Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over een probleem dat in deze commissie al meermaals is aangekaart en dat nu opnieuw acuter wordt. Het gaat over een snijpunt van twee problemen, namelijk de precaire situatie op de huurmarkt gecombineerd met de beperkte termijn die erkende vluchtelingen in een erkend opvanginitiatief mogen blijven. Die termijn bedraagt twee maanden, maar in het verleden en ook nu zeggen lokale besturen dat die termijn eigenlijk niet lang genoeg is voor erkende vluchtelingen om op de huurmarkt op zoek te gaan naar een alternatief voor die opvang. In de praktijk zijn het dus de lokale besturen die er alles aan doen om daar een oplossing voor te vinden.
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) pleit ervoor dat de federale overheid de vluchtelingen meer tijd geeft om een woning te zoeken en om die termijn te verlengen. Als ik me niet vergis, is dat in het verleden al gebeurd.
Het gaat hier over een kruispunt van verantwoordelijkheden: de federale regelgeving over de opvang en ondersteuning van erkende vluchtelingen, en de Vlaamse overheid, die een huisvestingsbeleid moet voeren om maximaal het recht op wonen te garanderen.
Het gaat niet over een voorkeursbehandeling of een specifieke regeling maar gewoon over een federale regeling die ervoor zorgt dat er te weinig tijd is om op zoek te gaan naar een alternatief voor de opvang.
Minister, hebt u weet van deze problematiek? Zult u daarover overleg plegen met de federale overheid? Kunt u daar binnen de Vlaamse bevoegdheden een antwoord op bieden, vooral dan aan de lokale besturen die in de praktijk met deze problematiek worden geconfronteerd?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Partyka, ik dank u voor uw vraag.
De druk op de woningmarkt, met name op het relatief goedkopere segment van de private huurwoningmarkt, is mij bekend. Dit maakt het voor erkende vluchtelingen, maar ook voor andere socio-economisch kwetsbare groepen in onze samenleving, moeilijker om een betaalbare, kwaliteitsvolle huurwoning te vinden.
De private huurmarkt vertegenwoordigt een vijfde van de totale woningmarkt en heeft dus een belangrijke functie bij het verschaffen van huisvesting voor heel wat gezinnen. Gelukkig zien we ook een aantal positieve ontwikkelingen op de private huurmarkt, zoals ik ook al aangaf in mijn antwoord op de vragen om uitleg over de huurprijzen vorige week.
De Woonsurvey 2018 laat wel een stijging van de huurprijzen zien, maar niet voor de kleinere woningtypes, die blijven stabiel. Ook inzake het profiel van de huurders komen de onderzoekers tot de conclusie dat de gemiddelde huurprijs niet sterker is gestegen voor de meest kwetsbare groepen. Bovendien blijkt uit de Woonsurvey 2018 dat de groep die betaalbaarheidsproblemen ondervindt, tussen 2013 en 2018 een status quo kent in alle deelmarkten, dit terwijl er in de periode 2005-2013 nog een aanzienlijke stijging werd opgetekend.
De erkende vluchtelingen kunnen, net als de leden van alle andere kwetsbare groepen, een beroep doen op de bestaande steunmaatregelen, zoals de huursubsidie, de huurwaarborgregeling en de inschrijving voor een sociale huurwoning. Ik wil er de nadruk op leggen dat we geen instrumenten ontwikkelen die erkende vluchtelingen zouden bevoordelen ten aanzien van de andere kandidaat-huurders. Ons woonbeleid richt zich immers op alle kwetsbare groepen in onze samenleving. Om het draagvlak te behouden, lijkt het ons trouwens geen goed idee een voorrangsinstrument op te stellen.
Wat de erkende vluchtelingen betreft, zijn het de lokale besturen die de regierol op zich nemen. Ze hebben een concreet zicht op de reële noden en zijn dus het best geplaatst om te bepalen waar ze met hun beleid op inzetten. De noden in de centrum- en grootsteden zijn immers heel verschillend van de noden in de kleinere steden of op het platteland. Dit laat toe op maat te werken, want niet iedereen heeft dezelfde noden.
