Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister, in de plaats van ‘administratie Kunsten’ moet het eigenlijk ‘Departement Cultuur, Jeugd en Media (CJM)’ zijn.
Dit is een gevoelig onderwerp, maar ik wilde het toch even aansnijden, omdat we op een kruispunt staan, met aan de ene kant de besparingen en aan de andere kant de komende erkenningsronde. Dat was trouwens ook de aanleiding om met deze commissie eens een uitgebreid bezoek te brengen aan de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) en het Departement CJM. Dat bezoek heeft plaatsgevonden op 7 februari 2020 en we zijn daar heel goed ontvangen. De heer Luc Delrue heeft ons een heel uitgebreid beeld geschetst van de financiën van de organisatie, de subsidielijnen en de daaraan verbonden beoordelingsmechanismen, het complexe kunstenlandschap, de toenemende transversale werking, het organogram, de digitalisering bij het departement en het personeelsbeleid. We kregen daar in een flinke powerpointpresentatie een zeer goede inkijk op de organisatie.
Behalve de foto van de actuele stand van zaken ging er veel aandacht naar de vele complexe uitdagingen waar de sector voor staat. Als we de leidend ambtenaar mogen geloven – en wie zijn wij om dat niet te doen – zijn die immens, in dergelijke mate zelfs dat we er wat stil van werden en we ons afvroegen of alles nog wel goed komt. Ik heb daar twee redenen voor, en mijn vragen straks zullen daar ook over gaan. Enerzijds is er de dalende capaciteit van de organisatie door personeelsbesparingen en/of uitstroom van mensen die elders gaan werken – we weten over wie het gaat. Anderzijds is er de stevige daling van de beschikbare apparaatskredieten. Wat dat laatste betreft, werd ons gezegd dat de verhouding tussen de beschikbare werkingsmiddelen en de lonen van dit departement het laagst is van alle Vlaamse departementen; het Vlaamse gemiddelde is 17 procent, terwijl dat bij het departement slechts 13 procent is. Dat is één vaststelling.
We hebben tijdens ons bezoek ook een ploeg van mensen gezien die hun werk met veel goesting doen en die er ook in geloven. Bij deze wil ik mijn waardering daarvoor overbrengen. Maar toch – en ik begeef me nu wat op glad ijs – is de sector, de cliënten zeg maar, opvallend en behoorlijk eenduidig kritisch over de recent doorgevoerde reorganisatie van het departement. De belangrijkste opmerking is dat men door het bos de bomen niet meer ziet.
Minister, in uw beleidsnota hebben we nochtans het volgende gelezen: “In het kader van een betere dienstverlening (inclusief communicatie) aan de burger en de organisaties zal er binnen mijn departement CJM gewerkt worden aan een vernieuwde, integrale digitale architectuur. Ook hier staan financiële middelen tegenover.”
Kloppen de door CJM aangehaalde cijfers waaruit blijkt dat dit departement de voorbije jaren beduidend meer dan de andere departementen heeft moeten inleveren, zowel inzake apparaatskredieten als inzake het personeelsbestand?
Zijn de in de beleidsnota beloofde extra financiële middelen uitsluitend bedoeld voor de noodzakelijk te vernieuwen digitale infrastructuur of voorziet u in de toekomst nog andere inhaalbewegingen op andere domeinen?
Zijn de voorziene werkingsmiddelen en het huidige personeelsbestand voldoende robuust voor de vele uitdagingen waar dit departement voor staat?
Bent u op de hoogte van de kritische perceptie van de sector – en dan heb ik het zowel over de steunpunten als de belangenorganisaties en de aanvragende organisaties – op het functioneren van het departement, vooral na het recent hertekende organogram? Uit een interne bevraging bij het personeel blijkt immers bij het personeel de perceptie te leven dat die reorganisatie niet zo geslaagd is. Is die reorganisatie reeds grondig geëvalueerd? Zo niet, hebt u concrete plannen in die richting? Zo ja, wat is de timing van die evaluatie?
