Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de gevolgen van het verlagen van de leerplicht
Vraag om uitleg over de opmerkingen van de Vlaamse Onderwijsraad over de verlaging van de leerplichtleeftijd
Report
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Omdat het Gedichtendag is, heb ik nog een tweede gedichtje meegebracht, en ik dacht om daarmee te beginnen. Het heet ‘Schoonheid’.
Meester vroeg wat ‘schoonheid’ was.
Nou, dat wist ik
sinds kort.
Dus ik zei: ‘Schoonheid is,
hoe ze kijkt. Misschien wel lief
maar dwars door je ogen je hoofd in
zodat je gedachten blijven hangen
als vogels op papier.
En alles smelt in je borst
wordt van warme pap
wanneer je terugkijkt
zelfs je naam vergeten.’
Meester staarde
alleen maar. Ergens
hoorde ik gefluister.
De jongen naast mij
keek ongerust opzij.
‘Schoonheid is ook,’ ging ik door,
‘hoe ze zich laatst bij aardrijkskunde
omdraaide, over mijn tafeltje boog.
Mijn pen pakte en dat begin van
rond achter de rand van haar bloes
blanker dan de huid erboven
vijf moedervlekjes erop
vaag, geloof ik, misschien
vier of zes.
Meesters mond stond open
als de deur van een leeg huis.
Nergens hoorde ik gefluister.
De jongen naast mij
schoof ongerust opzij.
‘En schoonheid is zéker’,
zei ik toen, ‘hoe ze…’
‘Ja,’ zei meester, ‘ja,
ik reken het goed.’
Uit het regeerakkoord en ook uit de beleidsnota Onderwijs leren we dat u de leerplicht wilt verlagen naar 5 jaar vanaf 1 september 2020. In de beleidsnota beloofde u ook zo weinig mogelijk belasting voor scholen en ouders bij de implementatie van deze maatregel. Dat is uiteraard een goede zaak. Maar de tijd voor alle betrokkenen om zich voor te bereiden op deze nieuwe regelgeving begint te dringen en we merken dat er toch nog heel wat onduidelijkheden zijn.
Heel recent publiceerde de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) een advies rond de implicaties van de leerplichtverlaging. De raad vermeldde heel specifiek drie belangrijke onduidelijkheden, die ook volgens ons heel dringend aangepakt moeten worden. Ten eerste stelt men vragen rond de aan- en afwezigheden. Het is goed dat we inzetten op een zo groot en zo regelmatig mogelijke participatie. Nu moeten kleuters minimum 250 halve dagen aanwezig zijn, om te kunnen starten in de lagere school. Of deze voorwaarde behouden blijft, is onduidelijk. Bijkomend rijzen zo ook vragen over kinderen met bijzondere zorgnoden, bijvoorbeeld bij revalidatie.
De tweede vraag gaat over het levensbeschouwelijk onderwijs, waarover in de Grondwet een belangrijke bepaling staat. De Grondwet bepaalt namelijk dat scholen die ingericht worden door openbare besturen tot het einde van de leerplicht de keuze aanbieden tussen onderricht in een van de erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer en dat alle leerlingen die leerplichtig zijn, ten laste van de gemeenschap recht hebben op een morele of religieuze opvoeding.
En ten slotte wijst de Vlor ook op de nieuwe situatie voor ouders die ervoor kiezen hun 5-jarige kleuter thuisonderwijs te geven. Dit heeft consequenties voor de controlerende overheid, in casu de inspectie.
Verder benadrukt de Vlor ook nog de specifieke behoeftes van kwetsbare groepen. Maatwerk blijft voor deze groepen cruciaal. De verlaging van de leerplichtleeftijd zonder meer zal er niet voor zorgen dat we deze mensen beter bereiken.
Daarom heb ik de volgende vragen: is er al een stappenplan, een concreet actiekader, om de leerplichtverlaging te implementeren zonder daarmee de scholen en de ouders extra te belasten? Werd de Vlor hierbij betrokken?
Blijft de verplichte minimum aanwezigheid van 250 halve dagen in het kleuteronderwijs als voorwaarde om te starten in de lagere school gehandhaafd? Bent u in dit kader bereid rekening te houden met de specifieke zorgnoden en het welbevinden van 5-jarige kleuters bij het al dan niet handhaven van het aantal verplichte aanwezigheden in het kleuteronderwijs om te kunnen starten in het lager onderwijs?
