wat zorgen over, in alle eerlijkheid. En de zorg zit hem er niet in dat lokale besturen op het einde van de dag de rekeningen niet kunnen laten kloppen, maar het zal misschien ten koste van de foute besparing gaan, namelijk besparen op investeringen, en dat moeten we absoluut, zeker in de relance die we beogen, vermijden.
Uw eerste punt nemen we mee, mijnheer Vandeput.
De heer Vandeput heeft het woord.
Ik benadruk nogmaals dat het mobilisatievermogen van lokale overheden geweldig is geweest de voorbije maanden. De beschouwing tussen het ene agentschap en het andere, dat is waarschijnlijk ook voor een stuk cultuur.
Ik heb altijd geprezen dat als er iets gevraagd werd, deze keer telkens ook de middelen erbij waren. Het is dus niet zo dat er zomaar opdrachten zijn gegeven. Daar is telkens ook het geld bij gegeven. Daarom is het eens te meer verbazend dat men daar achteraf wijzigingen in aanbrengt. Dat is niet goed voor toekomstige projecten. Dat is het punt dat ik wou maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.