Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de huidige projectsubsidieronde in het kader van het Kunstendecreet
Report
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
We moeten nog eens over de projectsubsidies in het kader van het Kunstendecreet praten. Dat is niet de eerste keer en het zal ook niet de laatste keer zijn dat we hierover debatteren. Ik heb het antwoord op mijn vraag al voor een groot deel in de pers kunnen lezen. De vraag was ook al eerder ingediend, maar ik stel ze toch.
Ik had bij de begrotingsbesprekingen aangegeven om eventueel de volledige pot die voorzien was voor het jaar 2020 al in de eerste ronde te gebruiken. Zo konden we 4 miljoen euro voorzien voor de eerste ronde. Het doet me plezier dat u dat ook hebt gedaan.
We moeten het nu over de tweede ronde hebben. Op webapplicatie KIOSK stond te lezen dat het niet mogelijk is om voor het Kunstendecreet een aanvraagdossier in te dienen voor een kortlopende beurs, een meerjarige beurs, een projectsubsidie of een netwerkorganisatie. Die boodschap staat tot nader order nog steeds op KIOSK.
De sector is, gezien de eerdere commotie, – ik denk dat hij hier vandaag opnieuw voltallig aanwezig is, waarvoor dank – uiteraard bezorgd bij het lezen van deze boodschap. Er wordt gevreesd dat de tweede ronde Kunsten in 2020 geschrapt zal worden. Het is daarom belangrijk dat hierover zo snel als mogelijk klaarheid wordt geschapen.
Hoe hebt u nu juist beslist over de eerste ronde? Werd het beschikbare budget opgebruikt? Een algemene toelichting bij uw beslissing zou wel fijn zijn.
Ook wel belangrijk is om eens te bekijken of er een mooie evenredige verdeling van de middelen tussen de verschillende subsectoren is en hoe het zit met de regionale spreiding. We hebben in het verleden altijd een probleem gehad in Limburg. Ik las vandaag in de krant dat we dat toch altijd in de gaten moeten houden. Ik vroeg mij af welke methode u in het algemeen bij uw beslissing hebt gehanteerd.
Hoe zullen we voor de tweede ronde op zoek gaan naar extra middelen? Wanneer zult u daarover communiceren? Ik denk dat de sector daar samen met ons heel benieuwd naar is.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Ik zou mijn vraag willen beginnen met twee duidelijke lijnen uit het Kunstendecreet. In artikel 34 staat: “De Vlaamse Regering heroriënteert de middelen voor organisaties met respect voor een groter aandeel aan projectsubsidies.” In artikel 35 staat: “Van de projectsubsidies voorbehouden aan kunstenaars en organisaties wordt een belangrijk deel van de middelen gereserveerd voor startende kunstenaars.” Dat als inleiding op mijn vraag. Ik sluit me natuurlijk voor een hele reeks vragen aan bij mevrouw D’Hose, en ik zal ze niet opnieuw stellen.
Ik wil toch wel focussen op een heel belangrijke brief die aan u, als minister-president en minister van Cultuur, werd gezonden. De voorzitters van de beoordelingscommissies schreven daarin het volgende: “Met het volledige bedrag dat uw regering nu beschikbaar stelt voor projectsubsidies in 2020, kunnen in deze eerste ronde maximaal 18 procent van de aanvragen gehonoreerd worden. Op een dergelijke verstoring van het ecosysteem binnen de sector zijn de beoordelingsprocedures binnen het Kunstendecreet niet voorzien.”
In diezelfde brief klagen de schrijvers ook aan dat de lopende besparingen problematisch zijn op het vlak van de gelijke behandeling van dossiers, en dat de budgetvermindering nefast is voor de ontwikkeling van een gezond, leefbaar en hoogwaardig kunstenlandschap. Ik citeer toch nog eens verder, want wat zij schrijven, is zeer bijzonder en problematisch, ook voor de toekomst: "Samen met uw administratie hebben we gezocht naar mogelijke oplossingen om te komen tot een voorstel dat rekening houdt met zowel de budgetvermindering als met de decretale parameters en de dynamiek en kwaliteit van het landschap. We moeten helaas vaststellen dat we bij elke poging hiertoe stootten op schendingen van het principe van gelijke behandeling van dossiers, zowel binnen de huidige ronde als over verschillende aanvraagrondes heen.”
Het is heel duidelijk dat de voorzitters van de beoordelingscommissies, die veel ervaring en een grote achterban hebben, zeggen dat dit zo niet verder kan. Daarbij verwijs ik opnieuw naar artikel 34 en 35.
Ik sluit ook aan bij de toch zeer problematische mededeling op KIOSK. Je moet maar eens startende kunstenaar zijn en je wilt in deze moeilijke omstandigheden je dossier voor maart indienen. Je krijgt dan zo’n cryptische melding dat je tot nader order nog niets kunt indienen. Dat is echt kritiek. Het is onmogelijk.
Kunt u garanderen dat de ingediende dossiers, waarvoor we intussen het resultaat kennen, maar ook de dossiers in de volgende subsidieronde een gelijke behandeling krijgen en dat ze niet naar juridisch procedures moeten overgaan?
Welke methode en criteria hanteerde u om te bepalen welke dossiers wel of niet met een projectsubsidie gehonoreerd werden?
Hoe beoordeelt u de brief van de commissievoorzitters, die onder meer stellen dat het huidige voorziene bedrag ontoereikend is om alle noodzakelijke subsidieaanvragen te honoreren en dat de huidige beoordelingsprocedure niet meer toereikend is om effectief dossiers te beoordelen?
Dan vraag ik u naar de communicatie op KIOSK. Ook de uitleg over deze ronde is toch wel heel onduidelijk en het Vlaams Parlement onwaardig. We hebben die informatie in de kranten moeten lezen, met alle mogelijke fouten tot gevolg. Ik voel me daar als bevoegd parlementslid heel slecht bij, maar daarover straks meer.
Minister-president Jambon heeft het woord.
De gelijke behandeling is verzekerd. De beoordeling gebeurde in wezen op dezelfde manier als tijdens de voorbije rondes. Alle ontvankelijke aanvragen werden door experten ter zake beoordeeld in de beoordelingscommissies, en alle aanvragen werden, volgens de bepalingen in het decreet en het draaiboek, geëvalueerd als zijnde ‘zeer goed’, ‘goed’, ‘voldoende’, ‘nipt onvoldoende’ en ‘volstrekt onvoldoende’. Bovendien konden de beoordelingscommissies signaleren welke projectaanvragen op uitzonderlijke wijze tegemoetkwamen aan de aandachtspunten uit de visienota. Er is dus eigenlijk niet afgeweken van voorgaande methodes.