Hoe zult u het vraagstuk rond het levensbeschouwelijk onderwijs aanpakken? Hoe moet de inspectie zich organiseren rond deze nieuwe maatregel in het geval van thuisonderwijs? Hoe ziet uw communicatieplan voor het bekendmaken van deze nieuwe maatregel eruit? Welke extra inspanningen doet u hierbij voor kwetsbare groepen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Deze ochtend las ik reeds een gedicht van Paul Vereecken, een lokale dichter. Nu lees ik er ook een voor van een lokale dichter, uit het Waasland, iets bekender dan Paul Vereecken. Het is een gedicht van Anton van Wilderode, met als welluidende titel: ‘Waasland’
In vierkante vakken van gras van zwetende zwarte aarde
met akkers en uiterwaarden ligt het Waasland waterpas.
De stukken staan opgesteld: twee paarden gereed in de voren,
twee ronde torens van koren als vestingen over het veld;
de lopers, een tweelingpaar houdt zich rumoerig verscholen
in de waaiende groene holen van elzen en hazelaar;
de koning de koningin of gewoon maar een heer met dame
wandelen wiegend tezamen als parmantige pauw en pauwin;
acht kleine figuurtjes van git voor dag en dauw al begonnen zijn de boeren,
de nijvere pionnen in het vooruitgeschoven gelid.
Dit sluit naadloos aan bij mijn vraag over de leerplicht. Ik merk het aan het gezicht van onze minister.
Ik ga het hele verhaal van collega Vandromme niet herhalen, maar inderdaad, de Vlaamse Onderwijsraad gaf op eigen initiatief aan dat de leerplichtverlaging een aantal implicaties heeft, zowel voor de ouders, de leerlingen, als de scholen. De Vlor en alle partners in de Vlor vragen snel duidelijkheid over die implicaties, zodat de scholen zich kunnen voorbereiden, in de mate dat ze zich moeten voorbereiden op bepaalde thema’s.
Ik haal er enkele zaken uit: zo is er bijvoorbeeld de huidige regelgeving dat 5-jarigen minimaal 250 halve dagen aanwezig moeten zijn om gewoon te kunnen starten in het lager onderwijs, de kwestie van het al dan niet aanbieden van levensbeschouwelijk onderwijs en de controle op huisonderwijs. Dat zijn dus de drie thema’s die bij de vraagstellers aanwezig zijn.
Minister, hierbij volgende vragen. Zal men vanaf 1 september voor de 5-jarigen de aanwezigheden of de afwezigheden moeten bijhouden, met het zicht op de inschrijving in de lagere school?
Is het al duidelijk of levensbeschouwing al dan niet zal moeten worden aangeboden in het kleuteronderwijs, aangezien de leerplicht wordt verlaagd en gelet op artikel 24 van de Grondwet?
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, ik breng graag een kort gedicht van Freek de Jonge.
Wees niet bang
wees niet bang je mag opnieuw beginnen
vastberaden doelgericht of aarzelend op de tast
houd je aan regels volg je eigen zinnen
laat die hand maar los of pak er juist een vast
wees niet bang voor al te grote dromen
ga als je het zeker weet en als je aarzelt wacht
hoe ijdel zijn de dingen die je je hebt voorgenomen
het mooiste overkomt je het minste is bedacht
wees niet bang voor wat ze van je vinden
wat weet je van een ander als je jezelf niet kent
verlies je oorsprong niet door je te snel te binden
het leven lijkt afwisselend maar zelfs de liefde went
wees niet bang je bent een van de velen
tegelijk is er maar een als jij
dat betekent dat je vaak zult moeten delen
en soms zal moeten zeggen laat me vrij
En nu ga ik, vanuit de vrijheidsgedachte, naadloos over op het levensbeschouwelijke onderricht in onze scholen. Want zoals u weet, minister, hebben we daar in 70 procent van de scholen niet noodzakelijk de vrijheid toe.