Vanuit die regierol kunnen de lokale besturen het aanbod in de woonbegeleiding versterken. Er zijn gemeenten die heel nauw samenwerken met alle betrokken partners in het veld, zoals het OCMW, de Huurdersbond, de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s), de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), eventuele middenveldorganisaties enzovoort. Heel wat steden hebben specifieke buddyprojecten om de woonbegeleiding te ondersteunen.
Wat mijn beleidsdomein betreft, beschouw ik het aanbod aan betaalbare en kwaliteitsvolle huurwoningen door sociale verhuurkantoren (SVK’s) en SHM’s als een belangrijk antwoord op de woonbehoeften van sociaaleconomisch kwetsbare alleenstaanden en gezinnen. Ik wil dan ook blijven inzetten op SVK Pro en ik zal de investeringsmachtiging voor sociale huisvesting de komende vijf jaar optrekken naar het niveau van 2019. Dit investeringsvolume zal jaarlijks worden aangepast aan de ABEX-index (Associatie van Belgische Experten), zodat de investeringsmacht stijgt in functie van de toename van de bouwkosten voor de initiatiefnemers. Ik blijf, vooral voor mijn eigen plezier, tot in den treure herhalen dat we tijdens deze legislatuur in totaal meer dan 4,2 miljard euro ter beschikking van de SHM’s stellen. Straks zal tijdens de voorstelling van de beleidsnota een uitgebreide toelichting volgen over alle concrete beleidsinitiatieven die ik deze legislatuur neem.
Mevrouw Partyka, door de verhoogde instroom zien we momenteel een enorme druk op de federale opvangplaatsen. Er dreigen tekorten en we moeten dus de juiste maatregelen nemen om de druk op het opvangnetwerk te verlichten en om de doorstroming te verbeteren en vlotter te laten verlopen. Dat zijn federale bevoegdheden, maar we mogen geen maatregelen nemen om mensen net langer in dat opvangnetwerk te houden. Eens een vluchteling is erkend, heeft hij er immers alle baat bij zo snel mogelijk een duurzame en stabiele woonplaats te vinden. Zo kan hij de rest van zijn traject zo goed mogelijk doorlopen. Daarover zijn we het allemaal eens. Een tijdelijke opvangplaats blijft een tijdelijke opvangplaats. Dit is sowieso een federale aangelegenheid, maar dit is ons standpunt hierover.
Voor het overige kadert dit natuurlijk in een veel groter probleem. We hebben deze ochtend en de voorbije weken opnieuw de aankondiging gekregen dat het er niet naar uitziet dat de situatie zal verbeteren. We gaan opnieuw in de richting van een crisis en op het niveau van de federale overheid en vooral van de EU moeten de nodige maatregelen worden genomen. Misschien kunt u daar, als provinciaal voorzitter van uw partij, nog een rol in spelen. We zullen in elk geval zien op welke wijze hopelijk krachtdadig wordt ingegrepen.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt verschillende elementen aangehaald die heel nuttig zijn voor het algemeen woonbeleid, maar voor dit probleem geen oplossing vormen. U investeert meer dan 4 miljard euro in de sociale huisvesting, waarvoor mijn felicitaties, maar dat helpt ons natuurlijk niet vooruit als de opvangtermijn in een opvanginitiatief tot twee maanden is beperkt. Als we moeten wachten tot de nieuwe sociale woningen zijn gebouwd en als die mensen tien jaar lokale binding moeten hebben, spreken we niet over hetzelfde probleem. De vraag blijft dezelfde.
U hebt gesteld dat lokale besturen initiatieven nemen. Dat is net het punt. De lokale overheid moeten zich behelpen om oplossingen te vinden, maar misschien is er een denkspoor om hier verder naar te kijken, want u hebt naar goede voorbeelden verwezen. Verschillende instanties werken samen en het kan misschien een denkspoor zijn de Vlaamse overheid dit meer te laten structureren. Er zijn best practices en de Vlaamse overheid kan ondersteunend werken om die oplossingen op maat te faciliteren.
Ten gevolge van de korte termijn van twee maanden die de federale overheid heeft opgelegd, zijn het in de praktijk de Vlaamse lokale besturen die het probleem moeten oplossen. Ik ga ermee akkoord dat de opvang in de tijd moet worden beperkt, maar het moet natuurlijk wel haalbaar zijn en die termijn van twee maanden blijkt in de praktijk te kort.