Hoe werd beslist over de eerste ronde 2020? Voor deze eerste ronde was er na de besparingen nog een budget van 3.392.000 euro beschikbaar. Er werden 602 ontvankelijke aanvragen ingediend.
Zoals eerder al aangekondigd, heb ik het volledig beschikbare bedrag dat in de begroting voor 2020 werd vooropgesteld nu besteed. Meer zelfs. Om de 77 toegekende beurzen en 96 toegekende projecten te kunnen ondersteunen, moest ik nog extra budget vinden om te komen tot een totaalbedrag van 4.019.973,07 euro. Daarvoor werd 500.000 euro gebruikt van de sectorale investeringssubsidies van het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI-middelen). Daarnaast werd er ook nog 100.000 euro verschoven van het aankoopbudget hedendaagse kunst. Het restant werd uit de Lottomiddelen gehaald.
Hoe hebben we nu beslist waar dat geld uiteindelijk naartoe gaat? Ik heb de overwegingen en het advies van de bevoegde beoordelingscommissies ter harte genomen. Binnen de budgettaire context heb ik gestreefd naar een zo divers mogelijk landschap. Daarnaast heb ik als uitgangspunt genomen dat ik het aantal gehonoreerde aanvragen wilde maximaliseren.
Daarom ontvangen volgende projecten en beurzen een subsidie: alle beurzen, voor zover zij als ‘zeer goed’ werden beoordeeld; alle projecten voor zover zij als 'zeer goed' zijn beoordeeld, uitgezonderd aanvragen van organisaties die reeds een structurele subsidie ontvangen, met dien verstande dat aanvragen voor twee jaar en met een geadviseerd bedrag van meer dan 100.000 euro werden teruggebracht naar een jaar. Het moet duidelijk zijn dat zij voor het tweede jaar opnieuw een subsidie- of projectaanvraag moeten indienen.
Om dan alle dossiers die als ‘zeer goed’ zijn beoordeeld met het budget te matchen, hebben we alle geadviseerde bedragen verminderd met 10 procent. Ik moet eerlijk zeggen dat de administratie adviseerde om volledige projecten eruit te gooien om tot dat bedrag van iets meer dan 4 miljoen euro te komen, maar ik heb ervoor geopteerd om iedereen die ‘zeer goed’ was iets minder te geven. Ze krijgen dus 90 procent van het bedrag. Dat was mijn keuze. Ik zie niet goed in op welke basis je dossiers eruit moet gooien, maar wij zeggen dat we het beschikbare budget over de dossiers zullen verdelen die als ‘zeer goed’ gekwantificeerd werden.
Nog enkele cijfers: 66 kortlopende beurzen zijn goed voor 610.000 euro, 11 meerjarige beurzen zijn goed voor 280.000 euro, 47 projecten van individuele kunstenaars zijn goed voor 1.354.007,33 euro en 49 projecten van organisaties zijn goed voor 1.775.965,74 euro. Dan komen we dus op een totaalbedrag van 4.019.973,07 euro.
Alle subsectoren en regio’s zijn vertegenwoordigd, maar een apothekersweegschaal hebben we hiervoor niet gebruikt. Ik heb gekozen voor projecten die zeer goed gekwantificeerd werden. De kwaliteit van de aanvragen staat in de huidige beoordelingsprocedure nu eenmaal voorop.
De vraag of er voldoende budget beschikbaar is, heb ik behandeld.
Mijnheer Pelckmans, uiteraard neem ik de bezorgdheid van de voorzitters van de beoordelingscommissies ter harte. Hun brief bewijst nogmaals hoezeer zij begaan zijn met de kunstensector in het algemeen en met de kunstenaars in het bijzonder. Het regeerakkoord zegt dat het Kunstendecreet zal worden herzien. Dus zal ook de beoordelingsprocedure onder de loep worden genomen.
Mevrouw D’Hose en mijnheer Pelckmans, wat betreft de melding op KIOSK voor de tweede ronde in 2020: ik heb gisteren, behalve over de beslissing over de eerste ronde, ook gecommuniceerd over de tweede ronde. Ik heb in de commissie altijd gezegd dat als we bij de begrotingscontrole 2020, die in februari gaat starten, binnen Cultuur beleidsmarge krijgen, die prioritair zal gaan naar de projectsubsidies. Ik blijf daarbij. Maar die ronde zou nu normaal ingaan, en dat strookt niet met elkaar. We zullen daarom een uitvoeringsbesluit wijzigen: we zullen wachten tot na de begrotingscontrole, dan weten we of we bijkomend budget hebben en hoe groot dat is. We zullen dan de periode niet op 15 april maar op 15 juni afstemmen. Die communicatie is ook naar de sector gegaan. Mijnheer Pelckmans, wat KIOSK betreft: we hebben gisteren aan de administratie gevraagd om de inderdaad nogal secce melding in die lijn aan te passen.
Ik herhaal dus nog eens de timing. Eind februari start de Vlaamse Regering met de gebruikelijke begrotingsaanpassing. In het kader van die oefening zal ik de nodige inspanningen doen om maximaal bijkomende middelen te vinden voor een tweede ronde voor projecten en beurzen binnen het Kunstendecreet. Uitsluitsel daarover kan dus ten vroegste eind maart, begin april worden verwacht. Voor een normale tweede ronde zou er voor 15 maart ingediend moeten worden. Dat geeft een probleem van timing. Daar is dus nog geen zekerheid over. Maar, zoals ik net heb gezegd, zullen we de uitvoeringsbesluiten aanpassen en een tweede ronde openen na de begrotingscontrole, met indiening eind mei, tentatief 15 juni. De boodschap bij KIOSK is nu aangepast. Om dat juridisch-technisch te doen, moet ik een uitvoeringsbesluit wijzigen. Daar zijn we aan begonnen. Ik heb mijn administratie gevraagd om dat voor te bereiden.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister-president, dank u wel. Het is nu alweer heel wat duidelijker. We moeten soms wat we in de pers moeten lezen bij elkaar puzzelen.
Ik vind het zeer goed dat u ingaat op het voorstel om het volledige budget te behouden. U hebt daarbij dan nog eens 600.000 euro gevonden. Daardoor komen we op ongeveer hetzelfde bedrag als de vorige legislatuur. De vorige legislatuur werd op het einde 4,1 miljoen euro per ronde uitgedeeld. Nu zit u aan een klein beetje meer dan 4 miljoen euro. Ik denk dat dat een goede zaak is.
