Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Mijn vraag gaat over Vlaanderen als een slimme regio. Over smart regions en smart city’s is tegenwoordig heel veel te doen. Waar gaat het over? Men wil nieuwe manieren vinden om dingen die steden en gemeenten doen, efficiënter en beter te maken, en dat met de hulp van nieuwe technologie. Het gaat dan niet over de nieuwste gadgets.
Ik geef een voorbeeldje: in Bonheiden heeft men het fietsverkeer van en naar school kunnen verhogen met 60 procent door een simpele RFID-chip (radio-frequency identification). Die werd gescand en je kreeg een beloning naarmate je meer fietste. Dat is heel simpel en heel doeltreffend, en iets wat in elke stad of gemeente wel nuttig kan zijn om te implementeren. Dat heeft meer effect dan duizenden fietscampagnes waar we heel veel geld aan spenderen.
Wat is het probleem of het knelpunt? Tussen steden of gemeenten wordt er weinig informatie gedeeld over wat er in de praktijk werkt. Smart cities, en de naam zegt het al, is iets wat vanuit de lokale besturen groeit. Dat is heel goed, het is bottom-up en zo hoort het ook. Maar echt krachtig is het pas wanneer de dingen die echt werken ook gedeeld kunnen worden over de verschillende steden en gemeenten heen.
Er zijn nochtans heel veel samenwerkingsverbanden beschikbaar, en dit op allerlei niveaus. Ik ben als schepen in Diest bevoegd voor smart cities. Voor mij is het soms overweldigend om te zien hoe groot de hoeveelheid aan samenwerkingen is. In Diest werken we onder andere samen met VERA, de Provinciale Brabantse Energiemaatschappij (PBE), het Toekomstfonds, Fluvius, Smart Flanders, de Vlaamse ICT-organisatie (V-ICT-OR), het Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg (CIPAL), het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec) en s-Lim. Dat zijn allemaal organisaties die doeltreffend werk doen, maar het gevaar is dat de informatiedoorstroming niet optimaal gebeurt.
Het regeerakkoord voorziet hier een belangrijke rol voor Smart Flanders. Men wil die rol uitbreiden naar alle steden en gemeenten. Smart Flanders is traditioneel wat gefocust op de centrumsteden. Dat is logisch, want uit die steden vloeit natuurlijk veel goeds voort, maar dat geldt ook af en toe voor de kleinere steden.
Kunnen we de rol van Smart Flanders niet vergroten zodat dit echt de kern, de nucleus wordt in het delen van wat er werkt tussen kleine en grote gemeenten en kleine en grote steden? Kunnen we hun scope uitbreiden? Ik heb zelf ook wel een idee over hoe dat zou kunnen gebeuren, maar dat zal ik voor mijn repliek bewaren.
Minister Somers heeft het woord.
U hebt gelijk: een slimme stad of een slimme gemeente heeft niet zozeer te maken met alleen maar ICT. ICT is een middel of instrument om een betere dienstverlening, een hogere kwaliteit, een nieuw beleid mogelijk te maken. De grote uitdaging is de vraag of je met meer dan een gadget hebt te maken. Ik spreek nu uit mijn ervaring. Zo kon je een app kopen die mensen kon zeggen hoeveel parkeerplaatsen er in de ondergrondse parkings waren. We dachten in Mechelen dat dat de oplossing voor het parkeerprobleem was. Tot we een halfjaar later eens nakeken hoeveel mensen die app gebruikten. Dat waren er 102, van wie 85 gebruikers ambtenaar of politicus waren. De impact was dus 0. Je had een prachtig gadget, een heel mooie app, maar niemand gebruikte die en je stond dus geen stap verder.
