Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de onderwijskansen in Limburg
Vraag om uitleg over de onderwijskansen in Limburg
Report
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik heb een vraag voor u over de onderwijskansen in Limburg en de rapporten die daarover zijn geschreven. Ik ben vooral benieuwd naar hoe dat opgevolgd zal worden en hoe u daaraan zult tegemoetkomen.
Het is niet voor het eerst dat de Limburgse onderwijscijfers verontrustend zijn. In 2015 heeft toenmalig gouverneur Reynders daarover een rapport laten publiceren. Toen heeft ook de toenmalige minister van Onderwijs een plan, specifiek voor Limburg, aangekondigd.
Een jaar later, in 2016, pakte minister Crevits inderdaad uit met een plan van aanpak met vijf doelstellingen: het wegwerken van de onderwijs- en taalachterstand in het kleuter- en leerplichtonderwijs, het verbeteren van de overgang van het basis- naar het secundair onderwijs, de modernisering van het secundair onderwijs, het voorkomen van spijbelgedrag, het versterken van de combinatie leren en werken en het terugdringen van een ongekwalificeerde uitstroom in dat secundair onderwijs.
Eind 2016 vond in Hasselt de Staten-Generaal van het Limburgs Onderwijs plaats. Tijdens deze vergadering stelde de toenmalige gedeputeerde voor Onderwijs zijn tien actiepunten voor, waarbij de focus vooral lag op de aanpak van de uitstroom van ongeschoolde leerlingen, voornamelijk in de mijngemeenten, waar deze problematiek zich het meest voordeed.
Na vijf jaar heeft de Limburgse gouverneur zijn analyse uit 2015 geactualiseerd. Ondanks de beloofde en geleverde inspanningen, is de onderwijssituatie in Limburg nauwelijks verbeterd. Limburg telt in verhouding minder aso- (algemeen secundair onderwijs) en meer bso-leerlingen (beroepssecundair onderwijs) dan Vlaanderen. De doorstroming naar het hoger onderwijs ligt eveneens onder het Vlaams gemiddelde en het aantal leerlingen dat de schoolbanken zonder diploma verlaat, ligt hoger dan het Vlaamse gemiddelde.
In de eerste analyse werd al vastgesteld dat de resultaten voor armoede en onderwijskansen in Limburg per gemeente zeer verschillend kunnen zijn. Het nieuwe rapport bevestigt die eerdere analyse. Ook opvallend is dat een slechte armoedescore niet automatisch betekent dat de onderwijskansen gefnuikt worden.
Minister, welke verklaring hebt u voor het feit dat de onderwijskansen in Limburg niet of nauwelijks verbeteren?
Na de Staten-Generaal van het Limburgs Onderwijs in december 2016 werd in de periode 2017-2019 bijkomend 5 miljoen euro aan LSM-middelen (Limburg Sterk Merk) ingezet. Welke resultaten zijn met deze middelen geboekt?
Wat verwacht u van een leerstoel aan de UHasselt voor inclusief en excellent onderwijs in Limburg voor de verbetering van de onderwijskansen in Limburg?
Steekt u, net zoals de voormalige minister van Onderwijs, zelf ook een tand bij voor het onderwijs in Limburg? Wat kan dat dan concreet zijn?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik zal relatief kort zijn, gezien de lange agenda die de commissie Onderwijs blijkbaar heeft. Ik kan me aansluiten bij de vragen die de collega gesteld heeft. Het is inderdaad zo dat wij in Limburg sinds de vorige staten-generaal heel wat extra middelen in het onderwijs gestopt hebben.
Ik heb hierover de volgende vragen.
Bent u van plan om specifieke maatregelen te nemen per deelprobleem, zoals door de collega geschetst en dus niet door mij herhaald?
Bent u van plan om daar eventueel extra middelen in te stoppen, zoals ook gebeurd is na de vorige staten-generaal, met zowel Vlaamse middelen als Limburgse middelen?
