Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Goedemorgen, minister. Ik dacht, ik verander de scope van de week een beetje, want ik zal het over wat andere, maar uiteraard niet minder belangrijke thema’s hebben. Hier liggen zeer veel mensen en gezinnen van wakker. Misschien uzelf ook. Het is voor mij in elk geval herkenbaar. Ik weet dat ook andere collega’s dit herkennen.
We zijn januari. Veel ouders beginnen vooruit te kijken naar de zomermaanden en hoe ze de negen weken vakantie, die fantastische maanden juli en augustus, zullen doorkomen op een fijne en kwalitatieve manier. Vooral de combinatie van werk en gezin blijkt daarbij wel een uitdaging.
In dat opzicht was er de voorbije weken aandacht voor het feit dat 11 januari een belangrijke dag is. Die dag beginnen bij Kazou de inschrijvingen voor de zomerkampen. Die kampen zijn felbegeerd, want ze zijn uiteraard enorm de moeite om mee te maken. Vorig jaar was al na enkele uren drie kwart van het aanbod van de ruim 900 kampen volzet. Op één dag boekten ruim 30.000 kinderen en jongeren hun Kazoukamp, twee derde van de totale capaciteit. Vooral de eerste week van juli en de laatste week van augustus, niet toevallig weken waarin de meeste ouders aan het werk zijn, is het een strijd om binnen te raken. De vergelijking werd gemaakt met de jacht op tickets voor Tomorrowland. Meestal zijn het niet meer de ouders die de tickets voor Tomorrowland boeken – kinderen kunnen dat zelf –, maar het lijkt er toch op.
Dezelfde problematiek blijkt te spelen bij andere aanbieders van kampen: lokale initiatieven, sportclubs, zowel privaat en particulier als het publieke aanbod door de lokale overheden. Al het vakantieaanbod lijkt heel snel vol te lopen. We zien al enkele jaren dat deze dynamiek alleen maar groter wordt.
In veel gezinnen zorgt het voor de nodige stress. Aan de ene kant is er de druk van de kinderen om deel te kunnen nemen aan het tofste aanbod, uiteraard samen met hun vrienden en vriendinnetjes, aan de andere kant is het een grote uitdaging voor de ouders, omdat de wachtrij en de manier van inschrijven ervoor zorgen dat ouders stilaan een hele methodiek ontwikkelen om zich daar doorheen te werken. Dat gaat dan over de juiste top drie voorbereiden, ervoor zorgen dat ze de nodige gegevens binnen handbereik hebben en zich omringen met allerlei laptops, tablets en smartphones om tegelijkertijd allerlei kanalen uit te testen. Uiteraard is onze bezorgdheid daarbij dat niet iedereen al die mogelijkheden heeft. Niet alle ouders, specifiek alleenstaande ouders en ouders in kwetsbare posities, kunnen zich binnen het juiste tijdslot vrijmaken om bij de eersten te zijn. Niet zelden zijn dat net diezelfde ouders die specifieke nood hebben aan extra opvang tijdens de zomervakantie.
Kazou geeft aan zijn aanbod niet te kunnen uitbreiden, zelfs al zou het dat willen, omdat er voldoende monitoren nodig zijn om de kampen te begeleiden. En dan is Kazou, met zijn typische aanbod van avontuurlijke buitenlandse kampen, voor monitoren nog extra aantrekkelijk. Wij weten uit verhalen dat het bijvoorbeeld bij de gemeentelijke speelpleinwerking of bij de reguliere jeugdwerkorganisaties vaak moeilijk is om te concurreren met dergelijke spelers en ook moeilijk is om het juiste aantal monitoren te blijven vinden. Dat geldt voor het zondag- of weekendaanbod, maar uiteraard ook voor het kampenaanbod.
Een laatste dynamiek die ik wil aanstippen, is de bezorgdheid dat dat kampenaanbod op termijn helemaal herleid zou worden tot een antwoord op de opvangproblematiek, terwijl de kampen initieel natuurlijk een heel andere bedoeling hebben, namelijk een kwalitatief vrijetijdsaanbod te zijn voor de jongeren en de jeugd. Met dit belangrijke aandachtspunt moeten we hier toch ook omgaan.
Minister, hoe kijkt u naar het fenomeen van de vakantiekampenstress?
Welke conclusies trekt u hieruit voor uw jeugdbeleid?