Laten we even terugkeren naar het kleuteronderwijs. De leerplichtleeftijd wordt inderdaad verlaagd. Zelf ben ik er voorstander van om die nog verder te verlagen, maar voorlopig wordt die verlaagd naar 5 jaar. Dat houdt in dat leerplichtige kinderen zich vanaf dan in de derde kleuterklas zullen bevinden in plaats van in het eerste leerjaar.
In een advies van 15 januari dat door de Vlor op eigen initiatief werd opgesteld, wordt gewezen op de implicaties van deze maatregel. De Vlor wijst op de dringendheid om een aantal onduidelijkheden voor scholen, personeel en leerlingen op te lossen. Daarnaast zijn er drie specifieke vragen, die ik u graag wil voorleggen, minister, en die in lijn liggen met de vragen van de vorige vraagstellers.
Minister, de Vlaamse regelgeving stelt nu dat een leerling in de derde kleuterklas 250 halve dagen verplicht aanwezig moet zijn. Op basis daarvan kan onder meer een schooltoelage worden aangevraagd. Voor de voorafgaande jaren gelden 100, 150 en 185 halve dagen. Hoe wilt u dit aanpakken?
De vorige Vlaamse Regering stelde als voorwaarde voor de verlaging van de leerplicht naar 5 jaar dat dit niet mocht gepaard gaan met een verplichting van levensbeschouwelijk onderwijs. Artikel 24 van de Grondwet stelt evenwel dat leerplichtige leerlingen het recht hebben op levensbeschouwelijk onderricht in een van de erkende religies en levensbeschouwingen. Hoe kan dit in overeenstemming worden gebracht?
Heeft de verlaging van de leerplichtleeftijd een impact op het huisonderwijs? Welke maatregelen zult u hiervoor treffen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik citeer een lokale dichter: ‘Wat betreft Gedichtendag, hoop ik vooral dat de volgende niet valt op een donderdag.’ (Gelach)
Ja, elke Dag heeft zo zijn fans.
Wij zijn volop bezig met de uitwerking van de omzetting van de leerplichtverlaging. Ik kan niet alle tipjes van de sluier oplichten. We proberen, gelet op de timing die we voor ogen hebben, namelijk september 2020, snel vooruit te gaan. Ik zal trachten dat decretaal te regelen via Onderwijsdecreet (OD) XXX, zodat we sneller kunnen vooruitgaan en zeker klaar kunnen zijn en kunnen communiceren voor de start van het volgende schooljaar.
Maar dat vergt toch wel enige bespreking, onder andere met de sociale partners. Vanzelfsprekend wil ik daarbij de doelstellingen, of de concrete maatregelen, of de kaders niet op voorhand vastleggen. We moeten daar enige ruimte hebben. Daarom kan ik in deze stand van het dossier daarover geen volledige openheid geven. Ik heb het advies van de Vlor gelezen en de bekommernissen die daarin worden opgesomd klinken mij niet vreemd in de oren. Ik ben op mijn hoede en wil zeker zo weinig belasting voor scholen en ouders creëren, maar wel maximaal effect sorteren op de onderwijskansen van elk kind. Ik wil er ons voor hoeden dat we in de doelstelling om die 2,5 procent naar de scholen te halen, niet de 97,5 procent treffen met lasten allerhande. Dat evenwicht moeten we voor ogen blijven houden. Concreet vertaalt zich dat als volgt: op welk niveau leggen we de lat als het gaat om het aantal dagen, uren en halve dagen vereiste afwezigheid? Dat is bijvoorbeeld een discussie die we ter zake moeten voeren. Gisteren hebben we dat debat al enigszins in de plenaire vergadering gevoerd. Onze doelstelling is vooral dat we kinderen die thuis onvoldoende Nederlands gebruiken, al vanaf de kleuterschool Nederlands leren, om te vermijden dat ze in het lager onderwijs met een taalachterstand starten.
Een tweede punt van discussie is natuurlijk het levensbeschouwelijk onderricht. In dat verband kunnen we wel tot een consensus komen, in die zin dat we de lasten voor scholen, leerkrachten en ouders van het grondwettelijk kader en van de omzetting van de leerplichtverlaging tot een minimum beperken. Een en ander dient gekoppeld te worden aan vrij ruime communicatie over de gewijzigde regelgeving van bij de start van het schooljaar.