Denkt u aan een nieuwe staten-generaal – eventueel onder een andere naam, want hoe groter de naam, hoe minder er soms uit komt? Bent u van plan om een initiatief te nemen, het liefst over de partijgrenzen heen en met betrokkenheid van alle actoren, om te bekijken hoe de problemen in Limburg aangepakt kunnen worden?
Ondertussen is er een Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK) 2.0. Het ligt nu in handen van de provincie, daar waar de regie ervoor in handen van de Vlaamse Regering lag. Het kader van het SALK is officieel afgelopen. Zult u in dat kader eventueel een specifiek initiatief nemen voor wat dat onderwijs betreft?
Voorziet u extra geld voor Limburg voor deze problemen? Als ik sommige artikels lees, over andere regio’s en provincies in Vlaanderen waarvoor wel extra geld voorzien wordt, dan denk ik dat dat geld voor deze problematiek ongetwijfeld ook op zijn plaats is. Gezien uw verbondenheid met Limburg, minister, rekenen wij op u.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Gezien uw verbondenheid met Sint-Truiden, zal ik dezelfde vragen stellen als mijn collega’s.
Ik zal de situatie niet meer schetsen. Maar ik wil u wel vragen hoe u het geringe effect van de reeds gedane investering – want 8 miljoen euro is toch niet niks – evalueert? Er is weinig beterschap sinds 2015.
Acht u het wenselijk om vanuit de Vlaamse overheid een meer omvattend plan te maken voor onze provincie? Welke initiatieven zult u dan nemen? Welke andere initiatieven zult u nemen om het onderwijs in Limburg erbovenop te helpen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik vind het natuurlijk positief dat de provincie Limburg de vinger aan de pols houdt. Het is leerrijk om die data te aggregeren. Die data zijn afkomstig van ons eigen departement Onderwijs en niet van Limburg zelf. Het heeft die opgevraagd bij onze administratie, vervolgens geaggregeerd en geclusterd op gemeentelijk en provinciaal vlak en dan uitgezet tegen Vlaamse of provinciale gemiddelden.
Ik citeer uit de conclusies van het rapport van de provincie Limburg: “Limburg heeft minder dan voorheen een context van maatschappelijke kwetsbaarheid. Wel zijn er enkele pijnpunten vast te stellen voor Limburg op het vlak van onderwijskansen: lagere doorstromingskansen naar het hoger onderwijs (door meer deelname aan BSO en minder deelname aan ASO) en effectief minder doorstroming naar het hoger onderwijs.”
Een aantal onderwijsindicatoren in Limburg sluiten wel nauwer aan bij het Vlaamse gemiddelde. Je ziet een evolutie waarbij de afstand tot het Vlaamse gemiddelde verkleint. De deelname aan hoger onderwijs door Limburgse jongeren gaat er bijvoorbeeld gestaag op vooruit, zowel in de professionele als in de academische bacheloropleidingen. De deelnamecijfers benaderen steeds dichter het Vlaamse gemiddelde. Dat biedt toch wel wat perspectieven, vooral vanuit de wetenschap dat een professionele bachelor heel wat kansen biedt op de arbeidsmarkt.
Men heeft dertien gemeenten in één cluster, de vzw Rand en Taal, verzameld: Leopoldsburg, Maasmechelen, Genk, Sint-Truiden, Tongeren, Bilzen, Hasselt, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Dilsen-Stokkem, Lanaken, Heers en Beringen. Die cluster telt gemiddeld meer kansarme leerlingen en heeft minder gunstige onderwijsuitkomsten dan de overige 31 Limburgse gemeenten. In vergelijking met de cluster van alle andere Limburgse gemeenten komt die eerste cluster er dus slechter uit.
De Vlaamse overheid heeft door middel van het SALK de voorbije vijf jaar extra geïnvesteerd in de provincie Limburg. Zo was de T2-campus in Genk een serieuze investering van 6,5 miljoen euro. Ook de werking van de T2-campus naar onderwijs werd ondersteund door de toekenning van middelen voor gedetacheerde personeelsleden.