Erkent u het probleem dat niet elke ouder – en dus niet elk kind – gelijke kansen heeft bij dat inschrijven? Op welke manier kunnen we dat remediëren en welke rol zullen het beleid en u daarbij spelen?
Zijn er nog voldoende jongeren die zich engageren om monitor te worden? Hoe wilt u hen daartoe blijven motiveren?
Hebt u weet van een concurrentieslag tussen de diverse aanbieders van kampen om monitoren binnen te halen? Vaak kijkt men uit naar dezelfde profielen. Hoe kijkt u daarnaar en wat wilt u daaraan doen?
Hoe zult u garanderen dat het vakantieaanbod niet herleid wordt tot enkel opvangaanbod, maar ook zijn brede maatschappelijke en recreatieve opdracht op een goede manier kan blijven vervullen?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Vaneeckhout. Ik ben blij dat er mensen zijn die weten dat ik niet alleen minister van Media ben en die ook aandacht hebben voor andere belangrijke dingen.
Net zoals u ken ik het fenomeen. Bij ons thuis zijn we ook ervaringsdeskundigen. Het is een jaarlijks terugkerend gegeven, zeker voor de zomervakantie, maar ook voor andere schoolvakanties. Ik ben helemaal akkoord met het uitgangspunt van uw vraag, maar ik breng wel graag de nuance aan dat die vakantiekampenstress zich vaak concentreert in bepaalde regio’s en bij bepaalde organisaties. Het is bij de meer bekende organisaties – u hebt er ook naar verwezen – zoals Kazou dat specifieke vakanties onmiddellijk volgeboekt zijn. Dat wil niet zeggen dat er nergens anders een aanbod is. Het is belangrijk om dat breed aanbod ook bekend te maken, want er zijn heel veel organisaties en er is een divers aanbod.
De organisaties zijn zich daar zelf ook van bewust. Ze denken na over het moment waarop ze de boekingen online laten starten en ze proberen dat ook zo transparant mogelijk aan de ouders te communiceren. Dat doen ze ook voor de wijze waarop de boekingen moeten verlopen, want ook op dat vlak is het heel belangrijk dat organisaties ouders goed informeren en drempels wegwerken. Ik weet dat men daar vanuit de sector al op inzet en ik moedig dat uiteraard aan.
Er is een interessant initiatief dat vanuit de Vlaamse overheid wordt betoelaagd, maar dat weinig bekend is, bij ouders noch bij organisaties, en dat is www.kampzoeker.be. Ik weet niet of u dat kent – ik heb het zelf moeten opzoeken –, maar op die site maakt u de link tussen vraag en aanbod, waarbij u een trefwoord, bijvoorbeeld ‘kookkamp’, de provincie of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de periode en de leeftijd kunt invullen. Er zijn al een aantal aanbieders die deze site gebruiken, maar er staan ook heel wat aanbieders niet op, omdat ze die niet kennen. Ik denk eigenlijk dat ook de meeste ouders de site niet kennen. Ik moet toegeven dat ik, voor ik uw vraag had bestudeerd, collega, de site ook niet kende. Ik denk dat er op dat vlak nog wel wat werk te doen is en we kunnen er allemaal aan bijdragen om dat initiatief, Kampzoeker.be, verder te ondersteunen. Het is een initiatief dat vanuit de vzw publiq komt en ook wordt betoelaagd door de Vlaamse overheid vanuit het Departement Cultuur, Jeugd en Media (CJM).
Dit is natuurlijk een probleem dat voornamelijk op het niveau van de organisatie dient te worden aangepakt; ik kan dat vanuit het beleid enkel ondersteunen. Vanuit het jeugdbeleid ondersteunen we organisaties en initiatieven door in te zetten op verschillende en aanvullende subsidielijnen en -niveaus. Dat resulteert in een uitgebreid en divers aanbod. Ik blijf daarnaast uiteraard ook inzetten op het ondersteunen van jeugdkampen door jeugdbewegingen en jeugdorganisaties door middel van de jeugdwerkinfrastructuur.