De timing ligt vast: september 2020. Zo ook de werkwijze: Onderwijsdecreet XXX. Er bestaat een consensus over de discussie rond levensbeschouwelijke vakken en de minimale impact van het desbetreffend grondwettelijk kader. De vraag is wel nog waar we de cesuur zullen leggen, maar ook daarover is er een consensus, denk ik. Tenzij u mij tegenspreekt, gaan we de leerplicht op het niveau van de derde kleuterklas situeren. We behouden dus de indeling tussen het kleuteronderwijs en het lager onderwijs, zoals ze vandaag bestaat.
Een punt van discussie is wel nog het aantal dagen of halve dagen die als minimale verplichte aanwezigheid wordt vereist. We moeten daarbij oog hebben voor bepaalde uitzonderingscategorieën, zoals kinderen in revalidatie of schipperskinderen. We moeten opletten dat we niet met één pennentrek bepaalde categorieën in de problemen brengen. We zorgen ervoor dat de dialoog met de betrokken doelgroepen ook wordt opgestart. Tot slot is er nog de discussie over de praktische omzetting in verband met de handhaving en de controles als gevolg van een en ander.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is goed te horen dat de besprekingen volop bezig zijn en dat er voldoende ruimte wordt genomen om in overleg te gaan met de verschillende betrokkenen. Ik heb alle begrip dat hierover nog geen volledige openheid kan zijn. Vanuit CD&V vinden we het heel belangrijk, zoals het ook in de beleidsnota is vermeld, dat de belasting voor ouders en scholen zo beperkt mogelijk is en dat de adviezen van de verschillende instanties daarover gehoord zullen worden.
Ook de communicatie naar de specifieke doelgroepen willen we zeker nog eens onderstrepen, omdat het net die kwetsbare groepen zijn die we zullen moeten aanspreken en die ook de gevolgen zullen voelen als ze niet weten wat er boven hun hoofd hangt.
We vinden het ook belangrijk dat de derde kleuterklas de derde kleuterklas blijft, met haar eigen doelstellingen en haar eigen specifieke karakter, en dat het niet een extra leerjaar wordt.
Ik wil ook nog specifiek verwijzen naar de leerlingen die in een revalidatiecentrum zitten. Ik ben in Roeselare op bezoek geweest. Ik heb daar heel mooi werk gezien en heb ook gehoord dat dat heel belangrijk is voor het inclusieve aspect van het onderwijs. Als we die leerlingen verplichten om naar school te gaan, schuiven die zeer gemakkelijk door naar het buitengewoon onderwijs, terwijl als ze al van heel vroeg begeleid kunnen worden in een revalidatiecentrum – in Roeselare was dat heel specifiek rond taalontwikkeling –, we merken dat er heel wat stappen vooruit kunnen worden gezet en dat die leerlingen dan misschien zelfs in het eerste jaar kunnen aansluiten in het gewone onderwijs. Daar willen we dus zeker ook nog de nodige aandacht voor vragen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, het is goed dat u daar volop met de partners over aan het spreken bent. Het zou ook goed zijn, mochten de scholen er langs die weg of langs uw weg over geïnformeerd worden dat u dat niet vergeten bent. Sommige scholen raken stilaan in paniek, omdat ze nog van niets weten. We zijn dat aan het uitwerken. Koepels en vakbonden zijn daarbij betrokken. ‘Relax, het komt’: het lijkt mij belangrijk dat ze dat weten. Misschien kan dat opgenomen worden in een Schooldirect, zodat ze die info hebben.
Ik heb nog twee bijkomende vragen, ten eerste in verband met de stijging van het aantal kleuters. Dat is natuurlijk het doel. We hopen dat als we de leerplichtleeftijd verlagen, ze er allemaal zijn. Dat zou in bepaalde scholen kunnen betekenen dat er toch wel wat meer kinderen zullen zijn. Het is geen instapklas, want het zijn 5-jarigen. Wilt u in uw onderhandelingen meenemen of en hoe we eventueel moeten hertellen? In de instapklas hebben we teldata op instapdata, maar in de laatste kleuterklas hebben we eigenlijk geen instapklas, om het zo te zeggen. Kunt u dat meenemen in de gesprekken die u voert? We weten eigenlijk ook niet goed hoe groot het effect zal zijn, waar en dergelijke meer.
