Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Dank u omdat ik aanwezig mag zijn in deze commissie. Ik besef dat mijn vraag van een heel andere orde is dan de vragen die vanmiddag al aan bod zijn gekomen. Ik wil het hebben over de ongelijkheid in onze samenleving die tijdens de exit door personen met een beperking wordt ervaren.
Ik wil het verhaal brengen van Kurt Vanhauwaert, hij is een persoon met een beperking. Hij heeft via de sociale media zijn belevenissen neergeschreven. Ik denk dat het belangrijk is om te luisteren naar hoe mensen met een beperking deze exit na de lockdownperiode beleven.
Terwijl de meeste landgenoten lustig winkelen, sporten en bijna op café kunnen, zien veel personen met een beperking hun contact beperkt tot mensen met mondmaskers en handschoenen. Volgens Kurt Vanhauwaert van Konekt bevestigt dit het patroon dat personen met een beperking voortdurend ervaren. Hij schrijft: “Tijd voor een nieuw patroon. Ik ben Kurt, 49 jaar, woon alleen en ben kerngezond. Naar mijn aanvoelen behoor ik dus niet meteen tot een risicogroep. Ik heb wel een vrij zware lichamelijke beperking. Voor de dingen die me lichamelijk niet lukken, kan ik bij mij thuis steeds hulp inroepen. Tijdens deze crisis voel ik me vaak herleid tot een zorgobject, waarvan men verwacht zo minimaal mogelijk sociale contacten te hebben. Iemand in een rolwagen die graag de bus zou nemen om een natuurgebied te bezoeken? Een bewoner uit een voorziening die zin heeft om te gaan sporten met een vriend? Voor veel personen met een beperking blijft het na drie maanden lockdown bij verlangen.
Neem Ingrid, die in een rolwagen zit en zelfstandig woont. Zij probeerde onlangs telefonisch een bus te reserveren bij De Lijn. Nadat ze eerst van het kastje naar de muur werd gestuurd, leek het uiteindelijk te lukken. Tot ze twee minuten later terug werd opgebeld door De Lijn. Helaas, de chauffeur mocht niet vanachter zijn stuur komen om haar te helpen. Er was op dat moment dus ‘geen assistentie mogelijk’ om Ingrid op de bus te helpen aan de bushalte. Met andere woorden: als je niet kunt stappen, dan blijf je maar beter thuis.
Of Amber, die een licht verstandelijke beperking heeft. Ze volgt een talentprogramma voor jongeren met een cognitieve ondersteuningsnood. Terwijl haar groepsgenoten deze week de lessen konden hervatten – mét mondmaskers en social distancing – mag zij van de voorziening waar ze verblijft nog niet deelnemen aan externe activiteiten. Gezondheidsrisico’s, weet je wel. Terwijl Amber helemaal gezond is en de rest van het land intussen mag winkelen, sporten in clubverband en weldra zelfs op restaurant gaat.
Op 1 juli gaan de pretparken terug open in België. In Nederland is de Efteling al even weer toegankelijk voor publiek. Alleszins, voor een beperkt deel ervan, want veel attracties zijn enkel open voor personen die zonder hulp kunnen in- en uitstappen.
Het is gemakkelijk om de aangepaste maatregelen allemaal op ‘corona’ te steken, maar nieuw is die ongelijkheid niet. Marc Van Ranst zei een tijd geleden over de toestand in de woonzorgcentra: “Het is een sector die we in vredestijd links hebben laten liggen.” Je kunt niet rechttrekken in een paar maanden, wat al decennia lang krom getrokken is. Hetzelfde kunnen we zeggen over de ongelijkheid die personen met een beperking voortdurend ervaren.
Wie niet voldoet aan de norm, heeft het in onze samenleving altijd moeilijker. Die ‘norm-mens’ is fysiek en mentaal helemaal in orde, sterk, mooi, blank … en verdient als modale middenklasser voldoende de kost.