Het is nu wel absoluut noodzakelijk dat er voor die tweede ronde extra middelen moeten kunnen gevonden worden. Die middelen moeten minstens even groot zijn als in de eerste ronde.
Ik zie de heer Meremans kijken. Minister-president, u hebt daarin absoluut de steun van mijn partij. We kunnen de begrotingscontrole daar goed bij inschakelen.
U hebt, heb ik begrepen, ook de beoordelingscommissies nauwgezet gevolgd. Er zijn geen dossiers opgevist, zoals we in het jargon zeggen. (Opmerkingen van Katia Segers)
Ik begrijp van niet, mevrouw Segers. Het is een zeer goede zaak, minister-president, dat u daarin het oordeel volgt.
U zegt dat de projectdossiers van organisaties die al structurele middelen ontvingen niet werden gehonoreerd. Over hoeveel projecten gaat het, en wat is de grootteorde?
We moeten nadenken over een plan B. Stel nu eens dat in de begrotingscontrole die middelen niet worden gevonden, denkt u dan na over een plan B, zodat we absoluut nog die tweede ronde kunnen doen? Dat is in elk geval zeer belangrijk.
Ik doe een voorstel. U hebt vorig jaar een onderbenutting gehad op uw budget. U hebt die onderbenutting kunnen spenderen. Dat is een cadeautje dat dan op het eind van het jaar onder de kerstboom ligt voor een aantal verenigingen. Meestal is er een onderbenutting. Is het niet een idee om nu al een voorafname te doen op die onderbenutting? Ik begrijp dat u de middelen die eind vorig jaar beschikbaar waren niet kon doorsluizen naar 2020. Dat kan nu eenmaal niet volgens de regels van onze begroting. Maar we weten wel dat er telkens een onderbenutting is van enkele miljoenen euro. Kunnen we daar geen voorafname op doen? Dit kan worden besproken met de Inspectie van Financiën. Wie op het einde van het jaar net op dat moment passeert, is bij de gelukkigen. We moeten daar een systematiek in durven te steken. Daarom moeten we nadenken over een plan B.
Voor de langere termijn moeten we toch echt ook eens nadenken over de manier waarop de volledige pot in het Kunstendecreet wordt verdeeld. We zijn nu bezig met kunst- en vliegwerk. Dat is geen goede zaak, niet voor ons in de politiek, want we zijn telkens bezorgd. Maar het is zeker geen goede zaak voor de sector, die telkens niet weet of er al dan niet een ronde komt. De middelen zijn telkens ontoereikend. We hebben in april de visienota, die de voorbereiding zal zijn voor een nieuwe structurele ronde van het Kunstendecreet. Het is ook nog de bedoeling om het Kunstendecreet te wijzigen, zoals we in het regeerakkoord hebben afgesproken.
Ik wil hier concluderen met een algemene oproep om in het Kunstendecreet naar een verdeling te gaan van 15 procent van de structurele middelen voor projecten. Deze eis is al oud, maar het is nu tijd om de daad bij het woord te voegen. We zien hoe precair die projecten zijn. We moeten daar meer middelen en aandacht aan besteden.
We hebben ook een algemene discussie nodig over de manier waarop beoordeeld wordt. Ik heb de indruk dat heel veel projecten worden doorgeschoven naar de ‘zeer goed’-categorie. Dat zorg opnieuw voor een constante druk.
Ten slotte moeten we echt praten over het voortzetten van de aanvullende financiering. Daar ligt een volledig actieplan voor klaar. Ook dit is iets waarmee rekening moet worden gehouden. Op korte termijn moeten we na de budgetcontrole rekening houden met een plan B. Maar algemeen bekeken moeten we op langere termijn in het kader van de visienota de beoordeling bekijken, alsook het percentage voor de projecten ten opzichte van het structurele. Minister-president, daarin vindt u een fantastische gesprekspartner in het overleg Kunstenorganisaties (oKo). oKo denkt mee en wil meedenken. Zij hebben al meermaals met u overlegd. Ik vraag u dus om hen heel nauw bij u te houden en hen te laten meedenken bij deze oefening.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, ik zit met een knieblessure. Dat heeft me veel kans gegeven om de kranten te lezen. Ik heb de voorbije dagen ongeveer alle informatie die ik hier nodig had in de krant moeten lezen. Ik blijf dat heel problematisch vinden. Je krijgt dat in schuifjes, en wat in de krant staat is ook nog eens niet juist. Waarom moet de bekendmaking van zo’n belangrijk dossier als de projectsubsidies, waar de hele sector op zit te kijken, zo verkrampt verlopen, waardoor de transparantie helemaal zoek is? Ik denk dat mijn collega’s het met mij eens zijn dat een dergelijke werkwijze echt het open debat in deze commissie niet bevordert.
Ik heb in diezelfde kranten mogen lezen dat er een aantal begeleidende maatregelen waren: de 90 procent van het gevraagde bedrag; projecten over twee jaar worden teruggebracht tot één jaar; al wie een structurele subsidie heeft kan geen projectsubsidie meer krijgen. Is dat wel degelijk met de sector bekeken en onderhandeld? Het gaat om zware beslissingen, die grote gevolgen hebben voor de sector. Is dat bijvoorbeeld met oKo doorgesproken, zodat daar toch geen technische of andere fouten worden gemaakt?
Ik ben wat verwonderd over de uitspraak dat wie structurele subsidies heeft, geen aanvullende projectsubsidie meer kan krijgen, omdat u er in deze commissie naar aanleiding van mijn vraag van een aantal maanden geleden uitdrukkelijk voor gepleit hebt dat de structureel erkende organisaties een veel grotere verantwoordelijkheid zouden opnemen ten aanzien van de startende jonge initiatieven. En nu haalt u ze daar weg.
