Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Report
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mijn vraag zal wellicht op wat aandacht kunnen rekenen van heel veel mensen die misschien niet de vereiste diploma’s of kwalificaties hebben om snel en gemakkelijk aan de slag te gaan, maar die wel competenties hebben die vereist zijn op onze arbeidsmarkt en digitale transitie.
Minister, u weet – we hebben er onlangs nog discussie over gevoerd in de plenaire vergadering – dat sp.a voorstander is van een aanvullend systeem voor de erkenning van beroepskwalificaties naast diploma’s, zonder daarbij de focus op het initiële diploma en het belang daarvan uit het oog te verliezen. We steunen een beleid dat inzet op het cultiveren van vooral digitale talenten en competenties en dat niet blijft vaststeken in statuten of diploma’s.
Het ervaringsbewijssysteem is daartoe vervangen door het EVC-systeem (elders verworven competenties) dat verbonden is aan het GKK-systeem (gemeenschappelijk kwaliteitskader) dat beroepskwalificaties definieert. Dat systeem zorgt ervoor dat mensen via de erkenning van een competentie een bewijs van beroepskwalificatie, deelkwalificatie of competentie kunnen bemachtigen buiten het traditionele onderwijsaanbod.
Minister, in verband met de uitvoering van dit nieuwe systeem hebben we een aantal vragen.
Voor welke beroepen kan men tot vandaag de vereiste competenties laten erkennen?
De regering besliste om van een aantal beroepen de beroepskwalificaties te erkennen via EVC. Wij vragen ons af waarom deze uitbreiding zich beperkt tot beroepen die niet tot de speerpunten van onze digitale economie behoren en waarvoor men al jaren een ervaringsbewijs kon ontvangen. Heeft de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) of een technische werkgroep geen advies gegeven tot uitbreiding naar andere beroepen, waarvoor op basis van een competentieprofiel een EVC-attestering zou kunnen worden opgestart?
En dan grijp ik even terug naar het advies dat de SERV in 2018 formuleerde op het voorontwerp van de decreten betreffende de EVC en het GKK, dat als doel had een integrale aanpak te bestendigen in het kader van een kwaliteitstoezicht op beroepskwalificaties. De SERV merkte toen op dat het nieuwe decreet juist tot meer versnippering en onduidelijkheid zou leiden. Wat is uw mening over dit advies? En hoe gaat u de kwaliteit garanderen?
De spanning stijgt.
Minister Crevits heeft het woord.
Ja, ik heb stress nu. (Opmerkingen van Caroline Gennez)
Ik zit hier wel al sinds 9 uur stil op een stoel. (Opmerkingen van Philippe Muyters)
Mijnheer Muyters, u moet nog even zwijgen. (Gelach)
Tot op heden kan men via de EVC-pilootprojecten voor een aantal beroepen de verworven competenties laten erkennen als volwaardige beroepskwalificaties. Voor uw informatie, het gaat over de beroepen van heftruckchauffeur, reachtruckchauffeur, uitbener-uitsnijder – ik griezel me dood –, kinderbegeleider voor baby’s en peuters, kinderbegeleider voor schoolgaande kinderen, medewerker groen- en tuinaanleg, medewerker groen- en tuinbeheer, onderhoudsmecanicien personenwagen en lichte bedrijfsvoertuigen en gids.
Daarnaast kan men via VDAB en via het ervaringsbewijs verworven competenties laten erkennen voor het beroep van fitnessbegeleider. Ook hiervoor zal een EVC-standaard worden ontwikkeld. Ik verwacht dat die standaarden spoedig via ministerieel besluit gepubliceerd zullen worden. De laatste fase zit bij Onderwijs, omdat je, als je EVC’s erkent, zeker moet weten dat dat even kwalitatief is als bij onderwijs. Dat was ook de bezorgdheid.
