Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, dit is een heel belangrijk thema waarover we destijds een resolutie partijgrensoverschrijdend hebben goedgekeurd. Ik hoop dat straks nog een aantal parlementsleden zullen aansluiten.
Vandaag houdt het regelgevende kader in Vlaanderen te veel innoverende ideeën met betrekking tot cohousing en gemeenschappelijk wonen tegen. Eind januari las ik in de krant dat tien vrienden in Kuregem een voormalig klooster en basisschool hebben aangekocht om er een cohousingproject op te starten. Als ik zo'n dingen lees, dan vind ik dat fantastisch. In Brussel blijkt men hierin toch al grotere stappen gezet te hebben.
Zoals gezegd, hebben we in oktober 2015 een resolutie goedgekeurd met betrekking tot dit thema. Ik was daar toen initiatiefnemer van. Ik wil alle collega's nog eens bedanken om daaraan mee te werken en de resolutie mee goed te keuren.
Om tegemoet te komen aan de vraag uit de resolutie en de diverse signalen uit de praktijk dat nieuwe projecten moeilijk of niet gerealiseerd kunnen worden binnen de huidige toepasselijke regelgeving, werd door de toenmalig minister een proefomgeving ingesteld waarbinnen experimentele woonprojecten de kans krijgen om op te starten zonder de belemmering van een veelheid aan regelgeving.
De Vlaamse Regering selecteerde eind 2017 28 proefprojecten met betrekking tot cohousing en gemeenschappelijk wonen. Deze projecten krijgen voor minstens zes jaar een vrijstelling van de heersende regels. Sinds 1 februari 2018 lopen de proefprojecten. De initiatiefnemers van de geselecteerde projecten moeten een tussentijds en een eindrapport opstellen. Deze rapportering zorgt enerzijds voor controle op een conforme correcte uitvoering van de projecten en anderzijds voor de mogelijkheid om de projecten of de regelgeving te kunnen evalueren en te kijken waar eventueel bijgestuurd moet worden. Het is de bedoeling dat bij een positieve evaluatie de Vlaamse Regering zo snel mogelijk initiatieven neemt om de regelgeving in gunstige zin aan te passen. Er werd afgesproken om twee jaar te wachten vooraleer een eerste evaluatie zou plaatsvinden. Als initiatiefnemer van de resolutie vind ik het belangrijk om de vinger aan de pols te houden en de nieuwe minister daaromtrent te bevragen.
Minister, wanneer staat de tussentijdse evaluatie geagendeerd? Op 1 februari 2020 liepen de projecten twee jaar. Wat is de stand van zaken met betrekking tot die projecten? Kwamen er reeds knelpunten of obstructies naar voren? Hebt u reeds een overzicht van eventuele knelpunten en aanbevelingen?
Vereisen sommige van de reeds gemelde knelpunten overleg met federale administraties? Zo ja, hebt u daarin reeds stappen ondernomen?
Plant u initiatieven te nemen om de regelgeving na de evaluatie aan te passen? Plant u een eventuele bijsturing van het gemeenschappelijk wonen?
Welke initiatieven zult u nog nemen met betrekking tot de verdere afstemming met overige relevante regelgeving inzake de definitie van gemeenschappelijk wonen?
Uiteraard ben ik ook heel benieuwd, minister, welke nieuwe initiatieven u zelf zult nemen als nieuwe minister deze legislatuur om die nieuwe woonvormen verder te stimuleren.
Hoe staat u ten aanzien van de ervaringen uit de Brusselse projecten? Bent u van plan deze mee te nemen richting Vlaanderen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw De Vroe, voor de vragen. Voor alle duidelijkheid, ik denk dat u groot gelijk hebt door dit van dichtbij op te volgen. U hebt zelf de tijdlijn aangegeven. We beginnen eigenlijk nu pas met de evaluatie. Veel van mijn antwoorden hangen ermee samen dat de evaluatie nu pas opgestart wordt.
De geselecteerde projecten lopen ongeveer twee jaar. Het is de bedoeling om nu die evaluatie te doen. Mijn administratie is daarvoor de voorbereidingen aan het nemen. Nog dit voorjaar zullen de 28 projecten een vragenlijst toegestuurd krijgen. Daarnaast plant de administratie ook een uitwisselingsmoment met de initiatiefnemers van de projecten. De input van de vragenlijst en het uitwisselingsmoment zal meegenomen worden in de evaluatie.