Het tegenvoorbeeld is het voorbeeld van Guido Vanganée, gewezen burgemeester van Bonheiden, een buurgemeente van Mechelen, die een project heeft ontwikkeld dat een enorme impact heeft gehad op het feit dat jonge mensen met de fiets naar school gingen of niet. Dat heeft dat enorm uitgebreid. Dat was een klein bestuur dat met een eenvoudige technologie, goed ingezet, omkaderd en begeleid, dat tot een nieuw beleid heeft gemaakt.
Smart Flanders, van mijn voorganger, heeft mooie resultaten gehaald, onder meer een datacharter met opendataprincipes die de centrumsteden allen delen en nastreven. Het klopt dat Open Flanders, Smart Flanders en Smart Cities eigenlijk gestart zijn vanuit die centrumsteden. Ik wil dat beleid voortzetten, maar ik wil het ook openwrikken naar zoveel mogelijk besturen. Daarom zit er een vertegenwoordiger van de VVSG in de stuurgroep van Smart Flanders. Ook op de website van Smart Flanders vind je heel veel goede praktijken. Bestekbepalingen en opendataprincipes laten toe om heel veel kennis te ontsluiten. Er worden ook regelmatig kennisdelingsmomenten georganiseerd, waarop centrumsteden maar ook andere steden en gemeenten welkom zijn. Voor mij geldt heel duidelijk: niet alleen maar centrumsteden. Morgen is er bijvoorbeeld de kick-off van de Vlaamse Open City Architectuur (VLOCA), waar naast de steden ook heel wat kleine besturen zullen aanwezig zijn. Mijnheer De Loor, ik heb dat niet georganiseerd omdat u daarover een vraag hebt gesteld, het was al een tijdje gepland dat we morgen zo’n initiatief zouden organiseren. Soms denkt u dat ik bepaalde initiatieven neem omdat u een vraag hebt gesteld, maar ik ben een beetje anticipatief.
Er is inderdaad ook een schaalprobleem. Dat moeten we onder ogen durven te zien. Sommige gemeenten zijn heel klein en missen daardoor soms de bestuurskracht om zo’n beleid uit te rollen. Maar dat is zeker niet de enige factor, vaak is het ook de innovatiedrang die in de organisatie zelf aanwezig is. Misschien is er een schepen of een ambtenaar of een set ambtenaren die daarin geïnteresseerd zijn, daarop focussen en daarmee willen bezig zijn. Wij hebben getracht om ook op www.vlaanderenhelpt.be, in het kader van corona, heel veel van de innovatietrajecten die door corona zijn ontstaan, te ontsluiten.
Ik wil via de VLOCA werken aan een digitaal bouwplan of architectuur die lokale besturen richting kunnen geven bij het ontwikkelen van de digitaliseringsprocessen. Verder heb ik op het vlak van informatieveiligheid en ethische hackers en dergelijke audits georganiseerd om op dat punt ook bij te dragen.
Dan is er de bestuurlijke factor. U weet dat we werken aan regelvorming, dat we fusies faciliteren. Gemeentebesturen die bijvoorbeeld voor de digitale uitdagingen vinden dat ze moeten opschalen, zullen we bestuurlijke mogelijkheden aanreiken.
Maar we zijn natuurlijk vooral heel nieuwsgierig naar het concrete voorstel dat u gaat doen om ter zake nog een stap vooruit te zetten, want daar hebt u mij op de fractievergadering niets over verteld.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Dat is omdat u altijd zo lang aan het woord bent op onze fractievergadering.
Mijnheer Vande Reyde, u moet op die fractievergadering niet altijd alles zeggen.
Minister, er is inderdaad heel veel in gang gezet. We hebben in Vlaanderen al stappen gezet.
