Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Uit een onderzoek van het Kenniscentrum Gezinswetenschappen van Hogeschool Odisee blijkt dat Brusselse gezinnen met moeite de weg naar gezinsondersteuning vinden. Eind 2018 bevroeg het onderzoeksteam 277 toekomstige ouders en 31 medewerkers van 20 Brusselse gezinszorginitiatieven of -organisaties. Centraal daarbij stond de vraag of diensten voor gezinsondersteuning in Brussel voldoende bekend zijn bij het grote publiek en of die er al dan niet gebruik van maken. Het antwoord op die vraag is negatief, zo toont het onderzoek ons.
Ruim de helft van de ondervraagde ouders zegt dat ze niet geïnformeerd worden over het Brusselse aanbod van ondersteuningsinitiatieven. Het probleem situeert zich hier voornamelijk bij initiatieven die psychosociale steun of ondersteuning bij de opvoeding bieden.
De organisaties op hun beurt kaarten aan dat er vooral voor kwetsbare ouders niet altijd gepaste en betaalbare ondersteuning bereikbaar of beschikbaar is.
Sigrid Arents, coördinator bij Huis der Gezinnen, wijst erop dat mensen zich verliezen in de wirwar van het Nederlandstalig en Franstalig aanbod en vaak al blij zijn als ze ‘ergens’ geholpen worden.
Minister, hoe evalueert u de resultaten van het onderzoek? Welke oorzaken ziet u voornamelijk voor het feit dat gezinnen in Brussel moeilijk de weg vinden naar ondersteuning? Hoe zult u ervoor zorgen dat er een betaalbaar, laagdrempelig en behoeftedekkend Nederlandstalig aanbod voor gezinsondersteuning aanwezig is in Brussel, zodat elk Nederlandstalig gezin toegang heeft tot de ondersteuning dat het behoeft? Welke acties of initiatieven zult u ondernemen om Nederlandstalige gezinsondersteunende initiatieven in Brussel beter kenbaar te maken en te promoten? Zult u met de andere betrokken overheden in overleg gaan om te bekijken en af te stemmen op welke manier het aanbod aan gezinsondersteuning in Brussel, zowel Nederlandstalig als Franstalig, overzichtelijker en toegankelijker gemaakt kan worden?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de onderzoeksresultaten bevatten geen verrassingen, maar liggen in het verlengde van eerder onderzoek. Ik verwijs naar de Cartografie van de Nederlandstalige gezinsvoorzieningen in Brussel, ook uitgevoerd op initiatief van Bianca Debaets, het toenmalige Collegelid voor Welzijn, Gezondheid en Gezin in de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC).
Oorzaken waarom gezinnen moeilijk de weg vinden, kunnen individueel heel verschillend zijn. Daarnaast spelen allicht ook de diversiteit in taal- en migratieachtergrond, de veelheid eenoudergezinnen en armoede een rol. Bovendien is er een versnippering van het aanbod. Ten slotte is Brussel gedeeld territorium van diverse overheden, wat gebruikers de keuzevrijheid geeft tussen een Nederlandstalig en Franstalig aanbod, maar ook zorgt voor meer complexiteit.
De specifieke context van onze tweetalige hoofdstad plaatst basisvoorzieningen die vergund, erkend en/of gesubsidieerd zijn vanuit de Vlaamse overheid ook voor bijzondere uitdagingen. Zo is de spoeling te dun om in elke wijk een klassiek consultatiebureau uit te bouwen.
Het is duidelijk dat preventieve gezinsondersteuning een specifieke invulling moet krijgen in Brussel. De huidige manier waarop we het basisaanbod aansturen en financieren werkt niet langer. Bekeken moet worden of tijdelijke regelluwte ruimte kan geven voor een nieuw concept.
De Vlaamse Gemeenschap heeft de ambitie om 30 procent van de Brusselse bevolking te bedienen en minstens 5 procent van de middelen voor gemeenschapsbevoegdheden te investeren in Brussel.