Wat betreft het SERV-advies uit 2018 en ook dat van de Vlaamse onderwijsraad (Vlor), collega Gennez, heb ik al mijn antwoorden gegeven toen ik nog minister van Onderwijs was. Zoals goede wetgeving dat voorschrijft, is dat antwoord ook online raadpleegbaar. Ik ben bijzonder gelukkig dat collega Muyters hier aanwezig is, want ik herinner me dat het decreet in 2019 met unanimiteit goedgekeurd werd, hier in het parlement. Iedereen heeft zijn zegen gegeven. Dat was een topmomentje voor ons beiden, collega Muyters, want dat gebeurt niet zo vaak. Desalniettemin ga ik hier ook als minister van Werk graag op in.
In de eerste plaats zal een EVC-procedure steeds vertrekken vanuit een beroepskwalificatie en gebaseerd zijn op dezelfde EVC-standaard. Het assessment zal op een uniforme wijze door het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) beoordeeld worden. Voor de ontwikkeling van de standaarden zullen alle betrokken stakeholders uit de verschillende beleidsdomeinen samen kunnen deelnemen aan de ontwikkelcommissies, onder coördinatie van AHOVOKS. De prijs voor de deelname aan zo’n procedure is uniform bepaald en alle erkende EVC-aanbieders zullen door AHOVOKS op één plaats gepubliceerd worden. Ik denk dan ook dat er zowel naar inhoud, procedures en instrumenten als naar kostprijs toe zeer duidelijk belangrijke stappen gezet zijn richting een meer uniforme en duidelijkere aanpak over de beleidsdomeinen heen.
De regelgeving is daarnaast ook gericht op het opbouwen van vertrouwen. Het toezicht zal gedurende de eerste drie jaar gezamenlijk door onderwijsinspectie en het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) gebeuren. Hierdoor zal de kennis over elkaars toezicht vergroten en het vertrouwen groeien. Dat vertrouwen is een noodzakelijke voorwaarde om in de toekomst meer structurele afspraken te maken.
Ik twijfel er absoluut niet aan dat ook mijn huidige collega-minister bevoegd voor het Onderwijs samen met mij zal blijven communiceren over het belang van EVC in een snel veranderende samenleving.
Binnen het beleidsdomein Werk beschouw ik de bedrijven en sectoren als belangrijke partners om via EVC het competentiedenken binnen bedrijven en organisaties mee op de kaart te zetten.
Ook via VDAB wil ik inzetten op EVC. Sommige groepen komen als werkzoekenden op de arbeidsmarkt zonder veel kwalificaties, hoewel ze soms veel ervaring of talenten hebben. Dat heb ik ook in het parlement duidelijk gemaakt. Voor deze groepen zal VDAB, in connectie met bedrijven en sectoren zoeken naar een mogelijke aanpak op maat, zodat die ervaring of talenten ook zichtbaar gemaakt worden. Ook hier zal EVC dus uitgevoerd worden in samenwerking met partners. En ook in onderwijs zal het een belangrijke rol spelen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Zoals gezegd, en dat is niet veranderd, zijn wij een groot voorstander van die EVC’s, omdat die inderdaad de intrede op de arbeidsmarkt kunnen versterken. We denken echter dat er meer mogelijk is op vrij korte termijn.
We vragen ons af of er geen advies is tot uitbreiding naar andere beroepen waarvoor op basis van een competentieprofiel een EVC-attestering zou kunnen worden opgestart. Zou u dan kunnen laten weten om welke beroepen en EVC’s dat gaat? We hebben inderdaad indertijd het decreet goedgekeurd, maar we blijven toch nog een voorstander van minder versnippering in de verschillende beleidsdomeinen, zoals destijds in het SERV-advies was weergegeven. We denken dat het beter is om bijvoorbeeld met uniforme organisatie- en financieringsmodellen te werken, veeleer dan met verschillende.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We hebben dit thema vorige week in de plenaire vergadering ook al uitvoerig besproken. Ik sluit me ook aan bij collega Gennez. Het beleid inzake EVC’s blijft belangrijk, en we moeten ervoor zorgen dat er een kwaliteitsvol, eenduidig, duidelijk en transparant kader is. We moeten vooral vermijden dat er een gedifferentieerde aanpak is wat dit beleid betreft. Ik ga ervan uit dat het de ambitie is om dat te realiseren. We kijken dus ook met veel verwachting uit naar de verdere uitrol van dit beleid inzake EVC’s en de uitbreiding van de beroepen. Dat heb ik vorige week ook al duidelijk aangekaart.