Volgens mij moet Smart Flanders een soort ‘sandboxprincipe’ hanteren. In plaats van enkel aan informatiedeling te doen en te zeggen ‘daar is een bestek en dit project moet u doen’, moeten zij echt gemeenten samenbrengen. U hebt het voorbeeld van parkeren aangehaald. Als ze bijvoorbeeld een pasklare werkbare oplossing hebben voor stad x, kunnen ze op basis van de Belfiusindicatoren een aantal steden en gemeenten samenbrengen waarvan ze denken dat ze eenzelfde problematiek hebben. Het heeft geen zin om daar een gemeente als Lubbeek bij te betrekken, die heeft geen parkeerprobleem, maar wij in Diest wel en we zouden kunnen leren van Antwerpen, Kortrijk of Mechelen met Shop&Go en wat daar allemaal gebeurt. Smart Flanders moet hen samenbrengen in een soort sandbox. Dat is niets meer dan dat men pasklaar kan instappen, er zijn voorwaarden, men moet wel wat inbrengen waarschijnlijk, wat centen, wat bankkaarten enzovoort. Als een stad dat wil doen, moet ze de pasklare oplossing delen met andere steden en gemeenten. U zegt dat er een gemeenschappelijke technische backboard voor nodig is. Smart Flanders zou die rol in de toekomst echt wel kunnen spelen, in plaats van enkel informatie te delen.
Ik denk dat ze daar ook naartoe willen evolueren, maar het is natuurlijk nooit simpel om dat op een-twee-drie te doen. Ik denk dat ze daarvoor ook alle spelers die nu actief zijn – heel veel provincies hebben daar nu een beleid voor en de netbeheerders zijn daar heel fel mee bezig – moeten samenbrengen in een gemeenschappelijk model. Leren van elkaar is één zaak, echt dingen samen doen, onder gemeenschappelijke voorwaarden, is nog beter. Zo is er nu de ‘city of things’-oproep van VLAIO, onder de bevoegdheid van uw collega Crevits, minister van Innovatie. Zij heeft die oproep gedaan, maar gemeenten moeten daar wel individueel op intekenen, terwijl het veel interessanter zou zijn als we gezamenlijk projecten zouden voorstellen. Het maakt niet uit waar we liggen. Ik wil vanuit Diest gerust samenwerken met Eeklo of andere steden die ver weg liggen, als we maar een gemeenschappelijke problematiek gezamenlijk kunnen aanpakken. Smart Flanders moet volgens mij de creatie zijn om dat te doen. Dus als we daar in de toekomst naartoe zouden evolueren, dan mag u dat in de fractie gerust meedelen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, minister voor het antwoord. Vooral ook dank u wel, collega Vande Reyde. Welkom in een van de leukste commissies van dit parlement. Het lijkt me, zeker voor een schepen, een goede plaats om af en toe langs te komen en ervaringen te delen.
Wij tweeën hebben onder elkaar al af en toe debatten gevoerd over technologie, onder ander over 5G. We hebben daar dan boeiende discussies over. Wat we allebei delen, is een sterk geloof dat dit de weg van de toekomst is en dat technologische innovatie en alles wat daarmee samenhangt, zoals het verhaal van smart cities, een unieke kans is en dat we zo snel mogelijk op die boot moeten springen om een en ander mogelijk te maken.
Ik kan me alleen maar aansluiten bij uw pleidooi om de ambitie nog een trap hoger te leggen. Ik vind de samenwerking, bijvoorbeeld in gelijkaardige socio-economische categorieën van de Belfiusindeling, een zeer interessante piste.
Ik wil nog graag twee dingen aankaarten naar aanleiding van deze vraagstelling. Het eerste is de regionale samenwerking. Het regeerakkoord zet hiervoor een aantal lijnen uit. Ik denk echt dat dit een domein kan zijn waarop we stappen kunnen zetten die de basis kunnen zijn om succeservaringen op te doen. Als er oproepen zijn, moet er uitdrukkelijk uitgenodigd worden om daar regionaal op in te tekenen. Ik kom zelf uit de regio Leiedal. Dat is een regio die in Vlaanderen gekend is – en ik heb dat als schepen ook ervaren – om haar sterke regionale samenwerking. We hebben op dat vlak serieuze stappen gezet, maar dat is op intergemeentelijk niveau. Er zijn echt wel een aantal zeer boeiende pilootprojecten om een smart regio te worden, zoals dat in het beleidsplan genoemd wordt. Ik denk dat die grens tussen de ambities van een stad en de eventuele mogelijkheden van kleinere besturen, inderdaad goed kan worden opgevangen.