Ten derde is er een verhaal dat mij echt te moede is. U zegt dat er geen geld is. In diezelfde krant hebben wij gelezen over de verdeling van 3,6 miljoen euro over vijf punctuele projecten. Uw medewerker zegt dat dat niet kan worden overgedragen, maar dat klopt volgens onze informatie niet. Hoe gaat u anders de projecten van Jan Caeyers en Prospekta betalen? Dat zijn toch ook projecten die pas in 2020 worden uitgevoerd? (Opmerkingen van Stephanie D’Hose)
De technici zeggen mij dat het wél kan. Er is wél geld. Maar wat erger is, minister-president, is dat u hebt gedaan waarvoor ik heb gewaarschuwd tijdens de begrotingsbespreking in de plenaire vergadering. U bent toch een beetje keizer-koster geweest door vijf projecten te selecteren, waarvan er twee, Prospekta en Le Concert Olympique, afgekeurd waren door de beoordelingscommissies. Meer nog, ik lees vandaag in de krant, en ik ben daarvan intussen goed op de hoogte, dat Prospekta ophoudt te bestaan. Die middelen, die 400.000 euro, zullen louter en alleen dienen voor het sociaal passief van Prospekta. Dat is toch wel merkwaardig. Dat is een organisatie met een brede, grote opdracht, aan wie minister Gatz beloofde dat zij zouden worden doorgeschakeld in de grote organisatie van Vlaanderen. Nu worden zij met wat wisselgeld teruggestuurd naar Antwerpen. Heel die organisatie wordt ontmanteld. Het blijft van Prospekta. Tussen haakjes, voor de mensen die het niet weten: zij organiseren de jaarlijkse grote Cultuurmarkt voor een miljoen bezoekers, zij organiseren de Museumnacht, zij maakten een hele reeks uitzendingen rond cultuur op de regionale televisie, zij publiceerden tijdschriften, en ik kan nog uren doorgaan. Dit wordt met één pennentrek van de kaart geveegd. Dit is een gigantisch verlies voor de sector.
Kortom, u wist dat er geld was. U hebt dat niet aan ons gezegd of niet willen zeggen. Nu moeten we – en ik sluit mij aan bij mevrouw D’Hose – opnieuw wachten op de volgende ronde: gaat er geld zijn, hoe gaan we dat doen, wanneer gaan de kunstenaars het weten? Dit is toch eigenlijk een bric-à-bracbeleid.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw antwoord. Ik had gehoopt dat we dit debat gisteren in de plenaire vergadering zouden voeren. Maar helaas werden mijn vraag en de vraag van collega De Meester om onbegrijpelijke redenen afgewezen door voorzitter Homans. (Opmerkingen van Marius Meremans)
Dan hadden we in dit parlement al iets meer kunnen weten dan wat we zelf in de pers hebben moeten vernemen. Ik sluit mij aan bij collega Pelckmans: dat is een zeer kwalijke manier van werken en niet gezond voor ons parlementair werk.
Dat u bijkomende middelen hebt gevonden voor het budget van 2020, dat in de eerste ronde volledig werd opgebruikt, is uiteraard goed. Met die 600.000 euro extra is het nu net iets minder minder. De besparingen klokken nu af op min 50 procent in plaats van min 60 procent. De eerste vraag is natuurlijk vanwaar die 600.000 euro komen. (Opmerkingen van minister-president Jan Jambon)
Ja, oké. De belangrijke vraag die in de sector rijst, gaat over die tweede ronde. Dat is heel terecht. Die tweede ronde is, zoals u weet, decretaal verplicht. U geeft aan dat hij er komt. Dat is alvast een eerste geruststelling. Maar ondertussen is het nog altijd onduidelijk hoeveel geld u daarvoor gaat vrijmaken. De suggestie van collega D’Hose is precies dezelfde als deze die ik wilde doen. U zou perfect een voorafname kunnen doen op de onderbenutting op het einde van het jaar. We gaan ervan uit dat dat minstens 4 miljoen euro is, zodat we ten minste op hetzelfde niveau eindigen als in 2019. Dan zou de sector toch al wat meer gerustgesteld zijn. Die mensen zijn nu hun dossier voor de tweede ronde aan het voorbereiden. We moeten echt zekerheid verschaffen aan die sector. Wij rekenen daarop.
Collega D’Hose, het is goed dat u aangeeft dat oKo wil meedenken. Maar ook oKo gaat ervan uit dat dat minstens even groot is. U weet dat de sector vraagt dat de projectenpot minstens 10 procent en liefst 15 procent moet kunnen zijn van de structurele subsidie. Minister-president, ik hoop dat u de sector daarin kunt tegemoetkomen.
Het is ook goed dat u grosso modo de beoordelingen hebt gevolgd wat betreft de zeer goede dossiers, maar natuurlijk zijn ook de goede en de voldoende dossiers waardevol voor de dynamiek in de sector. Collega Pelckmans verwees er al naar: tegelijkertijd hebt u – en dat was echt shockerend – een echt negatief dossier opgevist en op het einde van het jaar cadeau gedaan. Een echt negatief dossier: Le Concert Olympique. Collega Pelckmans, Prospekta houdt niet op te bestaan. Ik heb vernomen dat Prospekta een autonoom gemeentebedrijf van de stad Antwerpen wordt. Eigenlijk is het dus gewoon een cadeau voor de stad Antwerpen dat daar gedaan is. Die beslissingen om ad hoc subsidie te verlenen aan diegenen die kunnen zeggen ‘Ik ken Jan Jambon’, dat is echt een slag in het gezicht van de sector. Ik hoop dat dat bij één keer gebleven is en dat dat niet meer gebeurt.
Ik heb nog een aantal opmerkingen waarvan ik hoop dat u ze meeneemt voor de tweede ronde. De dossiers hebben ook lagere bedragen gekregen. U hebt uitgelegd dat die 90 procent uw keuze was. Het is natuurlijk wel zo dat projecten vaak niet bijgestuurd kunnen worden op het moment dat de beslissing genomen wordt. Dat is immers laat in het ontwikkelingsproces van die projecten, waardoor helaas de facto de verloning van kunstenaars onder druk komt te staan, door die vermindering met 10 procent. Ook dat u meerjarige projecten herleid hebt tot één jaar hypothekeert de werking van dat project. U zegt nu dat de aanvragers opnieuw kunnen indienen voor het tweede deel, maar daar is natuurlijk geen enkele garantie op succes.
De structureel erkende organisaties met subsidies van minder dan 300.000 euro kunnen, decretaal gezien, wel een aanvraag doen, maar op welke basis hebt u dan a posteriori toch beslist om die groep zeer goed beoordeelde organisaties alsnog uit te sluiten? Want u weet dat een projectaanvraag vanuit een structurele organisatie ook een veel grotere meerwaarde oplevert, in die zin dat één plus één vaak drie is.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Een regering is maar zo sterk als haar zwakste schakel, en ik vrees dat wij de wisselbeker voor de zwakste schakel op dit moment aan het cultuurbeleid moeten geven. Want niemand, zelfs minister Somers niet, slaagt erin om zo veel onrust te zaaien op zo korte tijd, en dat telkens opnieuw te blijven doen.