Overeenkomstig het regeerakkoord werken we, samen met de VGC, een geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid uit in Brussel, in aansluiting ook op het onderwijs, namelijk een Brede School, en kinderopvang. Een efficiënte inzet van middelen en een slagkrachtige organisatie staan daarbij voorop. Het Huis van het Kind krijgt daarbij een belangrijke opdracht.
In 2019 startte het agentschap Opgroeien, in nauwe samenwerking met de VGC, een traject op om het geïntegreerd gezinsbeleid in Brussel verder uit te bouwen en bekend te maken. Het traject heeft zowel betrekking op de eigen dienstverlening van Kind en Gezin als op vergunde, erkende en/of gesubsidieerde voorzieningen. Uitgangspunt van de oefening zijn de vragen en behoeften van gezinnen met jonge kinderen.
In het verlengde van dit project zal ik, in overleg met de minister van Brussel en het bevoegde VGC-Collegelid, bekijken welke aanpassingen van de regelgeving er op korte of middellange termijn moeten gebeuren.
De verdere bekendmaking van het aanbod, ‘de vlag’, wordt mee bepaald door het lopende traject en de toekomstige beleidskeuzes met het oog op een geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid in Brussel, ‘de lading’. In elk geval zal de brede bekendmaking in belangrijke mate worden opgehangen aan het Huis van het Kind. Ook het lokaal loket kinderopvang en/of de brede school kunnen een rol spelen in de verdere promotie. Daarnaast blijft ook meer gerichte communicatie nodig om bepaalde doelgroepen, zoals kwetsbare gezinnen, beter te bereiken.
De focus ligt nu op de ontwikkeling van een geïntegreerd Vlaams gezinsbeleid. Daarnaast zal waar nodig en/of opportuun overleg worden gepleegd met de andere bevoegde overheden in Brussel.
De multidisciplinaire teams van Kind en Gezin werken ook mee aan het eerder genoemde federaal project Born in Brussels, op initiatief van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en onder leiding van professor Beeckmans met het oog op perinatale zorgpaden en het opzetten van lokale perinatale netwerken.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Het is duidelijk dat er nog veel werk aan de winkel is om de zichtbaarheid en de toegankelijkheid van het netwerk van de Nederlandstalige gezinsondersteuning in Brussel te verbeteren. De onderzoeksresultaten wijzen op een dubbel probleem: enerzijds de gebrekkige bekendheid van de verschillende gezinsondersteunende initiatieven en anderzijds de moeilijke toegankelijkheid voor sommige kwetsbare groepen.
Voor de N-VA-fractie is het van groot belang dat de Nederlandstalige Brusselaars steeds terechtkunnen bij de Nederlandstalige ondersteuning die zij behoeven. Het kan namelijk niet zijn dat Nederlandstalige toekomstige ouders zich om de net genoemde redenen genoodzaakt voelen om een beroep te doen op Franstalige ondersteuning of zelfredzaamheid.
De Nederlandstalige gezinsondersteuning biedt bovendien de ideale gelegenheid om de integrale Nederlandstalige dienstverlening in Brussel bij jonge ouders bekend te maken. Die kennismaking met de dienstverlening kan dan ook een opstap zijn om deze ouders en de kinderen aan de hand te nemen naar andere Nederlandstalige initiatieven in andere beleidsdomeinen, zoals het onderwijs en de gemeenschapscentra. We moeten hier dus in blijven investeren.
Ik ben blij te horen dat u in overleg gaat met partners als de VGC, want in Brussel zijn samenwerking en overleg inderdaad zeer belangrijk, niet alleen met de VGC maar ook met de Franstalige dienstverlening, want het Brusselse zorgaanbod wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van zowel Nederlandstalige als Franstalige zorginitiatieven. Het is belangrijk dat alle betrokken partners samen kunnen kijken op welke manier het overzichtelijker kan en hoe drempels weggewerkt kunnen worden.