Eind januari is de taskforce voor SALK 2.0 voor het eerst samengekomen, met de betrokken Limburgse Vlaamse ministers, maar ook heel wat onderwijspersonaliteiten, zoals de rector van de UHasselt, de directeur van PXL, de UCLL, de decaan van UHasselt en ook de gedeputeerde voor Onderwijs. De taskforce besliste dat de komende maanden een werktafel aan de slag zal gaan over verschillende thema’s, waaronder één specifiek thema: talentontwikkeling/onderwijs. Dat zal gebeuren met betrokkenheid van de onderwijsactoren, de provincie en de lokale besturen, maar evenzeer VDAB, SYNTRA, de werkgeversorganisaties en dergelijke.
Tijdens deze vergadering hebben de Vlaamse ministers ook gesproken over de onderwijs- en taalachterstand en mogelijke acties die versterkend kunnen zijn. Ik geef u terloops mee dat we specifiek voor Limburg nieuwe opleidingen hebben toegekend en daarvoor ook middelen hebben uitgetrokken en toegekend aan de provincie Limburg. Het gaat meer bepaald over 5 miljoen euro voor de inrichting van vier nieuwe opleidingen.
Een groot deel van de SALK-middelen wordt provinciaal beheerd, evenals de middelen van LSM. De aansturing en evaluatie van de projecten betoelaagd met provinciaal beheerde middelen komt aan de provincie Limburg toe. Mijn administratie was en is steeds bereid om deel te nemen aan werkgroepen en platformen om kennis te delen, input te leveren, en om wat dan ook te kunnen doen in functie van een goede samenwerking.
Een aantal aspecten van het Limburgse onderwijs gaan dus vooruit en er is natuurlijk ook altijd een uitgesteld effect. De effecten van onderwijsinvesteringen of -ondersteuning laat zich pas voelen na geruime tijd. Zo zet het LSM-project ‘Motivatie, motor van de toekomst’ in op ondersteuning van kwetsbare doelgroepen in het secundair onderwijs. Dit project werd opgestart in 2018 en loopt nog tot en met het schooljaar 2020-2021. De T2-campus opende zijn deuren in september 2018. Er is de leerstoel aan de UHasselt voor ‘Inclusief en excellent onderwijs in Limburg’ voor de verbetering van onderwijskansen in Limburg. Er zijn dus wel wat succesverhalen te noteren, waarbij de vertaalslag naar de reële onderwijspraktijk steeds gemaakt moet worden.
Wij zijn vanuit het kabinet en de administratie altijd bereid tot medewerking om samen met het Limburgse provinciebestuur en de betrokken Limburgse actoren de situatie nader te bekijken, na te gaan welke oplossingen mogelijk zijn en de situatie permanent te monitoren. We reiken dus een samenwerkende hand uit.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik geloof best dat uw intenties oprecht en goed zijn, maar ik zie alleen weinig concrete handvatten daartoe.
SALK turbo, waarnaar u verwijst, zal specifiek inzetten op het hoger onderwijs. Het probleem is ook dat heel wat kinderen en jongeren daar niet geraken. Er is de ondervertegenwoordiging in het aso, en de ongekwalificeerde uitstroom ligt erg hoog. Alleen met SALK turbo zullen we dat probleem helemaal niet oplossen.
Ik wil u vragen om samen met de provincie Limburg na te denken wat gedaan kan worden. Ik wil er wel voor waarschuwen om niet teveel ad-hoc- en gefragmenteerde inspanningen te doen en werkgroepen op te richten. De voorzitter van deze commissie, mevrouw Grosemans, heeft ook aangekondigd om een werkgroep op te richten. We zijn daartoe uitgenodigd en we willen daarin graag een rol spelen, maar het zou goed zijn mocht er een coherente aanpak komen, met een regisseur van een werkgroep of stuurgroep van deskundigen, experten en politici. Ik heb ook geen pasklaar antwoord, maar het is belangrijk om geïntegreerd te werken, coherent te werken, niet te veel ad-hocmaatregelen te nemen en niet te veel gefragmenteerde maatregelen.