We hebben op dit moment kleuters die ingeschreven zijn en er niet zijn. Die tellen al. Daar moet je niets speciaals voor doen. De vraag gaat over degenen die niet ingeschreven zijn en die nu plots wel binnenkomen. Wat kunnen we daaraan doen?
Mijn tweede vraag gaat over de levensbeschouwing. Het wordt leerplicht, dus het moet, maar we zitten er niet in, dus het moet niet. We kunnen daar inderdaad een modus vivendi in vinden, maar de kleuterleidsters geven dat op dit moment eigenlijk al. Het is niet omdat dat plots leerplichtonderwijs is, dat er in die scholen nog niets wordt gegeven. Misschien kan dat voor hen dan wel een geruststelling zijn: wat je nu doet, kan eigenlijk verder blijven lopen, wars van verplichting of niet.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, zou het niet allemaal veel eenvoudiger zijn, als we gewoon de levensbeschouwelijke vakken afschaffen in het onderwijs? (Gelach)
Het is trouwens, voor alle duidelijkheid, een recht, en geen plicht. En toch gebeurt het in al onze inrichtende onderwijsmachten. Minister, ik zal u een vraag stellen waar u zonder enig probleem op kunt antwoorden. Maar stel dat u morgen toch op die eerste vraag zou willen antwoorden – u mag er zelfs nog één of twee jaar over doen – dan zal ik ten zeerste proberen om mijn partij ervan te overtuigen – maar dat zal niet moeilijk zijn – om dat in daden om te zetten.
Het is daarjuist al even aangehaald: de gevolgen die de verlaging van de leerplichtleeftijd heeft voor organisaties die voorzien in schoolvervangende dagopvang. De collega heeft verwezen naar Roeselare. Organisaties die inderdaad instaan voor de opvang van kinderen met een beperking, worden vrijgesteld van die leerplicht.
Heeft de verlaging van de leerplicht daar implicaties op? Ik neem aan dat u de organisaties daarover de nodige duidelijkheid zult verschaffen. Hebt u al overleg gepleegd met die organisaties? Zij zullen immers, naarmate we verder evolueren – van dag, naar maand, naar jaar, en zeker binnen dat schooljaar – de nodige stappen moeten kunnen zetten. In welke mate hebt u met die verschillende inrichters al overleg gehad?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Het is jammer genoeg geen Werelddierendag, maar Gedichtendag. Ik ben daar wel fan van. Ik ga toch een kort gedichtje voorlezen. Het is er eentje van degene die mijn moeder me om de zoveel maanden doorstuurt. Het is een gedicht van Leonard Nolens, uit de bundel ‘Laat alle deuren op een kier’.
Laat
Vertraag.
Vertraag.
Vertraag je stap.
Stap trager dan je hartslag vraagt.
Verlangzaam.
Verlangzaam.
Verlangzaam je verlangen
En verdwijn met mate
Neem niet je tijd
En laat de tijd je nemen -
Laat
Tot daar de boodschap van mijn moeder.
In wat ik wou zeggen over de verlaging van de leerplicht, sluit ik me uiteraard aan bij de concrete vragen van mijn collega’s. Het is nog even wachten op een duidelijk antwoord, heb ik begrepen, hopelijk niet te lang, want de tijd dringt.
Ik vind het ook belangrijk om mee te geven – en de Vlor schrijft dat ook in een advies – dat met de verlaging van de leerplichtleeftijd de participatie niet automatisch zal verhogen. Het is geen garantie dat net die moeilijk te bereiken groepen, waar we het gisteren ook over hadden, plots massaal zullen toestromen. Dat blijft een moeilijk te bereiken groep. Zelfs met de verlaging van de leerplicht zal er nog moeten worden ingezet op het bereiken van die groepen.
