Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over sporten voor het begin van de lessen
Report
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik heb ook een gedichtje voorbereid, van een van mijn favoriete dichters, Annie M.G. Schmidt. Het is uiteraard geen nieuw gedichtje, maar het is wel toepasselijk in de maatschappij van vandaag, denk ik.
Wanneer ik loop in Oldenzaal
of Middelburg of Stadskanaal,
dan komt er altijd iemand aan
die vraagt: weet u de Lindenlaan?
Zo iemand vraagt dat met een blik
vol blij vertrouwen. Dan zeg ik:
pardon ik ben hier zelf vreemd.
En zo ontmoet ik alle dagen
figuren die maar blijven vragen:
waar gaan wij heen met de cultuur
en waarom is de jam zo duur?
Is er nog Hoop in deze Tijd?
Dan moet ik zeggen, tot mijn spijt:
pardon ik ben hier zelf vreemd.
Komt er weer oorlog? vragen zij,
komt er nog eens een tiende mei,
en heeft het leven dan wel zin?
Zo ja, waar zit die zin dan in?
En zijn wij op de goede weg?
Waarop ik altijd treurig zeg:
pardon ik ben hier zelf vreemd,
Maar om u heen zijn mensen zat
die altijd weten hoe of wat.
Zij weten waar – in dit bestaan-
de weg is naar de Lindenlaan.
Ik vind dit nog altijd een mooi gedicht. Het is niet zo nieuw meer, maar ik vind het nog altijd mooi. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Sportarts Ruud Van Thienen stelt in de pers voor om kinderen meer te laten bewegen op school. Het is zijn grote doel om binnen tien of vijftien jaar de schooldag in Vlaanderen te laten beginnen met een halfuurtje beweging. Onderzoek toont volgens de sportarts immers aan dat je ongeveer 15 procent meer kennis opneemt tijdens de vier uur die volgen op een halfuur beweging. Dit hoeft ook geen invloed te hebben op de duur van de schooldag. Je kunt dan wat korter lesgeven, want die lessen zullen door de hogere concentratie efficiënter verlopen.
In de bespreking die we hierover hadden met voormalig minister van Onderwijs, Hilde Crevits, zei ze dat het haar doel was om te evolueren naar een bewegingscultuur in de scholen. Om dit te bereiken, werd Paul Van Den Bosch, de coach die Sven Nys naar de top bracht, aangeworven op het kabinet en hadden ze de doelstelling vooropgesteld om meer dan 1,1 miljoen Vlaamse leerlingen aan het bewegen te zetten. Er werd een actieplan uitgewerkt dat op vier pijlers berust: schoolsportinfrastructuur, gezonde voeding, beweging en EHBO en reanimatie.
Minister, zult u het bewegingsbeleid en actieplan van de vorige minister voortzetten of komt u met een ander, vernieuwd plan?
Hebt u zicht op de resultaten van het actieplan? Werd de beoogde doelstelling om meer dan 1,1 miljoen leerlingen aan het bewegen te zetten, bereikt?
Hoe wilt u deze legislatuur de schoolgaande jeugd meer laten bewegen? Welke concrete maatregelen wilt u daartoe nemen?
Wat is uw mening over het voorstel om de schooldag te beginnen met een halfuurtje beweging?
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag is geïnspireerd op het artikel dat ik onlangs las in de krant. De Limburgse sportdokter Ruud Van Thienen stelde dat het goed zou zijn dat kinderen bij het begin van de schooldag een halfuur zouden sporten – of bewegen, je kunt het noemen zoals je wilt. Volgens de sportarts, die de schema’s opstelde voor het populaire programma Start to Kamp Waes, zouden de kinderen dan veel meer geconcentreerd zijn. Naar verluidt zou onderzoek aantonen dat men ongeveer 15 procent meer kennis opneemt tijdens de vier uur die volgen op een halfuur beweging. Dat werd daarnet ook naar voren gebracht door de collega. Om het argument te counteren dat dit de schooldagen langer maakt, stelt de sportarts dat er korter les kan worden gegeven aangezien de lessen die erop volgen door de hogere concentratie efficiënter kunnen verlopen.
Minister, ik neem aan dat u op de hoogte bent van dit onderzoek. Hebt u daaruit al conclusies getrokken?
Er zijn al diverse initiatieven lopende, zoals een bewegingsbeleid. Zijn er hieromtrent extra initiatieven die u wilt of kunt onderzoeken? Is dit initiatief niet het overwegen waard?
