Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over het advies van de SERV over de handreiking 'Lokale besturen als motor van het postcoronaherstel'
Report
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over een advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over een initiatief dat u hebt genomen, namelijk de handreiking die u hebt uitgevaardigd naar onze lokale besturen in de aanpak van de coronacrisis. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat dit een goed initiatief was, en als ik me niet vergis, hebt u zelf aan de SERV gevraagd om dit te bekijken en een advies te geven. Het advies is nu binnen en ik ben benieuwd naar uw reactie daarop.
Als ik het advies lees, heb ik de indruk dat de SERV enerzijds worstelt met het respect voor de lokale autonomie – dat is in deze commissie al meermaals aan bod gekomen en we zijn daar allemaal believer van – maar anderzijds bezorgd is om toch een zekere lijn te houden in de maatregelen die de lokale besturen nemen. In het advies vraagt men meer aandacht voor een overkoepelende beleidsvisie op langere termijn, een zekere eenheid van beleid. De SERV worstelt daarmee.
De SERV is verder ook bezorgd over de coördinatie en de afstemming van de richtlijnen die de voorbije maanden uit verschillende hoeken naar de gemeenten zijn afgevuurd om ervoor te zorgen dat er ook vanuit Vlaanderen wordt gewaakt over een zekere coördinatie.
Minister, hoe zal de Vlaamse Regering ervoor zorgen dat men voldoende ruimte laat voor die diversiteit en toch een zekere eenheid van beleid bereikt, zoals ook de SERV vraagt?
Nu, in het advies wordt ook het belang van sociaal overleg naar voren geschoven. Hoe kan de Vlaamse overheid er mee over waken dat er op lokaal vlak voldoende overleg wordt gepleegd?
Hebt u al initiatieven genomen voor meer coördinatie van de verschillende richtlijnen? Ook de informatiedoorstroming zou beter moeten, lees ik in het advies van de SERV. Is er een structureel plan om feedback te verwerken van de lokale besturen? Hoe ziet dat er dan uit?
De SERV houdt ook een pleidooi om regionaal te kijken; dat is hier ook al vaker aan bod gekomen. Als gemeenten maatregelen tegen corona nemen, kunnen ze misschien ook eens over de grenzen kijken naar hun buren zodat regionaal kan worden afgestemd op elkaar.
Ik verwijs naar een krantenartikel in De Standaard van gisteren – het is hier ook al aan bod gekomen – over een enquête van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) over de budgettaire impact. Ook dat komt aan bod in het advies van de SERV. Ze maken zich duidelijk zorgen, net zoals wij allemaal wel wat. Hebt u al meer nieuws over hoe de Vlaamse Regering zal omgaan met de budgettaire gevolgen van corona voor onze lokale besturen? Dank voor uw antwoord.
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik haal er ook graag twee zaken uit.
Een eerste vaststelling in het rapport, waar collega Ongena ook al naar verwees, is dat de handreiking een geheel van zeer uiteenlopende en soms vrijblijvende voorstellen is, waardoor er meer nood is aan een overkoepelende visie. Omdat de handreiking toch heel wat beleidsdomeinen behelst, is het logisch dat die worden opgevolgd door andere bevoegde ministers.
Een tweede vaststelling is dat de SERV aangeeft dat gemeenten en steden ook zelf meer betrokken moeten zijn bij de lokale vertaling. Minister, u hebt al gezegd dat u dit document als een 'levend' document ziet en dan is de betrokkenheid van die lokale besturen natuurlijk een belangrijk aspect.
Minister, op welke manier overlegt u met uw collega's over die beleidsthema's zodat er een overkoepelende visie is? Brengt u ze bijvoorbeeld op de ministerraad?
Hebt u al overleg gepleegd met de steden en gemeenten zelf naar aanleiding van deze handreiking? Zijn er overlegmomenten met belangenorganisaties? Zo ja, wat is daaruit voortgevloeid?
Hoe zult u verder omgaan met de aanbevelingen van de SERV? In welke mate zult u die opnemen in een volgende versie? Komt er eigenlijk wel een volgende versie?
Minister Somers heeft het woord.
Het zijn nogal wat vragen. Ik ga proberen ze gestructureerd te beantwoorden. Ik begin bij collega Ongena.
