Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Report
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik zou het met u over de dienstencheques willen hebben. Die zijn ingevoerd in 2004 en zijn sindsdien een groot succes gebleken. Destijds was dat in de strijd tegen zwartwerk, intussen is het voor heel veel mensen van verschillende leeftijden een belangrijk instrument om mee te helpen in huishoudelijke en andere zorgtaken.
De dienstencheques zijn zodanig succesvol dat ze nu een beetje het slachtoffer van hun eigen succes dreigen te worden. Vooral de dienstenchequeondernemingen krijgen het steeds moeilijker. Het Vlaamse regeerakkoord gaat ook wat morrelen aan de aftrek van de dienstencheque, wat natuurlijk minder goed nieuws is voor de gebruikers. Daartegenover staat wel dat de prijs van 9 euro per stuk behouden blijft, wat toch ook belangrijk is.
De kostprijs van het stelsel van de dienstencheques is bovendien ten gevolge van dat aanhoudende succes en de openenveloppefinanciering in de loop der jaren sterk gestegen, tot 1,4 miljard euro. Door het niet-indexeren van de kostprijs van de dienstencheques hebben dienstenchequeondernemingen in de loop der jaren slechts gedeeltelijk kunnen genieten van een indexering. Voor de vergoedingen die ze ontvangen, is er een officiële overheidstussenkomst. En die wordt natuurlijk wel geïndexeerd, maar niet de 9 euro van de aankoopprijs.
Dat heeft ertoe geleid dat de winstmarges van de dienstenchequeondernemingen dermate klein of zelfs negatief zijn geworden, dat heel wat van die ondernemingen in moeilijkheden zijn gekomen en dat er toch al wat faillissementen, stopzettingen of schaalvergrotingen zijn geweest.
Het stelsel van de dienstencheques heeft niet alleen een kostencomponent voor de overheid, die door de beslissing van het verlagen van de forfaitaire aftrek een besparing van vermoedelijk 75 miljoen euro voor de overheid oplevert, maar ook voor die ondernemingen. Het is echter niet duidelijk op welke wijze de regering de rentabiliteitsproblematiek van die ondernemingen concreet wil aanpakken. Daarom wil ik bij u eens polsen, minister, hoe u de evolutie van de rentabiliteitsproblematiek op korte termijn inschat. Bent u van oordeel dat er zich maatregelen opdringen om die rentabiliteit voldoende op niveau te houden, zodat de sector toch levensvatbaar wordt? Zo ja, hoe wilt u die problematiek aanpakken? Bent u van plan om een deel van het budget dat voortkomt uit de verlaging van de forfaitaire aftrek van de dienstencheques door de gebruiker, aan te wenden om de rentabiliteit van de dienstenchequeondernemingen te verhogen?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt, collega. Dit is een heel belangrijke vraag. De problematiek in de sector is mij uiteraard welbekend. U stipt terecht aan dat dienstencheques een belangrijke maatregel zijn in de ondersteuning arbeid-gezin voor de gebruikers. Het dienstenchequestelsel creëert ook jobs voor kwetsbare groepen en is een goed instrument gebleken in de strijd tegen zwartwerk. Het stelsel kan evenwel maar goed functioneren als de ondernemingen ook economisch leefbaar zijn, vandaar dat de volledige financiering van de dienstenchequeondernemingen behouden blijft.
We hebben op dit ogenblik geen volledig zicht op de bedrijfsvoering en de leefbaarheid van de ondernemingen. Er bestaat geen recente alomvattende studie over de rentabiliteit in de sector. Er is wel een onderzoek dat in 2018 is uitgevoerd in opdracht van Federgon. Dat onderzoek vergelijkt de rentabiliteit van de dienstenchequeondernemingen tussen 2013 en 2016 voor 29 ondernemingen op basis van hun jaarrekeningen. Uit dat weliswaar beperkte onderzoek blijkt dat de financiële situatie van de ondernemingen toch positief is. De federale taxshift heeft vanaf 2015 een positieve impact gehad op de loonkosten van de ondernemingen. Op heel korte termijn is er dus geen algemeen probleem.
Uit het VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) van 2015 weten we wel dat de financiële situatie bij de publieke dienstenchequeondernemingen minder positief is. Zeker in specifieke situaties stellen er zich nu al uitdagingen. De uitdagingen voor de sector in de toekomst zijn wel groot. Er is sprake van een toenemend krappe arbeidsmarkt, ook in de dienstenchequesector. De concurrentie tussen de bedrijven om kwaliteitsvolle dienstenchequewerknemers aan te trekken, neemt daardoor toe. Investeringen voor opleidingen en een goede omkadering zullen om die reden ook aan belang winnen.