Nogmaals, het is een federale maatregel, die de Vlaamse lokale besturen in de praktijk moeten oplossen. Ik zou het dus niet verkeerd vinden om een gesprek te voeren en daarin te overwegen om die termijn eventueel kort te verlengen, om het meer haalbaar te maken dat erkende vluchtelingen een woning vinden op de privémarkt.
De heer Veys heeft het woord.
Zoals mevrouw Partyka zegt, is het voor erkende vluchtelingen zeer moeilijk om binnen die termijn een woning te vinden op de private huurmarkt. Heel vaak vallen zij ten prooi aan huisjesmelkers die een hoge prijs vragen voor een kwalitatief totaal ongeschikte woning.
We weten meer dan voldoende hoe de situatie op de private huurmarkt is. Daarover hebben we het de voorbije weken voldoende gehad in de plenaire vergadering en de commissie.
De VVSG benadrukt dan ook niet toevallig het belang van sociale huisvesting. Het gaat daarbij natuurlijk om de keuzes die worden gemaakt.
Ik las vanochtend in uw tweet dat u sociale woningen voor de kwetsbare groepen wilt verzekeren. Daarnet zei u dat het woonbeleid zich richt op alle groepen in de samenleving. Dan is het volgens mij ook zaak om ervoor te zorgen dat niemand uit de boot valt.
Wat stellen we dan vast? Helaas zorgt uw beleid er ook voor dat sociale huisvesting, zeker voor erkende vluchtelingen, totaal uitgesloten is, net zoals voor dak- en thuislozen.
Als bewijs som ik twee maatregelen op die opvallen in het regeerakkoord. Eén, de afschaffing van het SVK-puntensysteem. Daarover ging uw tweet van deze ochtend. Dat heeft als gevolg dat er geen voorrang meer is voor toewijzingen op basis van woonnood. Vandaag gebeurt 54 procent van de toewijzingen binnen de SVK’s op basis van woonnood. Dat vervalt nu volledig.
Twee, de verstrenging van die vijf jaar lokale binding. U had het in uw tweet ook over kwetsbare groepen. Kwetsbare groepen zijn net heel mobiel, veel minder lokaal gebonden. Ik vrees dat voor hen de poort nu gewoon sluit. Het gevolg zal zijn dat die mensen in de handen van huisjesmelkers worden gedreven, dat ze ook bereid zijn om alles te huren. In de volgende vraag om uitleg zal ook aan bod komen waar die mensen vaak terechtkomen. Dat bleek ook in de pers.
Op basis van dit antwoord kan ik niet anders dan concluderen dat u weinig zult doen om de moeilijke woonsituatie voor erkende vluchtelingen aan te pakken.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
De private huurmarkt staat inderdaad onder druk. Dat leidt soms tot een discussie als die over de huisjesmelkers, die we een paar weken geleden in de plenaire vergadering hebben gevoerd. We moeten daartegen blijven strijden.
Ik ben het ermee eens dat lokale besturen meer tools moeten krijgen voor een beleid op maat. De minister heeft daar ook naar verwezen. Maar misschien moet er voor erkende vluchtelingen ook sneller worden gekeken richting huursubsidies om naar de private huurmarkt te gaan? Minister, hebt u eventueel cijfers over het aantal erkende vluchtelingen dat huursubsidies heeft aangevraagd?
Want we spreken vandaag over een verlenging van de termijn in opvanginitiatieven, maar, zoals u zelf zegt, minister, zitten die vandaag vol. Ik wil hier niet de federale discussie voeren. Maar ze zitten vandaag vol. We krijgen de uitbreiding van het netwerk moeilijk gerealiseerd.
En dat gaat ook niet zonder controverse. Ik woon op anderhalve kilometer van Bilzen. Ik probeer er niet naar te verwijzen. Maar het zal niet lukken zonder controverse. We zullen dat dus op een andere manier moeten oplossen. We zullen die groepen op een andere manier naar de private huurmarkt moeten leiden. Een verlenging van de termijn lijkt mij niet realistisch op dat vlak.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, natuurlijk heeft iedereen er baat bij als erkende vluchtelingen zo snel mogelijk een woning vinden. Dat geldt voor alle actoren, nadat zij in een opvang hebben gezeten.