Wat uw vraag over gelijke kansen betreft, is het me niet helemaal duidelijk waar u op doelt. Ik kan me er iets bij voorstellen, maar het aanbod staat natuurlijk open voor iedereen. Men heeft een gelijkwaardige start, er is een divers jeugdwerklandschap en dat richt zich ook tot diverse doelgroepen. Er zijn ook specifieke initiatieven. Ik geef u het voorbeeld van BIZON, een organisatie die werkt voor de doelgroep van kinderen en jongeren van 7 tot 21 jaar in een maatschappelijk kwetsbare situatie. Dat zijn belangrijke initiatieven.
Ik kan me inbeelden dat u ook verwijst naar kennis die ongelijk verdeeld is, maar misschien is het niet slecht om daar dadelijk nog even op in te gaan. Daar kan ik me iets bij voorstellen, misschien ook op het vlak van de prijzen. Het gaat soms over dure kampen. In die zin geef ik een pluim aan onze klassieke jeugdbewegingen, die de kampen tegen zeer bescheiden prijzen organiseren dankzij het vrijwilligerswerk van duizenden jonge mensen.
En dan kom ik tot uw vraag over het engagement om monitor te worden. Structureel erkende en gesubsidieerde jeugdverenigingen kunnen een erkenning aanvragen om kadervormingstrajecten te organiseren. Als ze bepaalde competenties hebben verworven, kunnen jongeren een attest van animator, hoofdanimator of instructeur in het jeugdwerk krijgen. Het aantal attesten varieert van jaar tot jaar. De recentste cijfers die ik heb, gaan over 2018. Toen werden 6233 attesten uitgereikt. In 2017 waren dat er 5683. Het gemiddelde voor de periode van 2000 tot 2018 bedraagt 6590. Het resultaat van 2018 ligt dus lager dan het gemiddelde en bedraagt ongeveer 95 procent van het gemiddelde. Dat is dus een lichte daling, maar er zijn toch nog heel wat jonge mensen die gemotiveerd zijn.
In mijn beleidsnota heb ik al aangegeven dat ik het grondig wil onderzoeken om het aantrekkelijker te maken. In dat verband plan ik twee initiatieven. Ten eerste zal ik voorstellen doen, op decretaal vlak en ook op vlak van het besluit over de kadervorming, om de procedures te vereenvoudigen – dat is ook de vraag van de jeugdsector om iets te doen aan wat zij ‘regulitis’ noemen – zonder te raken aan de kwaliteit van de vorming. Ten tweede zal ik aan de Vlaamse Jeugdraad een advies vragen over hoe we de jeugdsector kunnen ondersteunen om nieuwe vrijwilligers aan te trekken. Dat zijn de twee zaken die op stapel staan om dit verder te blijven ondersteunen en om ervoor te zorgen dat er misschien nog meer jongeren dit kunnen volgend dan nu al het geval is.
Rond de monitoring en de concurrentieslag heb ik momenteel geen informatie dat er spanningen zouden zijn tussen organisaties. Ik wijs erop dat een jongere die een attest behaalde, kan kiezen en zich bij alle organisaties als monitor kan engageren.
De vereniging die het traject opzet, is verantwoordelijk voor het hele traject: cursus, stage en evaluatiemoment. Alle trajecten worden online geplaatst op www.mijnkadervorming.be, zodat jongeren het aanbod kunnen raadplegen en vergelijken. De competentieprofielen zijn generiek, zodat de jongere die een attest heeft behaald, bij elke vereniging aan de slag kan, ongeacht bij welke vereniging hij actief was op het moment dat hij het kadervormingstraject volgde.
De link met opvang is pertinent. We zeggen vaak dat het Vlaams jeugdwerk het strafste ter wereld is. Als je kijkt naar de 33 miljoen euro die we in het jeugdwerk investeren, dan is de output daarvan immens, ook als je het puur economisch zou beschouwen vanuit opvangperspectief. Ik vind dat dat ook wel eens mag worden gezegd. Als je het hele jeugdwerk en het vrijetijdsaanbod van het jeugdwerk zou organiseren via betalende opvang, dan zou de maatschappelijke kost daarvan gigantisch zijn. Als ik tijd zou hebben, zou ik er graag eens een studie aan wijden, maar dat zal voor een ander leven zijn. Als er academici zijn die dit horen en dit zouden willen doen, graag dan. Ik heb wel geen middelen om dit te financieren. In tijden van besparingen zou het raar zijn dat ik studies bestel om aan te tonen hoe goed het geld is besteed. Dat zou een beetje raar zijn.