De waarde van het EVC-beleid is eigenlijk afhankelijk van de waardering van de werkgevers. In die zin is het cruciaal dat de werkgevers dat ook naar waarde schatten. In het verleden hebben we al gezien dat het moeilijk was om het ervaringsbewijs bekender te maken bij de bedrijven en de werkgevers. Dat start eigenlijk met een goede communicatie en het bekendmaken van dit beleid. Onbekend is vaak immers ook onbemind. Minister, op welke manier zult u dat aanpakken? Worden er nog extra campagnes opgezet?
Minister Crevits heeft het woord.
Het grote verschil met het ervaringsbewijs is dat je nu een draagvlak hebt bij Onderwijs en Werk. Daar zat meteen ook de moeilijkheid. Ik heb dat dossier van heel dichtbij meegemaakt, vanuit Onderwijs. Het is natuurlijk van belang dat, als men EVC’s erkent, er ook een kwaliteitsgarantie is. Dat was immers de kritiek die we van sommige mensen kregen. Ik verwijs naar het voorbeeld van die fitnessbegeleider. U hebt het gezien op tv. U hebt daar ook zelf naar verwezen. Die man vroeg zich af of hij dat nu wel zou doen. Je moet dus ook in de samenleving het vertrouwen kunnen creëren dat een erkende EVC meteen ook een kwaliteitslabel is. Dat heeft tot gevolg dat we met veel zorg te werk gaan en dat we nu dus niet met een razendsnel tempo beginnen met nog twintig, dertig, veertig opleidingen erbij. Ik heb geleerd dat, als je de eerste goed uit de startblokken krijgt en er vertrouwen is tussen de twee, het dan wel lukt om er nog meer goed te keuren.
Collega Gennez, ik kan dus nog niet zeggen welke dat dan zullen zijn. Het is nog niet operationeel voor de eerste tien, maar als dat operationeel is, als we voelen dat het werkt... Dat zal ook afhangen van het vertrouwen dat werkgevers daaraan hechten, want je bent niks met iets dat wij theoretisch erkennen als de werkgevers dat niet geloven. Daar zit het hem net. Je hebt eigenlijk het netwerk nodig dat zegt ‘we doen het’. We hebben ook knelpuntberoepen gekozen, waar dus heel veel vraag naar is, net om dat vertrouwen een beetje te versterken.
Ik vind dus niet dat er versnippering is. Nogmaals, er was vroeger meer versnippering dan nu omdat we nu ook Onderwijs meehebben en dus niet in twee werelden werken. Dat heeft natuurlijk – ik kijk naar collega Muyters – ook voor die lange tocht gezorgd. Ik was als minister van Onderwijs niet de meest gemakkelijke om dit dossier erdoor te krijgen, omdat je in het onderwijs de vrees voelde dat we hun rol zouden wegnemen. De heer Muyters knikt bevestigend. Nu zit ik aan de andere kant, bij Werk, maar ik blijf die zorg natuurlijk ook wel hebben dat je tot een kwaliteitsniveau moet komen dat hetzelfde is.
Laten we dit nu dus operationeel maken. Ik ben blij met de steun die er is, en ik denk dat het nog altijd de volle steun van het hele parlement is, om daar verder werk van te maken, maar het moet op een kwalitatieve wijze gebeuren, die vertrouwenwekkend is, ook voor werkgevers.
De vraag om uitleg is afgehandeld.