Samen met de indexaanpassingen, de anciënniteit van de werknemers in de sector en de eventuele afspraken in het kader van de cao, zal dat een impact hebben op de kosten van de ondernemingen. We moeten dat zeer goed in het oog houden.
Op basis van het jaarverslag Dienstencheques van het departement Werk en Sociale Economie zien we al enige tijd een consolidering van de sector. Kleinere ondernemingen worden overgenomen door grotere spelers, die mikken op schaalvergroting om hun kosten te beperken. En dat heeft tot gevolg gehad dat tussen 2012 en 2018 het aantal erkende ondernemingen met maatschappelijke zetel in Vlaanderen is gedaald van 1195 in 2012 naar 831 in 2018.
Zoals u terecht aanstipt, zullen we de komende jaren dan ook waakzaam moeten zijn in verband met de leefbaarheid van de sector. Ik heb een aantal vertegenwoordigers van de sector trouwens heel recent ontvangen.
Hoe zullen we daar nu mee omgaan? Eerst en vooral wil ik benadrukken dat de sector ontstaan is, en nog altijd bestaat, dankzij de steun van de overheid. Dat mogen we niet vergeten. Er wordt per cheque 14,02 euro subsidie bijkomend uitbetaald aan de ondernemingen. Dat blijft een belangrijk element om de sector te ondersteunen. Zoals gezegd, behouden we dit volledig.
Ten tweede, zal ik aan de administratie de opdracht geven om uit te zoeken hoe we de rentabiliteit kunnen monitoren en of hiervoor bijkomend onderzoek nodig is. Ik wil graag een scherp zicht krijgen op de situatie. Daarover gaan we dus in gesprek met de sector. We willen ook met hen pistes verkennen om de leefbaarheid van de sector te verzekeren.
Heel concreet hebben digitalisering, door de omschakeling van papieren naar elektronische dienstencheques, en ook automatisering bij de ondernemingen zelf, al een positieve impact gehad op de rentabiliteit. Er zijn daar ook nog wel wat extra mogelijkheden.
We willen bijvoorbeeld nagaan hoe bepaalde arbeidsmarktmaatregelen, bijvoorbeeld de individuele beroepsopleidingen (IBO’s), in de dienstenchequesector kunnen worden ingezet. We onderzoeken ook hoe we de sector kunnen ondersteunen om meer in te zetten op werkbaar werk. Want, gelet op de concurrentie, zal dit ook belangrijk blijven in de toekomst.
De suggestie die u in uw laatste vraag formuleert, is natuurlijk heel aantrekkelijk. Maar u weet dat wij vanuit de globale overheid een traject hebben uitgestippeld waarbij iedereen een beetje moet besparen. In 2017 kostten de dienstencheques 1,3 miljard euro aan de overheid. Het gebruik van de cheques blijft enorm groeien en dat heeft natuurlijk ook een impact op het budget. De verlaging van de fiscale aftrek is nodig om de dienstencheques betaalbaar te houden voor ons als overheid. Op die manier verzekeren we de duurzaamheid van de maatregel. Ook dit aspect is essentieel voor ondernemingen. In het regeerakkoord en in de begroting is er op dit moment geen zuurstof om net die middelen te gebruiken voor de rentabiliteit van de dienstenchequeondernemingen. Maar dat betekent niet, collega, dat mijn aandacht niet scherp staat op de problemen die er mogelijk zijn, zeker voor de publieke dienstenchequeondernemingen.
Wat bied ik nu aan? We gaan met iedereen rond de tafel zitten om te bekijken, ten eerste, hoe we de rentabiliteit zeer goed in kaart kunnen brengen, op een meer omvattende wijze dan nu het geval is, en ten tweede, wat de mogelijkheden zijn om die kosten nog naar beneden te halen.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik dank voor uw antwoord. Ik ben blij dat u het ermee eens bent dat we dat goed moeten monitoren en bewaken.
We hebben er allemaal belang bij dat we het systeem van de dienstencheques levensvatbaar houden. Het zou al te gek zijn dat we op zoek gaan naar 120.000 extra jobs, maar langs de andere kant misschien heel veel dreigen te verliezen aan ondernemingen die actief zijn in de dienstenchequesector en die in de problemen dreigen te komen.
Ik ben het met u eens dat het natuurlijk meer is dan een financiële rentabiliteit. U hebt er zelf naar verwezen: het is ook zoeken naar uitdagingen rond de krapte op de arbeidsmarkt. De ondernemingen moeten nog voldoende mensen vinden om de taken in het kader van dienstencheques uit te oefenen.
