Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over de erkenning van de moskee Antwerp Islamic Association
Report
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister Somers, ik heb begrepen dat u een procedure opstart die zou kunnen leiden tot de intrekking van de erkenning van de Pakistaanse Antwerp Islamic Association, die instaat voor de Noor-Ul-Harammoskee in Antwerpen-Noord. U hebt gezegd dat het in gang zetten van de procedure tot intrekking van de erkenning niets te maken heeft met extremisme, maar wel met intern geruzie binnen het moskeebestuur. De moskee zou de erkende imam onder meer niet langer toelaten om de gebedsruimten te betreden. U hebt laten weten dat het niet aanvaardbaar is dat essentiële administratieve en decretale bepalingen niet worden nagekomen en dat een erkende imam zomaar vervangen wordt door een niet-erkende imam.
Het conflict binnen dat moskeebestuur sleept blijkbaar al aan sinds 2016. Het opstarten van de procedure tot intrekking van de erkenning zou gebeuren op basis van een onderzoek van de administratie en een advies van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB).
Minister, kunt u mij de precieze redenen toelichten voor het opstarten van de procedure tot intrekking van de erkenning van deze moskee? Waarom wordt de procedure nu pas opgestart, hoewel de problemen blijkbaar reeds dateren van 2016 en de moskee in al die jaren erkend en dus ook gefinancierd werd?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Mijn vraag betreft hetzelfde dossier, maar heeft een ietwat andere insteek. Wij hebben kennisgenomen van de procedure die werd opgestart om de erkenning van de Antwerpse moskee Islamic Association in te trekken. De moskee richt zich specifiek op de Pakistaanse moslimgemeenschap en werd in 2007 erkend. Uit de verslaggeving begrijpen we dat het al enige tijd rommelt bij het bestuur van de moskee. Er zou een soort van machtsstrijd woeden tussen twee groepen met tegenstrijdige visies. Daarbij geeft de ene groep steun aan de erkende imam en wil de andere groep een nieuwe, niet-erkende imam naar voren schuiven. Als gevolg hiervan zouden er een aantal administratieve verwaarlozingen geweest zijn, waardoor de moskee op administratief vlak niet alles op orde lijkt te hebben.
Dit lijkt mij een geval van een ideologisch conflict. Onze grote bezorgdheid daarbij is te voorkomen dat op het einde van de rit iedereen verliest, zowel beide strekkingen zelf als de gemeenschap in haar geheel als onze samenleving. De huidige wetgeving rond de erkenning van moskeeën is bedoeld om de integratie in onze samenleving te bewerkstelligen. Het zou dan ook een slechte zaak kunnen zijn mocht die moskee plots afhankelijk worden van een aantal andere invloeden die op lange termijn misschien minder wenselijk zijn. Het kan populairder of aantrekkelijker klinken om de erkenning in te trekken, maar aan de andere kant heeft dat toch ook een aantal gevaren.
Minister, zowel de diensten van de provincie alsook de Antwerpse overheid hebben de bereidheid geuit om te bemiddelen in het conflict. Ik hoop dat zij daartoe alle kansen krijgen.
Minister, is er volgens u nog ruimte om tot een bemiddelde oplossing te komen in dit dossier? Wilt u die ruimte maximaal benutten?
Dreigt u op deze manier niet ook het goedbedoelend deel van de gemeenschap dat affiniteit toont met de bestaande regelgeving, mee te straffen?
Kunt u, wanneer een verzoening niet lukt, partij kiezen voor de ene of de andere strekking? Hoe zult u dan omgaan met de helft van die geloofsgemeenschap? Hoe zorgen we ervoor dat er op een verantwoorde manier bestuurlijk mee wordt omgegaan?
Hoe kunt u vermijden dat gerommel binnen de besturen van geloofsgemeenschappen meteen tot gevolg kan hebben dat er een intrekking van erkenningen komt?
Ik heb een informatieve vraag, gezien de voornemens van de Vlaamse Regering om die procedure aan te passen: als de erkenning nu wordt ingetrokken, geldt dat dan voor een periode van vier jaar?
Lopen er nog dergelijke procedures tot schrapping van de erkenning van geloofsgemeenschappen, niet alleen bij de islamitische gemeenschap maar bij alle geloofsgemeenschappen?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u, collega’s, voor de vragen.