Het is niet mogelijk voor lokale besturen om als eerste overheidsniveau de ondernemingen te redden. Dat is wat te hoog gegrepen voor het modale doorsnee lokale niveau. Vanuit de Vlaamse Regering en de Federale Regering heeft men ervoor gekozen om eerst te werken aan de problemen die het dringendst waren, namelijk de liquiditeit van bedrijven. Denk aan het systeem van technische werkloosheid, de compensatiepremies. Daarna is men gaan kijken naar ondersteuningsmaatregelen die de solvabiliteit van bedrijven kunnen versterken. Na de relance zal het accent verder verschuiven naar de rentabiliteit. Ik denk dat dat de logica is: eerst brandweer zijn, blussen en zaken overeind houden, en dan proberen verder te werken aan nieuwe economische groei.
De lokale context is daarbij aanvullend. Het zal afhangen van de grootte van de gemeente en van de specifieke omstandigheden hoe een lokale context aanvullend kan werken op het beleid. Het is vooral maatwerk en heel divers. Ik vind die diversiteit niet negatief maar eigenlijk positief omdat het zich richt naar de concrete situaties die lokaal bestaan. Gemeenten nemen ook heel veel initiatieven die centraal nooit zo zouden worden bedacht. Dat is net de kracht van die lokale creativiteit die we moeten waarderen. Handreiking gaf in die optiek handvaten en goede voorbeelden, zodat lokale besturen maximaal konden bijspringen waar ze konden. Bijvoorbeeld in ongeveer de helft van de gemeenten zijn nu al consumptiebonnen uitgerold. Het is een concreet voorbeeld van hoe gemeenten aanvullend kunnen werken.
De SERV wijst op het belang van sociaal overleg. U vraagt hoe ik de lokale besturen ga aansporen. We namen in de handreiking, al bij de inleiding, een heel duidelijke aanbeveling op.
U kunt die vinden op pagina 3 van de handreiking. Daar staat: “We raden alvast aan om dit plan op te stellen in samenspraak met lokale belanghebbenden, bijvoorbeeld in een taskforce, of verschillende expertengroepen per thema, maar ook aandacht voor vertegenwoordiging van kwetsbare groepen.” We hebben dus vanaf het begin gezegd dat men een dialoog moet starten. En we horen dat heel veel lokale besturen die aanbeveling ter harte nemen en samen met hun burgers en lokale belanghebbenden in dialoog gaan, bijvoorbeeld met UNIZO, met armoedeorganisaties en dergelijke meer.
Sommige besturen staan verder op het vlak van participatie en hebben daar een meer mature houding in dan andere besturen. Dat is trouwens een van de redenen waarom wij op het vlak van burgerparticipatie, samen met de VVSG, dat laboratorium aan het maken zijn om te kijken hoe we het participatieve karakter van de lokale democratie verder kunnen versterken en verdiepen. Maar ook daar speelt voor mij voor een stuk de lokale autonomie. Een lokaal bestuur dat onvoldoende zijn voelsprieten uitsteekt, dat onvoldoende in overleg gaat en de dialoog opzoekt, zal daar in 2024 ongetwijfeld een prijs voor betalen. We moedigen dat aan. We bevelen dat aan. We bekijken verder hoe we die participatie kunnen verdiepen en versterken, ook wetenschappelijk onderbouwd, maar uiteindelijk blijft het ook een stuk lokale autonomie om dat zelf concreet in te vullen.
Uw derde vraag, collega Ongena, over het belang van goede coördinatie en afstemming van de richtlijnen op Vlaams niveau, is een vraag – u mag het mij niet kwalijk nemen – die we hier al een paar keer behandeld hebben. Hoe je de dingen afstemt, wat de rol is van de gouverneurs en van het crisiscentrum: ik zou daarvoor durven te verwijzen naar de antwoorden die we al gegeven hebben bij vorige vragen.
Het Vlaams Crisiscentrum en het Crisis Management Team zijn daar belangrijke spelers in geweest. De coördinerende rol van de gouverneurs is daarin op een positieve manier aan bod gekomen. We hebben zelf ook geprobeerd om specifieke zaken goed af te stemmen. Denk aan de paasopvang en de noodopvang. Voor de protocollen voor de zomer hebben we heel hard samengewerkt met bijvoorbeeld de sectoren jeugd, sport, cultuur en evenementen. Denk maar aan het overleg op 3 juni met alle betrokken organisaties – Bataljong, De Ambrassade, de VVSG – en de bevoegde kabinetten Beke, Dalle, Weyts en Jambon, om ter zake goede afspraken te maken. Dat hebben we dus zelf gedaan, naast de rol van anderen. En de handreiking waarover we het nu hebben, is ook een instrument om te stroomlijnen, informatie door te geven en dergelijke meer.
