Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik stel deze vraag omdat pleegkinderen soms van het ene moment op het andere in een pleegzorgsituatie terechtkomen en dan problemen hebben om op korte termijn te kunnen worden ingeschreven in een school.
Sinds 1 januari 2014 is het nieuwe decreet Pleegzorg van kracht. Daarin wordt vanuit Welzijn heel sterk de focus gelegd op pleegzorg en hebben we rechters zelfs verplicht om te motiveren waarom ze geen pleegzorgkeuze maken wanneer ze beslissen dat een kind uit huis moet worden geplaatst. Natuurlijk moeten dan ook andere beleidsdomeinen de pleegzorgers ondersteunen. We hebben dat gedaan, bijvoorbeeld door jonge pleegkinderen automatisch het laagste tarief kinderbijslag toe te kennen. In het beleidsdomein Onderwijs is er de automatische toekenning van de school- of studietoelage.
Enkele weken geleden was er in De Schelp een Dialoogdag, georganiseerd door Pleegzorg Vlaanderen. Daar kwamen een aantal problemen aan bod die zich nog voordoen op het terrein en waarmee pleegzorgers soms worden geconfronteerd. Een daarvan was de toegang tot onderwijs.
Wanneer een kind in pleegzorg wordt geplaatst, kan dat soms heel plots gebeuren, vooral in het geval van netwerkpleegzorg, wanneer het kind naar een vertrouwd iemand gaat, bijvoorbeeld iemand uit de familie of een gezin waar het al vaker kwam. Vaak gaat het over grootouders maar die wonen niet altijd in de buurt van de school waar het pleegkind voor de plaatsing schoolliep, wat voor een aantal problemen kan zorgen. Wanneer de woonplaats nog verder verwijderd is van de plaats waar het kind vroeger woonde en schoolliep, moet er een andere school worden gezocht.
De omzendbrief over het inschrijvingsrecht en de aanmeldingsprocedures in het basisonderwijs beschrijft de mogelijkheid voor scholen om een leerling in te schrijven, bovenop de eerder bepaalde capaciteit, zonder deze capaciteit te verhogen. Dit kan enkel voor de decretaal bepaalde overcapaciteitsgroepen of wanneer het aantal zittende leerlingen als gevolg van de gegarandeerde schoolloopbaan de capaciteit overstijgt.
Leerlingen die in overcapaciteit ingeschreven mogen worden, zijn onder meer leerlingen in het basisonderwijs die geplaatst zijn door de jeugdrechter of door een comité voor bijzondere jeugdzorg. Dat is dan wel nog in de oude terminologie want die comités bestaan nu niet meer.
We lezen in de omzendbrief ook dat een school niet verplicht is om leerlingen uit deze overcapaciteitsgroepen in te schrijven. Ieder schoolbestuur bepaalt bij elke vraag tot inschrijving in overcapaciteit, of het de leerling al dan niet inschrijft. Het inschrijven of het weigeren van een leerling in overcapaciteit houdt geen engagement in tot het inschrijven of weigeren van volgende leerlingen uit dezelfde of een andere overcapaciteitsgroep.
Er is een analoge, gemoderniseerde bepaling opgenomen in het nieuwe Inschrijvingsdecreet en het lijkt me heel terecht dat we daar rekening mee blijven houden.
Minister, bent u op de hoogte van problemen met het inschrijven van pleegkinderen in een andere school doorheen het schooljaar? Bent u op de hoogte van gevallen waarin scholen een kind dat door de jeugdrechter of een comité voor bijzondere jeugdzorg geplaatst wordt, niet willen inschrijven in overcapaciteit?
Op welke manier kan tegemoet worden gekomen aan de vraag van pleegouders om met zekerheid hun pleegkind op korte termijn in een andere school te kunnen inschrijven, om pleegouders te ondersteunen in hun engagement?
Minister Weyts heeft het woord.
Die problematiek geldt natuurlijk enkel in geval van plaatsgebrek. U verwijst correct naar de regelgeving. Er bestaan namelijk enkele overcapaciteitsgroepen. Maar die zijn in sommige gevallen niet toereikend om alle pleegkinderen te helpen. In elk geval is een school inderdaad niet verplicht om in te gaan op zo’n inschrijving in overcapaciteit.