Een tweede punt is ingegeven vanuit het aandachtspunt van een zeer kleine, landelijke gemeente. We mogen zulke gemeenten inderdaad niet ondergesneeuwd laten raken, want het is mijn rotsvaste overtuiging dat voor een aantal specifieke uitdagingen in het landelijke gebied – en die kunnen ook in de sociale sector liggen, ik denk bijvoorbeeld aan eenzaamheid – smart cities – smart villages zullen het dan zijn – echt een piste zijn. Het zou zonde zou zijn om de impuls voornamelijk te laten komen vanuit de centrumsteden en daar dan later de omliggende gemeenten op te laten inhaken. Ik denk dat er specifieke dienstverleningsoplossingen mogelijk zijn in die kleine gemeenten. Als ik zie hoe het debat leeft in een gemeente als Anzegem, met zeven kleine dorpen, over hoe de dienstverlening op een efficiënte en centrale manier en toch nabij de burger gerealiseerd kan worden, dan denk ik dat er alleen al inzake smart cities zeer veel mogelijk is. Ik wil dus oproepen om ook de pilootprojecten in kleine gemeenten naar voren te schuiven zodat andere kleine of kleinere lokale besturen zich ook aangesproken voelen.
De heer Vandeput heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik heb vooral onthouden dat als we een ‘smart city’ of ‘smart region’ willen zijn, we zullen moeten kijken naar de impact. Daar ligt de sleutel voor het geheel. Het werk dat uw voorgangster heeft ingezet, is uiteindelijk uitgemond in een dataovereenkomst. Het is belangrijk dat we, vanuit de behoeften die er in gemeenten zijn, effectief zaken in de markt kunnen zetten. Als de heer Vande Reyde spreekt over de rol die Smart Flanders kan hebben, denk ik vooral aan het detecteren van behoeften, en dat koppelen aan eventuele mogelijkheden in de markt.
In mijn eigen stad heb ik gezegd dat ik dat smartcityverhaal zou doen. Wij hebben bij ons in Limburg s-Lim, dat ook een en ander probeert te verwezenlijken op dat vlak. Maar dan ziet men toch dat smartcityprojecten heel vaak blijven steken in de ‘nice to haves’ van de technologische mogelijkheden, maar te weinig uitgaan van wat dat effectief kan betekenen. Voor mij gaat het om een betere, efficiëntere dienstverlening aan de burgers. Uiteindelijk gaat het erom om beter beleid te voeren, om dichter bij je mensen te staan.
Er is hier vandaag gezegd dat de minister initiatieven zou nemen op basis van vragen die gesteld worden. Ik kan u zeggen, minister, dat ik zojuist, tijdens deze commissievergadering, de projectoproep heb binnengekregen. Ik denk dat dat de manier is om vooruit te gaan. In stadsvernieuwing zal het gaan over ‘smart’. Dan gaat het over het koppelen van het fysieke aan de eentjes en de nulletjes.
Kunt u meer toelichting geven bij de volgende stappen die gaan komen? Hebt u er zicht op welke concrete resultaten er zullen worden geboekt? In elk geval, als u partners zoekt in dit verhaal, zoals eerder al in de cyberveiligheid, waarin u ook geïnvesteerd hebt, zult u in mij en mijn stad zeker een partner vinden.
