Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, dit is misschien een beetje een rare vraag, maar in het parlement bestaan er geen rare vragen, dat is nu eenmaal de democratie. Er is in Vlaanderen heel wat te doen omtrent onroerend erfgoed en dat is een heel goede zaak. We beschermen heel veel kerken, kapellen en oude gebouwen, soms misschien een beetje te veel dezelfde, maar het is een kwestie van keuzes.
Waar het mij om draait is dat een aantal historici en mensen die ermee bezig zijn, zeggen dat er in Vlaanderen helemaal niets gebeurt aan de bescherming van een aantal historische voetbalaccommodaties. Ze refereren aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waar we in dit geval een voorbeeld aan kunnen nemen. De suggestie die ik kreeg van die historici, bracht mij op de idee om hier een vraag over te stellen. Ik weet dat er heel wat problemen in de rand van die oude voetbalstadions zijn, onder andere de vraag of ze al dan niet qua ruimtelijke ordening goed liggen en of ze niet zonevreemd zijn. En er is ook de problematiek van asbest en van vervallen gebouwen. Ondanks dat zijn er echt een aantal stadions die het bewaren waard zijn. Ik neem het voorbeeld van een of twee mijnstadions in Limburg die aan het verleden refereren, toen die clubs nog afhingen van heel de mijnbouw.
Minister, u bent ongetwijfeld op de hoogte van deze situatie en kent het initiatief dat in Brussel is genomen. Bent u van plan om ook in die zin een initiatief te nemen, of is dat al gebeurd? Als dat gebeurt, denk ik dat er een structureel overleg moet zijn met onder andere Voetbal Vlaanderen en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), want er zullen ongetwijfeld een aantal kosten aan verbonden zijn. Nogmaals, het is niet de bedoeling om alle stadions te beschermen maar om vooral exemplarisch te werken.
Minister, zou u geen start kunnen maken met het opslaan van gegevens van dat soort stadions in de databank van het agentschap Onroerend Erfgoed? Nogmaals, het is niet de bedoeling om van vandaag op morgen iets te doen, maar wel om iets in gang te zetten zodat een aantal van die stadions bewaard kan blijven.
Minister Diependaele heeft het woord.
We hebben het artikel met de titel ‘Einde van FC De Kampioenen, de kaalslag in het Vlaamse amateurvoetbal’ ook gelezen. Voor zover we kunnen nagaan, zijn wij niet gecontacteerd en is er geen vraag binnengekomen. Dat er nood zou zijn aan een specifiek beleid hierop gericht, daar hebben we geen vragen over gekregen. Dit is voor ons de eerste kennismaking met die vraag.
Ik wil eerst even schetsen hoe afgewogen wordt of een bepaald patrimonium al dan niet beschermd moet worden. In Vlaanderen zijn er steeds evoluerende noden, zoals ruimtelijke ordening en milieubehoud. U hebt er zelf naar verwezen. Dan komt patrimonium wel eens onder druk te staan en wordt er gekeken om het te verbouwen, het af te breken of wat dan ook. Daar moeten keuzes in worden gemaakt.
Het onroerenderfgoedbeleid is erop gericht het waardevolle erfgoed te detecteren en te vrijwaren. De selectie gebeurt niet met de natte vinger, maar op basis van een wetenschappelijke methodologie. Ik geef kort de belangrijkste elementen mee. De objecten worden beoordeeld op hun archeologische, architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische, industrieel-archeologische, technische, ruimtelijk-structurerende, sociale, stedenbouwkundige, volkskundige of wetenschappelijke waarde. Er zijn dus wel degelijk leidraden en criteria op basis waarvan een patrimonium of een gebouw kan worden beschermd. Enkel de bouwwerken met voldoende erfgoedwaarde worden opgenomen in de vastgestelde inventaris en komen eventueel in aanmerking voor bescherming.
Specifiek voor de lokale voetbalinfrastructuur heb ik geen initiatief in het vooruitzicht. Zoals gezegd, is het ook de eerste keer dat we worden geconfronteerd met die vraag en een blijk van nood daaraan. In principe is een thematische inventarisatie van voetbalinfrastructuur de verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid, maar gelet op de lokale verankering van de voetbalploegen en de meestal kleinschalige infrastructuur wordt een inventarisatie best opgenomen door de lokale besturen.
De lokale voetbalinfrastructuur speelde en speelt vaak een grote rol in het sociale leven van een wijk of een dorp. We erkennen dat volledig. Ze hebben mogelijk volkskundige waarde en zijn soms ook architecturaal interessant. Wij moedigen de lokale overheden dan ook aan om aandacht te hebben voor dergelijk potentieel erfgoed. Gezien de lokale verankering is het aangewezen dat het initiatief voor eventueel behoud van de lokale besturen komt. Lokale besturen kunnen bijvoorbeeld een eigen erfgoedinventaris opmaken als basis voor een onroerenderfgoedbeleid met lokale accenten.
In antwoord op uw derde vraag over de opname van de gegevens in de databank van het agentschap kan ik zeggen dat daarvoor geen plannen zijn. Lokale besturen die werk willen maken van een inventaris met aandacht voor dergelijke sportinfrastructuur kunnen wel rekenen op de ondersteuning van het agentschap Onroerend Erfgoed. Deze ondersteuning gaat van handleidingen en modelbestekken tot trajectbegeleiding op maat.
Er is dus geen specifiek initiatief met betrekking tot voetbalinfrastructuur of sportinfrastructuur. Dat betekent niet dat het onmogelijk is om het te laten beschermen. Er is bijvoorbeeld een beschermde wielerpiste die voldoet aan de wetenschappelijke methodologie. Het is dus niet zo dat sportinfrastructuur niet beschermd kan worden. Het valt wel onder de voorwaarden van de wetenschappelijke methodologie die we gebruiken.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Samengevat komt het erop neer dat het initiatief moet komen van de lokale besturen. Dat is een heel duidelijk antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.