Ik heb geen exacte gegevens, want het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) houdt geen gegevens bij over het aantal leerlingen, of de kenmerken van de leerlingen die in overcapaciteit worden ingeschreven. We hebben wel navraag laten doen bij de LOP-deskundigen (lokaal overlegplatform), en dan blijkt dat een op drie LOP-deskundigen al vragen kreeg over de inschrijving van pleegkinderen doorheen het schooljaar. Dat was wel voornamelijk in de grote steden.
Maar slechts een op vijf LOP-deskundigen kreeg al te maken met scholen die niet wilden ingaan op de vraag om in te schrijven in overcapaciteit. En daarbij zegt men dat zelfs in die gevallen bemiddeling door het LOP wel soelaas kan brengen.
U weet ook dat het Vlaams Parlement het Inschrijvingsdecreet van 17 mei 2019 heeft uitgesteld. Het is de bedoeling om volgend jaar al aan de slag te gaan met de nieuwe regelgeving, en dat we dan ook bekijken hoe we de kwestie van de pleegkinderen zo goed mogelijk kunnen opnemen in vernieuwde regelgeving.
Van een verplichting ben ik niet onmiddellijk voorstander. Je kunt niet uitgaan van het vertrouwen in scholen, en dan meteen ter zake een verplichting opleggen. De vraag is dan ook: ga je dan niet naar een inflatie van categorieën? Want dan moet je misschien ook nog andere categorieën of doelgroepen meenemen waar zich problemen zouden kunnen stellen.
Het belangrijkste is natuurlijk dat we inzetten op extra capaciteit. Indien er geen sprake is van capaciteitsgebrek, dan moet de school de leerling ook gewoon inschrijven.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat het probleem alleen maar opduikt als er plaatsgebrek is. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat we inzetten op capaciteit. We hopen dat de pleegkinderen op die manier dan ook plaats vinden. Maar de situatie is momenteel wat ze is.
We hebben geen exacte cijfers, en ik begrijp dat dat niet eenvoudig is. Maar als ik uw cijfers hoor, dan is het kennelijk toch een probleem dat redelijk vaak voorkomt, misschien zelfs meer dan ik dacht. Ik zei het al: er werd daar toch ook uitdrukkelijk melding van gemaakt op de Dialoogdag. Het is dus toch iets wat de pleegouders meegeven aan Pleegzorg Vlaanderen, dat is duidelijk.
In het nieuwe decreet moet daar inderdaad rekening mee worden gehouden. Dat is ook zo opgenomen in de regelgeving met betrekking tot de overcapaciteit daarin. Ik onderschrijf dat het moeilijk is om een verplichting op te nemen, of laat ik het genuanceerder stellen: er is momenteel geen aanleiding om een verplichting op te nemen.
Maar het is voor mij wel een punt dat we moeten blijven opvolgen, om te zien hoe dit evolueert. Wordt hier meer melding van gemaakt? Want als we zeggen dat pleegzorg altijd de eerste te overwegen hulpvorm moet zijn als we kinderen uit huis moeten plaatsen, omdat ze daar niet veilig kunnen opgroeien, dan moeten we daar ook de randvoorwaarden voor creëren.
We zijn continu op zoek naar meer pleegouders: er staan heel wat kinderen op de wachtlijst die in aanmerking zouden komen voor pleegzorg, mochten er voldoende kandidaten zijn. Het zou dan heel spijtig zijn dat het vinden van een school in de buurt daar een belemmering voor zou zijn.
Ik dank u voor uw antwoord. Ik vraag dat we de problematiek toch verder blijven opvolgen, zodat we er toch voor kunnen zorgen dat pleegkinderen inderdaad toegang hebben tot een school in de buurt, bij hun pleegouders.
De heer Daniëls heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, om het beleid dat Vlaanderen wil voeren met betrekking tot pleegouderschap voldoende aantrekkelijk te maken en te houden, is uw vraag een terechte vraag. Maar ik wil er graag enkele elementen aan toevoegen.
