Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, in de nacht van 10 op 11 november van vorig jaar werd in Bilzen brand gesticht in een gebouw dat, zoals geweten, als asielcentrum was bestemd. U hebt na die brand onmiddellijk gesproken over politieke terreur. U hebt trouwens in de marge van een debat daarover ook mijn partij, het Vlaams Belang, vergeleken met een partij uit het naziregime. Als u dus sprak over politieke terreur naar aanleiding van die brandstichting in Bilzen, dan zou het misschien ook wel eens interessant zijn om aan het parlement mee te delen waarop u zich toen hebt gebaseerd. Hoe bent u te weten gekomen wie de dader is of de daders zijn? Hoe bent u te weten gekomen wat dan de eventuele motieven van die daders zouden zijn geweest, op basis waarvan u hebt geconcludeerd dat het om politieke terreur gaat?
U hebt enkele dagen na die brandstichting ook aangekondigd dat u vanuit het Agentschap Integratie en Inburgering een verbindingsofficier naar Bilzen zou sturen, die dan de communicatie tussen het stadsbestuur, het Rode Kruis en de buurtbewoners zou moeten optimaliseren. De belangrijkste opdracht, naar uw zeggen, van die verbindingsofficier zou erin bestaan om zogenaamd foutieve informatie te counteren. Die verbindingsofficier zou minstens een jaar in Bilzen moeten blijven, en er wordt ook 50.000 euro voor uitgetrokken.
Ook in andere gemeenten met nieuwe asielcentra zouden er verbindingsofficieren worden ingezet, niet alleen in Bilzen, maar blijkbaar ook in Beveren, Zoutleeuw en dergelijke meer, omdat ook in die gemeenten nieuwe asielcentra zouden komen.
Minister, is die verbindingsofficier in Bilzen inmiddels al actief, en zo ja, welke opdrachten heeft die man of vrouw dan? Welke initiatieven werden er door hem of haar al ondernomen en met welk resultaat? Voor welke ‘informatiedoorstroming’ zorgde de verbindingsofficier inmiddels al en welke, zoals geciteerd, ‘foutieve informatie’ werd er eventueel al weerlegd? Worden er inderdaad ook verbindingsofficieren aangesteld voor de andere gemeenten met nieuwe asielcentra en zo ja, welke initiatieven hebt u in verband daarmee al genomen?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag. Wat de aanstelling van de verbindingsofficier van Bilzen betreft: die vrouw is aangesteld door het Agentschap Integratie en Inburgering op 13 november 2019.
De opdrachten van zo een verbindingsofficier zijn de volgende. Een eerste taak is de begeleiding van het lokaal bestuur in de periode tussen de bekendmaking van de komst en de effectieve opening van een asielcentrum. Dat gaat om een periode waarin evident veel onduidelijkheid heerst en er ook zorgen bij mensen bestaan. Het leidt vaak tot het circuleren van scherpe meningen tussen inwoners en in de media. Belangrijk is dat het lokaal bestuur ondersteund wordt in het omgaan met reacties maar ook in het verkrijgen van de juiste en accurate informatie die rechtstreeks verband houdt met alle uitdagingen, problemen en vragen die kunnen rijzen rond een dergelijk asielcentrum en de consequenties die dat heeft naar het lokale bestuur, de lokale overheid en de actoren in de lokale gemeenschap.
Ook na de opening van het asielcentrum ondersteunt de verbindingsofficier het lokaal bestuur in de opmaak van een bredere proactieve aanpak in het omgaan met potentiële spanningen tussen allerlei actoren en de inwoners van het asielcentrum. Belangrijk daarbij is dat het lokale bestuur de coördinatie op zich neemt en de agenda bepaalt. Wij zijn eigenlijk aanvullend aan wat het lokale bestuur ter zake doet, ondersteunend, een beetje zoals we in het eerste debat van vandaag hebben gezegd: we hebben een coachende rol, geen sturende rol, en een faciliterende rol.