Eerst gaat u tegen die culturele organisaties zeggen dat ze moeten besparen met, vooral op projectsubsidies, 60 procent. Dat is een beleidskeuze, daar valt heel wat voor te zeggen. Maar met de tijdsspanne – daar zijn we het allemaal over eens – was het voor die culturele organisaties op zijn zachtst uitgedrukt niet zo evident om mee om te gaan. En dan zegt u al het geld in de eerste ronde ter beschikking te stellen, u willigt daarmee een eis of een voorstel van collega D’Hose in. Nog meer onrust, maar voor de tweede ronde stelt u: ‘Dat zien we wel.’ Of er nog geld zal zijn, weet u nog niet. Weer een tijdje later, op kerstavond nota bene, laat u aan organisaties die projecten organiseren voor kansengroepen, mensen in armoede, gehandicaptensport enzovoort, weten dat er voor hen in de toekomst voor projecten nul euro ter beschikking zal zijn. Niks, nul, nada, noppes! En twintig dagen later, eergisteren, komt u fier naar buiten met 600.000 euro die u plots gevonden hebt, en daarmee zit u, wat de eerste ronde betreft, bijna op het niveau van uw voorganger Gatz.
Als ik de voorstellen van uw collega’s van de meerderheid zo hoor, kunt u heel uw begroting voor Cultuur beter in de vuilnisbak smijten, want het is niet genoeg en er is geen consensus meer over. Waar u die middelen vandaan haalt, die 600.000 euro, doet er eigenlijk niet toe. De kern van de zaak is: deze regering bespaart op geestelijke gezondheidszorg, deze regering bespaart op zelfmoordpreventie, deze regering bespaart op onderwijs, deze regering schaft op 1 januari de woonbonus af, en op 14 januari vindt u 600.000 euro extra voor projectsubsidies voor de cultuursector. Een overschotje van 600.000 euro waarmee u heel veel mensen had kunnen helpen die op een wachtlijst staan in de zorgsector. Dat is een regelrechte schande. Ik onthoud één ding uit heel dit circus, één ding blijft mij bij: als je in dit land de tijd hebt om overdag te komen betogen met wat bekende Vlamingen, moet je minder besparen dan een ander. Een regelrechte schande!
De heer Meremans heeft het woord.
Dank u wel.
Ik heb eerst en vooral iets bijgeleerd: minister-president, als u vanaf nu nog een beslissing neemt, moet u eerst de collega’s van Groen en sp.a bij u roepen en alles met hen bespreken, alvorens u die beslissing aan de media bekendmaakt. Ik heb dat net vernomen. Ik wist dat niet. Ik dacht dat meerderheid en oppositie anders te werk gingen. (Opmerkingen van Katia Segers en Gustaaf Pelckmans)
U zegt: ‘Ik lees het in de krant.’ Dan ga ik ervan uit dat iedereen eerst bij elkaar geroepen moet worden om alles te bespreken. Misschien moeten we het reglement van meerderheid en oppositie anders gaan bekijken. De collega’s van de meerderheid zijn trouwens ook op voorhand ingelicht. (Opmerkingen van Katia Segers en Gustaaf Pelckmans)
Dat gaat nu eenmaal zo. Je hebt meerderheidspartijen en oppositiepartijen. Daar kan ik ook niets aan doen. Bon, ik kan er wel iets aan doen, maar ik doe het bewust niet.
Wat heeft de N-VA-fractie in de plenaire vergadering en tijdens de commissievergadering gezegd? U kunt dat allemaal nalezen en er zijn ook beelden van. Wat hebben we gezegd? We hebben gezegd dat we inspanningen zouden leveren om na te gaan hoe wij – en ik begrijp die vraag vanuit de sector over de nodige ‘humus’ – alles budgettair wat kunnen bijsturen in de loop van dit jaar en de jaren die nog gaan komen. En dat is ook gebeurd. Met andere woorden: wat we beloofd hebben, is voor een deel ook uitgevoerd. Wat hebben we gedaan? We hebben alle projecten die een ‘zeer goed’ hebben gekregen, kunnen honoreren. Al die projecten honoreren zit voor een stuk in lijn met beslissingen uit de vorige legislatuur, met dat verschil – en ik vind dat een verbetering ten opzichte van uw voorganger, minister Gatz – dat er niet ‘at random’ projecten met een mindere beoordeling werden opgevist. Kwaliteit gaat voor. Je kunt daarvan afwijken, mits gemotiveerd, maar tijdens de vorige legislatuur was het me niet altijd duidelijk waarom bepaalde keuzes gemaakt werden. Nu is dat anders: u hebt daarin heel duidelijke keuzes gemaakt.
Nu, we staan dus voor die tweede ronde, waarop we moeten wachten tot na de budgetcontrole in maart, zoals we ook gezegd hebben in de commissievergaderingen en de plenaire vergadering. Ik heb mijn lieve collega’s Brouwers en D’Hose gehoord. Zij zijn allebei voorstander, dus ik denk dat zij hun ministers dan ook zullen kunnen bewegen tot de nodige welwillendheid tijdens die ministerraad. Zoals collega Brusselmans immers zei, zijn er veel vragen en ook veel noden. Ik hoop dat we daar dan toch ook de nodige middelen voor kunnen vrijmaken. Je moet wel opletten met geld reserveren waarvan we nu uitgaan dat het er zal zijn. Dat vind ik gevaarlijk, want dat weet je niet altijd op voorhand.
Kortom, we hebben deze stap nu genomen. Ik wil wel nog even aanhalen dat er bij de laatste projectsubsidieronde van minister Gatz slechts 3,2 miljoen euro aan subsidies werd uitgekeerd en dat we toen zelfs niet alle projecten die een ‘zeer goed’ hadden gekregen, hebben kunnen honoreren. Dat is nu wel gelukt. Ik hoop dat we daarmee voor de komende tijd aan de noden kunnen voldoen. Het blijft een moeilijke oefening. Dat is nu eenmaal zo; je moet voorzichtig omspringen met budget. Maar ik hoop dat we als meerderheid tot een consensus kunnen komen.
De heer De Meester heeft het woord.