De Vlaamse overheid erkent in het decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid en ook het decreet Bovenlokaal Jeugdwerk een groot aantal verenigingen die tijdens vakantieperiodes een vrijetijdsaanbod organiseren voor kinderen en jongeren. Een belangrijke taak is ook om kadervormingstrajecten te organiseren. Jeugdwerk wordt daarin gedefinieerd als “sociaal-cultureel werk op basis van niet-commerciële doelen voor of door de jeugd van 3 tot en met 30 jaar, in de vrije tijd, onder educatieve begeleiding en ter bevordering van de algemene en integrale ontwikkeling van de jeugd die daaraan deelneemt op vrijwillige basis.” Zowel bij de erkenning als bij het toezicht gaat ons departement natuurlijk na of verenigingen daaraan voldoen, wat toch een belangrijke garantie zou moeten zijn.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we inhoudelijk ongeveer op dezelfde lijn zitten. Misschien moet u de gelijke kansen en de bezorgdheid daarrond nog even verduidelijken.
In mijn vraag vandaag ging het specifiek over het inschrijvingsbeleid. Het gaat dan vooral over de toegankelijkheid om in te schrijven via elektronische platformen. Uit mijn ervaring in de gemeente weet ik dat het voor sommigen niet altijd evident is. Hoe kijkt u daarnaar? Ziet u eventueel nog extra samenwerking mogelijk met Sociale Huizen, OCMW's, lokale jeugddiensten of Huizen van het Kind, die eventueel een rol kunnen spelen om ouders die moeilijker die weg vinden en die kampzoeker.be misschien nog niet kennen, te begeleiden?
De meesten hier leken het nog niet te kennen. Ik moet zeggen dat ik er ooit al eens van gehoord had, maar niet wist dat het hiermee samenhing. Als we het hier nog niet kennen, vrees ik dat er extern nog wel wat werk is. Hoe ziet u de rol van lokale besturen die vaak ook medeaanbieders zijn van een deel van het vakantieaanbod, om zaken op te nemen? Ze worden vaak met diezelfde problematieken geconfronteerd.
Als er inschrijvingsproblemen zijn gaat het over het aanbod, maar eigenlijk gaat het over de brede werking van het jeugdwerk.
Ik ben blij dat u schetst dat de monitorenwerving niet evident is. U bent wellicht van plan om het te doen, maar voor een aantal dingen hebben we een versnelling nodig. Ten eerste is er concurrentie tussen betaald en volledig initieel vrijwilligerswerk, het klassieke jeugdwerk zonder vergoeding voor de monitoren. Voor speelpleinwerking bijvoorbeeld wordt er wel een dagvergoeding gegeven aan monitoren. Hoe gaan we daarmee om? Dat zijn vaak mensen die zoeken naar hetzelfde publiek. Hoe bekijkt u dat? Hoe zorgen we ervoor dat het ene niet het slachtoffer wordt van het succes van het andere?
Ten tweede krijg ik signalen uit de sector van begeleiders zelf. De zesduizend attesten die uitgereikt werden in 2009 zijn maar het topje van de ijsberg. Er zijn heel veel mensen die niet in het formele traject van kadervorming stappen, maar wel begeleider zijn in allerlei vormen van vakantie- en vrijetijdsaanbod voor kinderen en jongeren. Ik hoor dat ze door de ouders vaak bekeken worden als pure opvang. Hoe zorgen we voor die maatschappelijke erkenning? Misschien moeten we daar meer publiciteit rond maken.
Ik hoor ook klachten over regulitis. Er zijn veel administratieve lasten. Ik ben al dertig jaar, van mijn vier jaar tot nu, betrokken bij het jeugdwerk. De verhalen van dertig jaar geleden tegenover die van nu tonen aan dat we op het gebied van kwaliteit echt goede stappen hebben gezet. Aan de andere kant is er veel administratief werk bij gekomen. Kunnen we geen inspanning doen om dat snel af te bouwen? Dat zijn de vragen waarmee ik blijf worstelen.
Ik breng nog een nuance aan: in bepaalde regio’s hebben de aanbieders van Kazou meer problemen dan in andere. Ik kom uit een kleine gemeente waar ik schepen van Jeugd was en waar toch een gelijkaardige problematiek speelde op lokaal vlak. Ik weet niet in welke mate er gemonitord wordt wat de problemen zijn. Hoeveel mensen staan er in de zomer op wachtlijsten, die noodgedwongen andere types van activiteiten moeten zoeken, omdat ze niet terechtkunnen op de plaats die ze zouden willen?