Wat zijn nu de volgende initiatieven die we genomen hebben in Bilzen? Dat is eerst en vooral de oprichting van een werkgroep tussen de gemeente, het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers (Fedasil), het Rode Kruis, het agentschap inburgering en de lokale verenigingen, waar intensief informatie en expertise wordt uitgewisseld met betrekking tot het asielcentrum.
Acties die moeten zorgen voor verbeterde communicatie met bewoners over hun bezorgdheden zijn de volgende. Op 21 november 2019 was er een infoavond voor de omwonenden. Hierbij is toegelicht wat Fedasil, het Rode Kruis en het Agentschap Integratie en Inburgering doen. Ook werden vragen van omwonenden beantwoord. Er zijn nogal wat mensen die dan vragen stellen. Er wordt geprobeerd om daar dan zo factueel en zo juist mogelijk op te antwoorden.
Er is een infomarkt georganiseerd op 7 en 8 december. Daar konden omwonenden van Bilzen en omliggende gemeenten opnieuw vragen stellen. Deze infomarkt is uitgebreid gecommuniceerd naar de bevolking op de website van de stad Bilzen, sociale media, kranten, de radio, het nieuwskrantje van Bilzen, flyers, baliemedewerkers van de stad enzovoort.
Verder was er de oprichting van een contactpunt waar bewoners in vertrouwen terechtkunnen met vragen, bezorgdheden, meldingen en voorstellen over vrijwilligerswerk en de opname van een overzicht van antwoorden op de meest gestelde vragen op de website van de gemeente Bilzen.
U vroeg voor welke ‘informatiedoorstroming’ de verbindingsofficier inmiddels al zorgde en welke ‘foutieve informatie’ er werd weerlegd. Er is een overzicht van antwoorden op gestelde vragen opgenomen op de webpagina van de stad Bilzen. Daar kunt u heel wat vragen en antwoorden zien. Het zijn vragen die heel uiteenlopend zijn. Het gaat over criminaliteit, inentingen en de inplanting van de asielcentra. Dergelijke informatie wordt daar gedeeld.
Er worden inderdaad ook verbindingsofficieren aangesteld voor de andere gemeenten. Er zijn al verbindingsofficieren aangesteld voor alle nieuw geopende of nog te openen maar ondertussen bekendgemaakte opvangcentra. Dat zijn niet altijd voltijdse mensen, het zijn vaak mensen die een of twee dergelijke centra opvolgen. Het zijn mensen die we niet extra aanwerven maar die vanuit het agentschap komen en ter zake expertise hebben. Dit kadert immers binnen de kerntaken van het agentschap, dat lokale besturen moet ondersteunen via experten. Vanuit het centrale niveau van het agentschap wordt overlegd en afgestemd met Fedasil en het Rode Kruis zodat de verschillende verbindingsofficieren over dezelfde informatie beschikken en vanuit hetzelfde kader werken.
Tot slot wil ik ook nog zeggen dat deze verbindingsofficier meehelpt om niet alleen de burgers, maar soms ook de lokale instellingen en organisaties bij te staan. Ik geef een concreet voorbeeld: als er in zo’n opvangcentra kinderen aanwezig zijn, kunnen die naar school gaan. Dan zijn er natuurlijk vragen door zo’n lokale schoolgemeenschap over hoe dit in zijn werk gaat en wat zij wel en niet kunnen doen. De verbindingsofficier verstrekt heel goede, heldere en duidelijke informatie aan mensen die met zo’n nieuwe context worden geconfronteerd. Dat is evident en belangrijk. Dat vind ik een taak van een minister van Binnenlands Bestuur om de lokale besturen daarin maximaal te ondersteunen. Ik moet u zeggen dat mijn voorganger, minister Homans, ter zake ook al een aantal gesprekken en initiatieven was begonnen om die informatiedoorstroming tussen Fedasil, het Agentschap Integratie en Inburgering en lokale besturen en het Rode Kruis te optimaliseren, te verbeteren en te initiëren. Wij zijn naar aanleiding van het incident in Bilzen gewoon in een stroomversnelling terechtgekomen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, mijn eerste vaststelling: ik had u ook gevraagd of u aan ons, het parlement, kunt duidelijk maken op welke basis u uw straffe bewoordingen die u als minister hebt geuit – met name dat het in Bilzen over politieke terreur gaat – heeft gebaseerd. Wie zijn de dader of daders en wat waren hun motieven? Ik denk niet dat de politie en het gerecht daarover al uitspraken hebben gedaan en daarover al conclusies hebben getrokken, maar u had dat als minister al enkele dagen na die brandstichting gedaan. Ik zou u dus willen vragen om aan het parlement ook mee te delen op basis waarvan u toen over politieke terreur hebt gesproken.
