Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Report
Mevrouw Fournier heeft het woord.
In de Eurometropool Rijsel-Doornik-Kortrijk worden grensoverschrijdende problemen aangekaart en besproken. Een van de onderwerpen die momenteel hoog op de agenda staan, is de grensoverschrijdende mobiliteit.
Om het belang van deze problematiek voor de Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) te schetsen, zal ik enkele cijfers opsommen.
Het gebied beslaat 2,1 miljoen inwoners. Er is 84 kilometer grens tussen de Europese Metropool Rijsel (MEL) en België, maar er zijn slechts drie grensoverschrijdende verbindingen met openbaar vervoer. Redenen voor grensoverschrijdende verplaatsingen zijn vooral boodschappen, werk en studies.
Er zijn 160.000 grensoverschrijdende verplaatsingen per werkdag, transitverkeer niet meegerekend. Er zijn 60 procent verplaatsingen van Frankrijk naar België, waarvan slechts 5 procent met het openbaar vervoer, en 40 procent verplaatsingen van België naar Frankrijk, waarvan slechts 7 procent met openbaar vervoer.
Tussen 2013 en 2017 was er een stijging van meer dan 14,2 procent van het aantal verplaatsingen van Belgen die in Frankrijk werken. Veel Fransen studeren ook in België.
Minister, u ziet dus dat er veel grensoverschrijdende verplaatsingen zijn en heel weinig openbaar vervoer. Uit eigen ervaring weet ik dat maatschappelijke uitdagingen niet stoppen aan de grens. Vervuiling, klimaat, files, gezondheidsproblemen: alles gaat vlot de grens over. De burgers hebben ook niet altijd een boodschap aan de verschillende wetgevingen en reglementen, maar vragen oplossingen, vooral in een eengemaakt Europa. Binnen de Eurometropool werd dan ook geopperd om een bijeenkomst te organiseren tussen de verschillende ministers van Mobiliteit van de verschillenden landen en regio’s.
Minister, wat hebben uw diensten al gedaan om betere verbindingen tussen Wallonië en Vlaanderen te realiseren? Wat hebben uw diensten al gedaan om betere verbindingen tussen Frankrijk en Vlaanderen te realiseren? Welke contacten zijn er ondertussen geweest met uw Waalse en Franse collega?
Minister Peeters heeft het woord.
De vervoerregio’s zijn volop bezig met de opmaak van regionale mobiliteitsplannen die in principe tegen de zomer klaar moeten zijn. In die regionale mobiliteitsplannen komt het openbaarvervoersnet aan bod, het gaat dan zowel over het treinnet als over het kernnet en het aanvullend net, dus over alles wat met openbaar vervoer te maken heeft.
Wat de grensoverschrijdende mobiliteit betreft, neem ik aan dat alle vervoerregioraden zich daarover uitspreken in de mate dat zij daarmee te maken hebben. Wat echter het busnetwerk betreft, is de problematiek van de grensoverschrijdende mobiliteit al duidelijk aan bod gekomen. Bijvoorbeeld bij TEC in Wallonië en ilévia in Frankrijk is duidelijk gestipuleerd dat ze geen opstappers mogen meenemen aan een halte in Vlaanderen waarlangs zij passeren. Dat zijn van die regels die op zich niet goed zijn voor de reiziger maar die wel wetmatig verankerd zijn. Bij ons heeft De Lijn het monopolie tot organisatie van het openbaar vervoer op Vlaams grondgebied, de tarifering en de tariefintegratie. Ook dat zorgt voor nog wat problemen. Om de problematiek van de grensoverschrijdende buslijnen grondig aan te pakken, zullen er bijkomende gesprekken moeten plaatsvinden tussen De Lijn, TEC en ilévia.
Wat betreft het treinnet is er vanuit de vervoerregio Kortrijk een advies geformuleerd aan de NMBS. Daarin werd onder meer gevraagd om op korte termijn op de lijn Kortrijk-Lille een vaste uurcadans en een verlaagde reistijd in te voeren. Op de langere termijn vraagt men om de snelle IC Oostende-Brugge-Kortrijk te verlengen naar Lille. Men vraagt ook om het aanbod Grensbiljet Lille binnen alle opstapplaatsen van regio Eurometropool langs de grens mogelijk te maken, gelijkaardig aan het tarief voor de opstap in Kortrijk. Dat zijn een aantal concrete vragen van de vervoerregio Kortrijk richting NMBS. U weet dat de NMBS federaal aangestuurd wordt, maar de vervoerregio's kunnen wel hun adviezen geven.