Feedback van lokale besturen is volgens de SERV niet alleen belangrijk geweest bij het uittekenen van het Vlaamse relancebeleid, maar moet ook behouden worden voor de monitoring en evaluatie van het beleid. De afgelopen maanden hebben we verschillende initiatieven genomen om de informatiedoorstroming tussen de lokale besturen en de Vlaamse overheid te stroomlijnen. Ik blijf dat doen. Wij hebben bijna dagelijks contact met de VVSG. Ik denk dat we op dat punt als Vlaamse Regering, door heel sterk en heel vaak op die lokale besturen een beroep te doen en ermee samen te werken, het belang van die lokale besturen veel beter inschatten. Er is nu echt een sterke reflex om vanuit het oogpunt van lokale besturen te denken als we naar oplossingen gaan kijken. Ik zal dat blijven bewaken. We gaan niet vergaderen om te vergaderen, maar wel waar nodig afstemmen en coördineren.
De SERV pleit ook voor meer aandacht voor de regionale dynamiek. Ik denk dat dat ook gebeurt. En dat is ook gebleken. Regiovorming is daarin een belangrijk iets, dat we nog verder moeten realiseren. Ik zal daar straks nog wat over zeggen, want dat is een beetje stilgevallen door de coronacrisis. We hebben de burgemeesters wat met rust gelaten, omdat ze met andere dingen bezig moesten zijn. Maar er zijn mooie voorbeelden. Ik geef er u eentje: Neteland, dat is Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Olen en Vorselaar, samen 68.000 inwoners. Dat is het niveau van de politiezone. Die hebben echt heel knap gewerkt aan een gezamenlijk coronaplan. Ik vind dat echt een voorbeeld van hoe gemeenten bovenlokaal kunnen samenwerken. Dat wordt trouwens als goed voorbeeld meegegeven in de handreiking. Dat is heel sterk en goed uitgebouwd. Chapeau voor wat daar gebeurd is.
We moeten ook niet flauw doen: de crisis heeft ons ook geleerd dat de bestuurskracht van onze gemeenten getest is tot op haar grenzen. Dat brengt natuurlijk de discussie rond fusies enerzijds en regiovorming anderzijds in beeld.
Voor sommige gemeenten was het echt pompen of verzuipen. Men heeft gevoeld dat een aantal zaken echt aan het plafond zaten van de mogelijkheden. Zulke gemeenten weten dat er een mogelijkheid is om te fuseren en zich zo te sterken. We zullen daar binnenkort mee naar buiten komen. Nog voor de zomer leg ik de krachtlijnen van het fusiebeleid aan de regering voor. U weet dat we daarover afspraken hebben gemaakt in het regeerakkoord. Nog voor de zomer zullen de krachtlijnen op tafel liggen van de Vlaamse Regering.
Nu onze burgemeesters weer wat ademruimte krijgen, pikken we de dialoog die we waren gestart, weer op, om na het zomerreces ook de krachtlijnen voor de regiovorming vast te leggen, waar we met deze crisis opnieuw hebben geleerd en betere inzichten hebben verworven. Nogmaals, ik leg niets op, maar probeer de dynamiek van onderuit te versterken.
Collega Ongena, twee weken geleden ben ik, in mijn antwoord op een vraag om uitleg van Kurt De Loor, ingegaan op de budgettaire impact. De VVSG heeft nieuw cijfermateriaal, dat ook voorlopig is, bekendgemaakt. Op het einde van de week komen er nog cijfers. Zo komt Belfius donderdag met cijfers. We wachten daar nog een beetje op. We hebben gezegd dat we op een zeker moment daarvan een ernstige inschatting zullen moeten maken. We weten dat de problemen groot zullen zijn voor een aantal lokale besturen. We zullen bekijken hoe daar verder mee om te springen. U weet dat we nadenken over pistes om die coronacrisis budgettair beter te laten verteren door onze lokale besturen.
Mijnheer Warnez, op welke manier overleg ik met mijn collega’s? Zoals de handreiking expliciet vermeldt, was het vooral de opzet om heel praktische en concrete handvatten aan te reiken aan de lokale besturen, om daar binnen hun bevoegdheden aanvullend mee aan de slag te gaan. In coronatijden moest er snel worden geschakeld. Op het moment dat wij die handreiking maakten, waren er nog maar weinig sectorale draaiboeken en protocollen klaar.
Wanneer die werden gepubliceerd, hebben we die altijd geïntegreerd in onze handreiking. De handreiking werd ook, zoals u weet, onmiddellijk aan jullie bezorgd.
