Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Leenvergoeding is een onderdeel van de federale wetgeving. Momenteel is er nog altijd een koninklijk besluit (KB) van kracht van 13 december 2012. Dat bepaalt de bedragen die per collectiestuk en per uitlening betaald moeten worden door de uitlenende instelling en dat dit bedrag doorgerekend kan worden aan de leners. Voor de bibliotheken neemt Vlaanderen dat al sinds mensenheugenis op zich omdat men de bibliotheken en de bibliotheekbezoeker niet bijkomend wil belasten.
Tot en met verbruiksjaar 2017 werden de gegevens centraal aangemeld en centraal betaald – dat ging over 1,67 miljoen euro in 2017 – door de Vlaamse Gemeenschap die een vermindering van 5 procent bekwam omdat de gegevens centraal werden aangemeld en betaald. Van dit bedrag is 13,3 procent bestemd voor de leenvergoeding aan audiovisuele materialen, cd’s en dvd’s en dergelijke, en 86,7 procent voor gedrukte materialen, lees: boeken.
Tot 2018 werden de Vlaamse openbare bibliotheken via het decreet Lokaal Cultuurbeleid gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Voorwaarde voor de uitbetaling was het tijdig bezorgen van statistische gegevens over gebruikers, collectie, uitleningen en werking. Deze gegevens werden samengevoegd en gepubliceerd in een aantal statistieken – ik ga daar niet op in. Maar natuurlijk na de afschaffing van het decreet Lokaal Cultuurbeleid is de verplichting om deze gegevens aan te leveren aan Vlaanderen weggevallen, met als gevolg dat de gegevens over 2018 onvolledig zijn en er naar schatting slechts 60 procent rapportage zou zijn ten opzichte van de volledige cijfers over 2017. Een centrale aanlevering van de gegevens van collectie en uitleningen van alle Vlaamse openbare bibliotheken is dus niet meer mogelijk gebaseerd op actuele cijfers, waardoor de vermindering van 5 procent die we kregen, terugvalt op 2,5 procent en leidt tot extra administratieve kosten voor Reprobel ten nadele van de begunstigde auteurs en uitgevers. Door de verschillende bibliotheekbeheerssystemen in de Vlaamse openbare bibliotheken ontbreekt een objectief inzicht in de aanwezigheid in de collectie en het totaal aantal uitleningen per titel, wat een interessante parameter is voor de monitoring van het lees- en leengedrag en de impact van Vlaamse auteurs en uitgevers daarop.
Het eengemaakt bibliotheeksysteem (EBS) dat door Cultuurconnect wordt uitgerold in heel Vlaanderen zou een oplossing kunnen geven omdat het een open, betrouwbaar, gebruiksvriendelijk en geïntegreerd softwaresysteem biedt voor het consolideren van de stabiele werkprocessen in de bibliotheek. Dat zijn er nogal wat: dat gaat van het bestellen van materiaal tot het uitlenen en de rapportage natuurlijk. Een open overleg met de Vlaamse boekensector, Boek.be, en de Vlaamse Auteursvereniging (VAV) moet het mogelijk maken de informatie te clusteren tot collectie- en uitleningsgegevens op titelniveau.
De vergoeding van 0,03 euro per uitlening – dat is dan 0,021 euro voor de auteur en 0,009 euro voor de uitgever – blijft bovendien ver achter bij het Europese rekenkundig gemiddelde van twaalf landen, waar het dan gaat over 0,195 euro. Voor zes landen met een open vergoedingssysteem is het gemiddeld 0,176 euro, exclusief België. Uit onderzoek van de boekensector blijkt immers dat België de laagste vergoeding per uitlening geeft in de hele EU. Nederland geeft bijvoorbeeld vier keer meer.