Naast het eerdere overleg tussen De Lijn, TEC en ilévia zal er op korte termijn een overleg plaatvinden tussen het agentschap van de Eurometropool en het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) om te bespreken hoe de grensoverschrijdende mobiliteit optimaal aangepakt en besproken kan worden. De wisselwerking tussen het agentschap van de Eurometropool en de vervoerregio moet onder andere verduidelijkt worden.
Daarnaast is er een overleg gepland tussen het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en de Service Public de Wallonie Mobilité et Infrastructures om enkele praktische afspraken vast te leggen, zoals de afstemming van werken op gewestwegen.
Op basis van de resultaten van deze contacten, die naar ons zullen worden teruggekoppeld vanuit AWV en MOW, zal worden bekeken of er verder nog een overleg moet zijn met de politieke collega's van Wallonië en Frankrijk.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het is duidelijk dat er overleg gepleegd wordt tussen de verschillende gewesten en de verschillende landen. U zegt dat u een vraag hebt gekregen van de Eurometropool om binnenkort eens samen te zitten. Is dat binnen een week of twee of gaan daar nog enkele maanden over? Zo kan ik dat volgen.
Zoals u zelf zegt en zoals ik ook al zelf heb gezien, passeert er een bus van TEC aan de halte van De Lijn en mag die gewoon niet stoppen op Vlaams grondgebied. Omgekeerd mag dat ook niet. Het is heel moeilijk uit te leggen aan de bewoners van mijn eigen stad Menen bijvoorbeeld, dat die bus gewoon niet mag stoppen, terwijl zij hetzelfde doel heeft, bijvoorbeeld het station. Minister, ik wil u vragen of er geen mogelijkheid is om die decreetgeving aan te passen. Ik weet dat dit heel gemakkelijk gevraagd is maar dat het wel een heel moeilijke oefening zou kunnen zijn omdat je met verschillende wetten en decreten, verschillende landen en gewesten en ook verschillende tarieven en dergelijke zit. Dat kan misschien een praktische oplossing zijn om het openbaar vervoer in die grensoverschrijdende regio aan te moedigen en te faciliteren. Als u binnenkort samenzit met de Eurometropool, kan het misschien aangekaart worden om decreten en wetgeving aan te passen om de mogelijkheid te bieden dat de bussen ook stoppen op het grondgebied van een andere regio.
Voor de rest ben ik tevreden met uw antwoord. Ik kijk uit naar de volgende overlegmomenten. Ik ga ervan uit dat daar ook positief nieuws uit komt.
De heer Maertens heeft het woord.
Collega Fournier, dank u wel voor de zeer interessante maar ook pertinente vraag. Het is echt wel een belangrijke problematiek. U hebt het gisteren in de plenaire vergadering misschien gezien dat de West-Vlamingen allemaal een pin op hadden. Er was een ontmoeting met de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) en alle West-Vlaamse parlementsleden. Het is deze pin. Ik wil u er ook een geven, minister. ‘Wij zijn West-Vlaanderen’, staat erop. Als minister bent u een beetje van iedereen, dus ook van ons.
Er is een interessante presentatie geweest van een aantal kerncijfers over onze economie en West-Vlaanderen ten aanzien van andere provincies. Er was een zeer frappante grafiek die over de werkloosheidsgraad ging. De werkloosheid situeert zich in West-Vlaanderen rond de 2 procent. Dat is eigenlijk niets. Eigenlijk is er geen werkloosheid in onze provincie, en ik denk dat dat specifiek in de regio Zuid-West-Vlaanderen, waarover we spreken, zelfs nog iets lager ligt.
Dat betekent dat er een enorme arbeidskrapte is in onze regio en dat betekent ook dat wij erin moeten slagen om medewerkers, arbeiders, van elders naar West-Vlaanderen te brengen. Gelet op de problematiek van de economische ruit en de sterkte daarin, slaag je er moeilijk in om van daaruit mensen naar West-Vlaanderen te lokken, maar er zijn enorme potentiëlen in Frankrijk en zeker ook in Wallonië. De bedrijven in de regio slagen er eigenlijk vrij goed in om mensen vanuit Frankrijk naar West-Vlaanderen te lokken om bij ons te komen werken. Dat heeft natuurlijk ook te maken met hun andere vangnet als je over de werkloosheidsuitkering spreekt. Er is een grotere incentive.