Ik wil om af te sluiten nogmaals mijn waardering uitspreken voor de vele mensen die er werken, alsook voor de leiding. Het is echter niet omdat ik mijn waardering voor de leiding uitspreek, dat ik er niet ook heel kritisch over kan zijn.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Er is mij inderdaad gesignaleerd vanuit het departement dat er vragen zijn bij de hoogte van de besparingen op de loonkredieten voor de periode 2020-2024. Er is mij ook aangegeven dat de werkingsmiddelen waarover het departement beschikt, de laagste zijn per hoofd van alle departementen. Ik ben dit nu verder aan het bekijken met mijn collega, de minister bevoegd voor Jeugd en Media. Wij delen immers de verantwoordelijkheid over dat departement.
Er zijn inderdaad extra middelen voorzien voor het vernieuwen van de digitale infrastructuur. Die middelen zijn daarvoor geoormerkt en op dit moment zijn er geen andere extra middelen voorzien.
Wat de robuustheid van het departement betreft, wil ik allereerst inzetten op planlastvermindering. We gaan stelselmatig decreten herbekijken en de insteek daarbij is dat we zorgen voor planlastvermindering. Dat is niet alleen positief voor de indiener van dossiers, maar ook voor de persoon die ze moet screenen en evalueren. Ik heb het departement gevraagd om de regelgeving te screenen op de administratieve lasten die door de regelgeving gegenereerd worden, zowel voor de sector als voor het departement. Ik denk dat daar nog een substantiële winst kan worden geboekt.
Verder valt het beheer van het departement onder de exclusieve bevoegdheid van de secretaris-generaal. Het is aan de secretaris-generaal, als leidend ambtenaar, om zijn apparaatskredieten op zo’n manier in te zetten dat hij kan voldoen aan de werkmassa die in samenspraak met zijn voogdijministers moet gebeuren. Het is aan de leidend ambtenaar om te zien waar gefocust kan worden op de kerntaken en waar eventueel aan planlastvermindering kan worden gedaan.
Wat de kritische perceptie van de sector betreft, is het zoals ik al zei aan de leidend ambtenaar om zijn departement te organiseren. Dat behoort tot zijn bevoegdheid; dat is zijn taak. Het organogram van het departement is inderdaad hertekend begin 2018. De herstructurering was zeer grondig en samen met de inkanteling van de provincies vergde dat een grote aanpassing van de medewerkers. Het doel was de organisatie af te stemmen op de uitdagingen voor de sector, zoals u het zelf formuleert. Blijkbaar waren er in de beginfase weeffouten, zoals dat met elke grote herstructurering het geval is; een herstructurering brengt altijd wel wat kinderziektes met zich mee. Er vond eind 2018 dan ook een evaluatie van de herstructurering plaats en in de loop van 2019 zijn de nodige aanpassingen gebeurd.
Wat de klachten van de sector betreft, is het logisch dat de sector met enige scepsis heeft gekeken naar deze grondige reorganisatie. Helemaal in het begin zijn wel enkele vragen gesteld, voornamelijk vanuit de jeugdsector. Ondertussen is er heel wat overleg gebeurd met de verschillende sectoren via het halfjaarlijks sectoroverleg met de bovenbouworganisaties uit de vier sectoren: jeugd, kunsten, erfgoed en sociaal-cultureel werk. Uit een klantenbevraging van 2019, die hier in de parlementaire commissie trouwens al aan bod is gekomen, bleek dat 93 procent van de klanten voldoende tot zeer tevreden is over de algemene dienstverlening.