U zegt bovendien dat in Bilzen al sinds 13 november 2019 een dame werd aangesteld. Het is intussen bekend dat men in Bilzen de plannen had om een asielcentrum te openen, maar door het incident met de brandstichting is het geheel onduidelijk of en wanneer dat asielcentrum alsnog geopend zal worden. Mijn vraag is dan wat die dame daar intussen doet. Tot wanneer zullen we haar daar laten blijven? Kunt u ons meegeven wanneer dat asielcentrum in Bilzen alsnog geopend zal worden?
In drie jaar tijd is het aantal asielvragen in dit land met 48 procent gestegen en in plaats van die asielstroom in te dammen en de belastingbetaler heel wat kosten te besparen, vind ik het ten slotte een beetje jammer dat men nog extra budget zal investeren in dergelijke verbindingsofficieren in alle gemeenten waar een nieuw asielcentrum geopend zal worden. Het lijkt vooral extra budget te zijn om mensen die vreedzaam prosteren tegen de komst van nieuwe asielcentra monddood te maken, en ik betreur het dat de Vlaamse Regering – een beetje in vergelijking met de Federale Regering, die aan symptoombestrijding doet in plaats van de kern van het probleem aan te pakken – daarin meegaat.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
We hadden daar al een aantal vragen over gesteld. Ik denk dat ik toen ook heb benadrukt, en u hebt dit ook zelf bevestigd, dat het niet de bedoeling kan zijn om parallelle structuren op te richten die dezelfde taken zullen doen en dat we het federaal niveau depanneren met Vlaamse middelen die eigenlijk bedoeld zijn voor het Agentschap Integratie en Inburgering. U ging ook aandringen bij Fedasil om snel de besturen te informeren en te betrekken indien er nieuwe asielcentra worden geopend.
Ik denk niet dat we hier de hele discussie moeten voeren over hoe het federaal beleid moet gevoerd worden. Ik denk dat het standpunt van de N-VA zeer duidelijk is over de toestroom van asielzoekers hier.
U hebt ondertussen geantwoord op een vraag die ik me ook stelde. Zal er bij elk asielcentrum dat geopend wordt ook een verbindingsambtenaar of -officier worden voorzien? U zegt dus ja en dat u dat zult blijven doen, ook om iedere stad en gemeente op een gelijke manier te kunnen behandelen.
De laatste keer dat u antwoord gaf, zouden 3 van de 120 mensen die aan samenlevingscontracten werken tijdelijk de nieuwe taak van verbindingsofficier op zich nemen. Het is voor ons interessant om na verloop van tijd een evaluatie te krijgen over hoe de verbindingsofficieren hun werk zien.
Als de asielcijfers blijven pieken en als we asielcentra blijven openen, zult u dan kunnen volgen met het budget? Zal het budget blijven volstaan om voor elk centrum in een verbindingsofficier te voorzien?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Er is op 4 kilometer van mijn huis een asielcentrum in brand gestoken. Dat gebeurde in een erg gepolariseerd klimaat. De minister heeft dat destijds in de meest sterke bewoordingen veroordeeld, en dat was de logica zelve. Mijnheer Janssens, ik weet niet of ik u helemaal goed heb begrepen, maar vreedzaam protesteren doen wij bij ons op een andere manier. (Opmerkingen van Chris Janssens)
Neen, maar wij steken niks in brand om te protesteren.
Als in een gemeente een asielcentrum wordt geopend of als de aankondiging gebeurt door Fedasil, dan is dat een gevoelig thema voor een lokale gemeenschap. We hebben daar allemaal begrip voor.