Ongeveer alles in de samenleving wordt ontwikkeld of ingericht met die norm-mens als maatstaf. Voldoe je niet aan één van die vereisten, dan val je uit de boot. Je wordt vergeten of herleid tot een afhankelijk zorgobject waarvoor aanpassingen nodig zijn. Ik vind het onaangenaam me een zorgobject te voelen. Daarnaast voelt het alsof de maatschappij met een vergrootglas kijkt of ik mezelf wel tot een minimum aan sociale contacten beperk.
De dagelijkse applausmomenten voor ‘de helden van de zorg’ maken dat gevoel alleen maar groter. Verdienen alle verzorgers en verpleegkundigen dan geen aandacht? Absoluut wel, en zeker niet alleen in deze periode. Maar ik mis ook aandacht voor de mensen voor wie onze ‘helden’ het allemaal doen. Hoe lang ga ik dat vergrootglas als zorgobject nog voelen? Wanneer zal ik op café of restaurant durven gaan? Een beetje goodwill graag.”
Wordt het niet hoog tijd voor maatregelen die die mensen meer insluiten in de samenleving, in plaats van hen er extra buiten te zetten? Met een beetje goede wil kunnen óók personen met een beperking meegenieten van de versoepeling van de maatregelen.
Het zal soms wat extra inspanning vragen, zoals coronaproof assistentie bij het opstappen van de bus of attracties in de Efteling. Of om bewoners van een voorziening extra te ondersteunen bij online ontmoetingsmomenten. Of om zelf na te denken. Als rolwagengebruiker kan het nog altijd gebeuren dat je een winkel niet binnen mag zonder winkelkar. De schrik om regeltjes niet na te leven durft het al eens overnemen van het gezond verstand.
Van de overheid verwachten we dat ze de signalen oppikt die in deze crisis naar boven komen. Dat ze werkt aan een beleid dat mensen niet uitsluit, aan een maatschappij waar ‘ableïsme’ geen plaats heeft. Het lijkt me een goed moment om écht werk te beginnen maken van een nieuw soort normaal. Waar wachten we nog op?
Minister, deze getuigenis legt de vinger op de wond. Veel signalen over uitsluiting van mensen met een beperking waren ons voor coronatijd al bekend en blijven maar bestaan. Nu, tijdens corona en vandaag met de versoepeling van de maatregel, merken we hoe erg we mensen met een beperking uitsluiten in onze samenleving.
Op welke manier wilt u als minister van Gelijke Kansen werk maken van een echt gelijkekansenbeleid voor personen met een beperking?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank u voor uw vraag. U vraagt op basis van getuigenissen met een warm en terecht pleidooi om ervoor te zorgen dat mensen met een handicap niet worden vergeten en dat ze echt gelijke kansen hebben.
De coronacrisis heeft ons geleerd – niet alleen naar mensen met een handicap maar ook naar een aantal andere kwetsbare groepen in de samenleving – dat dit niet alleen een gezondheidscrisis is, maar dat zo’n pandemie met verregaande beschermingsmaatregelen voor de volksgezondheidsvereisten, stil dreigt een kansencrisis te zijn. Dat hebben we moeten vaststellen. Dat mag ons niet onverschillig laten. Het confronteert ons. We moeten daar antwoorden op formuleren.
Ten tweede stelde ons agentschap voor toegankelijkheid, Inter, in samenwerking met achttien gebruikersorganisaties de bundel op ‘Tips voor een toegankelijke anderhalvemeter-samenleving’. Hierin worden tips, voorstellen en maatregelen gesuggereerd die de toegankelijkheid voor een brede groep mensen met een beperking moet realiseren. Ik geef een paar concrete voorbeelden. Als er met handgels wordt gewerkt, zorg ervoor dat die bereikbaar zijn voor mensen die in een rolstoel zitten. Hoe communiceer je met doven als je verplicht bent een mondmasker te dragen? Hoe maak je een looppad ‘zichtbaar’ voor blinden? Het zijn dus specifieke maatregelen die we moeten nemen in het kader van een coronasamenleving. Samen met ons agentschap Inter en achttien gebruikersorganisaties hebben we daarvoor een bundel samengesteld.