Het zal ook belangrijk zijn, als we inderdaad een vergrote aanwezigheid krijgen – waar we absoluut op hopen – dat er gemonitord wordt, dat dit niet betekent dat we grotere klassen krijgen zonder dat daarbij de middelen volgen, en dat we nog pedagogisch kwaliteitsvol kleuteronderwijs kunnen aanbieden. Daar wordt ook de nadruk op gelegd. Dat betekent dat we toch wel kijken naar welzijn, welbevinden, pedagogische ondersteuning en nascholing. Dat zal meer dan ooit belangrijk en relevant worden. Ik hoop dus dat u ook dat zult monitoren en bewaken, en dat we niet enkel kijken naar aanwezigheid, want aanwezigheid op zich garandeert geen kwaliteitsvol kleuteronderwijs. Daar zijn andere parameters voor nodig.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, u hebt gisteren terecht gezegd dat we nu al de leerplicht gaan verlagen. Dat is al een stap in de goede richting. We kunnen niet alles in één keer doen, maar u weet dat onze fractie er voorstander van is om die leeftijd nog verder naar beneden te halen. Gisteren sprak ik over 3 jaar, maar ik weet dat dat stapsgewijs moet gebeuren. Ik zou voor de komende jaren vragen dat u zeker ook nog wilt meenemen om de leerplicht nog te verlagen. Ik denk dat we daar allemaal de voordelen van kennen. We hebben die al diverse keren toegelicht.
Een tweede punt, dat ook nog altijd een werkpunt is, gaat over de goede doorstroming van de kinderopvang, al dan niet gemeentelijk, naar de lagere scholen. In verband met die interne samenwerking zijn er ook nog een aantal werkpunten. Als dat zeer goed op elkaar is afgestemd, als dat goed met elkaar gecoördineerd is, zal er heel wat winst worden geboekt om kindjes zo rap mogelijk naar school te krijgen, zeker als het gaat over kindjes die uit kansarme gezinnen komen. Wat dat betreft willen wij ook constructief meewerken. We hebben daarover al een aantal plannen ingediend in de vorige legislatuur. U kunt die zeker nog eens opvragen. Uiteindelijk moet alles goed aan elkaar hangen en moet er een goede communicatie zijn naar alle participanten die de kindjes opvangen.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het inhoudelijke betreft, is de verlaging van de leerplicht natuurlijk geen doel op zich. Vandaar dat ik dat heel graag gepaard zie gaan met meer focus op het Nederlands bijvoorbeeld, zodoende dat we ervoor zorgen dat we meer kinderen gelijke kansen kunnen geven.
De hertelling zullen we zeker bekijken.
Wat de levensbeschouwing betreft, dicteert de Grondwet niet hoe we die grondwettelijke verplichting dienen om te zetten. Dat kan op verschillende manieren. Daarover zijn we momenteel discussie aan het voeren. Een mogelijke manier is bijvoorbeeld via wereldoriëntatie, die aan bod komt in de kleuterklas. Daarin kan levensbeschouwing ter sprake komen, bijvoorbeeld rond feestdagen. Dat is concreet in te vullen, ik zeg maar wat. Daarover voeren we momenteel discussie.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Aanvullend op wat de heer De Gucht aangaf, gaat het niet over leerlingen die werden vrijgesteld van de leerplicht, maar over leerlingen die effectief autistische kenmerken hebben of een taal- of motorische stoornis en via een revalidatiecentrum kunnen worden geholpen. Zij moeten effectief aan de voorwaarden van de leerplicht voldoen. Het zijn de ouders van die leerlingen die nu wat in paniek zijn. Zij geven aan dat, als dát niet meer kan, dat wel een belangrijke evolutie betekent voor het vervolg van de schoolcarrière van hun kinderen. Op dat punt willen we vanuit CD&V heel sterk hameren.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Er zijn pleidooien voor het verder verlagen van de leerplichtleeftijd. Maar eerst moeten we déze verlaging afwerken en ervoor zorgen dat die goed zit. Ik heb het advies van de Raad van State gelezen, die opmerkt dat je een proportionele maatregel moet nemen om leerlingen zover te krijgen. De Raad van State stelt zich de vraag in welke mate een verdere verlaging van de leeftijd van 5 jaar al dan niet disproportioneel is. De Raad van State is daar volgens mij dus niet voor te vinden en formuleert het daarom op die manier, met een vraagteken achter de zin. Ik denk dat we eerst deze verlaging goed moeten afwerken.
Minister, kunt u zo snel, zo goed en zo correct mogelijk communiceren naar de scholen en de leerkrachten, zeker wat betreft potentiële hertellingen? Want de scholen kijken vooral daarnaar: zullen we voldoende leerkrachten hebben?
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.