Het BoekenOverleg vraagt daarom al langer aan de Vlaamse overheid om de leenvergoeding voor auteurs op te trekken naar het Europees gemiddelde, wat concreet een verzesvoudiging van de vergoeding zou betekenen. Ze vragen bovendien om het bedrag niet per inwoner te berekenen maar per aantal gebruikers en uitleningen, en om de leenvergoeding te financieren vanuit de begroting Cultuur, zodat zij voor Vlaamse auteurs en uitgevers kan worden voorbehouden.
Door omzetting van papieren boeken naar e-boeken komen deze inkomstenbronnen voor auteurs en uitgevers ook nog fors onder druk wegens lagere verkoopprijzen, een hoog btw-tarief en piraterij en ongecontroleerd kopiëren. Volgens een Nederlands onderzoek is slechts een op de drie van de beschikbare digitale titels op de e-reader aangekocht. De rest is ofwel gratis ofwel illegaal bekomen. E-boeken maken eigenlijk nieuwe exploitatievormen mogelijk. Streaming, verhuring, abonnementsformules en pakketaanbiedingen kennen we uit de muziekwereld en hebben aangetoond dat daardoor de basismarkt van het fysieke product, de cd’s, en dus het verdienmodel voor componisten en muzikanten gedecimeerd is. Als abonnee kun je onbeperkt e-boeken downloaden of raadplegen voor een symbolische prijs. Dus ook voor boeken is daar toch het een en ander in beweging. De geringe inkomsten die overblijven voor de auteur zijn symbolisch nadat de aanbieder, de provider, de uitgever en de tussenpersoon hun aandeel hebben afgeroomd.
Voor de uitlening van e-boeken geldt geen wettelijke licentie, wat tot gevolg heeft dat om e-boeken uit te lenen een exclusieve licentie moet worden verworven van de rechthebbenden: auteurs en uitgevers. Cultuurconnect maakt werk van een centraal platform voor de collectieve uitlening van e-boeken voor de Vlaamse openbare bibliotheken in de vorm van een one copy one user-model, wat inhoudt dat per aangekocht e-boek er tegelijkertijd maar één uitlening aan één gebruiker kan zijn. Het uitgangspunt van Cultuurconnect dat de uitlening van een e-boek vergoed zou worden aan het tarief van een papieren boek, wordt natuurlijk, en begrijpelijk, niet aanvaard door Vlaamse uitgevers en auteurs.
Minister, ik heb hierover een aantal vragen. (Opmerkingen van minister Jan Jambon)
Ja, het is technisch, maar het is misschien goed dat het ook eens wordt uitgelegd, want het is ingewikkeld. Het is ook de eerste keer deze legislatuur dat we dit opnieuw aankaarten. Volgende keer kunnen we misschien korter zijn.
Bent u op de hoogte van de vragen van het BoekenOverleg over de problematiek van de leenvergoeding en deelt u hun analyse dat de leenvergoeding te laag is in Vlaanderen?
Wat is uw standpunt over het centraal aanmelden en betalen van de leenvergoeding in Vlaanderen? Welke rol zal Cultuurconnect hierin spelen en werd hiertoe al overleg gepleegd met de Vlaamse boekensector en de beroepsvereniging van de Vlaamse auteurs VAV of het BoekenOverleg? Zo ja, wat waren de conclusies van dit overleg?
Hebt u al overleg gehad met uw federale collega, minister Nathalie Muylle, bevoegd voor de auteurswetgeving, om te informeren of er een evaluatie is gemaakt van de huidige bedragen en de evoluties in het gebruik en of de minister ook een officiële benchmark met onze buurlanden gemaakt heeft?
Wat is uw standpunt over de kritiek van de Vlaamse uitgevers en auteurs op het voorstel van Cultuurconnect om voor de uitlening van het e-boek hetzelfde tarief te hanteren als voor een papieren boek?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, vooraleer op uw vragen te antwoorden wil ik toch eerst een tweetal foutieve gegevens uit de inleiding rechtzetten. De Vlaamse openbare bibliotheken werden tot en met 2015 door de Vlaamse Gemeenschap op basis van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid gesubsidieerd. Deze subsidie werd vanaf 2016 opgenomen in het Gemeentefonds. Tot en met 2015 waren de openbare bibliotheken decretaal verplicht om cijfers over hun werking aan te leveren via het Bibliotheek Informatie- en OpvolgingsSysteem (BIOS3).