Ten derde bracht Unia een bundel uit met specifieke aanbevelingen rond handicap voor steden en gemeenten.
Een vierde element is ‘Vlaanderen helpt’. Daarvoor hebben we een gratis vrijwilligersverzekering geïnstalleerd. Duizenden Vlamingen hebben zich daar gelukkig op ingeschreven. Er is heel veel engagement. We hebben daarnaast een communicatie naar lokale besturen opgezet. Nogal wat van die vrijwilligers hebben zich heel specifiek ingeschreven om faciliterend te kunnen optreden ten aanzien van mensen met een handicap. We zijn nu een onderzoek aan het uitvoeren naar hoe we dat vrijwilligersengagement, dat dankzij corona aan de oppervlakte is gekomen, kunnen ‘vasthouden’.
Dat zijn vier concrete stappen die we gezet hebben, naast het feit dat we in die taskforce de adviesraad voor mensen met een handicap, NOOZO, zeer centraal hebben geplaatst vanuit mijn bevoegdheid Gelijke Kansen en voor de lokale besturen. Ik ben me er terdege van bewust, niet alleen als minister maar ook als titelvoerend burgemeester, dat in onze samenleving vandaag nog altijd, ook in de exitfase, mensen met een handicap, samen met een aantal andere kwetsbare groepen, het zwaarst te lijden hebben onder heel de coronamiserie die we meegemaakt hebben. Die stappen moeten ons helpen om daar minstens gedeeltelijk aan tegemoet te komen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik voel dat u het echt wel goed meent en goed wilt doen voor de groep van personen met een handicap. U hebt verschillende stappen gezet. Ik stel echter vast dat die op een of andere manier de mensen voor wie ze bedoeld zijn, niet bereikt hebben. Want als personen met een beperking uw voorgestelde stappen opgemerkt zouden hebben, dan zou de kans veel kleiner geweest zijn, misschien onbestaande, dat Kurt deze brief had geschreven. Want Kurt beschrijft zijn ervaringen en de ervaringen van andere mensen. Naar mijn gevoel hebben zij geen informatie gekregen of geen hulpmiddelen om verder te geraken, want zij klagen zaken aan.
Het is inderdaad zo dat Unia een brochure heeft opgesteld. Ik heb die ook gezien. Maar de vraag is waarom er, naast communicatie naar de algemene bevolking, in de communicatie nooit speciale aandacht is gegeven aan maatregelen die genomen werden voor de groep van personen met een handicap.
Naast Unia heeft NOOZO heel wat adviezen aangeleverd, zowel voor u, minister, als voor verschillende andere ministers. Waarom wordt daar nooit over gecommuniceerd? Want die aanbevelingen bestaan, maar zolang ik die notities niet ging opzoeken, had ik daar geen kennis van.
Er bestaat inderdaad een Taskforce Kwetsbare Gezinnen, waarbij NOOZO mee aan tafel zit. Waarom hebt u binnen uw eigen bevoegdheid geen taskforce voor gelijke kansen opgestart? In die taskforce zou u namelijk specifiek extra aandacht kunnen leggen hebben op de groep van personen met een handicap.
De heer Warnez heeft het woord.
Het verhaal van Kurt is natuurlijk iets dat ons niet vreemd is. Het is goed dat we het daar even over kunnen hebben. Dus bedankt, mevrouw De Martelaer, voor de vraag.