Minister Weyts heeft het woord.
Als minister van zowel Onderwijs als Sport moet u mij natuurlijk niet overtuigen van de zin van sporten en bewegen op school. We willen dan ook maximaal inzetten op de combinatie van de beide.
U gaf het zelf al aan: de aandacht voor meer bewegingsinterventies voor, tijdens, tussen of na de lessen in onderwijs is geen nieuw gegeven. We werken daar ook nu al aan. Motivatie, Ondersteuning, Expertise, Vernieuwing – Vlaanderen – Vitaliteit (MOEV), het Vlaams Instituut Gezond Leven en het Agentschap Sport Vlaanderen ondersteunen vandaag al scholen om meer aandacht te hebben voor sport en bewegen. Er is allerhande materiaal ter beschikking: educatieve pakketten, leerlijnen, producten zoals Multimove op school, Sportsnack, Sport Na School. Ook is er de methodiek van de Gezonde Scholen, van MOEV en van het Vlaams Instituut Gezond Leven.
Tot medio volgend jaar loopt het proefproject ‘Scholen in beweging’, waaraan elf secundaire scholen participeren. Er wordt daarbij specifiek ingezet op een naschools sportaanbod voor leerlingen uit de eerste graad van het secundair onderwijs.
Een ander initiatief dat wordt uitgerold, is SportKompas, dat mij heel interessant lijkt. Vooralsnog is het nog een dure formule. Daarbij is het de bedoeling dat, als Mozes niet naar de berg kan gaan, de berg naar Mozes gaat. Via enkele uren – een halve dag of langer – kunnen de leerlingen kennismaken met verschillende sportdisciplines, een twaalftal als ik mij niet vergis. Nadien krijgen zij ook een soort rapport. Ze maken er niet alleen kennis mee, maar ze worden ook geëvalueerd. Daarbij wordt ingespeeld op het gegeven dat je wat je goed kan of beter dan gemiddeld, ook graag zult doen. Je krijgt dus een soort rapport mee waarin wordt geduid in welke sportdiscipline je beter bent dan gemiddeld. Daaraan gekoppeld, krijg je, in samenwerking met de lokale besturen, de adressen van de verenigingen in kwestie waar je die bepaalde discipline kunt uitoefenen.
Dat zit wel sterk ineen en is ook goed wetenschappelijk onderbouwd. Daar is heel veel geld in geïnvesteerd, alleen is de uitrol niet goedkoop. Als je dat goed wilt doen en goed wilt begeleiden en betrouwbare rapporten wilt aanleveren aan de betrokken kinderen zodat ze daar ook iets aan hebben, vergt dat een kost van 10 euro per kind. We moeten kijken of we die kosten kunnen drukken, schaaleffecten generen en kijken of we daardoor meer scholen zouden kunnen bereiken. Het is opnieuw dezelfde discussie: hoeveel taken moet het onderwijs nog op zich nemen? Dit is een manier om ervoor te zorgen dat men via de school begint te sporten om vervolgens buiten de school te gaan sporten. Niet alles moet binnen de school gebeuren, maar in dezen is dat, volgens de logica van de berg die naar Mozes gaat, toch een leuk project dat we zullen proberen verder uit te rollen. We kennen wel wat cijfers. Er is een indicatorenbevraging van het Vlaams Instituut Gezond Leven van enkele jaren geleden waarin staat dat 93 procent van de basisscholen vier tot vijf keer per week een bewegingsinterventie inlassen. Dat is vrij veel. Het grote probleem zit bij het secundair onderwijs, waar dat cijfers naar beneden duikt tot 14 procent. Je ziet ook wel dat er meer ruimte kan worden gemaakt en ook echt wordt gemaakt voor sport in het basisonderwijs dan in het secundair onderwijs. Dat is natuurlijk, opnieuw, omdat we daaraan zoveel andere taken toewijzen. Klaswissels, meerdere leraren, programmadruk worden daar als drempels ervaren.
Uit het proefproject ‘Scholen in beweging’ dat ik daarnet aanhaalde, blijkt dat het wel degelijk mogelijk is om die drempels te overwinnen, ook in het secundair onderwijs, mits er aan een aantal belangrijke randvoorwaarden is voldaan, zoals onder andere de zorg voor een voldoende groot draagvlak bij alle leden van het schoolteam, de ondersteuning door de directie die mensen en middelen kan vrijmaken. Bij het organiseren van bewegingsinterventies is het belangrijk dat scholen zelf kunnen nagaan wat er werkt voor hen en dat ze kunnen kiezen uit een breed gamma van mogelijkheden. Daaronder valt ook het bewegend leren.