Deze verplichting hield op te bestaan met de hierboven vermelde overheveling van de geoormerkte sectorale subsidies naar het Gemeentefonds. Mede hierdoor nam de participatiegraad van bibliotheken aan BIOS sinds 2016 geleidelijk af. Voor het werkjaar 2018 rapporteerde 66 procent van het totale aantal bibliotheken. Dit percentage slaat op de registratie van minstens één rubriek van de totale set. De registratie van die gegevens die nodig zijn voor de berekening van de leenvergoeding vormt echter een uitzondering op deze evolutie. Het gaat hier specifiek over gegevens over de collectie en over de uitleningen. Door extra inspanningen van mijn departement en een nauwe samenwerking met Cultuurconnect en het betrokken kabinet zijn we erin geslaagd om voor deze specifieke gegevens een invulgraad van 100 procent te behouden.
Het klopt dus niet dat de gegevens slechts tot en met referentiejaar 2017 centraal werden verzameld en berekend. Dit is ook voor het referentiejaar 2018 gebeurd en zal ook voor het referentiejaar 2019 gebeuren.
Ik ben op de hoogte van het meest recente memorandum van het BoekenOverleg van 2019 dat de problematiek van de leenvergoeding als een van de aandachtspunten voor de Vlaamse overheid vooropstelt. Het BoekenOverleg vraagt om deze leenvergoeding op te trekken naar het Europese gemiddelde en dit te financieren vanuit de begroting Cultuur, zodat zij voor in Vlaanderen uitgegeven auteurs kan worden voorbehouden.
Net als in het merendeel van de Europese landen wordt de leenvergoeding in Vlaanderen door de overheid betaald. Toch zijn er grote verschillen, wat een eenduidige, zinvolle vergelijking tussen de landen bemoeilijkt. Zo zijn de begunstigden van de leenvergoeding niet in elk land dezelfden. In een minderheid van landen, 6 op 22, ontvangen uitgevers een gedeelte van de leenvergoeding. In 7 landen wordt de leenvergoeding expliciet beperkt voor auteurs van de eigen nationaliteit en/of publicaties in de eigen taal. Slechts in 3 landen maakt de leenrechtvergoeding deel uit van het auteursrecht, wat een gelijke behandeling van buitenlandse auteurs inhoudt.
In België wordt de leenvergoeding bepaald door twee kostendrijvers, enerzijds een forfait op basis van de grootte van de collectie en anderzijds een bedrag op basis van het aantal uitleningen. Hoe groter de collectie, hoe hoger het forfait dus. Hierop is wel een correctie voorzien, telkens van 5 procent, enerzijds voor werken die niet voor uitlening ter beschikking worden gesteld, en anderzijds voor werken die tot het publieke domein behoren. Daarnaast moet een bedrag per uitlening worden betaald. Ook hier is er een correctie voor werken die tot het publieke domein behoren, opnieuw een korting van 5 procent. Een verlengde uitlening wordt op grond van de inleidende overwegingen bij het tariefbesluit van 2012 niet als een uitlening beschouwd. Voor bijkomende informatie verwijs ik u naar het koninklijk besluit van 13 december 2012 betreffende de vergoeding voor openbare uitlening.
In 2019 betaalde de Vlaamse overheid een factuur voor de leenvergoeding aan Reprobel ten bedrage van 2.059.123,36 euro. Voor 2020 bedraagt de factuur 2.043.160,29 euro.
In samenwerking met Cultuurconnect slaagt mijn departement er nog altijd in om alle noodzakelijke gegevens voor het berekenen van de leenvergoeding te verzamelen. Er is al overleg geweest tussen de administratie en Cultuurconnect om te bekijken hoe de centrale aanlevering vanuit het eengemaakt bibliotheeksysteem zal kunnen verlopen. De conclusies van dit eerste overleg waren dat er zeker mogelijkheden zijn voor een efficiënte en gecentraliseerde data-uitwisseling, maar dat dit verder technisch en organisatorisch zal worden uitgewerkt.