Wat mevrouw Partyka zegt, klopt natuurlijk voor de volle 100 procent. Binnen de twee maanden een woning moeten vinden, lukt niet zonder slag of stoot. Als die termijn niet wordt verlengd of als u de vraag om die termijn te verlengen niet stelt aan het federale niveau, komt dat op de schouders van de lokale besturen terecht.
In uw antwoord verwijst u naar de goede initiatieven die heel wat lokale besturen al hebben genomen. Zo is er in verschillende steden een buddysysteem, zodat de termijn niet moet worden opgetrokken en erkende vluchtelingen sneller een woning vinden. En dat klopt. Er bestaan heel goede initiatieven. Die zorgen er ook voor dat die erkende vluchtelingen sneller een woning vinden.
Maar waarom zijn die initiatieven er? Omdat toenmalig minister Homans, in de jaren na 2015, tijdens de vorige asielcrisis, daarvoor geld heeft gevrijwaard. Zij heeft aan de steden en gemeenten een bepaalde som gegeven, net om die lokale besturen te helpen met het op poten zetten van bepaalde initiatieven, zodat erkende vluchtelingen sneller een woning zouden vinden.
Vandaag is de asielcrisis niet meer zo groot als in 2015, maar de problematiek blijft ongelooflijk urgent. U hebt in uw antwoord gezegd dat het er zelfs naar uitziet dat de asielcrisis weer zal toenemen. Bent u dan, in navolging van minister Homans, ook van plan om een bepaald budget te vrijwaren om die lokale besturen ten minste te ondersteunen, zodat zij ervoor kunnen zorgen dat erkende vluchtelingen niet op straat terechtkomen?
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Mevrouw Partyka en de collega's hebben natuurlijk gelijk dat ze dit probleem aankaarten. De instroom van vluchtelingen zorgt – we moeten daar eerlijk in zijn – voor bepaalde maatschappelijke fenomenen. Er is, niet alleen door hun instroom, krapte op de woningmarkt. Er is ook de bijkomende lokale druk op integratie en op het vinden van een geschikte job voor die erkende vluchtelingen. Dat maakt dat de VVSG ook terecht aan de alarmbel trekt.
De vraag is natuurlijk of Vlaanderen moet opdraaien voor wat ik als een zeker wanbeleid van Fedasil durf te bestempelen. Ik denk dat alle lokale schepenen en mandatarissen hier ervan kunnen meespreken dat de slinger telkens van links naar rechts gaat. De ene keer moet je in extra lokale opvanginitiatieven (LOI’s) voorzien, de andere keer moet je inbinden. Je kunt als lokale overheid gewoon niet adequaat of snel genoeg inspelen op de vragen en noden van Fedasil, laat staan dat het gewenst is om dat dan nog te doen ook. Je vindt als lokale overheid zelf ook gewoon geen draagvlak voor bijkomende LOI’s meer, laat staan dat je ze zou vinden, los van het draagvlak.
Ik durf nog eens te vragen om heel het systeem van de installatiepremie voor erkende vluchtelingen in vraag te stellen. Ik weet dat het niet onze bevoegdheid is, maar ik vind dat het moet worden aangekaart op federaal niveau. En de VVSG mag dat misschien ook eens aankaarten. Vanuit mijn ervaring als OCMW-voorzitter zie ik dat wij systematisch de verblijfsduur voor vluchtelingen in de LOI-plaatsen verlengen van twee maanden naar uiteindelijk vier maanden, soms zelfs vijf maanden, omdat we dan de erkenning van die LOI-plaats opschorten om de vluchtelingen de mogelijkheid te geven langer in het LOI – dat dan geen LOI meer is – te laten. Ik geloof eerlijk gezegd niet dat het verlengen van de verblijfsduur in die woning de oplossing is. Ik denk dat we het probleem dan gewoon in de tijd gaan verschuiven.
Wat wij wel systematisch doen bij het OCMW, is het toekennen van een huurwaarborg, het betalen van de eerste huishuur, boven op de installatiepremie die wij wettelijk verplicht moeten geven aan de erkende vluchtelingen, omdat zij de stempel van dakloze hebben als zij het LOI verlaten. Meer kun je niet doen om hen te faciliteren om naar de private huurmarkt te gaan.