Het is niet efficiënt dat elk gemeentebestuur elke keer vanaf nul de expertise moet opbouwen en zijn weg moet zoeken in hoe men communiceert met de gemeenschap en in waar men informatie kan vinden. Minister, daarom is het goed dat u versneld werk hebt gemaakt van de verbindingsofficieren die een lokaal bestuur – dat is ook de taak van een Vlaamse overheid – versterken op die gevoelige momenten om ervoor te zorgen dat heel snel de juiste informatie gevonden en gecommuniceerd kan worden, naar de burger en naar het gemeentebestuur. Dat is een juiste maatregel die zo goed werkt als het kan. Dat is wat naar mij teruggekoppeld wordt vanuit de praktijk.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw De Vreese, toen we in 2015-2016 geconfronteerd werden met een verhoogde asielinstroom werden er intense contacten georganiseerd tussen het Agentschap Integratie en Inburgering en Fedasil, waarbij het de bedoeling was om tot een samenwerkingsovereenkomst te komen die er uiteindelijk door omstandigheden niet gekomen is. Dat is geen verwijt. Maar ook toen was er het terechte inzicht dat de Vlaamse bevoegdheden wanneer er ergens een asielcentrum wordt ingeplant, wel degelijk aanwezig zijn. Wat we niet moeten doen, is in de plaats treden van Fedasil, dat de taak heeft om het asielcentrum goed te organiseren. Er zijn echter heel veel bevoegdheden waarvoor Vlaanderen verantwoordelijk is, zoals onderwijs, jeugdbeleid, lokale besturen, preventiebeleid. Daarin kunnen en moeten we wel degelijk een rol spelen. Dat was ook het inzicht van mijn voorganger, want anders zouden die contacten er niet geweest zijn en zou die ambitie er niet geweest zijn om daar zelfs een structureel samenwerkingsakkoord over te maken. Dat is wat we vandaag op het terrein ook doen.
Ik heb daarnet gezegd dat we altijd een verbindingsofficier zullen aanstellen als er een nieuw centrum open zal gaan, tenzij het lokale bestuur zegt dat dit niet nodig is. Dit gebeurt uiteraard altijd in samenspraak met het lokale bestuur. Nogmaals, we zijn een coachende, faciliterende maar geen sturende organisatie. We respecteren de autonomie van het lokale bestuur. In de zes of zeven gemeenten waar we nu over spreken, was men heel opgetogen over het intense onmiddellijke contact en was men tevreden over de ondersteuning die vaak praktisch is. Dat is allemaal niet te theoretisch. Er zit bij het agentschap heel veel knowhow om zoiets goed te begeleiden en te ondersteunen. Dat zijn geen zeven voltijdse mensen. Ze hebben daarnaast nog andere functies. We gaan daar uiteraard ook een degelijke evaluatie aan koppelen. Als daar vraag naar is in de commissie, kunnen we de evaluatie hier ook bespreken.
Ik vind dat ook belangrijk voor mensen die sceptisch of negatief staan tegenover een asielcentrum. Ook die mensen zitten met vragen en moeten antwoorden krijgen. Ze vragen dat we hen komen uitleggen waarom dit gebeurt en of dit of dat niet zal plaatsvinden. Daarop een juist, professioneel en degelijk antwoord bieden, is heel belangrijk.
Als gemeentebesturen vandaag op hun website een aantal pertinente vragen van mensen op een zakelijke manier kunnen beantwoorden, dan zullen er nog steeds mensen tegen dat asielcentrum zijn, maar dan zal dat wel met de juiste argumenten en een betere onderbouwing zijn. Ik denk dat die informatieplicht de taak is van de overheid.
U vraagt mij heel concreet of het asielcentrum in Bilzen er zal komen. Vlaanderen beslist daar niet over, net zoals Vlaanderen ook niet beslist over de toegang tot het grondgebied. Dat is federale materie. Maar zodra een lokaal bestuur geconfronteerd wordt met de mogelijke komst van een asielcentrum, kun je ofwel je kop als een struisvogel in het zand steken of kun je dat in de best mogelijke omstandigheden proberen te organiseren. Dat laatste is de houding die ik als minister aanneem en ook aanbied aan een lokaal bestuur dat geconfronteerd wordt met een dergelijke situatie.