Als oplossing voor de huidige situatie hoor je af en toe: misschien moeten we evolueren naar een enkel Brussels aanbod, een soort van ‘vergewestelijking’. Ik wil toch zeggen dat dat voor onze fractie echt wel uit den boze is. Wat de N-VA betreft, is het feit dat de Brusselaar kan kiezen tussen een Nederlandstalig en een Franstalig aanbod net een meerwaarde, net zoals wij dat vinden op het vlak van Onderwijs, Inburgering en Cultuur. Natuurlijk moeten de drempels wel weg. Daar is samenwerking en overleg voor nodig. Ik hoop dat u daar ijverig mee aan de slag zult gaan.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is inderdaad een dossier in de Brusselse realiteit, en die is complex. Het is nog heel zelden zo dat een gezin Nederlandstalig of Franstalig is. De overgrote meerderheid van de kindjes wordt geboren in een meertalig gezin. De VGC heeft – terecht, denk ik – zelf onder minister Debaets het initiatief genomen om wetenschappelijk gefundeerd de noden te onderzoeken, proefprojecten op te zetten om het perinataal aanbod beter te coördineren, maar in dit geval ook om de gezinsondersteuning beter te coördineren.
Het is fijn dat u promotie maakt voor onze Brusselse projecten. Hoeveel wil Vlaanderen investeren in Brussel wat dat betreft? Welke beleidsruimte krijgen de Nederlandstalige Brusselaars om de zeer schaarse middelen zo optimaal mogelijk in te zetten? U had het terecht over de Huizen van het Kind, maar die krijgen 65.000 euro om een werking op te zetten in Brussel. Volgens de Brusselnorm, die u ook hebt aangehaald, is die gericht op zo'n 300.000 inwoners.
De huidige middelen kinderarmoedebestrijding voor het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) worden in Brussel mee ingezet om het Huis van het Kind te ondersteunen. Het VAPA loopt dit jaar af. We hopen dus dat er vanuit Vlaanderen verder wordt bijgedragen aan de bestrijding van armoede van Brusselse ketjes, want één op de drie – dat heeft recent onderzoek dan weer aangetoond – heeft te maken met deprivatie en groeit daarin op.
In de Brusselse realiteit gaat het niet alleen over kwetsbaarheid, maar ook over meertaligheid. Het gaat specifiek over mensen die gericht zijn op hun eigen wijk. Dat is een interessante realiteit voor Vlaanderen. Hier moet zorg, samenwerking en ondersteuning gebeuren. Mede door de complexe realiteit, de kwetsbaarheid en de specifieke aanpak in Brussel om daarmee om te gaan, kunnen we veel leren uit Brussel. Minister, u hebt al twee projecten aangehaald. De ondersteuning van kwetsbare gezinnen wordt vaak verder gedeeld met Vlaanderen. Laten we vooral de Brusselse Nederlandstaligen ondersteunen om verder een goed beleid te voeren.
Minister, ik heb het al eens aangehaald tijdens de beleidsbespreking, maar toen hebt u het nauwer geïnterpreteerd dan gedacht. U had het toen over de armoede in Brussel en projecten en proeftuinen die in Brussel worden opgestart. Wanneer proeftuinen in Vlaanderen worden opgestart, zijn die heel moeilijk uitrolbaar over heel Vlaanderen en Brussel. Dat geldt niet voor proeftuinen in Brussel. Die zijn bijna altijd uitrolbaar over heel Vlaanderen en heel Brussel. Bijvoorbeeld de Kindreflex heeft een heel groot Brussels accent en heeft heel veel input gekregen vanuit Brussel. Wat dat betreft is dit een open uitnodiging om Brussel en zijn rijkdom aan proeftuinen en zijn creatieve manier om daarmee om te gaan, verder te gebruiken.
Minister Beke heeft het woord.
De middelen van het VAPA in Brussel voor 2020 zijn voorzien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.