Mensen met een beperking hebben eigenlijk dezelfde wensen als alle andere mensen: zoveel mogelijk uit het leven halen. En in deze tijd betekent dat: eindelijk eens uit je kot kunnen komen na die lange periode van binnenblijven. Dat is een normaal menselijk verlangen. De Vlaamse overheid moet daarbij zichzelf in de eerste plaats maar ook anderen sensibiliseren en ondersteunen. Ik ben dan ook een beetje verrast dat die bundel met concrete tips bestaat, minister. Ik krijg hier lokaal ook heel veel vragen van organisatoren, ondernemingen. Ikzelf maar ook die organisatoren hebben die bundel nog niet ontvangen. Straks starten die evenementen op. Ik volg mevrouw De Martelaer dan ook dat daar een sterkere communicatie over moet zijn. Ik vraag me daarnaast ook af of er al contact is opgenomen met de vervoersmaatschappijen, De Lijn en de NMBS, zodat concrete stappen kunnen worden gezet in het kader van de toegankelijkheid in tijden van corona.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Dit is een zeer interessante vraag van mevrouw De Martelaer. Het lijkt wel alsof ik haar volg vanuit de commissie Welzijn, waar we normaal deze namiddag zaten, maar het is dus toeval dat ook ik hier vandaag een vraag stel.
Ik treed mevrouw De Martelaer bij dat de coronaperiode de problemen die bestaan voor een aantal groepen nog eens extra uitvergroot. Het is inderdaad nodig om daar lessen uit te trekken en te bekijken hoe de situatie op lange termijn kan worden verbeterd.
Ik had het er vanmiddag toevallig over met mijn eigen zus, die in een rolstoel zit. Zij zegt ook dat er zoveel facetten zijn die mensen doorgaans niet zien en op basis waarvan zij zich gediscrimineerd voelen terwijl zij eigenlijk alles kunnen wat ook mensen zonder een beperking kunnen, als er maar een beetje aandacht is op het vlak van bijvoorbeeld toegankelijkheid, de arbeidsmarkt. Het ging in een eerdere vergadering van deze commissie ook al over het percentage mensen met een beperking dat tewerkgesteld is bij de Vlaamse overheid. Ook wat de beeldvorming betreft, zien we bijvoorbeeld op televisie dat mensen met een beperking altijd ofwel de superatleet zijn, ofwel de sukkel – ochot, ocharme. Daar bestaan ook mensen tussen, zegt mijn zus, en dat moet men ook laten zien. Ik denk dat Vlaanderen daarvoor een langetermijnvisie nodig heeft. Ik heb er een aanzet toe gegeven met het document waarmee ik, naar het voorbeeld van de Scandinavische landen, een beetje op lange termijn wil bekijken hoe we de situatie van mensen met een beperking kunnen verbeteren. Ik hoop dat jullie dat ook zullen steunen. Ik denk dat we ook moeten leren uit de covidperiode, op dat vlak treed ik mevrouw De Martelaer bij.
Wat de communicatie betreft: ik heb de documenten wel gekregen en heb die gedeeld met mijn netwerk. Communicatie zal nooit genoeg of te veel zijn. Ik denk dat er zodanig veel zaken moeten worden gemeld dat het soms moeilijk wordt om door de bomen het bos nog te zien. Zoals de minister zegt, zijn daartoe de nodige stappen gezet, maar op lange termijn moeten we zeker leren de algemene situatie te verbeteren.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank iedereen voor de beschouwingen en bijkomende vragen. Mevrouw De Martelaer, het zal u misschien verbazen, maar ik kan me perfect herkennen in de opmerkingen die u maakt, inzonderheid over communicatie. Dat is een heel moeilijk probleem. Op het moment dat die crisis uitbrak die ons allemaal heeft overvallen, moesten honderden zaken worden gecommuniceerd.