Ik betreur net zoals collega Segers dat we dit debat gisteren niet in de plenaire vergadering hebben kunnen voeren en dat onze vragen daarover niet ontvankelijk werden verklaard, maar ondertussen begrijp ik wel waarom dit debat niet gevoerd mocht worden, minister-president. Opnieuw blijkt immers zeer duidelijk dat uw regering niet op één lijn zit. U hebt het misschien niet gemerkt, minister-president, maar ik heb bij collega D’Hose toch zeer forse kritiek gehoord op uw beleid. Ik zou daar toch eens zeer goed over nadenken. (Opmerkingen van minister-president Jan Jambon)
Die 600.000 euro die u nu gevonden hebt, dat overschotje, is volstrekt onvoldoende om het probleem op te lossen. Collega Brusselmans, u begint hier natuurlijk weer te zeggen dat dat geld niet naar cultuur moet gaan, maar naar zorg en welzijn. Wij hebben tijdens de begrotingsplenaire een zeer concreet voorstel ingediend om te besparen op de lonen van parlementsleden. Dat geld hadden we kunnen gebruiken voor onder andere zelfmoordpreventie. Uw partij heeft daartegen gestemd. Kom hier dus alstublieft niet de hypocriet uithangen.
Die 600.000 euro is veel te weinig en dat om twee redenen. Ten eerste, kunt u niet alle ‘zeer goed’-dossiers honoreren. Iedereen levert 10 procent in en sommige organisaties krijgen niets. Ik heb daarop van u geen antwoord gehoord. Hoe legt u dat uit? Dat een organisatie als ‘zeer goed’ gequoteerd wordt, maar toch nul euro krijgt? U moet mij dat uitleggen. Ten tweede, om alle positief beoordeelde dossiers te honoreren, moeten we eigenlijk 8,4 miljoen euro uittrekken. Wat voor zin heeft het om aan een beoordelingscommissie te zeggen dat ze dossiers als ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘zeer goed’ moeten klasseren om dan uiteindelijk toch alleen de ‘zeer goed’-dossiers te honoreren. Wat is dan nog het verschil tussen een dossier dat ‘onvoldoende’ krijgt en een dossier dat als ‘goed’ geëvalueerd wordt.
Er is inderdaad het probleem van die tweede ronde. Mevrouw D’Hose merkt dat terecht op en andere collega’s ook. U zegt de facto eigenlijk dat de ronde van 15 maart 2020 niet doorgaat, en misschien komt er op 15 juni 2020 een nieuwe ronde.
Minister-president, u bent natuurlijk zeer goed in het aflezen van wat er daar op uw papiertje staat, maar ik vraag me af of u weet hoe de kunstensector werkt. Als u die ronde van 15 maart 2020 afschaft, dan zet u natuurlijk wel heel die sector onder druk. U blokkeert die lopende projecten. Die mensen kunnen niet beginnen aan hun producties. Een productie heeft tijd nodig, en als u nu geen financiering voorziet, dan betekent dat dat een aantal projecten er niet zullen komen. U hypothekeert eigenlijk heel dat ecosysteem.
U vertoont, minister-president, een gebrek aan leiderschap. Want komt er nu een tweede ronde? Hoeveel miljoen euro wordt daarvoor voorzien? U weet het niet, u doet maar wat. Dat is inderdaad, zoals mevrouw D’Hose zegt, kunst- en vliegwerk. U bent geen Sterke Jan, u bent een Jan zonder Plan. Onze kunstensector verdient beter. Wij hebben wel een plan. Ik steun de suggestie van mevrouw D’Hose dat we 15 procent van de totale kunstenpot voor projectsubsidies reserveren, op voorwaarde natuurlijk, mevrouw D’Hose, dat die totale pot voldoende gefinancierd is, want anders herverdelen we natuurlijk de schaarste.
Ik wil graag van u vernemen, minister-president, of u het voorstel steunt van mevrouw D’Hose. We moeten daarnaast wel een oplossing verzinnen voor dit jaar, want het geld dat er nu is, is totaal onvoldoende en we zullen het probleem niet oplossen door opnieuw in juni met een overschotje af te komen.
Ik herhaal mijn voorstel, minister-president, want u hebt het tijdens de begrotingsbesprekingen in de plenaire vergadering in december niet goed begrepen. Wij hebben voorgesteld om in plaats van op de projectsubsidies te besparen, 60 procent op de dotatie aan de politieke partijen die in dit Vlaams Parlement vertegenwoordigd zijn, te besparen. Dat levert 7 miljoen euro op. Elk jaar opnieuw. Wel, dat zou pas een volwaardige ronde zijn, als we boven op het budget dat er nu is, elk jaar 7 miljoen euro extra kunnen reserveren voor de projectsubsidies. Ik weet wat ik moet kiezen, minister-president. Als ik moet kiezen tussen besparen op cultuur of op onze partijdotaties, dan kies ik daarvoor.
Minister-president, ik wil nog juist rechtzetten dat de beslissing om de vraag niet in de plenaire vergadering te agenderen, niet bij mij ligt, maar bij de voorzitter van het Vlaams Parlement. (Opmerkingen)
Ja, u hebt ook verduidelijkt dat de vragen vandaag geagendeerd waren.
Mijnheer De Meester, u had vandaag ook een vraag kunnen indienen. Ja, dat is het reglement. (Opmerkingen van Marius Meremans en Tom De Meester)
Dat is niet waar. Normaal moet die vraag meegenomen worden in de plenaire vergadering. Dat weet u zeer goed, mijnheer Meremans. Het debat mocht daar niet gevoerd worden.
Nee, niet als ze al geagendeerd staat, mijnheer De Meester. (Opmerkingen van Tom De Meester)
Maar goed, dat is een andere discussie.
Mevrouw Brouwers, het woord is aan u.
Goed geprobeerd, mijnheer De Meester, maar ik vond als lid van de meerderheid absoluut niet dat mevrouw D’Hose harde taal heeft gebruikt. Als we als leden van de meerderheid onze mening niet meer op een normale manier mogen verkondigen, dan kunnen wij net zo goed in de commissies de oppositie het woord laten voeren en hier niets meer zeggen. Ik vind dat u echt overdrijft. Dat was op een rustige, normale manier. Ik neem het eventjes op voor mijn collega. Als dat hier elke keer zo zal gaan … Pfff.
Ik ga nu over tot waar het hier eigenlijk allemaal over gaat. Ik ben zeer tevreden, minister-president, dat u de oproep gehonoreerd hebt die ik tijdens de budgetbespreking in de plenaire vergadering lanceerde om snel duidelijkheid te verschaffen over die tweede ronde. U hebt gisteren en vandaag duidelijk gezegd dat er momenteel geen tweede ronde komt, tenzij er budget wordt gevonden bij de budgetcontrole en dat dan de datum 15 juni 2020 zou kunnen zijn.
