Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, de media berichtten recentelijk over het feit dat leerkrachten jonger dan 25 jaar steeds minder in de klas staan. In het basisonderwijs daalde hun aantal in vijf jaar tijd met 15 procent, in het middelbaar zelfs met 18 procent.
Afgezien van het dalend aantal jongeren dat zich de voorbije jaren inschreef voor de lerarenopleiding, weten we dat de start van hun lerarenloopbaan meestal moeizaam verloopt. Veel leerkrachten moeten zich tevredenstellen met interimjobs omdat scholen verplicht zijn voorrang te geven aan vastbenoemde leraren en TADD’ers (tijdelijke aanstelling van doorlopende duur). Heel wat beginnende leerkrachten haken jammer genoeg af na een paar jaar interimopdrachten.
Minister, u reageerde op de mediaberichten dat u wilt onderzoeken hoe beginnende leerkrachten sneller een duurzame aanstelling kunnen krijgen. Dat is ook zo afgesproken in het regeerakkoord. Ik heb deze vraag om uitleg ingediend voor duidelijk was dat we een hoorzitting zouden organiseren over het lerarentekort, maar toch wil ik u nu al vragen welke maatregelen u wilt invoeren om beginnende leerkrachten te behouden en een verdere uitstroom te voorkomen.
Minister Weyts heeft het woord.
Nog even in verband met de vorige vraag om uitleg, mevrouw Schryvers, ik herkende die vraag omdat ze ook schriftelijk was ingediend. Ofwel is die vraag dubbel ingediend, ofwel is er bij ons een foutje gebeurd.
Mevrouw Vandromme, ik hoop dat we een begin van kentering hebben ingezet met cao XI. U kent de verschillende maatregelen die op dat vlak zijn genomen. Die zijn tamelijk ingrijpend, of kunnen dat alleszins zijn.
Het pilootproject lerarenplatform geeft tijdelijke leraren een jaar werkzekerheid. Op die manier hebben we in het basisonderwijs 2.500 leerkrachten wat meer zekerheid kunnen geven. In het secundair onderwijs wordt het proefproject opgestart met 350 leerkrachten. Momenteel wordt dat proefproject geëvalueerd. In functie daarvan bekijken we een eventuele uitbreiding.
Sinds september 2019 is aanvangsbegeleiding voor alle startende leerkrachten een recht geworden. Scholen krijgen daarvoor ook extra middelen. Dat is nog maar pas van start gegaan. Leerkrachten kunnen ook sneller een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur krijgen. De termijn daarvoor is van zeshonderd naar vierhonderd dagen gegaan. Het kan nog altijd zeshonderd dagen zijn als de school dat zo beslist, maar in beginsel zijn het vierhonderd prestatiedagen.
Tot slot zijn er meer mogelijkheden tot vaste benoeming gekomen. De functies van personeelsleden die voor langere tijd in een verlofsysteem zitten, kunnen deels vacant worden verklaard, waardoor meer tijdelijke leerkrachten perspectief krijgen op een vaste benoeming. Daarnaast, en zoals ook bediscussieerd in het kader van de beleidsnota, gaan we kijken hoe we de lerarenloopbaan weer aantrekkelijker kunnen maken en hoe we de status van het lerarenambt kunnen versterken. Ik wil natuurlijk niet vooruitlopen op concrete conclusies en voorstellen ter zake.
Tot slot zullen we de evaluatieprocedure van leraren en directies aanpassen op basis van de conclusies van de audit van het Rekenhof. Hopelijk kunnen we daarmee ook niet-functionerende personeelsleden gemakkelijker laten gaan.
Misschien wel het meest essentiële in het aantrekkelijker maken van het lerarenberoep is te focussen op de kernopdracht van leraren: lesgeven in de brede zin van het woord.
We hebben nog wel wat werk voor de boeg. De data uit het tijdsbestedingsonderzoek kunnen heel behulpzaam zijn om proberen te verhelpen aan de tendens dat het ambt voor jonge leerkrachten blijkbaar niet zo aantrekkelijk is.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Misschien nog even dit: het is niet omdat ik de vraag stel dat ik de verantwoordelijkheid alleen bij u leg. Integendeel, ik vind het een taak van iedereen die bekommerd is over onderwijs, van individuele scholen tot de lerarenopleiders, de pedagogische begeleidingsdiensten, tot de ouders, de leerlingen zelf. Het is onze taak, ook hier binnen de commissie, om net zeer positief te zijn over het leraarschap, over het mooiste beroep dat er is. Dat is mijn eerste punt.