De grote frustratie van degene die de communicatie uitstuurt – en dat geldt voor zowel een overheid, een politieke partij, een politica als een bedrijf –, is dat degenen die de boodschap moeten ontvangen, ook overrompeld worden door honderden verschillende boodschappen. Het vraagt soms heel veel tijd voordat zoiets kan doordringen. De frustratie die ik zelf ook had toen ik burgemeester was, en nu als minister, is dat je dingen communiceert, maar dat je op straat ontdekt, als je met mensen praat, dat ze die boodschap eigenlijk niet eens gehoord of gezien hebben, terwijl jij ervan overtuigd bent dat je die intens gecommuniceerd hebt. Dat is geen verontschuldiging, dat betekent dat we dat nog meer en beter moeten doen. Ik neem mij ook voor om over dit thema opnieuw contact op te nemen met de VVSG, om te kijken hoe we via ons netwerk van lokale besturen de specifieke communicatie ten aanzien van mensen met een handicap over wat we daar hebben aangereikt, nog kunnen verbeteren.
Met uw vraag over taskforces ben ik het niet helemaal eens. Het moet niet de bedoeling zijn om een inflatie aan taskforces te organiseren. Het is net belangrijk dat we proberen de krachten te bundelen. We hebben dat proberen te doen door mee in de Taskforce Kwetsbare Gezinnen te zitten. Anders ben je meer aan het vergaderen en aan het ‘taskforcen’ dan op het terrein een beleid te ontwikkelen. Het is niet uit een gebrek aan engagement, net integendeel: het is net zoeken naar de meest performante methode om dat te doen. We zitten vandaag op het Vlaamse niveau al met te veel taskforces, vind ik persoonlijk, om die crisis aan te pakken.
We hebben De Lijn verschillende keren gecontacteerd, mijnheer Warnez, maar dat was – ik ga het voorzichtig en diplomatisch uitdrukken, tegen mijn natuur in – een intens proces. Zij hebben nu blijkbaar een masterplan klaar rond toegankelijkheid. Dat was een intens proces, dat ik graag sneller had geweten.
Collega Vande Reyde, toegankelijkheid hoort in ons horizontale beleid. Dat is een heel belangrijke speler. Elke input die we daar kunnen krijgen, is voor ons dus waardevol. En we gaan proberen om die zo goed mogelijk te integreren.
De aandacht die mevrouw De Martelaer vraagt voor deze specifieke en belangrijke problematiek, is terecht. De boodschap dat we daar nog meer over moeten communiceren en dat de informatie nog meer terecht moet komen daar waar ze nodig is, neem ik mee. Ik ga daarmee aan de slag. En dat er op lange termijn meer moet gebeuren voor een sterk horizontaal beleid rond toegankelijkheid, daar gaan we zo goed mogelijk werk van maken in de komende jaren.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Bedankt, minister, voor uw eerlijke antwoord. Er is nu een website waar de frequente vragen aan bod komen. Als mensen iets willen weten, kunnen ze naar die website surfen. Misschien was het ook zinvol geweest om op die website ook een rubriek specifiek voor personen met een beperking toe te voegen. Het is maar een ideetje. De folder van Unia, bijvoorbeeld, is een heel zinvolle folder. Het is spijtig dat die niet of weinig gebruikt is.
Ik merk ook dat de Vlaamse Adviesraad Handicap - NOOZO (Niets over ons zonder ons) al heel wat adviezen heeft ingediend, niet alleen bij u, als minister van Binnenlands Bestuur en Gelijke Kansen, maar ook bij uw collega-ministers van Onderwijs en Welzijn. Het is belangrijk dat die adviezen toekomen bij de ministers bij wie ze moeten zijn en dat die dan ook communiceren wat zij met die adviezen doen. Want het gaat niet alleen over Gelijke Kansen. Er zijn ook onderwijsmaatregelen en vervoersmaatregelen die moeten worden genomen. U zult op een of andere manier toch duidelijk moeten maken wat er met die adviezen gebeurt en dat de uitkomst van die adviezen ook naar de doelgroep gaat.
Ik wil er nog even op wijzen dat we volgende week een gemeenschappelijke vergadering hebben met de commissie Leefmilieu over het evaluatierapport met betrekking tot toegankelijkheid. Deze problematiek zal volgende week dus ook uitvoerig aan bod kunnen komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.