Hierover is nog geen grondig overleg geweest tussen Cultuurconnect en het BoekenOverleg, noch met de Vlaamse Auteursvereniging (VAV) of de Vlaamse uitgevers, maar daarvoor is het mijns inziens zeker niet te laat. Het eengemaakte bibliotheeksysteem is in volle transitie. Ik zal de betrokken organisaties vragen om dit overleg te organiseren met het oog op synergieën die kunnen leiden tot een breder aanbod, een betere ontsluiting en bruikbare data voor onderzoek.
Met federaal minister van Werk, Economie en Consumenten Nathalie Muylle zijn de eerste contacten gelegd. Uiteraard ben ik geïnteresseerd in een evaluatie van de huidige bedragen. Ook de evoluties in het gebruik en een benchmark met onze buurlanden zijn mijns inziens noodzakelijke informatie bij het mogelijk wijzigen van de leenrechtvergoeding. De vergelijking is echter wat complexer, de systemen zijn wezenlijk verschillend in een heel aantal landen.
Wat is nu het standpunt over de kritiek van de Vlaamse uitgevers? U baseert zich op mondelinge informatie van Cultuurconnect ten tijde van de start van de onderhandelingen met de uitgevers over de realisatie van een e-boekendienst. Bij de aanvang van deze onderhandelingen ging Cultuurconnect ervan uit dat, op basis van het arrest van het Europese Hof van Justitie van 10 november 2016, de zaak C-174/15, het uitlenen van e-boeken – voor zover deze uitlening gebeurt via het ‘one copy, one user’-model – ook valt onder de uitzondering voor openbare uitlening en dus niet onder het exclusief recht.
Daarnaast ging Cultuurconnect bij de start van de onderhandelingen ook uit van de bepalingen rond e-boeken en openbare bibliotheken zoals vastgelegd in het decreet op de gereglementeerde boekenprijs.
Tijdens de onderhandelingen met de uitgevers is gebleken dat de uitgevers bovenstaand arrest naast zich neerleggen en niet erkennen dat het uitlenen van e-boeken onder de uitzondering van openbare uitlening valt. Deze weigerachtige houding doet zich ook in Nederland voor.
Indien e-boeken onder de uitzondering van openbare uitlening vallen, brengt dit met zich mee dat de rechthebbenden niet kunnen verhinderen dat openbare bibliotheken aangekochte e-boeken kunnen uitlenen, waarna de rechthebbenden evident wel via de leenrechtvergoeding een compensatie ontvangen voor deze uitlening.
Ten gevolge van de houding van de uitgevers heeft Cultuurconnect zijn aannames moeten loslaten. Daardoor wordt in functie van de realisatie van een e-boekendienst voor de openbare bibliotheken onderhandeld met de uitgevers over de titels die ze al dan niet willen aanbieden voor uitlening door openbare bibliotheken, en dit volgens een onderhandeld prijsmodel. De uitgevers beslissen dus welke titels ze tegen welke meerkost ten opzichte van de retailprijs ter beschikking willen stellen via specifieke licenties. In deze licenties wordt het gebruik van de e-boeken beperkt, zowel inzake duur van de licentie als inzake het aantal uitleningen dat mogelijk is per licentie.
Voor de realisatie door Cultuurconnect van een e-boekendienst voor de openbare bibliotheken wordt gewerkt met specifieke, onderhandelde licenties die duurder zijn dan de retailprijs van het e-boek in de boekhandel. Die licenties wijken dus ook af van de gereglementeerde boekenprijs die nochtans ook betrekking heeft op e-boeken, en waarbij werd bepaald dat openbare bibliotheken een maximale korting van 25 procent zouden krijgen op de aankoop van boeken en e-boeken.