De reden voor de opstart van de procedure is een brief die ik heb gekregen van Antwerps gedeputeerde Lemmens op 18 december 2019. Er werd ook een duplicaat van die brief gestuurd naar de Moslimexecutieve. Het was voor mij de eerste keer dat ik op de hoogte werd gesteld van de problematische situatie in de moskee. In die brief wordt beschreven dat er sinds 2016 een geëscaleerde crisissituatie bestaat. Gedeputeerde Lemmens zegt daarover: ‘Voor mij is de maat vol.’ Hij vraagt mij om in mijn hoedanigheid van minister in te grijpen. De situatie sleept dus al aan sinds 2016 en ik ontving hierover een brief op 18 december 2019.
Gedeputeerde Lemmens somt in zijn brief aan mij en aan de Moslimexecutieve de volgende zaken op die wijzen op een mogelijke disfunctionele werking van de betrokken geloofsgemeenschap.
Eerst en vooral – en dat is wel belangrijk – wordt de door de Moslimexecutieve aangestelde en door de FOD Justitie bezoldigde imam door de Moskee Antwerp Islamic Association – hierna zal ik gewoon over ‘de moskee’ spreken – op onrechtmatige wijze de toegang geweigerd tot de lokalen en gebedsruimten bestemd voor de uitoefening van de eredienst. De aangestelde imam wordt dus de toegang tot het gebouw geweigerd.
Twee, sinds 2016 worden door een aantal bestuursleden van de moskee en een comitélid een hetze en een haatcampagne gevoerd tegen de erkende imam.
Ten derde informeert gedeputeerde Lemmens mij dat de politie al eens is moeten tussenkomen bij een ruzie binnen de betrokken lokale geloofsgemeenschap en het moskeebestuur.
Ten vierde spreekt hij over een vermoeden van zwartwerk.
Ten vijfde is daar een andere imam aangesteld, die geen veiligheidscheck ondergaan heeft door de Staatsveiligheid.
Ten zesde geven de moskee-vzw en het comité geen gehoor aan de beslissing van de Moslimexecutieve dat haar vertrouwen heeft bevestigd in de erkende imam. Ze leggen het advies van de Moslimexecutieve dus gewoon naast zich neer. Door zelf een soort van tegenimam – het doet wat denken aan een tegenpaus – aan te stellen, gaat de moskee-vzw in tegen het gezag van de Moslimexecutieve als enig representatief orgaan van de islamitische eredienst;
Zeven, men vermoedt een belangenvermenging tussen de moskee en het comité, waardoor de goede werking van het beheerscomité in het gedrang komt.
Ten slotte is er ook het niet nakomen van de decretale administratieve verplichtingen.
Dat is toch wel een belangrijke opsomming van de gedeputeerde. Op basis van deze elementen heb ik aan de administratie Binnenlands Bestuur de opdracht gegeven om ten aanzien van de betrokken lokale islamitische geloofsgemeenschap een vooronderzoek op te starten en de nodige inlichtingen bij de provincie Antwerpen op te vragen rond de werking ervan.
Uit dat vooronderzoek blijkt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de betrokken lokale geloofsgemeenschap niet in regel is met de verplichtingen opgenomen in het Eredienstendecreet en het Erkenningsbesluit ter zake. Ik zeg ‘voldoende aanwijzingen’, dat is nog geen bewijs. Dat is de inzet van de procedure.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur – onze administratie – verwijst daarbij naar de noodzaak tot maatschappelijke relevantie, zoals beschreven in artikel 4, lid 1, 3° van het Erkenningsbesluit en naar het vermoeden van niet-nakomen van de interne regels van de eredienst, zoals beschreven in artikel 7, §1, lid 1, 3° van het Erkenningsbesluit en naar het niet-nakomen van administratieve verplichtingen, beschreven in artikel 7, §1, lid 1, 2° van het Erkenningsbesluit.
Op basis van het door mij opgedragen vooronderzoek adviseerde ABB, onze administratie, mij om de procedure tot opheffing van de erkenning op te starten en formeel adviezen te vragen aan de Antwerpse provincieraad, de Antwerpse gemeenteraad, de Moslimexecutieve, de betrokken geloofsgemeenschap en de FOD Justitie.
De opstart van de opheffingsprocedure leidt tot een tegensprekelijke procedure, waardoor ik op basis van een gefundeerd dossier en op basis van die adviezen – alle elementen die ik zonet heb opgesomd, maar ook alle andere mogelijke elementen die het dossier kunnen versterken in de ene of de andere richting – kan oordelen, een beslissing kan nemen over de eventuele opheffing van de erkenning.