Er zijn in de voorbije vijf jaar een aantal waardevolle dingen gebeurd, maar het was te veel gefragmenteerd, allicht allemaal met de beste bedoelingen. Wilt u ondersteunen dat er coherente geïntegreerde werkgroep of stuurgroep komt? Zou u, iemand van uw kabinet of uw administratie daarin de lead willen nemen?
De heer Vandenhove heeft het woord.
‘Limburg in cijfers’ is geen studie, maar een website waarop de provincie alle mogelijke cijfers verzamelt maar ook andere indicatoren. Het zijn websites waar de provincies destijds mee begonnen zijn en ik hoop dat Vlaanderen die zal overnemen. Die cijfers zijn elk jaar actualiseerbaar, want er is geen nieuwe studie. Het zijn gewoon de cijfers.
De LSM-middelen zijn middelen die we in Limburg krijgen omdat we op een bepaald aantal indicatoren slechter scoren dan Vlaanderen of omdat we niet de financiële pot krijgen waar we recht op hebben. We kunnen die middelen natuurlijk geen twee keer gebruiken.
Ik ben een grote voorstander van het afschaffen van al die extra structuren, op één voorwaarde, namelijk dat we in Limburg evenveel krijgen op basis van indicatoren vergelijkbaar met de rest van Vlaanderen, dan is dat allemaal niet nodig. We kunnen die middelen als dusdanig natuurlijk geen twee keer gebruiken.
Tot slot sluit ik mij aan bij mijn collega Danen: zou het niet goed zijn dat u een initiatief neemt waarbij u kijkt welke middelen de komende jaren normaal ter beschikking zijn voor Limburg voor de problemen die zich aandienen? Eventueel kunnen daar middelen bijgelegd worden van de extra pot die LSM nog altijd is, zodat de middelen maximaal resultaat zouden kunnen hebben.
Vier jaar terug hadden we een minister van Onderwijs van een andere kleur dan de gedeputeerde in Limburg – het was bijna revolutie. Nu heeft men een gedeputeerde en een minister van dezelfde partij, ik denk dat het nu toch wel mogelijk moet zijn om echt de violen op elkaar af te stemmen en te kijken hoe we die middelen zo goed mogelijk kunnen samenvoegen, zeker gezien de link tussen enerzijds de onderwijsachterstand en anderzijds de armoede. Aangezien dat ook een Limburgse minister is, denk ik dat u daar toch ook wel een initiatief kunt nemen om dat gedeelte van het verhaal, alleszins een analyse, mee op te nemen met uw Limburgse collega Wouter Beke.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik heb er ook naar verwezen in de plenaire vergadering en u hebt het ook aangehaald: die cluster van gemeenten die het zeer slecht doen. Vaak zijn dat ook gemeenten met veel anderstaligen, met dus ook veel taalachterstand. Zeker een groot deel van de ongekwalificeerde uitstroom is naar mijn aanvoelen daaraan te wijten. Ik hoop ook dat u daar iets aan gaat doen, met de kleuterparticipatie enzovoort. Dat is echt wel een groot probleem en op die manier gaan er heel veel kansen en talent verloren.
Ik heb enkele maanden geleden ook een artikel gelezen waarin Limburg vergeleken werd met een soort van ontwikkelingsland. Maar er komt iets positiefs. Om daaruit te geraken is onderwijs een heel belangrijke schakel, en daarom werden er ook zo veel extra opleidingen gevraagd. De Vlaamse Regering is daar voor een deel aan tegemoet gekomen, maar naar ons aanvoelen niet genoeg. We hebben immers te maken met een braindrain: onze Limburgers die in Leuven gaan studeren en daar blijven plakken, dat komt ons ook niet ten goede. Ik vraag dus om ook zeker de komende jaren gul te zijn en onze universiteiten zo veel mogelijk extra opleidingen toe te kennen.
De heer Brouns heeft het woord.
Ik denk dat er nooit voldoende aandacht kan gaan naar een van de mooiste provincies van Vlaanderen.