Ik denk dat u op dit ogenblik niet duidelijker kunt zijn dan dat. Wij zouden wel willen vragen om pas een tweede ronde te organiseren als er substantieel voldoende budget is. Het heeft ook geen zin om met heel weinig middelen, die u hier of daar zou vinden, een hele tweede ronde, en alle kosten die daarmee gepaard gaan, op te zetten en heel veel mensen te frustreren. We zouden er wel voor willen pleiten dat u, als er een tweede ronde komt, substantieel wat middelen vindt.
Het idee om de onderbenutting, die tegen het einde van het jaar pas duidelijk is, te gebruiken voor projectsubsidies, waarover u zegt dat men daarvoor voor15 juni een aanvraag kan indienen, lijkt mij persoonlijk geld uitgeven dat er nog niet is. Je bent er niet zeker over. Ik vind dat het een zeker en substantieel bedrag moet zijn, waarbij diegenen die een aanvraag indienen zeker moeten kunnen zijn dat er voldoende middelen zijn. Zeggen dat we zullen wachten tot het einde van het jaar, vind ik een beetje moeilijk. Misschien kan dat uitgeklaard worden als de diensten en inspecties van financiën zeggen dat dat zou kunnen, en waarom niet, maar ik heb mijn twijfels bij geld uitgeven dat er nog niet is.
Ik wil nog even terugkomen op de subsidies die zonet werden bekendgemaakt. Daarover heb ik een beetje dezelfde vraag als mevrouw Segers. Die structureel gesubsidieerde organisaties die minder dan 300.000 euro krijgen, kunnen volgens het decreet eigenlijk wel projecten indienen. Nu hebt u gezegd, of u moet het nog eens verduidelijken, dat een deel daarvan alleszins nu niet gehonoreerd zal worden, ondanks het feit dat daar ook projecten tussenzaten die als ‘zeer goed’ werden beoordeeld. Is dat juridisch voldoende onderbouwd? Wij vragen ons dat af.
Het is natuurlijk interessant om projecten vanuit grote organisaties te subsidiëren, omdat zij die professionele en logistieke ondersteuning kunnen geven. U hebt zelf ook altijd gezegd dat de grote organisaties ook onze jonge kunstenaars moeten meenemen en ondersteunen. Ik vond het daarom een beetje eigenaardig. Ik vraag mij af of dat juridisch voldoende onderbouwd is, maar goed. We zullen naar aanleiding van de visienota, die wij de volgende maanden van u verwachten – ik denk tegen eind maart – zeker nog verder kunnen ingaan op het verschil tussen projectsubsidies en structurele subsidies en hoe die soms in elkaar overvloeien. Dat is toch een van de zaken die altijd opnieuw terugkomen.
Misschien kunt u toch nog eens duidelijk zeggen hoe het nu zit met die structureel gesubsidieerden die er uitgevallen zijn?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Er zijn een aantal concrete vragen om uitleg die ik zal behandelen.
Mevrouw D’Hose, voor diegenen die structureel gesubsidieerd worden, gaat het over veertien projecten bij dertien organisaties. Een organisatie heeft twee projecten ingediend.
Het is zo dat de grote instellingen natuurlijk als opdracht hebben om jonge kunstenaars en nieuw talent te ondersteunen. Dat staat in hun opdracht en daarvoor krijgen ze nu ook subsidies. Dat teert daar niet op in. Of dat juridisch onderbouwd is? Het is juridisch mijn beslissing om uiteindelijk in de voordrachten die er zijn een beslissing te nemen. Ik denk dat dat juridisch onderbouwd is.
Waarom hebben we dat gedaan? Je hebt aan de ene kant het budget, en aan de andere kant alle projecten die als ‘zeer goed’ gehonoreerd werden. Dan moet je het een met het ander matchen. Daar heb ik een logica voor ontwikkeld. Je kunt, zoals bij elke logica, daarover discussiëren, maar als ik dat niet had gedaan en had gezegd dat we ze allemaal zouden meepakken, dan was de cut van 10 procent natuurlijk nog groter geweest. Dat is een keuze die ik heb gemaakt. Ik dacht dat er bij diegenen die al structureel gesubsidieerd werden waarschijnlijk wat meer ruimte zou zijn, en bij diegenen die nog niet structureel gesubsidieerd worden, is het denk ik belangrijk om zo dicht mogelijk bij die 100 procent te komen. Dat is de redenering, maar het is denk ik logisch dat de oppositie het daar niet mee eens is, en dat de meerderheid het daar wel mee eens is. Dat kan misschien in de loop van de tijden veranderen.
Wat een voorafname op onderbenutting betreft, wil ik er eerst en vooral op wijzen dat de begroting voor 2020 een begroting is met een tekort op het eind van het jaar. Op een begroting met een tekort, heb je normaal gezien geen overschotten. Ik mag hopen dat er een overschot is, maar ik vind het heel moeilijk om daar al een voorafname op te doen. Ik heb begrepen van de twee collega’s uit de meerderheidspartijen dat zij bereid zijn om bij de begrotingscontrole naar eventuele overschotten te zoeken. Ik stel voor dat we op die controle wachten voor we een eventuele tweede ronde aankondigen. Ik zou natuurlijk kunnen zeggen dat mensen kunnen beginnen te werken aan hun dossiers, maar we kunnen niet eens zeggen voor welk bedrag ze in aanmerking komen. Daarom heb ik gezegd dat we eerst moeten kijken over welk bedrag het gaat en pas daarna de organisaties aan het werk moeten zetten om dossiers in te dienen. Ik denk dat dat een kwestie is van respect voor die organisaties.
Mevrouw D’Hose, mijn kabinetschef heeft vaak overleg met oKo.
Mijnheer Pelckmans, wat de datum van de bekendmaking betreft, de beslissing moest genomen worden op 15 januari en de commissie gaat door op 16 januari. Ik geef de commissie vandaag volledige openheid en wij hebben aan de betrokken organisaties in de aanloop naar 15 januari laten weten waar het over ging. Mocht deze commissie op dinsdag plaatsgevonden hebben, dan had u het dinsdag geweten en was het pas de dag erna in de media verschenen. Dat is een agendakwestie. We spreken hier over enkele uren of werkdagen. Dat zou nu toch geen probleem mogen zijn.