In de driehoeksverhouding tussen de politiek, de administratie en de sector zal er altijd enige frictie zijn. Daar moeten we ons geen illusies over maken. Een systeem, zo’n reorganisatie, moet zich echter ook wat kunnen zetten, zeker als er een aantal bijsturingen zijn geweest. Ik zou dat reorganisatiemodel nu wat tijd, rust en stabiliteit willen geven, zodat het zich kan zetten. Van evaluatie naar evaluatie sukkelen is niet aangewezen. Gezien de aanpassingen die er zijn gebeurd, zou ik eerst willen nagaan of die nu volstaan. Als de kritiek uit de sector aanhoudt, dan moeten we natuurlijk bijsturen. Dat is nu eenmaal zo.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Dank u, minister-president, voor uw omstandig antwoord. Ik wil toch nog eens een bezorgdheid van Groen meegeven over de communicatie en het functioneren van de administratie. Ik hoef u absoluut niet te vertellen dat de sectoren, zeker de kunstensector, voor enorme uitdagingen staan door de u welbekende besparingen. Anderzijds voel je dat de trechter voor de volgende erkenningsronde eraan komt. Dan is het toch van groot belang dat de sector, waar we het toch allemaal voor doen en waar de middelen voor dienen, goed geholpen wordt en dat de mensen binnen de sector weten bij wie ze moeten zijn en de competitie voor middelen met waardigheid kunnen aangaan. Een kwaliteitsvolle begeleiding vanuit het departement is daarbij een absolute must. We hebben al veel gesproken over het moeilijke en slechte functioneren van KIOSK. U hebt maatregelen aangekondigd om dat te verbeteren, maar de tijd dringt wel. We zullen dus een versnelling hoger moeten schakelen.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Het is mijn overtuiging dat een kwalitatieve begeleiding van de kandidaten bij de erkenningsronde zal leiden tot een kwalitatievere beoordeling. Ik wil dan ook graag van u horen hoe u de rol van het departement ziet inzake het begeleiden van de kandidaten in de volgende erkenningsronde, niet het minste bij het moeilijke traject dat aanvragers van projectsubsidies moeten doorlopen. Vooral die laatsten baren mij zorgen, omdat het vaak over mensen gaat die weinig ervaring hebben met het schrijven van projecten en met andere woorden wel een waarderende begeleiding vanuit het departement zouden kunnen gebruiken. Hoe ziet u de rol van het departement inzake begeleiding precies?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, collega Pelckmans, om dit thema hier ter sprake te brengen. Uw bezorgdheid leeft niet alleen bij Groen; ook binnen CD&V hebben we al een aantal keer vragen gesteld bij de hervormingen binnen het Departement CJM. Die zijn tot op heden zeer tumultueus verlopen, zeker wat de rol of de plaats van de cel Jeugd binnen de missie van het departement betreft.
We hebben natuurlijk een heel moeilijke periode achter de rug, met eerst de overheveling van de provincies, dan de herstructurering en daarna de besparingen en de wervingsstop. Dat is een hele uitdaging geweest voor het departement als organisatie en dat heeft ook een heel grote impact op het personeel. Wij hebben die personeelsevaluatie ook gezien en de CD&V-fractie deelt de bezorgdheid van het personeel en Groen ook heel hard.
Er is een groot verloop, waardoor expertise ofwel verloren gaat ofwel verkeerd moet worden ingezet. De werkdruk ligt hoog en het zijn een aantal zeer bekwame medewerkers die de boel nog draaiende houden. Ik stel mij ook vragen bij het feit – en ik sluit me daarvoor aan bij collega Pelckmans – dat er veel minder personeel is binnen CJM in vergelijking met andere departementen. Ik zou u dan ook willen vragen of er extra personeel nodig is om alle opdrachten uit te voeren dan wel of wij zelf moeten snoeien in het aantal opdrachten, zodat alles gerealiseerd kan worden wat het departement decretaal krijgt toegewezen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ook ik wil collega Pelckmans danken voor de vraag. Net zoals de CD&V-fractie sluit ik mij bij de bezorgdheid aan. Er zijn besparingen op de apparaatskredieten, er is een groot personeelsverloop, er zijn problemen met KIOSK. Ik herinner mij uit de vorige legislatuur ook dat men steken heeft laten vallen in het radiodossier. De vraag naar extra personeel is daarom volgens mij zeker en vast terecht. De suggestie om echter ook eens een grondige evaluatie door te voeren, die ondersteunen wij ook mee.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Segers, ik begrijp dat u vanuit de oppositie zegt dat er bijkomende middelen en bijkomend personeel moeten zijn. Dat begrijp ik.