Wij volgen die projecten natuurlijk nu reeds op. Zo was er op 30 november 2018 al een uitwisselingsdag, maar er is ad hoc ook overleg tussen de verschillende projecten onderling en ook tussen de projecten en de administratie. We doen dus een ‘ongoing’ opvolging.
De projecten bevinden zich allemaal in verschillende fases van uitrol. Sommige zijn twee jaar geleden begonnen, andere waren daarvoor al bezig. Nog andere werden pas de laatste maanden opgestart. Ze staan dus in verschillende ontwikkelingsfases.
U stelde een vraag over de knelpunten of obstructies. De aard van de vragen of knelpunten waarmee de projecten geconfronteerd worden, hangt natuurlijk nauw samen met de stand van zaken waarin het project zich bevindt. Een project dat nog maar net werd opgestart, deelt andere ervaringen dan een project dat al jaren loopt. De tussentijdse evaluatie zal daarover een volledig overzicht geven. U begrijpt ook dat het een beetje lastig is om nu al iets naar voren te brengen over wat we merken, zonder echt gekeken te kunnen hebben of dat iets is dat in elk project terugkomt, of dat een uitzondering is, waar dat dan aan ligt … We kiezen er dus voor om te wachten met het meegeven van die knelpunten tot we een volledige evaluatie hebben. Dan zullen we eventueel aanbevelingen formuleren.
Is er hierover overleg met de federale administratie? Nogmaals: we wachten de totale evaluatie af. Maar op dit moment hebben we nog geen opmerkingen gekregen dat daar iets zou moeten worden aangepast. Dat sluit niet uit dat dat kan blijken uit die evaluatie. Maar op dit moment is dat nog niet het geval.
U vroeg ook of we de regelgeving zullen aanpassen en of we nieuwe woonvormen zullen stimuleren. U vraagt of we, na de evaluatie, al dan niet initiatieven zullen nemen. Dat hangt wat af van de evaluatie. Als daar redenen toe zijn, zullen we dat zeker doen. De bedoeling van de tussentijdse en eindevaluatie is net om de mogelijke belemmeringen in het instrumentarium van onder andere het beleidsveld Wonen in kaart te brengen.
In een volgende fase, op basis van die evaluatie en inzichten, zal ik, eventueel ook in overleg met de andere betrokken beleidsvelden van de Vlaamse overheid, trachten om die hindernissen maximaal weg te nemen.
Indien ik tijdens de vermelde initiatieven vaststel dat een nieuwe proefomgeving nuttig kan zijn om nieuwe en vooral andere dan de al lopende wooninitiatieven te laten ontwikkelen en deze te onderzoeken, zal ik daarvoor – wellicht in samenwerking met het Vlaams Parlement – het nodige initiatief nemen. Die ‘wellicht’ slaat dan op de vraag of het decretaal of op een andere manier moet gebeuren.
Plant u een eventuele evaluatie of bijsturing van de definitie van gemeenschappelijk wonen? Zoals u weet van tijdens de vorige legislatuur, is de huidige definitie van ‘gemeenschappelijk wonen’, zoals die is opgenomen in de Vlaamse Wooncode, opgesteld op basis van wetenschappelijk onderzoek. Nu moet ze natuurlijk toegepast worden in de praktijk. Indien daarbij zou blijken dat de definitie bijgestuurd moet worden, zullen we dat zeker overwegen. Als daar noodzaak toe is, zullen we dat bekijken. Op dit moment weten we nog niet of dat nodig zal zijn. Mochten jullie daar zelf signalen over opvangen of denken dat daar redenen toe zijn: dit is een proefonderzoek, dus laat dat gerust weten. Dat kan allemaal meegenomen worden. Dat is allemaal interessant.
Kijken we ook naar de Brusselse projecten? We kijken ook naar de Brusselse projecten. We kijken naar alles, en naar veel meer dan alleen maar Brussel. In dit geval kijken we ook naar buitenlandse voorbeelden. Als die nuttige inzichten opleveren, wordt dat meegenomen in de evaluatie als best practices of manieren waarop we het vooral niet moeten doen. Dat hangt er een beetje van af. Maar we kijken dus ook buiten de landsgrenzen van Vlaanderen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is uiteraard logisch dat we verder kijken dan onze landsgrenzen, we zijn ook al projecten in het buitenland gaan bekijken. Ik denk dat we dat zeker moeten doen, anders zouden we foutief bezig zijn. Maar ik vond het wel leuk om te verwijzen naar het Brusselse Gewest, omdat ik zag dat ze daar toch echt mee bezig zijn.