Wat de 3,6 miljoen euro betreft op het eind van vorig jaar, was ik niet de enige die budgettaire ruimte had, ook mijn collega-ministers hadden die. Daar is wel een voorwaarde voor: de bedragen moesten uitgekeerd kunnen worden in 2019, wat ook gebeurd is. U haalt twee projecten aan, mijnheer Pelckmans: Prospekta en Le Concert Olympique van Jan Caeyers. Prospekta houdt op te bestaan en de vzw had ons gevraagd om te helpen het sociaal passief op te lossen. De stad gaat inderdaad een deel van het personeel overnemen en een aantal projecten verderzetten. De steun dient ook om de 25e editie van de Cultuurmarkt te kunnen laten doorgaan. Dat waren de twee insteken wat Prospekta betreft.
Wat Le Concert Olympique betreft, begrijp ik de kritiek eerlijk gezegd niet. Tot nog toe begreep ik de debatten met en de kritiek van de oppositie redelijk goed, al was het maar omdat de mensen die het beheer van schaarse middelen kunnen aanvallen, altijd in een tamelijke comfortabele positie zitten. Wat Le Concert Olympique betreft, volg ik de oppositie echter niet. Ik kan de kritiek niet plaatsen. Het is niet zo dat Jan Caeyers een ‘onvoldoende’ had gekregen; hij kreeg een ‘voldoende’. Op het moment dat zijn aanvraag binnenkwam, ergens in november, was de beoordeling nog niet gekend. Dat was wel het geval toen we de beslissing namen om het overschot te verdelen.
Waarover spreken we echter? We spreken hier over een wereldautoriteit op het vlak van Beethoven. 2020 is het Beethovenjaar. Jan Caeyers krijgt in de wereld de grootste podia aangeboden, maar moet hier keer op keer komen bedelen – bedelen! –, omdat hij toevallig niet vernieuwend genoeg is. (Opmerkingen van Katia Segers)
Ik heb gezegd, in het Beethovenjaar lijkt het me logisch dat een wereldautoriteit als het over Beethoven gaat, als publicist enerzijds en als artiest anderzijds, de mogelijkheid krijgt om de Negende en Tiende Symfonie te brengen. (Opmerkingen van Katia Segers)
Mevrouw Segers, ik heb u laten uitspreken en ik zou graag hebben dat u mij ook laat uitspreken. Ik begrijp jullie kritiek daarop echt niet. Jullie zouden eigenlijk content moeten zijn dat we geld gevonden hebben om die artiest van wereldformaat te helpen om te doen wat die moet doen in het Beethovenjaar. Daar sta ik vijfhonderd procent achter.
Mevrouw Segers, als u niet luistert naar de antwoorden die ik geef, voel ik mij niet aangesproken. Ik heb uitgelegd hoe die tweede ronde er komt. We hebben de tweejarige subsidie jaar per jaar opgedeeld. U zegt dat dat niet gegarandeerd is. Dat klopt theoretisch, maar als vandaag een project ingediend wordt met een aanvraag voor twee jaar, en het wordt vandaag als ‘zeer goed’ gequoteerd en er wordt uitgekeerd voor het eerste deel, dan maak ik mij sterk dat dat ook voor het tweede jaar als ‘zeer goed’ zal worden gequoteerd. Daar zie ik niet veel risico in. Het is ook niet de bedoeling om daar risico’s te lopen.
Mevrouw Brouwers, ik ben het met u eens. Ik zal mij inzetten om een voldoende substantieel budget te hebben voor de tweede ronde. Indien we daar niet in zouden slagen, u spreekt over een habbekrats, ja, dan heeft het inderdaad geen zin om honderden organisaties een project te laten indienen. Laten we dat bekijken wanneer we de begrotingscontrole hebben gedaan.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik blijf bij de algemene vaststelling dat we in het kader van de visienota dit debat over substantiële zaken heel erg ten opzichte van projecten en ten opzichte van het structurele moeten bekijken. Ik begrijp dat u wat weigerachtig staat tegenover het idee van de onderbenutting. (Opmerkingen van minister-president Jan Jambon)
Ja, de voorafname. Maar toch. Het is misschien een idee om dat eens te bekijken samen met de Inspectie van Financiën.
Ik zit ook op de lijn van mevrouw Brouwers, die zegt dat we absoluut voldoende budget moeten hebben, zeker in overeenstemming met wat we nu hadden, ongeveer 4 miljoen euro, om een tweede ronde te kunnen doen.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, ik begin opnieuw met hetzelfde citaat als waarmee ik mijn vraag begon: “De Vlaamse Regering heroriënteert de middelen voor organisaties met respect voor een groter aandeel aan projectsubsidies.” Het antwoord is heel duidelijk. Gesteund door oKo wordt hier voorgesteld om daar in het decreet ‘15 procent’ aan toe te voegen, en de zaak is opgelost. Die middelen moeten gewoon gevonden worden als we dat geheel willen aanhouden.
Ik wil nog een ander cijfer citeren. Iedereen kan goed tellen. Met wat nu op tafel ligt, is de besparing in de projectsubsidies geen 60 procent maar 50 procent. We zijn al 10 procent gezakt.
Maar ik wil tot een andere conclusie komen. In het kerstreces lazen we allemaal de reacties van de kunstensector op onze plenaire zitting, op onze commissies. We kunnen daar allemaal heel boos over zijn, en iedereen hier aanwezig zal er wel het zijne van denken. Ik denk bijvoorbeeld aan de reactie van Maaike Neuville. Een ding kunnen we niet onder de mat schuiven, minister-president. De verstandhouding tussen het Vlaamse cultuurbeleid, dat op dit moment door u wordt gevoerd, en de sector is zo onder nul dat we niet tot de essentie kunnen komen.
De essentie is dat we met vertrouwen proberen tot nieuwe inzichten en praktijken te komen. Het is fijn dat u die 600.000 euro hebt gevonden, maar met deze oefening is er geen echte structurele vooruitgang in het hele dossier. Vooral voor wat betreft het toekomstperspectief voor jonge cultuurwerkers – en we zullen daar straks, in de volgende vraag over de besparing op de literaire sector, nog een voorbeeld van horen – zitten we op een dood spoor. Voor Groen is het helder. Als de minister-president in dezen niet mee wil, moeten we met de commissie onze tanden laten zien.
Minister-president, ik heb een technisch vraagje. Kunnen wij het overzicht krijgen van alle aanvragen, gehonoreerd of niet, de beoordeling en de toekenning? Als ik het schriftelijk moet vragen, vraag ik het schriftelijk. Geen probleem.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.