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil de drie collega's bedanken voor hun enthousiasme, hun innovatieve spirit en hun betrokkenheid bij dit thema. Het is inderdaad een heel belangrijk gegeven. Ik heb dat ook zelf aan den lijve ondervonden toen ik burgemeester was. Ik sprak daarnet al over de gadgetcultuur – de private sector heeft iets ontwikkeld, ze hebben daar een module gevonden zodat dat wat inhaakt op het lokale bestuur, ze proberen je dat te verkopen, je stopt er veel geld in en uiteindelijk is het resultaat bescheiden. Omgekeerd zit er ook heel veel innovatieve kracht en heel veel creativiteit in onze lokale besturen. Er zal er bij die driehonderd besturen altijd wel één zijn die iets gevonden heeft dat eigenlijk niet zo veel geld kost, maar dat echt iets oplost op het vlak van dienstverlening, de kwaliteit van de openbare ruimte en zo meer. En als die dat deelt, komt dat bij vele anderen terecht.
En om het in het sandboxgegeven van collega Vande Reyde te zeggen: dat is eigenlijk wat we bij VLOCA ook echt willen gaan doen. Ik weet niet of je dat systematisch moet doen op basis van die Belfiuscriteria. Misschien is het veeleer: die besturen bijeenbrengen met honger en goesting, en die ook wat creativiteit hebben. Zet die bijeen, laat die daarover brainstormen, laat die hun ideeën eens op tafel leggen. Betrek daar ook een aantal techneuten bij, mensen uit de economische wereld, onze proffen. Breng een werkgroep samen die brainstormt en zich de vraag stelt of er een technologisch antwoord voorhanden is en of dat probleem dat op tafel ligt, daarmee kan worden opgelost. En daar maak je een soort dynamisch-interactief gegeven van. Bij VLOCA gaan we dat doen, maar die methodologie, die trouwens verder gaat dan mijn bevoegdheid, want collega Jambon heeft daar een belangrijke bevoegdheid in, gaan we post corona zeker moeten ontwikkelen. De toekomst van onze regio, als we een topregio willen zijn, zal in het verder duwen van de digitalisering zijn.
Dat is een eerste belangrijk gegeven. We zullen rekening houden met deze zeer goede suggestie. We zitten op dat spoor en willen dat verder uitdiepen.
Zoals de heer Vaneeckhout terecht zegt, kan het niveau van de regio een heel belangrijk element zijn voor het versnellen van smartcity-/smartvillagedynamieken die we op gang willen trekken.
Mijnheer Vande Reyde, mijn kabinetschef wijst mij erop dat u binnen de VVSG in een werkgroep innovatief besturen zit. Ik denk dat wij met ons team eens contact zullen opnemen met die werkgroep om te kijken hoe we smart city en innovatief besturen binnen de VVSG dichter bij elkaar kunnen krijgen. U hebt uzelf dus met extra werk opgezadeld. Ik zal ervoor zorgen dat u daar een beetje zult moeten werken en uit uw pijp zult moeten komen, en dan kunnen we samen stappen vooruit zetten. Uiteindelijk is het ons aller ambitie om die technologie te gebruiken om maatschappelijke noden en behoeften beter dan vandaag in te vullen.
Mijnheer Vandeput, u weet: u vraagt en wij sturen onmiddellijk buiten. Het gaat over een call van anderhalf miljoen euro, waarbij we willen focussen op de digitalisering. Dat is een voorzichtige voorafname op een maatschappelijk en economisch relancebeleid dat Vlaanderen zal voeren. De lokale besturen kunnen daarin een heel belangrijke rol spelen. Ik ben ervan overtuigd dat u met uw stad een aanvraag zult doen, waarvan ik niet weet of ze er kwalitatief bovenuit zal steken, maar die sowieso bij de beste zal zijn. Maar of u daarmee al binnen bent met die subsidies, dat heb ik niet gezegd, dat beslist een onafhankelijke jury.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik ben hier weg voor ik nog meer onder mijn voeten krijg van mijn minister of hij me in nog een andere werkgroep steekt.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik ben er zeker van dat we daar in de toekomst nog samen aan zullen werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.