Ten tweede, ik ben blij te horen dat u geen voorafnames wilt doen, dat u bereid bent om met iedereen die betrokken is in dezen, in debat te gaan en te luisteren naar wat er leeft en wat de mogelijke aanbevelingen zijn. Toch een vraag. Over de lerarenplatforms werd ik onlangs ook aangesproken door verscheidene mensen. Ze vroegen of het klopt dat die zouden worden afgeschaft. Ik weet niet waar dat gerucht is ontstaan, maar bij dezen stel ik de vraag even aan u. Wat is uw persoonlijke mening over die lerarenplatforms? Ziet u daar ook heil in?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik ben erg blij dat collega Vandromme ook gebruikmaakt van de cijfers die ik al vele keren heb opgevraagd en waarop ik ook al vele keren ben teruggekomen. Het is uiteraard goed dat we deze cijfers wars van alle partijgrenzen samen analyseren en van dichterbij bekijken, dat we daarover tussenkomen en het debat voeren. Op die manier blijven we immers de ernst van de problematiek onder de aandacht brengen, wars van – ik herhaal het nog eens – alle partijgrenzen en -bekommernissen.
Minister, collega’s, ik weet dat ik in herhaling val. Ik besef dat, maar ik zal dit blijven doen tot de dag waarop ik zeker weet dat we hier met zijn allen de problematiek van het lerarentekort ernstig nemen en daadwerkelijk structurele maatregelen nemen om tot echte oplossingen te komen. Minister, u hebt een aantal opsommingen gedaan. Ik heb ze allemaal genoteerd. Ze zijn allemaal positief, maar ik denk dat dat ruim onvoldoende is vandaag en dat de situatie precair is en blijft. Ons huidige lerarenkorps, dat zijn de ambassadeurs voor de job van leerkracht. Mondelinge reclame is nog altijd de beste reclame die je voor elke job kunt maken. Daarom is mijn vraag: hoe denkt u dat wij die 18-jarigen ervan kunnen overtuigen om leerkracht te worden? Hoe kan dat beroep aantrekkelijk worden gemaakt als er een constante stijging is van de werkonzekerheid in bijna alle leeftijdscategorieën? Ik heb daarover ook cijfers bij u opgevraagd. 26 procent van de 20- tot 30-jarigen werkzaam in ons lerarenkorps heeft geen fulltimeopdracht. Er zijn duizenden leerkrachten in alle leeftijdscategorieën die op het einde van het schooljaar geen zekerheid hebben dat ze volgend schooljaar opnieuw voor de klas zullen staan.
Met alles wat ik net opsomde, denkt u nu echt dat deze mensen reclame kunnen maken bij hun kinderen, kleinkinderen, vrienden en kennissen om leerkracht te worden, om dat beroep opnieuw aantrekkelijker te maken? Ja, mevrouw Vandromme, ik ben ook heel positief. Ik herhaal ook altijd dat het het mooiste beroep ter wereld is, maar we moeten maken dat we dan niet in de problemen geraken, zoals in Nederland, waar het vandaag volledig aan het mislopen is. Minister, dus proactief handelen, daadkrachtig handelen en vooral structureel handelen.
Ik vind de vraag van mevrouw Vandromme waarom de start van die jonge leerkrachten soms zo moeizaam verloopt heel terecht en heel belangrijk. Mevrouw Vandromme, u wijst naar die interimjobs. Dat kan inderdaad een probleem zijn. We kunnen dat ook positief bekijken, want beginnende leerkrachten doen natuurlijk wel heel veel ervaring op. Ze komen in diverse scholen en leren verschillende manieren van werken kennen. Dat mag echter inderdaad niet te lang duren. Zodra je collega’s kent, zodra je leerlingen beter kent en dus ook beter kunt begeleiden, moet je weer weg, begint er weer een nieuw avontuur, en dat kan inderdaad leiden tot heel wat frustratie. Het zorgt voor jobonzekerheid en ook loononzekerheid. Dat zijn toch jonge mensen die stappen vooruit willen zetten, die ook een gezin willen starten, die willen bouwen, die eigenlijk wat stabiliteit nodig hebben. Soms vinden ze dat ze echt wel lang genoeg hebben gewacht en dan verlaten ze helaas het onderwijs.