Zoals de SERV aangeeft, zal er ook visie moeten worden ontwikkeld op langere termijn. Dit is letterlijk zo opgenomen in de handreiking. Ik citeer even op bladzijde 3: “De impact van de coronacrisis op het maatschappelijke leven is ingrijpend. Vermoedelijk zullen we definitief een andere kijk hebben op een aantal zaken, zoals bijvoorbeeld het gebruik van openbare ruimte, mobiliteit, hygiëne, privacy, ouderenzorg, publieke evenementen, en ga zo maar door. Dit betekent dat ook lokale besturen hierop zullen moeten inspelen door hun beleidsvisie bij te stellen. Deze nota gaat daar niet op in, maar focust zich eerder op het flankerend relancebeleid op korte termijn (met hier en daar een reflectie naar de toekomst) om de negatieve gevolgen zoveel als mogelijk op te vangen. Het langetermijnperspectief zal het voorwerp uitmaken van verder onderzoek en maatschappelijk debat.”
Evident komt daar ook het werk van de Vlaamse Regering aan bod, want er moet zeker interactie zijn tussen de economische en maatschappelijke relance die de Vlaamse overheid beoogt en die van de lokale besturen.
Heb ik reeds overleg gepleegd en zijn er aanpassingen gebeurd aan de handreiking? De eerste versie werd op 7 mei verspreid bij alle driehonderd steden en gemeenten. Daarbij werd expliciet verzocht om input, ook van het middenveld en belangenorganisaties zoals de VVSG, het Netwerk tegen Armoede, de Vlaamse Sportfederatie en de Nationale Vrouwenraad. De VVSG heeft aangekondigd geen apart advies te formuleren, maar heeft wel gevraagd mede te verwijzen naar de publicatie van hun goede voorbeelden. Dat is ook opgenomen. Op 19 mei werd een tweede versie van de handreiking gepubliceerd en op 8 juni een derde.
Bij de eerste update werd er vooral gewerkt aan concrete aanpassingen op basis van de input die we kregen van een tiental belangenorganisaties en 35 lokale besturen. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op de vraag om uitleg van Tom Ongena op 5 mei in deze commissie.
Bij de tweede update heb ik vooral gewerkt rond een aantal eigen specifieke ondersteuningspakketten over grote thema’s zoals zomerscholen, lokale verenigingen, lokaal armoedebeleid en erediensten en rond verwijzingen naar het ondersteuningswerk van de collega’s, zoals de toolbox duurzame mobiliteit van minister Peeters.
Hoe zal ik verder omgaan met de aanbevelingen van de SERV? Voor mij is de handreiking een levend document. Op basis van de feedback/input van onder meer de SERV en lokale besturen wordt op geregelde tijdstippen bekeken hoe we kunnen updaten en een nieuwe versie kunnen maken. Op die manier komen we maximaal tegemoet aan de zorgen en bekommernissen van de SERV.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.
Ik wil nog bij twee zaken stilstaan. Als men het advies van de SERV leest – zoals ik ook al in mijn inleiding zei –, ziet men dat ze een beetje worstelen. Ze hebben natuurlijk begrip voor de lokale autonomie – alle geluk – en de diversiteit, maar aan de andere kant – en ik denk dat dat hun hoofdbekommernis is – hebben ze ook wat zorgen over de doelmatigheid van alle maatregelen: eenheid van beleid maar ook doelmatigheid. Minister, is er ergens iets gepland om na te gaan of het ene doelmatiger is dan het andere? Moeten we overal de bedrijfsoppervlaktebelastingen lineair gaan verlagen of zijn andere maatregelen misschien interessanter voor de lokale bedrijven? Is men van plan of er inzake doelmatigheid misschien tips kunnen worden gegeven? Het een is al beter dan het andere.
U hebt ook het regionale aspect benadrukt. Er is een voorbeeld van Grobbendonk en andere gemeenten. Laat ons eerlijk zijn: behalve dat heb ik nog nergens iets gelezen over een regionale aanpak van corona. Het zit dus wat onder de waterlijn. Daarom vraag ik me af of er geen mogelijkheid is om dat wat meer te benadrukken en wat meer kenbaar te maken. Misschien moeten we gemeenten aansporen om eens met de buurgemeenten samen te zitten om na te gaan of men samen corona te lijf kan gaan.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat er snel moest worden geschakeld, wat zeker en vast waar is. Als ik dan tussen de regels lees, zegt u dat, net omdat er zo snel moest worden geschakeld, overleg met collega's niet zo evident was. De SERV vraagt wel een grotere visie. U zegt verder dat acties die op langere termijn uitwerking hebben, zullen worden opgenomen in een nieuw document. Dat zal dan een stevig vernieuwde handreiking zijn, als ik het goed voor heb. Hoe ziet u dat eigenlijk verder? Is dat een document dat blijvend is voor deze legislatuur? Zo neen, welk tijdspad ziet u dan voor dit soort document?