De heer Anaf heeft het woord.
Ik kan als ervaringsdeskundige niet anders dan ook even aan te sluiten. Het probleem is gekend bij veel mensen.
Ik wil nog een andere insteek gebruiken. Ik ben ook schepen geweest, van Jeugd en Kinderopvang. Wij stelden inderdaad ook vast dat de plaatsen in de buitenschoolse kinderopvang, opengesteld om middernacht, tegen de ochtend al volzet waren voor de zomervakantie. Mensen schreven zich eerst in om zeker te zijn van opvang om dan pas te kijken of er nog kampen waren om te doen. Achteraf vergaten ze dan om zich terug uit te schrijven, waardoor die plaatsen vrij waren in de vakantie. Dat zijn problemen.
De heer Vaneeckhout zegt terecht dat het niet alleen opvang mag zijn, het moet meer zijn. Het opvangprobleem is natuurlijk wel heel reëel. Het is belangrijk dat u als minister van Jeugd heel vaak goed overlegt met de kinderopvangsector en met uw collega van Welzijn, minister Beke. Is er zo’n overleg? Is dat op geregelde tijdstippen?
Het decreet op de buitenschoolse kinderopvang zal toch moeten worden uitgerold in deze legislatuur. Het is belangrijk dat daaraan budgetten worden gekoppeld. In dat kader lijkt het mij goed dat u en ook de ministers van Sport en van Cultuur op geregelde tijdstippen samen gaan zitten om dat op een goede manier te laten verlopen. De overlap tussen jeugdkampen en kinderopvang is echt heel groot. Het zou goed zijn als dat op een goede manier gecoördineerd wordt.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik ben ook gewezen schepen van Jeugd, in Leuven. Dat is intussen al een poos geleden, maar dit is inderdaad geen nieuw fenomeen. Wij hebben toen ook heel veel inspanningen gedaan, net als andere steden en gemeenten, om een goed uitgewerkt vakantieaanbod te hebben voor de kinderen en jongeren in de stad. Lokale besturen doen daar zeer veel.
Toen mijn kinderen de leeftijd hadden van die van u, minister, moesten wij ook aanschuiven, nog fysiek. Ik heb dan op een bepaald moment gezorgd voor koffie en croissants omdat het niet meer te doen was. Gelukkig zijn we na verloop van tijd kunnen overschakelen op een online tool en ging het allemaal wat vlotter. Er is dus al een kwaliteitsverbetering, zoals collega Vaneeckhout terecht zei. Door de jaren heen is er gelukkig al veel veranderd voor de ouders, maar de kampen zitten nog altijd snel vol.
Er zijn niettemin nog wel altijd plaatsen vrij, zelfs in de vakantie. Kampzoeker.be is er gekomen op vraag van mevrouw Rombouts in de vorige legislatuur, waarna minister Gatz de opdracht heeft gegeven aan publiq om dat uit te werken. Wij vinden dat een heel goede site. Daar staat bijvoorbeeld een stappenplan op voor ouders, waardoor ze ook rekening kunnen houden met het kind. Er zit een participatief luik in met de vraag of de ouders al aan het kind hebben gevraagd of het wel een kamp wil met overnachting enzovoort. Ik vind die site zeer goed opgesteld. Dat mogen we ook wel eens zeggen. Daar moeten zich zoveel mogelijk organisaties bij aansluiten.
Minister, u zegt dat we er met z'n allen maar voor moeten zorgen dat Kampzoeker.be bekender wordt. Als ik het goed heb begrepen, kende u dit ook niet. Het kan toch ook niet zo moeilijk zijn voor publiq om een grote facebookcampagne op te zetten naar alle ouders met kinderen. Dat vraagt toch niet de grote sommen. Ik denk dat dit redelijk gericht kan gebeuren naar jonge ouders toe. We mogen er best trots op zijn dat deze website in de vorige periode tot stand is gekomen.
Ik wil het nog even hebben over ‘Iedereen Verdient Vakantie’, toerisme voor mensen die anders niet gemakkelijk met vakantie gaan. Ook van daaruit zijn er inspanningen gedaan.