Ik wijs erop dat ik als minister alleen via de opstart van een opheffingsprocedure al deze adviezen en inlichtingen kan verkrijgen. U weet dat we de regelgeving ter zake zullen herzien en dat we op dat moment in een ander frame, in een ander kader kunnen werken. Maar op dit moment is het erkennings- en sanctiekader wat het is en ik wens daarbinnen dan ook te functioneren.
Dan was er de vraag of er nog bemiddeling mogelijk is. Het dossier loopt sinds 2016. Ik ben er ook van overtuigd dat de provincie ter zake inspanningen heeft gedaan, ernstige inspanningen. Als ze mij nu na drie jaar een signaal geven dat de situatie niet verbetert maar eerder slechter wordt, dan moeten we op een zeker moment – en ik vind het al vrij laat – een keuze maken en de nodige stappen zetten.
Kan er in afwachting bemiddeld worden? Ik denk dat dit altijd kan. Pogingen tot bemiddeling, verzoening of opheldering kunnen er altijd komen, maar ik vermoed dat dit op de eerste plaats door die besturen moet gebeuren die het dichtst bij die moskeeën staan. Zij moeten in al hun onafhankelijkheid en objectiviteit oordelen of het nog zinvol is om in dit dossier te bemiddelen. Ik spreek dan in de eerste plaats over het gemeente- en provinciebestuur. Als toezichthoudende instantie in deze procedure is dit voor mij wat moeilijk en ik wil enigszins terughoudend zijn in deze fase om aan bemiddelingsoperaties te doen. Als er nog mogelijkheden zijn, dan ligt dat eerder bij anderen. (Opmerkingen van Sam Van Rooy)
Dat ligt bij anderen. In dezen is dat niet aan mij, maar aan andere besturen. Zij moeten oordelen, in eer en geweten, of het nog zinvol is om een bemiddelingsprocedure te doen.
Een opheffingsprocedure is natuurlijk nog geen opheffing. Ik moet alle partijen daarover horen. Dit bevestigt mij nogmaals in mijn overtuiging dat er echt nood is aan een goede informatiepositie ook op Vlaams niveau. De informatiedienst die we zullen opstarten, moet in de toekomst voorkomen dat wij in een te late fase of in een late fase vernemen dat er fundamentele problemen zijn in een geloofsgemeenschap. Ik vind het belangrijk om dat ook vroeger te weten.
Op dit moment zijn er geen andere procedures lopende.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Ik heb maar één bijkomende vraag: hoelang kan die procedure duren?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt omstandig uitgelegd wat de voorgeschiedenis is. Dat is belangrijk. Dit zijn geen lichtzinnige beslissingen. Als zo'n procedure wordt opgestart, dan zal dat ook wel een aantal redenen hebben.
Blijft voor mij de bezorgdheid dat, stel dat er na een zorgvuldige procedure wordt overgegaan tot schrapping van de erkenning – wat een legitieme keuze zou kunnen zijn in dit geval –, er op dat moment niets fundamenteel is opgelost. Die gemeenschap zal actief blijven. Er zal een imam actief blijven die nog altijd niet gecheckt zal zijn door Staatsveiligheid.
Een gemeenschap al dan niet erkennen, is een belangrijke beslissing en de doelstelling daarachter is heel nobel, namelijk een geïntegreerde geloofsgemeenschap in een bredere samenleving die conform een aantal van onze principes, waarden en normen functioneert en tegelijkertijd administratief en juridisch aan de nodige zaken voldoet. Anderzijds is die erkenning ook maar ‘een’ instrument. In het kader van de beleidsnota hebben we het gesprek gevoerd over hoe we daar in de toekomst flexibeler mee willen omgaan.
U hebt nog niet op mijn vraag geantwoord of de erkenning voor vier jaar verdwijnt. Op welke manier zullen we stimuleren dat bij een eventuele intrekking van de erkenning, de stimulans voor de gemeenschap blijft om terug de stap te zetten naar de samenleving – om het kort door de bocht uit te drukken – en niet op zichzelf terug te plooien, en op die manier minstens even problematisch te zijn als de huidige situatie? Kunt u daar nog wat duiding bij geven? Hoe kunnen we daar op een flexibele manier de juiste prikkels geven als een verwelkomende maar goed in de gaten houdende samenleving?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, ik denk dat de vraag die we ons hier moeten stellen, is wat het uiteindelijke doel van deze procedure is. En ook: waar ligt de kern van het probleem? Ligt dat probleem bij de imam of ligt dat bij het moskeebestuur? U hebt aangegeven dat de Moslimexecutieve het vertrouwen in die imam bewaart. Is dat gebaseerd op een objectieve analyse? Ik denk dat de enige objectieve analyse die we op dit moment hebben, het vooronderzoek is dat het agentschap uitgevoerd heeft. Mijn vraag is of dat document lijviger is dan wat u hier hebt voorgelezen. Kunnen wij inzage krijgen in dat hele rapport?