Minister, ik vind het logisch dat u de 28 proefprojecten goed opvolgt, en ik merk uit uw antwoord dat u dat ook effectief doet. Als u verwijst naar het uitwisselingsmoment van eind november en als er opnieuw nog een vragenlijst en extra uitwisselingsmomenten komen, denk ik dat dat de juiste manier is om die projecten goed op te volgen. Ik hoop alleen dat in verband met de knelpunten die u ter zake vaststelt bij die evaluaties, u niet gaat wachten tot die zes jaar voorbij zijn om eventueel toch acties te ondernemen. Dan zouden we wel heel veel tijd verliezen. Ik zou dus zeker willen vragen dat, als bij tussentijdse evaluatie duidelijk zou blijken dat bepaalde zaken frequent voorkomen, die zeer snel aangepakt worden en dat er zeker niet gewacht wordt tot die zes jaar om zijn.
Wat de definitie van het gemeenschappelijk wonen betreft, weet ik dat we in de vorige legislatuur een hoorzitting gehad hebben en dat er daar de vraag was om dat te verduidelijken, maar ik zal misschien in een volgende vraagstelling daar nog dieper op ingaan. Er was toch wat commotie rond en er was wat bijsturing nodig.
Heel graag wilde ik nog terugkomen op de resolutie die we in 2015 goedgekeurd hebben. Daar stonden zeven vragen van het parlement in aan de Vlaamse Regering. Een van de zeven punten was natuurlijk het opstarten van die proefomgeving waar ik u nu over bevraag. Maar natuurlijk ging dat veel verder en ik zou graag even uw aandacht daarop vestigen. Ik ga niet alle punten overlopen, want heel veel gaat over informeren over een aanpassing van de regelgeving. Maar wat voor mij wel heel belangrijk is – en we zien in de praktijk toch dat dat meer en meer gebeurt –, is het samenhuizen en de mogelijkheid bieden om specifieke samenhuiscontracten aan te bieden. Het allerbelangrijkste is misschien dat er overleg is met de Federale Regering om de opportuniteit te onderzoeken om een apart adres per huishouden in het samenhuisverband bij een burgerlijke stand van de gemeente te kunnen invoeren. Daar zien we nog dikwijls problemen. Het gebeurt effectief in de praktijk dat mensen samenhuizen, maar als een van de huishoudens op dat moment schulden maakt, wordt heel het huis leeggemaakt. Daar is nog dringend werk aan de winkel om mensen die nu in de praktijk al aan nieuwe woonvormen deelnemen, te beschermen. Ik had graag uw reactie daarop gekregen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik geef eerst en vooral nog twee bijkomende zaken. In de beleidsnota staat er ook dat we de kwaliteitsnormen gaan aanpassen, ook voor cohousing en andere vormen van samenleven, en ook voor het premiestelsel. Dat is nu allemaal, kort door de bocht, geschreven voor gezinnen, maar dat zal dan op een andere manier omschreven moeten worden, voor de renovatiepremie en dergelijke meer.
Wat die resolutie betreft: ik ga ook niet alle zeven punten overlopen, we zullen dat ook wel bekijken, we nemen die mee als leidraad, dat moet wel. Ik neem aan dat u in uw vraag verwees naar het punt over domiciliefraude – in de vraag of we federaal ook aanpassingen moesten doen –, maar dat is natuurlijk een federale regelgeving. Ik ga ervan uit dat die punten ook in die evaluatie zullen zitten en dat we van daaruit een vertrekbasis gaan hebben om meer gestructureerd te kijken wat er precies bijgestuurd moet worden. Eventueel, indien nodig, gaan we daarover in overleg met het federale niveau.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik begrijp dat u ook wat dat betreft graag wilt leren uit de proefprojecten. Maar ik verwijs graag naar organisaties die nu al heel hard bezig zijn met samenhuizen. Ik denk niet dat we moeten wachten op de proefprojecten om stappen vooruit te zetten. Het klopt inderdaad dat het federale materie is. Maar omdat het toch wel gaat over problematieken waarmee Vlaamse gezinnen te maken krijgen, die met alle goede bedoelingen in een nieuw woonproject stappen en met vrienden, kennissen of wie dan ook samen iets huren, wil ik toch ook aan u vragen om die beter te beschermen. Dus ik hoop dat u toch met uw federale collega de eerste stappen zet om vooruit te gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.