Soms veroorzaakt de komst van een asielcentrum ophef, maar niet altijd. Er zijn prachtige voorbeelden, waaronder Mechelen, waar in het centrum van de stad 250 mensen zijn opgevangen. Buiten één fakenewspersbericht van het Vlaams Belang zijn er geen incidenten geweest en loopt alles behoorlijk. Er zijn ook andere plaatsen – en daarover ben ik het met u eens – waar er veel meer maatschappelijke weerstand of onenigheid is. Ook daar is het belangrijk dat je een lokaal bestuur bijstaat om zo goed als mogelijk met die situatie om te gaan.
Wat Bilzen betreft krijgen wij de eenduidige informatie van Fedasil en van het lokaal bestuur dat het centrum er effectief zal komen. Dat komt er zeker. Als het lokaal bestuur in kwestie vraagt om hulp, dan bieden wij die ook. Het is de taak van een minister van Binnenlands Bestuur om zijn lokale besturen te ondersteunen daar waar dat mogelijk en redelijk is. Dat is, denk, ik de informatie die we op dit moment kunnen geven en we zullen nagaan hoe dat verder evolueert. Zodra we een degelijk en uitgebreid evaluatierapport hebben van die verbindingsofficieren, is het mijn bedoeling om daar zeker mee tot hier te komen, zodat we kunnen kijken hoe we dit aanpakken.
Er zijn alleszins al een paar belangrijke afspraken gemaakt. Wanneer Fedasil beslist om een nieuw asielcentrum in te plannen, moet het ons en de burgemeester in kwestie bijvoorbeeld onmiddellijk informeren, zodat wij contact kunnen opnemen met die burgemeester en de nodige hulp kunnen bieden.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik blijf het wrang vinden dat u over die brandstichting straffe uitspraken hebt gedaan. U hebt over politieke terreur gesproken en hebt een fractie in het parlement ook vergeleken met nazi’s. Wanneer u dan tot tweemaal toe de eenvoudige vraag wordt gesteld waarop u zich gebaseerd hebt om dergelijke uitspraken te doen, blijft het stil. Ik vind het voor een rechtsstaat een zeer slechte zaak, wanneer ministers en ook parlementsleden uitspraken gaan doen, nog voor de politie of het gerecht een dader heeft opgepakt, laat staan bekend is met zijn motief.
Ik vind het, in tegenstelling tot mijn collega van de N-VA, wel belangrijk om hier ook over het federale asielbeleid te spreken, al is het maar omdat twee van de drie Vlaamse regeringspartijen ook nog altijd deel uitmaken van de federale restregering. Als ik zie dat die partijen ook op het federale niveau de verkeerde prioriteiten leggen, met name meer en meer budget uittrekken voor de opvang van asielzoekers en steeds minder voor de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers, dan heb ik daar wel een probleem mee en denk ik dat we dat hier in het Vlaams Parlement ook moeten benoemen. Als ik immers kijk naar de desastreuze eindbalans van 2019 – en dat zijn geen fakenewscijfers, minister, maar cijfers van de federale overheid –, dan zie ik 28.000 asielaanvragen in 2019, een stijging ten opzichte van 2018, waarin op zijn beurt ook al een stijging werd vastgesteld ten opzichte van 2017. Dan moeten we vaststellen dat het met dat asielbeleid helaas helemaal de verkeerde richting blijft uitgaan. Mijn oproep is dat het anders kan. Kijk bijvoorbeeld naar Denemarken, waar aangetoond is dat een daadwerkelijke verstrenging van het asielbeleid niet alleen mogelijk is, maar ook de juiste en nodige resultaten oplevert. Als we verder blijven knoeien in België zoals de voorbije jaren en decennia, dan blijft het hier helaas dweilen met de kraan open.
De vraag om uitleg is afgehandeld.