Ik denk dat er nog een tweede aspect is, ook al aangehaald door de heer Vandenberghe. Als onervaren leerkracht heb je ook heel veel werk met het voorbereiden van je lessen. Dat gebeurt heel vaak 's avonds en in de weekends. Daarbovenop komt dan nog die administratie, de planlast en ook het klasbeheer, niet te onderschatten voor moeilijke, soms heel grote klassen. Dat zijn ook redenen om het onderwijs vaarwel te zeggen.
U hebt net een heleboel maatregelen aangekondigd, waar ik ook heel positief tegenover sta en waar ik heel veel van verwacht. Ik kijk vooral uit naar die kwaliteitsvolle aanvangsbegeleiding. Beginnende leerkrachten zullen enorm veel baat hebben bij zo'n intensieve begeleiding. Ik denk dat ze dan ook veel minder snel zullen uitvallen.
Het is in ieder geval heel positief, minister, dat u daar bijkomende maatregelen en bijkomende middelen voor voorziet.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, ik heb een opsomming gegeven van maatregelen die genomen zijn in een vrij recent verleden. Hopelijk hebben die een positief effect. We zullen daarop voortbouwen. We hebben inderdaad ook middelen voorzien, net om aan een lerarenpact te werken en aan maatregelen die ervoor moeten zorgen dat we voortbouwen op het werk dat al verricht is. We moeten ervoor zorgen dat we extra stappen zetten en extra maatregelen nemen om het beroep aantrekkelijk te maken, trouwens niet alleen voor jongeren die intreden, maar ook voor ouderen en zijinstromers.
Wat het lerarenplatform betreft, weet ik niet waarop die informatie gebaseerd is. We zijn momenteel bezig met de evaluatie van dat proefproject. In geval van positieve evaluatie moeten we dat zeker meenemen in de verdere maatregelen die we zouden willen nemen en ook de netoverschrijdende werking ervan.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor de tussenkomsten, de extra vragen en het antwoord.
Minister, ik ben blij dat u positief bent over de lerarenplatforms en er ook toekomst in ziet, mits een positieve evaluatie en eventueel met wat bijsturing.
Ik kom nog even terug op de interimjobs. Ik heb zelf tien jaar voor de klas gestaan en herinner mij nog heel goed hoe het was om dat eerste jaar door te komen. Net als je je plek gevonden hebt en je weet hoe je de klas kunt managen, hoe het klasbeheer goed verloopt, hoe je kunt differentiëren, als je weet wat de regels op school zijn en je ze beter kent dan de leerlingen zelf, hoe je inhoudelijk heel sterk voor de klas staat, ook al ben je natuurlijk gevormd in de lerarenopleiding ... Ik heb het geluk gehad om meteen voor een jaar van start te kunnen gaan, maar ik heb heel veel collega's zien worstelen die om de drie weken moesten veranderen van school, met andere regels en andere inhouden. Dat was bij momenten echt afzien.
Ik heb er ooit bij mijn toenmalige directeur voor gepleit om een soort Erasmusproject te organiseren binnen de school. We gingen dus niet met het vliegtuig ergens naar een ver land. De bedoeling was om bij de collega in het klaslokaal naast je te gaan spieken. Ik ben dan ook blij dat Klasse dat als voorbeeld heeft aangenomen, dat we meer moeten gaan spieken bij de buren, bij de leerkracht in het klaslokaal naast je of in een school in de buurt, die misschien ook goede tips of goede ideeën heeft. Dan vind ik het soms jammer dat leerkrachten die net gestart zijn, die expertise kunnen opbouwen in verschillende scholen en verschillende klassen, en dat leerkrachten die vast benoemd zijn, dat misschien minder kunnen. Dat is misschien iets dat we kunnen meenemen bij de verdere uitbouw van het beleid.
Het over de niveaus leren van elkaar, het leerplichtonderwijs en de lerarenopleiding, misschien kunnen we dat ook nog versterken, zodat daar nog veel meer doorgegeven wordt wat de bevindingen zijn, wat jonge leerkrachten ervaren als extra nood. Dat kan misschien ook meegenomen worden in de aanbevelingen aan de lerarenopleiding. Dat hebben we vanmorgen trouwens ook gehoord bij het verslag van het Rekenhof over het M-decreet. Daarbij werd de stelling geponeerd dat directeurs heel vaak aangeven dat jonge leerkrachten onvoldoende gevormd zijn om om te gaan met problematieken als leerproblemen enzovoort en dat ze ook niet altijd goed weten wat er precies aan bod komt in de lerarenopleiding. Dat is misschien ook wel een aanbeveling.
Ik besluit met te zeggen dat we niet op zoek moeten naar één onderwijsambassadeur, maar dat we er allemaal een moeten zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.