Ik heb nog een bijkomende vraag. Ik had graag van u geweten of sinds de malaise in 2016 gekend is, de materiële en financiële steun voor de moskee en dus ook de bedienaar van de eredienst, ongewijzigd is gebleven.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw heel uitgebreide antwoord. Ik denk dat u heel correct te werk gegaan bent. Het is voor ons natuurlijk ook evident dat die erkenningscriteria altijd nageleefd moeten worden. U hebt verwezen naar drie criteria, zoals het niet naleven van de administratieve verplichtingen en de interne regels van de geloofsgemeenschap, maar ook naar de maatschappelijke relevantie. Daarom moeten we natuurlijk nu wel de vraag stellen of er daar nog sprake van kan zijn als we zien dat een duurzame verankering binnen die gemeenschap toch wel moeilijk ligt, als er al jarenlang een conflict aansleept. Dus als een dergelijke situatie zich voordoet, is het zeker terecht dat u ingrijpt.
Ik wil even terugkomen op een element van vraagsteller Vaneeckhout. Voor ons is het ook belangrijk om eerst altijd te kijken naar hoe er ingezet kan worden op bemiddeling. Ik begrijp dat u daar een terughoudende houding in aanneemt. Er zijn natuurlijk ook nog andere partners die het initiatief daarin kunnen nemen. Maar het is voor ons belangrijk dat de verschillende partijen toch altijd rond de tafel gebracht worden. Dergelijke strubbelingen komen ook voor bij de verschillende kerkfabrieken, waar er ook vaak discussies en moeilijkheden zijn tussen de verschillende personen of groepen die daarin actief zijn. Zulke strubbelingen tonen natuurlijk ook aan dat er nood is aan een gedifferentieerd sanctioneringsapparaat.
Dat is mijn vraag nu, minister. U hebt aangegeven dat u dat sanctiekader wilt herbekijken. Hebt u daarbij oog voor zo’n gedifferentieerd sanctioneringsapparaat? Welke stappen zult u daartoe eventueel nog verder zetten?
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral: de procedure duurt zestig dagen. Er is dus zestig dagen de tijd om te antwoorden. Ik ben van plan om kort daarna mijn beslissing te nemen, op basis van het volledige dossier. Dus aan degenen die nu vragen naar de concrete inhoud en wat ik precies ga doen: daar kan ik natuurlijk pas zinvol op antwoorden – ik wil ook geen fouten maken – door eerst kennis te nemen van alle elementen. De vijf instanties zullen mij daar uitvoerig over documenteren. Op basis daarvan ga ik dan een beslissing ten gronde nemen.
Ten tweede, indien een moskee of een andere geloofsgemeenschap de erkenning verliest, is dat ook definitief. Dat betekent dat men natuurlijk altijd een nieuwe erkenning kan aanvragen op een zeker moment, maar dat op dat moment de looptijd van vier jaar geldt.
Drie, ik doe zoiets niet lichtzinnig. Ik denk dat zulke beslissingen altijd goed onderbouwd moeten zijn, omdat het wegnemen van de erkenning natuurlijk niet direct betekent dat er geen geloofsgemeenschap meer is of dat er geen geloofsactiviteiten of andere activiteiten meer kunnen zijn, maar wel een wezenlijke impact heeft. Ik geef een voorbeeld. Op basis van de nieuwe regelgeving die Vlaanderen hanteert, zal die geloofsgemeenschap bijvoorbeeld geen imam uit het buitenland kunnen aantrekken. Ze zullen ook geen financiering meer krijgen maar er kan ook niemand, zelfs indien wij die niet betalen, toegang meer krijgen tot het grondgebied voor een niet-erkende moskee. Ik vind het ook belangrijk om het kaf van het koren te scheiden. Ik denk dat je enkel een geloofwaardig beleid kunt opbouwen, dat op een correcte en constructieve manier omgaat met alle geloofsgemeenschappen, indien je ook goed de spelregels bewaakt. En zij die zich niet aan de spelregels houden, mag je niet erkennen als partner. Dat zorgt ervoor dat zij die zich wél aan de spelregels houden, op een veel solidere manier een partner kunnen zijn. Voor mij is het heel belangrijk om effectief het kaf van het koren te scheiden. Ik wil daarin een heel consequente lijn volgen.