Ten eerste, u bent ook op de hoogte van het feit dat het Grondwettelijk Hof het arrest heeft geveld dat beslissingen over de schoolkeuze toekomen aan de ouders. De pleegzorgers zijn enkel bevoegd voor de dagelijkse beslissingen, maar niet voor de schoolkeuze. In dezen levert dat al enigszins een probleem op. Daar kunnen we allemaal wat teleurgesteld over zijn en wij zijn dat in elk geval, omdat het nuttig zou zijn dat de pleegouders in hun statuut iets meer beslissingsbevoegdheid zouden hebben, zeker bij langdurige plaatsingen waarbij die band veel minder sterk is en de kans dat het kind nog terugkeert veeleer klein. Maar bon, het is wat het is.
Ten tweede is de uitbreiding van de overcapaciteitsgroepen natuurlijk een heikel punt. Ik haal nog een andere groep aan: mensen die gewoon verhuizen van de ene gemeente naar de andere. Dat is op dit moment geen exacte groep, maar die zitten ook wel wat met hetzelfde probleem. In het decreet met betrekking tot inschrijving en aanmelding, in het artikel 37 van het decreet betreffende het basisonderwijs en in artikel 253 betreffende het secundair onderwijs is in een dysfunctiecommissie voorzien.
Ik vind dat woord niet zo evident. Die maatregel werd even uitgesteld. Maar de vraag rijst, minister, of we in de toekomst die dysfunctiecommissie eventueel ook in het kader van pleegzorg mee kunnen bekijken, net als bij verhuizers en dergelijke meer. Maar ik onderschrijf absoluut wat u zegt: als de capaciteit er is in de school, dan is die capaciteit er. Als er in de klas 28 binnen kunnen, en de school zet er 28 en zegt dan al dat het niet zo evident is en plaatst er nog een 29e of een 30e bij… Dat is niet zo evident, wetende dat anderstalige nieuwkomers en diegenen die in een semi-internaat zitten of in een centrum voor kinderzorg al de facto in overtal komen. Dan moeten we ervoor zorgen dat iemand er niet zomaar bij en bovenop komt. Dat is een concrete vraag, minister. Kan overwogen worden, zoals u zelf aangaf, dat dat werkbaar moet blijven in functie van de fysieke capaciteit?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik pik in op de laatste tussenkomst. Er zijn nog meer categorieën voor het secundair onderwijs. Er zijn zeven categorieën van kinderen waarbij men kan in overcapaciteit gaan. Er zijn twee categorieën voor situaties waarin men in overcapaciteit moet gaan. We hebben al een brede waaier, we leggen de scholen al wat op. De discussie moet verder worden gevoerd.
Mevrouw Schryvers, ik volg u wel, en uw vraagstelling heeft dat al bewerkstelligd. Op basis van die vraagstelling zijn we naar de LOP-deskundigen gegaan. Er is al wat aandacht tot stand gebracht. Dat is positief. Voor zover het nog nodig is, moeten we nog extra meegeven dat men vanuit de LOP’s signaleert wanneer men een probleem vaststelt.
Beschouw het als een nulmeting. Wanneer een toename van de problematiek wordt vastgesteld, kunnen we erop ingrijpen. Als we er met z’n allen nu van overtuigd zijn dat verplichting zeker niet is aangewezen, dat dat overshooting zou zijn, kunnen we, zodra het LOP signaleert dat de problematiek toeneemt, de volgende stap zetten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, het is goed wat u op het einde hebt gezegd, dat we het blijven opvolgen en dat het een aandachtspunt is voor de LOP’s. Het nieuwe decreet neemt de categorieën op van jongeren die door de jeugdrechter worden geplaatst. Die pleegkinderen vallen vaak in de dysfunctiecategorieën. Het is altijd mogelijk dat de dysfunctiecommissie een uitbreiding doet. Maar ook dan is er nog geen verplichting. Maar goed, dat is een discussie die misschien later moet volgen. Laat ons het eerst opvolgen, zoals u hebt gezegd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.