Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, in de titel van mijn vraag staat ‘de paardensector in Limburg’, maar bij uitbreiding is het natuurlijk ‘de paardensector in Vlaanderen’ – vergeef mij een lichte vorm van chauvinisme. De focus op Limburg is ingegeven door een zeer lijvig rapport dat de provincie heeft laten opstellen over de staat van de paardenhouderij in Limburg, de toekomst daarvan, en vooral de problematieken die er nog zijn.
Ik zal het kort houden. Ik ga u niet overtuigen van het belang van de paardensector. We bevinden ons nu op de grens tussen uw bevoegdheid en die van uw collega, minister Demir, maar ik zit natuurlijk in uw commissie, niet in die van minister Demir. Op ruimtelijk vlak blijkt uit dat rapport duidelijk dat de verschraling van het aanbod dreigt omdat de paardenhouderij nog altijd problemen ondervindt op het vlak van vergunningverlening.
Minister, overweegt u, samen met minister Demir dan, om voor het organiseren van wedstrijden in een soort apart ruimtelijk statuut te voorzien? In de golfsport kent men iets analoogs. Zal er met de provinciale overheden, die ook vergunningverlenend zijn op het vlak van de ruimtelijke ordening, worden gekeken naar een betere landschappelijke inpassing van de paardenhouderij? Op welke manier zult u proactief de collectieve paardeninfrastructuur ondersteunen?
Minister Weyts heeft het woord.
Van het belang, ook economisch, van de paardensector moet u mij zeker niet overtuigen. De cijfers zijn vrij indrukwekkend: in Vlaanderen alleen al zijn er 150.000 paarden en meer dan 3500 voltijds tewerkgestelden in 1750 bedrijven. De toegevoegde waarde voor onze Vlaamse economie is 219 miljoen euro. Zelfs zuiver economisch bekeken is dat dus toch wel heel relevant.
Natuurlijk gaan uw vragen inderdaad vooral over ruimtelijke ordening, en dat zit bij een andere minister. Het klopt wel wat u zegt: de populariteit van de paardensport neemt toe. Dat heeft natuurlijk ook ruimtelijke consequenties, met een groter ruimtebeslag tot gevolg. Het aantal leden van Paardensport Vlaanderen, die niet de enigen maar wel het grootst zijn, is op 10 jaar tijd sterk gestegen, van ongeveer 21.000 naar 38.000. Dat is een ongelooflijke stijging. U spreekt over dé paardensector, maar je moet daar wel wat onderscheid in maken, ook als het gaat over de ruimtelijke aspect. Je hebt enerzijds de professionele paardenfokkerij en anderzijds de klassieke recreatieve maneges. Als het gaat over professionele kwekerijen, dan spreken we over agrarisch gebied. In het andere geval is dat niet zo.
De problemen die de paardensector in de media aanhaalt, gaan veeleer over individuele vergunningsdossiers, begrijp ik, dan over een algemeen statuut. U verwijst naar een soort apart ruimtelijk statuut dat zou bestaan voor de golfsector. Dat bestaat niet. Er is wel zoiets als een golfmemorandum, waarbij men vanuit de Vlaamse overheid mee heeft gezocht naar ruimte voor golf. Men heeft getracht aan te duiden welke terreinen zich zouden lenen als golfterrein. Binnen mijn administratie Sport Vlaanderen hebben we de cel Sport en Omgeving, die zich net richt op het begeleiden bij individuele vergunningsdossiers van iedereen die daarom vraagt. Dat is dus een service die we aanbieden. Zij trachten ook een beetje een intermediaire rol te spelen, namelijk in het contact met andere administraties. Daar zit dus absoluut expertise waarop een beroep kan worden gedaan.
U vroeg een proactieve ondersteuning met betrekking tot de collectieve paardensportinfrastructuur. Ik denk niet dat er een vraag is naar financiële ondersteuning, maar afgezien van de individuele begeleiding bij vergunningsdossiers die we aanbieden, kan de paardensector natuurlijk ook wel een beroep doen op de infrastructuursubsidies voor bovenlokale sportinfrastructuur. De afgelopen regeerperiode was er daarvoor een investeringsritme van 5 miljoen euro per jaar, dus 25 miljoen euro over de volledige regeerperiode. Daar komt nu een smak geld bij, namelijk 55 miljoen euro. We gaan dus van 25 naar 80 miljoen euro voor de volledige regeerperiode. Dat zou daaronder kunnen ressorteren. Indien het een zaak is van financiële ondersteuning – en het gaat om een grote investering met bovenlokale impact op sportgebied – kan worden voorzien in een financieringsmogelijkheid. Ook dat is dus voorzien in de regelgeving.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik heb mij niet gebaseerd op individuele cases in de media maar op een vrij lijvig rapport van Antea Group, gemaakt in opdracht van de provincie Limburg. Daarin worden de ruimtelijke aspecten als een bedreiging voor de sector gedetecteerd.