Mevrouw Sminate, u vraagt of u inzage kunt krijgen in het dossier van de gedeputeerde Lemmens. Absoluut. Dat is een brief van twee à drie bladzijden, waarin ik alle elementen heb opgesomd. Het is geen heel uitvoerig schrijven. Evident heeft de deputatie de mogelijkheid om ons meer uitvoerig te berichten en een hele chronologie te maken. Er is al een vooronderzoek geweest door het ABB, zoals ik daarnet heb gezegd. Het dossier is drie jaar oud, laat de gedeputeerde mij weten. Al drie jaar lang is er dus al een probleem. Ik vind het positief dat men eerst probeert om op basis van dialoog goed te begrijpen wat er aan de hand is en dat men niet meteen de voorhamer bovenhaalt. Langs de andere kant is drie jaar natuurlijk wel een relatief lange periode. Ik zeg het zelf met enige terughoudendheid: ik weet niet of zoiets drie jaar moet aanslepen. Want ondertussen blijft de erkenning lopen. Soms moet men korter op de bal spelen.
Het gedifferentieerde sanctioneringsinstrument is absoluut noodzakelijk. We zitten nu te veel in een binair systeem, waarbij je ofwel erkent ofwel niet erkent, opheft, intrekt. Er moeten tussenstappen denkbaar zijn. Maar op basis van wat ik hier lees – als dat allemaal bevestigd wordt – zit je hier toch in een casus waarbij het blijven verdedigen van een niet-intrekking, ook al zouden de mensen daartoe de ambitie hebben, moeilijk is. Nogmaals: dat zeg ik op basis van wat ik nu weet, maar dan loop ik eigenlijk vooruit. Het gaat tenslotte ook over de autoriteit, het gezag van de Moslimexecutieve. Wij hebben de Moslimexecutieve erkend en we zien die als een gesprekspartner. Je zou ook kunnen zeggen dat je die Moslimexecutieve geen goede gesprekspartner vindt en dan moet je een andere gesprekspartner installeren – ik sta open voor alles. Maar als je die Moslimexecutieve erkent en zij zeggen dat ze een bepaalde imam, die gescreend is door de Staatsveiligheid, erkennen en de erkenningscriteria aanvaarden als religieuze autoriteit, en een andere imam, die niet gescreend is door de Staatsveiligheid, niet erkennen en hem zelfs niet meer binnenlaten, dan lijkt het mij in de belang van de geloofwaardigheid van de Moslimexecutieve om ter zake een duidelijke lijn te volgen. En dat ben ik dan ook van plan in dit dossier.
U vroeg naar de financiering. Die bedraagt ongeveer 24.000 euro per jaar.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Wij juichen elke stap naar minder islam en minder geld voor de islam toe. Maar ik blijf natuurlijk op mijn honger zitten – of wat had u gedacht? Minister Somers, ik ken deze moskee al zeer lang, en die heeft echt een trackrecord, niet alleen van ruzie binnen het moslimbestuur, maar van extremisme. In 2005 deed het parket al een onderzoek naar Pakistaanse extremisten die actief waren in die moskee. De voorbije jaren – ik heb dat van naderbij gevolgd – heeft de Noor-Ul-Harammoskee op regelmatige basis Pakistaanse predikers uitgenodigd die kunnen worden gelinkt aan het verheerlijken van de jihad in Pakistan. De grootmoefti Muneeb Ur Rehman is daar op bezoek geweest, net als Muhammad Ramzan Sialvi. En dan kunt u wel zeggen dat zij als niet-erkende moskee geen imams uit het buitenland meer kunnen aantrekken, maar dat zijn geen vaste imams. Die komen gewoon binnen, prediken daar en vetrekken terug naar Pakistan. En daar is blijkbaar geen enkele controle op. Dat zijn wel degelijk Pakistaanse jihadverheerlijkende predikers, die bijvoorbeeld de jihadmoord in Pakistan op een seculiere gouverneur, die als een afvallige wordt beschouwd, verheerlijken. En zij komen in die moskee, de Noor-Ul-Harammoskee.