Minister Somers heeft het woord.
Drie elementen. Ik vind ook dat de SERV wat worstelt met lokale autonomie, in alle eerlijkheid. Het is van twee zaken een. Ofwel gaan wij vanuit Vlaanderen dicteren wat lokale besturen moeten doen. Je kunt dat doen op een sympathieke of op een strenge manier, of je kunt dat verbloemend doen maar ondertussen toch wel zeggen dat het zo moet en niet anders. Ofwel respecteer je de lokale autonomie in de wetenschap dat lokale besturen heel dicht bij de problemen ontstaan en de problemen ook vaak kennen, dat lokaal besturen ook maatwerk is, dat hun bevoegdheden niet expansief zijn – de middelen van lokale besturen zijn ook beperkt – en dat men in die lokale besturen ook vaak heel verstandige keuzes maakt. De ene gemeente gaat dat verstandiger doen dan de andere, maar dat is ook lokale democratie. Ik hecht hier heel veel belang aan.
Ik vind trouwens dat onze lokale democratie te zwak en te klein is. U kent mijn mening daarover. We moeten naar het noorden van Europa kijken: voor mij is op het vlak van lokale democratie Denemarken het rolmodel. De helft van de bevoegdheden lokaal, dat zou pas een staatshervorming zijn! Ik denk dat we met deze Vlaamse Regering de ‘mindset’ hebben om de lokale besturen zeker niet te vergeten. We moeten ze versterken, maar we moeten eigenlijk nog meer doen. Autonomie betekent ook dat men op het einde van de dag zelf kan beslissen over een aantal zaken.
We gaan de regelvorming meer promoten. Ik denk dat we stilaan in de fase van relance komen waar het regionale niveau een rol kan spelen, vooral in het economisch en ook het maatschappelijk herstel. Er zijn een aantal dingen die men misschien beter bovenlokaal dan lokaal organiseert. Ik denk aan een aantal welzijnsissues. We gaan die suggestie meenemen en uitwerken.
De derde vraag is een terechte vraag van collega Warnez. Er is natuurlijk de lokale autonomie maar het is de vraag of elke gemeente en stad een autonoom relancebeleid moet uitvoeren. Ik denk dat Vlaanderen, en liefst in samenspraak met de federale overheid, zelf zijn maatschappelijk en economisch relancebeleid moet definiëren. We zijn daarmee bezig in werkgroepen en we hopen daar binnenkort lijnen in te krijgen met de gezamenlijke regering. Hoe gaan wij na de coronacrisis onszelf uit het moeras trekken? Hoe gaan we de groei versterken? Hoe zorgen we ervoor dat Vlaanderen performant in dat postcoronatijdperk opnieuw kan aanknopen bij economische groei, bij welvaartscreatie, bij het beschermen van jobs en zorgen dat de maatschappelijke problemen en welzijnsvraagstukken op een goede manier worden aangepakt?
Daarvoor moet ze een plan maken, en dat plan aanreiken aan lokale besturen, en zo ook richting geven aan het lokale debat. Als wij zeggen in welke richting we met Vlaanderen gaan, zal dat lokale besturen ook enorm helpen in het ontwikkelen van hun eigen lokale relanceplan op lange termijn. Als ze weten welke richting Vlaanderen uitgaat, welke sporen Vlaanderen bewandelt en waar Vlaanderen op inzet, dan zullen zij zich daarbij aansluiten. Iedereen zal dat doen met zijn eigen symfonie en op zijn eigen manier, maar men zal dan toch weten in welke richting men moet kijken. Op dit moment is dat lokaal nog niet duidelijk. Wij zijn daar ook nog niet uit. We hebben geworsteld. We zitten nog altijd in de liquiditeits- en solvabiliteitsfase. We moeten nu naar de rentabiliteitsfase gaan. En op dat moment zal het ook voor de lokale besturen helderder worden in welke richting een goed relancebeleid kan werken. En dan zullen de antwoorden lokaal spontaan gegeven worden: welke belasting moeten we verminderen of niet verminderen, waarin moeten we investeren en niet investeren, waar leggen we onze prioriteiten en waar niet? Er zal nog een verschil zijn, maar het zal meer geharmoniseerd zijn.
We zullen dat plan niet moeten opleggen aan lokale besturen – want nogmaals: dat botst met mijn gevoel voor lokale autonomie – maar het zal richting geven aan de lokale besturen. En er zijn er weinig die dan tegendraads zullen zijn, denk ik. En zij die dat doen, schieten zichzelf in de voet.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.