Het belangrijkste van heel die grafiek was eigenlijk dat van alle Waalse provincies de werkloosheid in de provincie Henegouwen het grootst is, en laat nu net die provincie het dichtst aansluiten bij West-Vlaanderen. Er ligt een zeer belangrijke taak voor u, maar bij uitbreiding ook bij de Vlaamse Regering, om ervoor te zorgen dat die Waalse werklozen uit Henegouwen naar West-Vlaanderen komen om te werken, en dan is mobiliteit daar een belangrijk element in. Er kunnen niet genoeg inspanningen worden geleverd om die mensen vlot naar onze provincie te brengen.
Ik denk dat de trein heel veel kan doen. De bus is wellicht ook een optie, maar eigenlijk moeten we ons, ook vanuit Vlaanderen, op die treinverbindingen focussen om de krapte op onze arbeidsmarkt op te lossen. Ik weet dat het niet rechtstreeks uw bevoegdheid is, minister, maar kunt u dit in de regering op gepaste momenten aanhalen? Ik denk dat Vlaanderen kan faciliteren in dat verhaal, ook al gaat het over de trein en is dat een federale bevoegdheid. Ik denk dat we dat kunnen via onze vertegenwoordiging van de Vlaamse Regering in de Eurometropool, maar ook via onze Vlaamse vertegenwoordiger in Frankrijk. Ik denk echt dat we daar de volgende jaren diplomatiek een punt van moeten maken. Daarnaast zijn er ook de contacten met uw Waalse tegenhanger en met de federale overheid om ervoor te zorgen dat die trein- en busverbindingen naar onze provincie kunnen verbeteren. Dit is dus geen specifieke vraag, maar wel een opdracht die ik u graag wil meegeven om daar de volgende jaren heel veel aandacht aan te besteden.
Een opdracht uit Zuid-West-Vlaanderen, het land van werk en honing.
De heer Keulen heeft het woord.
Het is eigenlijk meer een mededeling. Ik heb geïnteresseerd en een beetje verbaasd naar dit verhaal geluisterd. We hebben bij ons ook de directe verbindingen van Hasselt naar Maastricht en – zo hoor ik hier van mijn medewerker – ook van Turnhout naar Tilburg. De Lijn stopt daarbij op het grondgebied van Maastricht en Noord-Brabant. Ze stopt aan haltes in Nederland, pikt mensen op en brengt hen finaal naar het eindstation in Maastricht. Op de verbinding Hasselt-Maastricht heeft De Lijn dus drie of vier stopplaatsen in Nederland. In die zin ben ik een beetje verbaasd.
Is dat dan met Nederland anders geregeld dan met Frankrijk?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Ik wil daar een beetje bij aansluiten. Ik was ook verwonderd omdat wij al jaren, van toen ik klein was, met de bus van Brugge naar Sluis kunnen rijden. Op dat traject wordt iedereen meegenomen en kan iedereen afstappen. Dat verwondert mij ook.
Ik wil het pleidooi van mevrouw Fournier en de heer Maertens wel bijtreden, want wij zijn West-Vlaanderen. Ja, wij willen in West-Vlaanderen ook een beetje dat Limburgse gevoel kopiëren. (Gelach)
De problematiek van de grensarbeid en de zo goed als onbestaande werkloosheid is inderdaad een feit. Ik kan dat ook beamen, omdat ik een week stage heb gedaan in het kader van een parlementaire stage bij een van de grootste bedrijven in het zuiden van West-Vlaanderen, Balta. Zij zeiden ook dat ze hier geen mensen vonden. Het was zelfs zodanig erg dat ze volledige kleine dorpjes vanuit Polen verhuisden om voldoende arbeidskrachten te hebben. Ze zeiden dat mensen vanuit Wallonië daar moeten geraken, maar er waren meer mensen die vanuit Frankrijk kwamen dan vanuit Wallonië. Een van de redenen daarvoor was het openbaar vervoer of de onbereikbaarheid vanuit Wallonië.