Tevens is het wenselijk dat men op verschillende tijdstippen aandacht kan hebben voor het belang van beweging en het doorbreken van sedentair gedrag. Bij mijn weten is in Vlaanderen nog geen onderzoek gedaan naar de link tussen meer bewegen en de cognitieve prestaties of het concentratievermogen. In Nederland bestaat dat wel, en daar wordt een positieve correlatie vastgesteld. Daarover moeten we wellicht geen grote onderzoeken uitbesteden. Iemand die sport, weet dat je na een sportprestatie mentaal scherper staat. Na een uurtje lopen, denken sommigen misschien dat je vermoeid zal zijn, en dus zwakker, maar dat is niet zo. Je bent meer gefocust en je hebt een groter concentratievermogen.
Nog dit jaar worden de nieuwe cijfers uit de indicatorenbevraging van het Vlaams Instituut Gezond Leven bekendgemaakt. Ik ben benieuwd naar de evolutie sinds 2015 en zal dit meenemen in mijn beleid rond sporten en bewegen op school. Daarnaast wil ik eerst inventariseren wat er vandaag allemaal al wordt gedaan om daarna te zien waarop er nog extra kan ingezet worden.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide en interessante toelichting. Uiteraard moet niet alles op de schouders van de scholen worden geduwd. Maar de kinderen komen nu eenmaal naar school en dat is een goede hefboom om daarrond initiatieven te nemen. Als je kijkt naar het rapport van het Vlaams Instituut voor gezondheidspromotie en Ziektepreventie, blijkt dat de kinderen ruim zes tot negenenhalf uur zittend doorbrengen. Dat is 50 tot 80 procent van de tijd dat ze wakker zijn.
Uit onderzoek blijkt ook dat kleuters die te veel tijd op een stoel doorbrengen, meer risico hebben op overgewicht, wat niet de bedoeling kan zijn.
Ik wil ook nog refereren aan een onderzoek van de universiteit Göteborg, waarbij tweeduizend 12-jarigen elke week twee uur extra beweging kregen. Dat zorgde voor verbeterde schoolprestaties: de leerlingen die extra beweging kregen, behaalden een groter deel van de leerdoelen voor de vakken Zweeds, Engels en wiskunde dan de minder actieve scholieren. Dat is een interessant onderzoek om mee aan de slag te gaan, al moeten we wel nagaan hoe we dat kunnen inpassen in de grote takenpakketten die scholen vandaag al hebben. Er zijn natuurlijk alternatieven om leerlingen ertoe aan te zetten meer te sporten.
Uw bezorgdheid omtrent het secundair onderwijs deel ik ook. Basisscholen doen al enorm veel inspanningen en maken actieplannen op rond beweging, om daarmee aan de slag te gaan. In het secundair onderwijs wordt daar dan meer aandacht aan besteed. Ik denk dat dat ook een werkpunt is.
Ten slotte – maar dat is voer voor een ander debat, voorzitter –, zou het professionaliseren van de leerkrachten lichamelijke opvoeding een enorme stap vooruit zijn, want vandaag merken we nog dat uren nog al te vaak worden ingevuld door niet-specialisten. Voor dit specifieke vak zou dat toch wel een meerwaarde zijn. Maar nogmaals, dat is voor een ander debat.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, we moeten proberen om de schoolgaande jeugd meer te doen bewegen. Als minister van zowel Onderwijs als Sport hebt u natuurlijk de ideale kans om op dit vlak concrete initiatieven te nemen. U hebt terecht een opsomming gegeven van zaken die nu al gedaan worden om onze schoolgaande jeugd meer te doen bewegen. Ik ben blij dat die er zijn. U hebt ook het voorbeeld gegeven van SportKompas. Dat is een goed initiatief, maar het biedt wel geen oplossing voor de vraag die hier naar voren wordt geschoven.