Dat doen we ook binnen het hoger onderwijs.
Alle gekheid op een stokje, ik denk dat er terecht een aantal knipperlichten geduid zijn door de collega’s. Ik zou er met enige nuancering ook op willen wijzen dat het plan waarnaar verwezen wordt, een plan van 2016-2017 is. De statistieken dateren ook van toen. Geef het dus even tijd om het uit te rollen. Er zijn wel degelijk een aantal positieve signalen, positieve tendensen. Het is ook onze plicht om hierop te wijzen. Alle onderwijzers en leerkrachten in Limburg zetten zich dag in dag uit in om die leerlingen het beste leertraject te geven, en ik denk dat dat alle respect en waardering verdient.
De problemen situeren zich uiteindelijk in bepaalde gebieden, in bepaalde regio’s van Limburg, dat moeten we hier ook durven zeggen. Dat wil dus ook zeggen dat in heel wat andere plaatsen het heel goed gaat, en dat moet ook onder de aandacht gebracht worden.
Wat de aanpak betreft, zijn er inderdaad al heel wat methodieken beproefd. Een daarvan is Kind en Taal, een heel sterke methodiek die vandaag evidencebased is. De KU Leuven heeft dat ook onderzocht en komt daar met significant positieve resultaten. Minister, ik denk dat u dat van naderbij moet bekijken en moet durven vastpakken, ook naar structurele ondersteuning toe. Dat begint bij de allerkleinsten, er wordt heel sterk ingezet bij de kinderen vanaf 1 tot 2,5 jaar en vanaf 2,5 tot 6 jaar, met pedagogische taaltrainers, die vrijwilligers zijn, maar ook met de doelgroepwerknemers, die ideaal geplaatst zijn om die gezinnen te bezoeken waar het het meest nodig is, waar taalontwikkeling absoluut nodig is.
Er is ook verwezen naar SALK 2.0 of SALK turbo. Collega Danen heeft daar gelijk: we moeten niet gaan voor versnippering en ad-hocwerkgroepen. Daar is de afspraak gemaakt met de Vlaamse Regering, met de provincie Limburg en met alle andere stakeholders, om daar een werktafel ‘dynamisch talent’ te installeren. Het is goed dat we daar met vereende krachten werk maken van die problematiek die er in Limburg is. Die problematiek is genuanceerd. Die is in bepaalde gemeenten aanwezig, maar in heel grote delen ook niet. In heel grote delen, zo blijkt uit de studie, tonen de resultaten wel degelijk een positieve tendens. We moeten dat ook durven te benoemen.
Minister, ik wil u heel concreet de vraag stellen om die methodiek van Kind en Taal grondig te bekijken en een inspanning te doen om die structureel mee te nemen en uit te rollen over heel Vlaanderen, want ik denk dat daar heel wat kansen liggen, die u ook in de beleidsnota aanhaalt, om de versterking van onderuit, van in de kleuterklas, te doen. Dat is een methodiek die voor bepaalde groepen effectief kan zijn in de algemene ontwikkeling van onze kinderen.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, ik heb de indruk dat u de zaken een beetje probeert weg te relativeren. De situatie is wel degelijk heel ernstig. Ik geef twee cijfers van Vlaanderen. In Genk is er een verdubbeling van het aantal vroegtijdige schoolverlaters sinds 2015. In Hasselt is er een stijging met een derde. Uit de studie van Vlaanderen blijkt dat het probleem vooral bij kansarme kinderen zit, inderdaad in de armste wijken.
U sprak ook over een betere deelname aan het hoger onderwijs, maar de rector van de Universiteit Hasselt, Luc De Schepper, trok vorig jaar aan de alarmbel. Hij zei dat eind jaren 90 bijna een op de drie van de afgestudeerden uit een gezin met laaggeschoolde ouders kwam en dat dat vandaag gedaald is naar een op de vijf. De problemen zijn dus ernstig en we moeten die ook heel grondig onderzoeken. Het zwarte goud in Limburg is weg. Wat we hebben, is de jeugd, de jongeren, de kinderen. En daar moeten we in investeren.