Ik ben blij te horen dat er in de cel Sport en Omgeving toch een overlap bestaat in het advies verlenen en het helpen creëren van ruimte voor deze sector.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik ben een niet-Limburger, ik ben een Antwerpse Kempenaar. Als ik hier de namen Gates, Onassis en Springsteen hoor vallen, denk ik aan alles behalve aan paarden. Het zijn toch wel opmerkelijke namen uit andere sectoren, die in de Kempen zijn neergedaald met paarden.
De vraag van collega Vande Reyde is niet onbelangrijk. De paardensector is niet alleen in de Limburgse maar ook in de Antwerpse Kempen een belangrijke factor geworden. Met de sport en met de hele paardenfokkerij is enorm veel geld gemoeid. Ik onderschrijf hier dat het ruimtelijke aspect niet te verwaarlozen is. In mijn omgeving krijgen we ook te maken met wat we de ‘verpaarding’ van het agrarisch gebied noemen. De afdeling Land is heel kritisch omdat een groot landbouwarsenaal wordt ingenomen, met nog nieuwe maneges en dergelijke. Ik zeg niet dat dat niet kan, maar ik wil toch aangeven dat deze paardensector een belangrijk economisch gegeven is. Dat aspect moet inderdaad bij ruimtelijke ordening aan de orde komen. We moeten dat met een kritische blik bekijken.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit mij bij deze vraag aan, en ik wil het nog iets verder opentrekken dan de Kempen en de provincies Antwerpen en Limburg. Minister, voor u, als minister van Sport, moet ik niet het pleidooi houden dat onze paardensport in Vlaanderen een heel belangrijke sector is. Het is bovendien een belangrijke sector in zijn diversiteit: als economische sector, sportsector en zorgsector.
Binnen die ruime sector leven vragen over de locatie, over de vestigingen. Het gaat over meer dan enkel de provincie Limburg. Over sportaccommodaties hebben we de voorbije weken bezorgde berichtgeving gehoord. We mogen de vragen niet verengen tot volledig uitgeruste infrastructuren her en der en overal. Als we het over sport hebben, moeten we voldoende breed durven te kijken naar het recreatief medegebruik en de diversiteit van sportlocaties en wedstrijdaccommodaties. Minister, als u overlegt om te bekijken hoe we daar versterking in kunnen aanbrengen, moet u dat met diverse partners doen, in de breedste zin van het woord.
Minister, ik wil verder gaan dan alleen maar sport. Het Vlaams Parlement heeft destijds een paardenplan opgesteld. Daarin werd de hele economische paardensector in het vizier genomen, om te bekijken hoe we gerichte ondersteuning konden bieden en welke gerichte vragen er zijn. Het lijkt mij zinvol om daarvan in de brede zin nog eens een update te maken.
Minister, kunt u dat vanuit uw sporthoek mede ondersteunen?
Ik wil zelf heel kort aansluiten, minister. We hebben al Limburg en de Kempen gehad, maar voor de Vlaamse Ardennen ben ik in die zin verheugd met de genuanceerde tussenkomst van de heer Van Dijck, die toch ook wel de bedreigingen van die verpaarding voor zowel landbouw als open ruimte aangestipt heeft. Ik wil die bezorgdheid ook delen. Ook in mijn regio zien we de reconversie van heel wat boerderijen met de bijhorende landbouwgrond naar paardenhouderijen. De landbouwgrond is schaars, de druk op de open ruimte is groot, ik zou dus ook wel willen wijzen op de nodige voorzichtigheid ter zake.
Minister Weyts heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid doe ik mijn duit in het zakje: ik woon in de Vlaamse Rand en ik heb het genoegen om elke ochtend te mogen uitkijken op paarden, links van mij, rechts van mij, ook varkens en kippen en achteraan paarden, dus alles wat je wilt. Bij ons speelt natuurlijk ook wel dat tikje concurrentieel gegeven, het gebruik van groene ruimte door de landbouwsector en anderzijds door paardenliefhebbers.
Mijnheer Van Dijck, als men spreekt over de grote namen, zit men natuurlijk in het andere verhaal, in het verhaal van de paardenkwekerijen, van de fokkers – dan zit men echt in de agrarische sector – en die passen natuurlijk ruimtelijk ook in dat plan.
Wat de vraag rond het paardenplan betreft, denk ik dat dat destijds niet vanuit de bevoegdheid Sport geïnitieerd is, maar wel vanuit een andere bevoegdheid en bekommernis. Ik sta vanzelfsprekend open wanneer er vanuit die hoek en vanuit dat beleidsdomein opnieuw initiatieven genomen worden, ik ben daar dan een welwillende gesprekspartner.
De vraag om uitleg is afgehandeld.