Ik besef dat niet alles naar de scholen kan worden doorgeschoven, daar kan ik u in volgen, maar de vraag die ik hier heb ingediend, ging concreet over sport en bewegen voor de schooluren, maar wel als onderdeel van de lessen. Uit uw antwoord meen ik te begrijpen dat het initiatief van een halfuur bewegen voor het begin van de lessen, niet echt voor morgen zal zijn.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wilde even aansluiten, omdat ik het belang van bewegen extra in de verf wil zetten. Omdat het Gedichtendag is, heb ik mijn muze even aangesproken en heb ik mijn tussenkomst op rijm gezet. (Opmerkingen van Steve Vandenberghe en Koen Daniëls)
Daar gaan we.
Of nu Tia Hellebout ons iedere dag anderhalve km wil laten lopen
of sportarts Ruud van Thienen ons een half uur wil laten zweten,
het belangrijkste is dat we het belang ervan weten.
Want waarom is bewegen zo cruciaal?
En brengen we in deze commissie geregeld dit verhaal?
Wel, het prikkelt onze hersenen die instaan voor motoriek
Maar geeft ook ons geheugen, denk- en leervermogen en concentratie de nodige energiek.
Andere processen worden eveneens geleerd
Zo wordt de aanmaak van nieuwe hersencellen en bloedvaatjes gestimuleerd
Dit maakt dat al die hersendelen
Beter met elkaar kunnen communiceren.
Daarom aan al onze scholen deze wijze raad
Benut alle bewegingskansen van kleuterschool tot graduaat. (Applaus)
Dank u wel, mevrouw Krekels.
Nu is het aan u, mijnheer Brouns.
Ik heb niet zo’n mooi sportief gedicht, maar ik voel me wel sportief en ik denk dat we vanuit onze fractie ook heel graag onderschrijven dat bewegen heel belangrijk is. Ik geloof ook dat dat positieve effecten heeft op het welbevinden in het algemeen. Wij komen allemaal uit een tijd waarin we op de speelplaats nog konden sporten en voetballen. De speelplaats moet daartoe uitnodigen en moet tot beweging stimuleren. Daar zijn wij absolute voorstander van.
Wat het voorstel van de heer Van Thienen betreft, ligt er voor de schooluren ook een unieke opportuniteit om te bewegen. Hoe ga je naar school? Vandaag moeten we over heel Vlaanderen, in alle steden en gemeenten, de auto maximaal ontraden als vervoersmiddel van en naar school en moeten we kinderen en ouders maximaal stimuleren om te voet te komen of de fiets te nemen naar school. Daar zijn heel wat initiatieven rond. Een heel bekende en beproefde methodiek is Route2school, waarbij ouders, leerlingen, de school en het gemeentebestuur samen nagaan wat de meest veilige routes zijn om naar school te gaan en waarbij we die routes optimaal uitrusten om ouders en kinderen uit te nodigen tot beweging voor ze naar school gaan. Laat dit nogmaals een pleidooi zijn om ook voor je naar school gaat maximaal te bewegen, zodat je het gesuggereerde halfuur al bereikt hebt.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik sluit mij bij dat laatste aan en ik vervolledig ook even: er was vorig jaar een studiedag in het kader van dat proefproject dat ik vermeld heb, MOEV. Op die studiedag stelde een van de aanwezige academici dat de nodige bewegingstussendoortjes een goede impact hebben op de cognitieve en academische prestaties, maar hij stelde ook dat die tussendoortjes minimaal tien minuten moeten duren, en dat minimaal tweemaal per dag. De vaststelling daarbij is wel dat dat niet per se binnen de schoolmuren hoeft plaats te vinden. We moeten niet altijd alle verantwoordelijkheid daar leggen.
Desondanks is er wel de heuglijke vaststelling dat we op het niveau van ons basisonderwijs wel ons ding doen. U weet dat er in het basisonderwijs maar twee vakken zijn waarvoor minimale uren vastliggen, de levensbeschouwelijke vakken en lichamelijke opvoeding, maar ongeveer de helft van de scholen geeft meer uren lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs dan wettelijk vereist is. Op het niveau van het basisonderwijs zit het dus wel redelijk snor, denk ik.
In het secundair onderwijs is er nog wel wat werk aan de winkel. Rond dat bewegen voor de schooluren zou ik graag wel wat projecten opzetten. Dat is misschien niet altijd even ‘fancy’, maar daar kunnen we de grootste winst boeken.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik denk dat ik voldoende uitleg gekregen heb. Het is een interessant debat, dat we verder moeten blijven voeren, met specifieke aandacht voor het secundair onderwijs, waar wel nog werk op de plank ligt. Maar voor mij is het antwoord voldoende.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.