De conclusie is dat er voor het uitlenen van e-boeken in een aparte licentie wordt voorzien volgens een onderhandeld prijsmodel. Met andere woorden, de onderhandelingen met de uitgevers hebben geleid tot een licentiemodel buiten het leenrecht en buiten de gereglementeerde boekenprijs om.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw uitvoerige antwoord. Als ik het goed begrepen heb, hebt u niet geantwoord op de vraag over de verhoging van de vergoeding. U baseert zich op het feit dat dat allemaal moeilijk te vergelijken is. Ik kan mij toch niet voorstellen dat men dat in de sector zelf ook niet weet. Als zij al jaren zeggen dat zij de laagste in de EU zijn, dan is dat toch ergens op gebaseerd. Misschien moeten we inderdaad een benchmark doen. Ik pleit ervoor om op termijn naar een verhoging te gaan. U hebt zich daar niet over uitgesproken. We wachten dit verder af.
U gaat ook in overleg met Boek.be en de Vlaamse Auteursvereniging (VAV). U hebt dat hier aangegeven. Het zou goed zijn indien daar eens wordt bekeken wat eventueel de mogelijkheden zijn, want het feit dat we de laagste zijn in de EU wil ik toch aannemen, ook al zijn er misschien zaken die niet te vergelijken zijn omdat elk land zijn eigen systeem heeft. Vandaar ook het nut van een benchmark. Daar moeten we op wachten. Als die er niet komt of als die op federaal niveau moet gebeuren, kunt u misschien ondertussen toch al tenminste in gesprek gaan om te bekijken of er niet al een en ander mogelijk is.
Ik heb nog een bijkomende vraag over de sector van de amateurkunsten. Zij hebben hun eigen documentatiecentra van de landelijke amateurkunstorganisaties. Zij moeten ook een leenvergoeding betalen voor het uitlenen van bijvoorbeeld directiepartituren of theaterteksten aan hun leden. Zij hebben in het verleden al pogingen ondernomen bij het Forum voor Amateurkunsten om ook een vrijstelling te krijgen. Daarin is voor hen niet voorzien. Misschien zou het goed zijn dat Vlaanderen ook daar het leenrecht op zich zou kunnen nemen, in de mate dat zij binnen het federale kader geen vrijstelling kunnen krijgen? Wilt u dat bekijken? Kan uw administratie daar verder overleg over plegen met de amateurkunstensector? Ik neem aan dat dat niet over de grote bedragen gaat. Dat zal verder onderzoek moeten uitwijzen. Wilt u dat ook even bekijken voor de amateurkunstensector?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Moet ik dat bekijken voor de amateurkunsten? Dat is federaal. Ik zie niet goed in hoe wij dat moeten compenseren vanuit Vlaanderen. Dan kun je veel dergelijke dingen doen. Ik wil het wel eens bekijken. Maar het gaat niet over grote bedragen. Als we zoiets doen, gaan we weer een hoop parallelle administratie opzetten. Ik ben sceptisch, maar ik zal het eens bekijken.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voor de duidelijkheid: die vrijstellingen zijn bepaald in dat koninklijk besluit. Dat gaat over onderwijsinstellingen, wetenschappelijke onderzoeksinstellingen, zorginstellingen, instellingen ten behoeve van blinden en slechtzienden, doven en slechthorenden. Bibliotheken zitten daar zelfs niet echt tussen. Daarom betaalt Vlaanderen dat al jaren voor de bibliotheken. Zo zou het ook voor documentatiecentra van amateurkunsten geregeld kunnen worden, zoals het ook voor bibliotheken is geregeld. Bekijk het rustig, misschien met de sector. Ik weet ook niet over welke bedragen dit al dan niet zou gaan. Dat speelt natuurlijk een rol. Ik pleit ook niet voor weer eens parallelle administratieve systemen. Absoluut niet, maar misschien is daar wel een mogelijkheid om op die vraag in te gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.