Het kan altijd beter, maar er is toch ook al heel veel gebeurd. Dat wilde ik toch even benadrukken.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Toen ik de vraag initieel las, moet ik toegeven dat ik een tikkeltje geërgerd raakte. Neen, ik zal het anders zeggen. Ik ben eigenlijk heel erg opgelucht door de manier waarop de heer Vaneeckhout de vraag vandaag heeft gebracht. Toen ik de vraag las, vond ik het kort door de bocht om een organisatie die kampen inricht en zorgt voor de opvang van jongeren, weg te zetten als een luxewerkgever, terwijl zij ook moeite hebben om vrijwilligers te zoeken. Ik ben dus heel erg blij dat dit anders gecommuniceerd is vandaag. Dat is ook terecht. Het is evenzeer zeer genuanceerd gebracht dat het louter wordt gezien als een oplossing voor kinderopvang.
Ik kan me aansluiten bij de bezorgdheden en zeker bij die laatste. Het mag niet vervallen tot gewoon kinderopvang. De vrijwilligers in Vlaanderen steken er meer dan tijd genoeg in om niet enkel in een aanbod en opvang te voorzien, maar om daar ook een educatief element aan toe te voegen en om daar heel wat in te steken waar kinderen en jongeren beter van worden. Daar mag aandacht voor zijn.
Wanneer aangegeven wordt dat dit vooral een probleem is dat bij de ouders ligt, dat zij niet zien welk werk daar achter steekt en dat heel wat monitoren en vrijwilligers dit doen, om door te groeien naar jobs waarin ze bezig zijn met de jeugd, dan mogen we er meer op inzetten om mensen daarin tegen te spreken.
Ik heb tijdens bespreking van de beleidsnota al gevraagd naar de evaluatie van die jeugdkampen. Die zou in februari beschikbaar zijn. We zijn nog geen februari, maar misschien hebt u er wel een zicht op of die timing aangehouden kan worden en wanneer er met die aanbevelingen aan de slag kan worden gegaan.
Kampzoeker.be is nog niet zo bekend. Als het hier nog niet bekend is, dan is dat een teken aan de wand dat we er iets aan moeten doen. Wordt daar op ingezet? Gaan we daar vanuit het beleid mee aan de slag om dit verder te verspreiden? Ik vind het een goede zaak dat parlementsleden dit binnen hun netwerk al verspreiden, maar het lijkt me nuttig om dit groter aan te pakken.
Dan kom ik nog even terug op het zoeken naar vrijwilligers. Als lid van een organisatie waarbij vrijwilligers nota bene zelf betalen om mee te mogen gaan op kamp, erken ik het probleem zeer zeker. Gisteren is nog even aangehaald dat het steeds moeilijker is om lokale jeugdraden te vullen. Misschien kan dit worden opengetrokken en kan er gekeken worden bij de verschillende organisaties hoe er gemakkelijker en overkoepelend naar vrijwilligers kan worden gezocht.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de bijkomende vragen en de suggesties, we gaan dat zeker meenemen.
Ik zal beginnen met de link met de buitenschoolse kinderopvang, collega Anaf. Daarrond is er effectief al uitgebreid overleg geweest met het kabinet van minister Beke. Ik denk dat het zeer complementair kan zijn met het jeugdwerk, omdat de buitenschoolse kinderopvang uiteraard maar één element is en er uitgegaan wordt van de rechten van het kind en het belang van het kind. Dat is in elk geval een aandachtspunt vanuit ons kabinet. Ik denk dat er daartussen dus goede kruisverbanden kunnen zijn. Sport en Cultuur zijn natuurlijk ook relevant. Daar hebben we nog niet die contacten gehad in dit dossier, maar we zullen zeker ook bekijken om dat te doen.