Ik heb daarstraks gezegd dat ik samen met minister Dalle de beweringen van de administratie ga onderzoeken. Het is de bedoeling om een planlastvermindering door te voeren voor de mensen die dossiers indienen, wat ook repercussies heeft op de evaluatie en bewerking van die dossiers. Dat is snoeien in de taken en de werklast van het departement.
Wat de rol van het departement bij de aanvragen betreft, vind ik dat een administratie zich als helper moet opstellen. Als mensen zeggen een aanvraag te willen indienen en zich daarvoor tot het departement richten, dan moet de administratie een helpende hand bieden. Daar moet men mankracht voor ter beschikking stellen, zeker voor mensen die voor het eerst een dossier indienen. Dat staat ook uitdrukkelijk in de opdracht van het departement. Die taak moet verdergezet worden.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, het is een kort en helder antwoord, maar of het voldoende zal zijn, zal moeten blijken. Ik blijf nog altijd wat sceptisch.
Ik wil ook nog even reageren op onze rol als oppositie en op de middelen die wij altijd vragen. U bent zelf voldoende ondernemer om te beseffen dat je soms moet investeren om achteraf veel efficiënter met de zaken om te gaan. (Minister-president Jan Jambon knikt instemmend)
U geeft zelf aan dat het departement een helpende hand moet bieden, maar daar heb je effectief mensen voor nodig die daar voldoende opgeleid voor zijn. Hoe dat dan efficiënt georganiseerd moet worden, lijkt mij een uitdaging voor de organisatie zelf.
Ik heb nog een bedenking, als u mij toelaat om die te uiten, minister. U schuift de verantwoordelijkheid door naar de secretaris-generaal. Het is natuurlijk zijn opdracht, maar tegelijkertijd hebt u als voogdijminister in dezen ook een krachtige stem en hebt u er alle belang bij dat dit punt grondig wordt aangepakt.
Om af te sluiten wil ik nogmaals zeggen dat ik alle respect heb voor iedereen die bij het departement werkt, de directeur-generaal inclusief.
Ik wil nog even reageren op een puntje. Ik heb tijdens mijn periode in het bedrijfsleven inderdaad nog reorganisaties doorgevoerd. We investeren hier ook wel. Investeren betekent niet per se dat er personeel bij komt. Investeren is ook digitaliseren, zodat je met een bepaalde capaciteit van mensen meer zaken kunt doen. Naast digitaliseren is er ook vereenvoudigen: de administratieve overlast verlagen. Dat zijn onze intenties en daarmee denk ik dat het bestaande takenpakket draaglijk wordt voor de huidige bezetting.
Maar ik zeg het nog eens: we gaan de cijfers van het departement samen met collega Dalle evalueren en kijken of de middelen die men krijgt voldoende zijn om alle taken uit te voeren. Ik heb kennis genomen van de beweringen van het departement en ik vind die ernstig genoeg om daar eens grondig naar te kijken en er conclusies uit te trekken.
Investeringen zijn dus wel voorzien, investeringen in digitalisering weliswaar.
De bedenking die ik me soms wel eens durf te maken is dat je natuurlijk ook de steunpunten hebt. Er is een hele bovenbouw waar heel veel kennis en knowhow zit. Misschien moet er daar een partnership mee ontstaan, al dan niet in een tijdelijk verband. Om mensen goed te begeleiden heb je de juiste expertise nodig. Het is niet zo dat je dat zomaar op de huidige ploeg kunt afschuiven. Met de moeilijkheden waar de sector voor staat, wil ik er absoluut op aandringen – en ik voel daar veel collegialiteit voor in deze zaal – om dat heel grondig aan te pakken. U zult er achteraf wel bij varen, want het zal de kwaliteit van de beslissingen alleen maar ten goede komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.