We verschillen van mening, en dat mag uiteraard in een democratie. Maar ik ga het toch nog eens herhalen: ik denk niet dat we met het beleidsplan van deze regering voor Onderwijs vooruit zullen gaan. Dat gaat dan over drie assen. Ten eerste is er de veel te vroege studiekeuze. In een context van veel armoede weten we dat als die studiekeuze heel vroeg valt, de kinderen met armere ouders niet naar hogere richtingen gaan, en dat de sociale lift die onderwijs zou moeten zijn, op die manier beperkt wordt. Ten tweede: de afschaffing van een betere sociale mix. 44 procent van de kinderen in Vlaanderen zit in concentratiescholen – zwarte of witte scholen. In Limburg is dat sterk aanwezig. En ten derde is er tot nog toe geen structurele oplossing voor het lerarentekort.
Wat is dan het alternatief? Ik zou graag een positief voorbeeld belichten, ook uit Limburg, namelijk het Atheneum in Bree. Dat is een school die vijf jaar geleden de zaken over een totaal andere boeg heeft gegooid. En de resultaten zijn verbluffend: 0 procent ongekwalificeerde uitstroom. Ter vergelijking: in Genk is dat 21 procent. Slechts 5 procent, een op de twintig, van de leerlingen loopt schoolse vertraging op. Het gemiddelde van de secundaire scholen in Bree is 25 procent. Op vijf jaar tijd zijn er twee leerlingen geweest die vijf halve dagen ongewettigd afwezig waren – wat men de spijbelaars noemt. 90 procent van de leerlingen gaat naar het aso. En, vertegenwoordigers van het Vlaams Belang in deze commissie, dat is een school met heel veel kinderen met een migratieachtergrond.
Alles heeft dus te maken met de aanpak. Er zijn drie punten die ze hanteren qua aanpak. Ten eerste: een brede evaluatie, met groeigerichte feedback waar leerlingen in betrokken worden, waar kwaliteitseisen worden gesteld aan de leerkrachten, en zeer veel vorming. Ten tweede: inzetten op motivatie. Er is een heel onderzoek van Maarten Vansteenkiste, prof aan de Universiteit Gent, over wat kinderen nu juist motiveert. En dat zijn drie actoren: autonomie, verbondenheid en competentie versterken. Zij werken daarrond, met projecten zoals Leerrecht, die zeer veel resultaten opleveren in Limburg en waar inderdaad centen tegenover staan voor mensen die die projecten doen.
En tot slot: minder hokjesdenken. Zij gaan nu een tienerschool inrichten. In plaats van twee keer zes jaar of zes keer twee jaar, gaan ze naar blokken van vier jaar. Ze gaan kinderen van 10 tot 14 jaar begeleiden. Zo wordt de studiekeuze tussen aso, bso en tso uitgesteld, tot na de eerste graad, waardoor die kinderen zelf veel meer weten waar hun talenten liggen en wat ze willen doen. Op die manier wordt de sociale selectie achteruitgeschoven en is er meer plaats voor echte talentontwikkeling.
Minister, kunt u die zaken nog eens grondig bekijken? Want ik vrees dat we, als we gewoon doorgaan zoals we bezig zijn, over vijf jaar exact hetzelfde probleem zullen hebben.
Ik sluit even kort aan.
Vooreerst vind ik het enorm positief dat die taskforce zo snel gereageerd heeft en dat die Limburgse partners al rond de tafel hebben gezeten. Het is enorm belangrijk dat we die rond de tafel blijven krijgen: niet alleen de UHasselt, PXL, maar ook de schepenen van Onderwijs, het lokale en provinciale niveau.
Ik ben het ook eens met collega Danen: we moeten over de partijgrenzen heen aan één Limburgs zeel trekken voor ons onderwijs.
Het is hier al gezegd: het is belangrijk dat we ervoor zorgen niet naast elkaar te werken, maar met elkaar. Bovendien moeten we vermijden ad hoc te werken, maar proberen consistent voor oplossingen te zorgen.