En bovendien is die moskee ook bekend voor koranlessen aan kinderen tussen 4 en 12 jaar. Minister Somers, ik denk – en hoop het alleszins – dat u, in tegenstelling tot veel andere ministers, de Koran weleens hebt gelezen. Maar die kinderen van 4 tot 12 jaar, die in die moskee koranlessen krijgen, leren dus verzen afratelen, zoals Koran 9:29: “Strijd tegen hen die niet in Allah geloven”, Koran 9:5: “Dood de afgodendienaars” – wij dus – “waar jullie hen vinden” en Koran 9:12: “Bestrijd de leiders van het ongeloof.”
Nogmaals, minister, dat gaat over u en mij. Wij zijn de ongelovigen. Dat wordt dus in die moskee gepredikt. Bovendien heerst er ook apartheid in die moskee. Mannen en vrouwen worden systematisch gescheiden. Voor de vrouwen wordt er veel minder ruimte voorzien. Het is vaak zo in moskeeën dat vrouwen als een soort kippen in een kippenhok geduwd worden. Dit wetende, hoop ik dat u verder gaat dan alleen de intrekking van de erkenning. Want daarin heeft collega Vaneeckhout van Groen natuurlijk gelijk: dit is geen fundamentele oplossing. Ze krijgen dan geen geld meer van ons, maar de islam en de Koran blijven wel heersen in die moskee. De hersenspoeling van die kinderen blijft daar dus ook plaatsvinden. Dus ik zou aan u willen vragen of u geen stappen kunt zetten – samen met de federale collega’s, natuurlijk – om die moskee na zoveel jaren eindelijk te sluiten. Want nogmaals, dat trackrecord bewijst dat daar eigenlijk geen verbetering is. U hebt zelf gezegd dat er een verslechtering is op alle terreinen, niet alleen op het terrein van het moskeebestuur waartussen het niet botert, maar ook op het terrein van het islamitisch extremisme.
Dit was dus uw slotwoord. U stelt nieuwe vragen, maar het is niet aan de minister om daar nog op te antwoorden.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik heb een paar slotbeschouwingen. Ten eerste – en dat sluit een beetje aan bij een aantal bedenkingen die collega Van Rooy uit, zij het met een andere insteek – zal ik een ontboezeming doen: persoonlijk ben ik christelijk geïnspireerd. Ik kan hier de Bijbel bij de hand nemen en een aantal passages citeren die even problematisch zijn. Ik denk dus dat het verhaal genuanceerder is. Dit is net een voorbeeld dat er in iedere religie verschillende strekkingen zijn, verschillende scholen, gaande van letterlijke interpretaties tot figuurlijke interpretaties, en dat dit debat gaande is in iedere geloofsgemeenschap. In die zin vind ik dat u op een goede manier geantwoord hebt en dat u slim omgaat met deze uitdaging, namelijk op een gefundeerde manier, door alle informatie te verzamelen en op een serene manier een beslissing te nemen.
Ik herhaal dat die beslissing – en dat is mijn tweede bedenking – geen fundamenteel antwoord is. Als er daar echt problematische zaken gebeuren, is het niet zo dat die de dag na de beslissing tot intrekking niet meer gebeuren. Ik wil ook oproepen om alsnog te investeren, samen met de andere besturen, in bemiddeling. U spreekt terecht over de ambitie om het kaf van het koren te scheiden. Wel, u moet het ook aantrekkelijk genoeg houden voor het kaf om de keuze te maken om koren te worden, als u deze vergelijking nog kunt volgen. Ik denk dat het terecht is dat er grendels zitten en dat we fundamentele beslissingen kunnen nemen. En misschien is dat in dezen wel verantwoord.
Het is het standpunt van onze fractie dat die procedures aangepast moeten worden voor gemeenschappen die inzien dat ze een stap vooruit willen zetten, die een erkenning willen verkrijgen en beantwoorden aan de voorwaarden die daarvoor gesteld worden. Wij vinden een bevriezing of een schrappen van een erkenning voor vier jaar problematisch. Als er binnen twee jaar een nieuwe dynamiek in die gemeenschap is, die wel wenselijk is, dan zou het mogelijk moeten zijn om die stap vroeger te zetten. Ik wil er dus voor pleiten om die flexibiliteit in de uitwerking van de nieuwe regelgeving voldoende voor ogen te houden.
Ik heb iets bijgeleerd. Ik weet dat er een boek is waarin iemand voorkomt die van water wijn kan maken. Maar van kaf koren maken, dat is iets nieuws.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.