Minister, ik wil dat pleidooi zeker ondersteunen. Misschien moet de techniek die met Nederland tot stand is gekomen, ook met Wallonië of Frankrijk worden uitgebreid.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik ben inderdaad minister voor heel Vlaanderen en ik dacht altijd dat er een grote gelijkenis was tussen de provincie West-Vlaanderen en de provincie Limburg, maar zeker inzake arbeidskrapte is er een groter probleem in West-Vlaanderen. Inzake de grensoverschrijdende trafiek gaat het in Limburg veel vlotter dan in West-Vlaanderen.
Een aantal zaken zijn wetmatig verankerd, met name het feit dat De Lijn een monopolie heeft voor het organiseren van openbaar vervoer op Vlaams grondgebied, maar ook de tarifering en de tariefintegratie tussen de verschillende openbaarvervoersaanbieders. Dat is reglementair en wettelijk verankerd. Moeten we die wetgeving aanpassen om te zorgen voor grensoverschrijdend busvervoer? Ik denk het niet.
Ik heb in mijn inleiding al gezegd dat er sowieso grensoverschrijdende buslijnen kunnen worden uitgewerkt, zoals vanuit Limburg gebeurt naar Maastricht en andere plaatsen. Grensoverschrijdende buslijnen kunnen wel degelijk worden vastgelegd, maar daarvoor zou er best opnieuw een overleg moeten komen tussen De Lijn, TEC en ilévia. De mensen die een bus zien passeren die niet mag stoppen omdat die het monopolie van De Lijn doorbreekt: die begrijpen dat absoluut niet. Daarom moeten De Lijn, TEC en ilévia samenzitten om nieuwe grensoverschrijdende buslijnen onderling te kunnen bedingen. We zullen ervoor zorgen dat ze dat ook meenemen voor de problemen in West-Vlaanderen.
Het probleem van het treinnet is voldoende duidelijk. Grensoverschrijdende buslijnen zijn mogelijk, maar moeten waarschijnlijk worden uitgebreid. De arbeidskrapte in de provincie West-Vlaanderen en de grote werkloosheid in de Waalse provincie, daar zullen mijn collega’s verder op moeten inzetten. We moeten de mobiliteit ten volle benutten om ervoor te zorgen dat de jobs zoveel mogelijk worden ingevuld. Ik ga me hierover dan ook niet verder uitlaten. Het overleg over grensoverschrijdende buslijnen en over treintrafiek is natuurlijk heel belangrijk.
Mevrouw Fournier, u vroeg binnen welke periode dat overleg zal plaatsvinden. Volgens de informatie van mijn administratie is er op korte termijn een overleg tussen het Agentschap van de Eurometropool en de ambtenaren van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Wat die korte termijn precies inhoudt, daar kan ik geen datum op plakken, maar ik zal het alleszins navragen. Zodra dit bekend is, zal het worden gecommuniceerd.
Op iets langere termijn is er overleg tussen het Franstalige en ons Agentschap Wegen en Verkeer. Dan zullen we daarover kunnen terugkoppelen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mijnheer Keulen, mevrouw Van Volcem, het is niet de eerste keer dat ik hoor dat de samenwerking met Nederland op een andere manier gebeurt dan die met Frankrijk. Ik ben burgemeester geweest, en op het vlak van de veiligheidsdiensten, politioneel en andere, was het met Frankrijk niet evident samenwerken. Ik hoor dat de samenwerking met Nederlandse politiediensten wel vlot verloopt. Frankrijk is nogal chauvinistisch en het is dan ook moeilijk om bepaalde overeenkomsten te sluiten.
West-Vlaanderen heeft in deze commissie een heel goede vertegenwoordiging. De vorige legislatuur was dat niet het geval, maar nu is er van elke fractie wel één West-Vlaming afgevaardigd. U zult dus nog een hele kluif hebben aan ons. Wij zullen onze provincie zeker verdedigen, en ik heb ook niet de indruk dat er veel dossiers zijn waarover wij een andere mening hebben, met uitzondering dan wellicht van het dossier over de luchthaven van Wevelgem-Kortrijk. Voor de andere dossiers zullen wij als één blok strijden voor ons West-Vlaanderen. We hebben gisteren die opdracht gekregen bij Voka en UNIZO, en we zullen daar zeker voor gaan.
Ik wacht de vergadering af en ik zal terugkoppelen naar Eurometropool, waar ik in het Bureau zit. Dit onderwerp zal zeker nog aan bod komen, in de commissie of via een schriftelijke vraag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.