Er zijn middelen en die moeten zeker worden gebruikt om de maatregelen van de Vlaamse Regering te versterken en te ondersteunen. Voor de N-VA zijn die taalintegratietrajecten, het verwerven van het Nederlands, bijzonder belangrijk, zeker in die mijngemeenten.
Minister, ik vind het dan ook zeker goed dat u de maatregelen zult uitrollen in Vlaanderen, maar zeker ook in Limburg. We moeten daar sterk op inzetten.
En mocht er over vijf jaar opnieuw een rapport komen, dan hoop ik, met de pijnpunten die we nu zien, dat het daar de goede richting uitgaat.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik sluit aan bij uw laatste woorden. Ik zal elke uitnodiging tot samenwerking die er vanuit Limburg of waar dan ook komt, positief beantwoorden, los van de politieke kleur van de gedeputeerde. Ook in de Vlaamse Regering zijn de bevoegdheden niet opgesplitst volgens provinciale aanhorigheid. Wij zijn allemaal minister voor alle Vlamingen en voor heel Vlaanderen. Ik ben minister van Onderwijs in heel Vlaanderen. Minister Beke is minister van Welzijn in heel Vlaanderen. Dat is prima zo. We hebben het beste voor met alle Vlamingen, ongeacht hun woonplaats.
De suggesties die werden gedaan inzake goede praktijken, zoals Kind en Taal, en concrete voorbeelden die door andere sprekers werden aangehaald, zullen we vanuit onze administratie en onskabinet steeds welwillend bekijken.
De heer Danen heeft het woord.
Ik hoor veel goede wil rond de tafel en bij de collega’s. Dat is alvast een goed begin. Maar dat was vijf jaar geleden ook al zo. Er is toen ook een plan opgemaakt, maar daar is weinig rond gebeurd. Ik hoop dat dat nu anders zal zijn.
Minister Weyts, u hebt op dat vlak alvast een goed trackrecord, met alles wat u hebt gedaan rond de Noord-Zuidverbinding in Limburg. U bent er daar in geslaagd om de partijen samen te brengen en te werken aan een oplossing. Ik hoop dat u dezelfde krachtdadigheid aan de dag zult leggen om ook voor het onderwijs in Limburg een oplossing te laten uitwerken door de collega’s, over de partijgrenzen heen, op basis van goede praktijken, maar ook op basis van wetenschappelijke inzichten.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik sluit mij aan bij de collega die zei dat het allemaal nogal vrijblijvend is.
Diegenen die Limburg kennen – en zeker de voorzitter – weten dat we in Limburg steeds over de partijgrenzen heen werken en moeten werken om het aandeel te krijgen waarop we recht hebben in Vlaanderen. Ik stel vast, met alle respect, dat wat de laatste twee weken in Limburg is gebeurd – ik verwijs zowel naar de SALK taskforce als naar de rondetafel in verband met Onderwijs – niet over de partijgrenzen heen is gebeurd. In beide gevallen is dat gebeurd met een grote verantwoordelijkheid van de partijen. Het is trouwens de voorzitter van deze commissie die de oproep heeft gedaan. Ik neem haar dat niet kwalijk. Zij is ook een politica. Maar het komt vooral vanuit uw partij dat het voor de eerste keer in Limburg niet over de partijgrenzen heen is gebeurd.
Maar eigenlijk heeft mijn collega mij een heel goede tip gegeven: als de voorzitter nu nog gouverneur van Limburg wordt, dan kan het helemaal niet meer mislopen. (Gelach)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, ik wil u eerst en vooral bedanken voor uw uitnodiging over de partijgrenzen heen. Dat heeft ons veel plezier gedaan.
Ik geef de heer Vandenhove wel gelijk dat Limburg in het verleden vaak stiefmoederlijk is behandeld. Het is heel belangrijk dat we allemaal, over de partijgrenzen heen, de handen in elkaar slaan en proberen een kentering in het werk te stellen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.