Er zijn heel wat vragen geweest over de manier waarop dit het beste wordt georganiseerd en bekendgemaakt. Daar is dan toch weer een link met de bevoegdheid Media: het gaat voor een stukje ook over digitale platformen, over het aanbod. Kampzoeker.be is een zeer mooie website. We moeten misschien ook nadenken over andere vormen dan websites, apps en dergelijke meer. We moeten er ook voor zorgen dat alle types ouders van alle gezindten en sociaal-economische achtergronden daar ook toegang tot hebben. Daar is het beleid rond mediawijsheid en digitale geletterdheid belangrijk. Het overschrijdt natuurlijk dit thema, maar het is belangrijk dat iedereen weet hoe dit soort zaken gebruikt moeten worden. Het kan ons ook helpen om dit verder te doen. Ik denk dat de lokale besturen daar ook een rol in kunnen spelen, dat men in Sociale Huizen en administraties mensen daar ook naartoe kan leiden. Dat is natuurlijk veel breder dan deze thematiek, maar de toegang tot digitale platformen is daar ook belangrijk. Uiteraard kunnen we ook de bureaucratie, de administratieve problemen voor de organisaties zelf – zoals gezegd, door de sector ‘regulitis’ genoemd – aanpakken. Zeker op het vlak van kadervorming zullen we dat ook doen, maar we kunnen ook nog breder bekijken of er zaken mogelijk zijn.
De concurrentie tussen het volledig gratis vrijwilligerswerk en het vrijwilligerswerk met een kleine vergoeding is inderdaad reëel, maar ik denk dat veel jongeren hun keuze daar niet van laten afhangen. Dat is een gekende problematiek in de sector waarop niet onmiddellijk duidelijke antwoorden mogelijk zijn, maar het is effectief een aandachtspunt.
De vraag is ook gesteld of we zicht hebben op de wachtlijsten. Vandaag hebben we daar geen geïntegreerde benadering van.
De bekendheid van Kampzoeker.be wil ik graag eens bekijken. Ik moet zeggen dat ik de site zelf nog maar even ken. We gaan dus bekijken of we daar iets voor kunnen doen. Het is inderdaad heel belangrijk om ervoor te zorgen dat alle ouders daar toegang toe hebben en dat de organisaties hun initiatieven er ook op zetten. Als ik het zo bekijk, zijn er al heel wat die het gebruiken, maar zijn er ook nog een substantieel aantal initiatieven die de weg ernaartoe nog niet gevonden hebben. We gaan daar dus zeker verder mee aan de slag.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Eerst en vooral, collega Perdaens, u hoeft niet meteen geërgerd te zijn door mijn vragen. Vaak zijn die zeer goed bedoeld, zoals u intussen waarschijnlijk al ontdekt hebt. Maar ze komen ook uit contacten met de sector, onder andere met Kazou, dat toch een aantal dingen aangekaart heeft en het belangrijk acht dat er in deze commissie ook over die uitdagingen gepraat wordt.
Ik wil nog afsluiten met een paar pleidooien. Het eerste is een pleidooi om weer naar het jeugdwerk te kijken zoals het initieel is ontstaan, vanuit een emanciperende rol, niet vanuit een opvanginitiatief. Uiteraard zijn het geïntegreerde debatten met opvangproblemen enzovoort, maar de initiële instelling van die kampen is toch echt om jonge mensen een zalige tijd te geven en er sterkere jongeren en kinderen uit te laten komen. Men moet vooral die zaken centraal stellen en pas in tweede lijn nagaan op welke manier dat mee een antwoord kan geven op de opvangproblematiek. Die twee mogen niet omgewisseld worden.
Wat de wachtlijsten betreft, denk ik dat het interessant is om te proberen daar voor een stuk zicht op te krijgen, misschien eens in overleg te gaan met de lokale besturen, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) enzovoort, om te weten hoe groot de problematiek is.
Ik wil toch een pleidooi houden om echt consequenter door te denken over die regulitis. Ik zal een klein toegepast voorbeeld geven van wat een jeugdbeweging twintig jaar geleden niet hoefde te doen, maar nu wel moet doen. Wie op kamp gaat, moet dat initiatief registreren op de website Kampzoeker.be, zodat mensen kunnen terugvinden dat die jeugdbeweging op kamp gaat. Dat is een voorbeeld van de vele zaken die er op twintig jaar tijd zijn bij gekomen en die nu van jeugdwerkorganisaties worden verwacht. Ik trek niet in twijfel dat de website Kampzoeker.be een fantastisch initiatief is, maar we moeten wel steeds de reflex hebben te denken aan wat die voor vrijwilligersorganisaties betekent. Hoewel het iets kleins is, betekent het opnieuw dat de hoofdleider, groepsleider of voorzitter er die vijf minuten moet bij nemen. In verband met alle goede initiatieven die we nemen, moeten we altijd de reflex hebben om de blik op de vrijwilligers te houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.