Er wordt hier gevraagd om te bestuderen of we hen niet automatisch een huursubsidie of een huurpremie kunnen geven. Dat lijkt mij geen slechte piste, maar ik denk dat die installatiepremie een heel dure maatregel is, die hen eerlijk gezegd niet helpt in hun zoektocht naar een woning. Ik blijf daarvan overtuigd. U weet dat ondertussen. Ik denk dat daarin wel een verschuiving van middelen en budgetten kan zitten en dat we daar echt over moeten nadenken.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Ik wil me kort aansluiten bij de vorige spreker. Ik denk dat we vooral opgezadeld zitten met een probleem dat gecreëerd is door Fedasil. Ik maak dat ook mee in lokale OCMW's. Dat was trouwens ook al het geval onder de vorige staatssecretaris, Francken, waarbij er de ene maand vragen kwamen om bijkomende capaciteit te creëren en de andere maand dan opnieuw de vraag om af te bouwen. Nu zitten we opnieuw in de situatie waarbij de toestroom van vluchtelingen spectaculair toeneemt. En dat is natuurlijk het fundamentele probleem. Zolang we dat geen halt toeroepen, blijft het dweilen met de kraan open.
Dus ik denk dat we hier vooral met een fundamentele discussie zitten omtrent asiel en migratie, waarover ons standpunt klaar en duidelijk is. In ieder geval ben ik blij, minister, dat u zegt dat er deze legislatuur geen initiatieven genomen zullen worden om een soort van positieve discriminatie in te voeren ten aanzien van vluchtelingen. Wat ons betreft is dat de enige juiste houding die deze regering kan aannemen. We zullen er uiteraard ook over waken dat u dit woord gestand doet de komende vijf jaar.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik denk dat we hierover nogal van mening verschillen. Dat is dan maar zo. Wat de Vlaamse overheid wil doen, is zorg dragen voor iedereen. We gaan dus wel degelijk, in de totaliteit van ons beleid, meer inzetten op sociale woningen. We gaan zorgen dat mensen op een gemakkelijke manier gebruik kunnen maken van huurpremies en dergelijke. Wat we niet zullen doen, is van erkende vluchtelingen een afzonderlijke kwetsbare groep maken en hen voorrang geven. Diegenen die daarvoor pleitten, mijnheer Veys, vergroten alleen maar het probleem voor de andere kwetsbare groepen. Dat is het enige effect dat dat heeft. Dat gaan we dus niet doen. We gaan zorgen dat we die allemaal meer kunnen helpen, zonder één groep naar voor te schuiven. Dat is de basislijn van het beleid de komende jaren.
De verlenging van die termijn, waarvoor nogmaals gepleit wordt, is geen oplossing voor die opvangcentra. Het is ook niet zo dat we met een structureel overschot zitten, zodat een verlenging van die opvangtermijn het probleem zou oplossen. Dat lost niets op. We moeten niet rond de pot draaien. Er is een ander beleid nodig, dat de instroom regelt. Dat is echter een federale, zelfs Europese bevoegdheid. Daar kan ik niet veel aan doen. Al wat we voor de rest kunnen doen, is dweilen met de kraan open. Als je wegkijkt van de oorsprong van het probleem, is dat heel moeilijk op te lossen.
Mevrouw Moerenhout, ik begrijp dat er wat verwarring is over het geld dat minister Homans gegeven heeft. Voor alle duidelijkheid: die 20 miljoen euro kwam vanuit het beleidsdomein Integratie, dat niet onder mijn bevoegdheid valt. Dat ging voornamelijk over het CAW en dergelijke. Die middelen kwamen gedeeltelijk ook uit het domein Welzijn, maar niet uit het beleidsdomein Wonen.
Mevrouw Smeyers, de laatste vraag gaat, zoals u zelf aangaf, over een federale bevoegdheid. Ik neem dus aan dat de discussie op dat niveau gevoerd zal worden.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Uiteraard gaat het hier niet over de migratieproblematiek. Wat daarover gezegd wordt, is het op één hoop gooien van verschillende dingen. Ik vind dat niet correct.
Collega Veys, u zegt dat de lokale binding het probleem groter maakt. Dat klopt niet. Veel van uw lokale socialistische collega’s hanteren termijnen die veel langer zijn dan tien jaar lokale binding. Dus op dat vlak denk ik niet dat u juist geplaatst bent om te zeggen dat dat bijdraagt tot het probleem.
De vraag om uitleg is afgehandeld.