Ik ben blij dat u initiatief wilt nemen om de problemen te monitoren en om samen met de sector naar oplossingen te zoeken. Ik besef dat het budgettair niet altijd even evident is. Het was een mogelijkheid, maar goed, ik begrijp dat het financieel niet zo evident zal zijn.
Een extra voorstel of suggestie zou kunnen zijn om eens na te gaan of we die betaalbaarheid van dienstencheques niet kunnen verbeteren via een soort van derdenfinanciering. Daarbij kunnen we de werkgevers de mogelijkheid geven om dienstencheques aan te bieden als extralegaal voordeel.
Misschien is dat een piste die ook kan helpen, naast vele andere maatregelen die zich opdringen om de levensvatbaarheid te versterken en om de betaalbaarheid van dienstencheques overeind te houden. Zo kunnen de dienstenchequeondernemingen extra middelen krijgen. Minister, wat denkt u daarvan?
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, ik kan me voor een groot deel vinden in alle antwoorden die u hebt gegeven. Ik ben blij dat u het aspect van werkbaar werken hebt aangehaald. Er is heel veel druk op mensen in bijvoorbeeld poetsbedrijven, die tegen een hoog tempo op verschillende plaatsen hun werk moeten doen. Het heeft nefaste gevolgen als de mensen daar nog eens uitvallen om commerciële redenen.
Ik ben blij dat u aanhaalt dat u de monitoring scherper wilt stellen. Wat mij de afgelopen jaren is opgevallen, is dat, als je kijkt naar de markt van dienstenchequeondernemingen de grotere spelers een groter aandeel beginnen te krijgen en de kleinere dienstenchequeondernemingen verminderen. Kleine bedrijven vallen steeds meer weg en de grote winnen steeds meer terrein. Minister, wat vindt u daarvan? Vindt u dat een goede zaak en een gezonde ontwikkeling als we kijken naar de toekomstige ontwikkeling van die sector? Of vindt u dat we daar waakzaam voor moeten zijn?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ook ik ben blij te horen dat u de oefening gaat maken rond de rentabiliteit van die bedrijven. We moeten er zeker op toezien dat, als we de prijzen gaan herschikken, er geen toename van zwartwerk is. Dat is een risico dat ik wil aanhalen.
Ik had nog een bijkomende vraag. De 60 procentregeling waarbij ondernemers nieuw personeel kunnen aanwerven, is onlangs afgeschaft. Minister, wat is het effect daarvan?
Minister, het is een bijzonder belangrijke maatregel voor de arbeidsmarkt en voor de combinatie van arbeid en gezin. 750.000 gebruikers in het systeem van dienstencheques zorgen ervoor dat de combinatie tussen werken en gezinszorgen haalbaar is en blijft.
Ik ben blij te horen dat er overleg is gepland met de sector. Ik zou u willen vragen om dat op een structurele manier te gaan doen zodat de vinger aan de pols blijft, niet alleen met monitoring maar ook met overleg, en niet alleen over de rentabiliteit maar ook over de instroom. De bedrijven in de dienstenchequesector hebben het bijzonder moeilijk om geschikte en goede mensen te vinden, net zoals vele andere sectoren in dit land. Maar ze zijn wel een belangrijke opstap naar werk voor veel precaire groepen op de arbeidsmarkt. Vandaar ook het belang van het debat rond werkbaar werken, natuurlijk ook in deze sector. Zo'n permanent overleg met de sector kan zeker nuttig zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ongena, u reikt een piste aan. Ik ben bereid om alle pistes te onderzoeken, maar mijn eerste piste is om een goed zicht te krijgen op de werkelijke problemen, waar ze zich voordoen en op welke manier ze zich manifesteren.
Ik heb verwezen naar twee onderzoeken, die allebei niet volledig zijn. Ik heb aan de sector ook aangeboden om rond de tafel te zitten. De suggestie van de voorzitter om daar een permanent overleg van te maken – voor zover dat niet 24 uur op 24 is, 365 dagen per jaar –, vind ik ook noodzakelijk. We zullen dat ook opzetten. Het is van belang om de sector te koesteren. Toen ooit de dienstencheque werd uitgevonden, hadden we niet kunnen denken dat het zo'n effect zou hebben. Voor de mensen die in die sector zijn tewerkgesteld, is het een goede zaak en zij doen het heel graag.
Ik heb het ook in mijn antwoord gezegd: ik ben gevoelig. U kent ook de arbeidsomstandigheden en het werkbaar werken in de sociale economie. Als we willen dat mensen meer en langer aan de slag gaan, dan moeten we ook rekening houden met de omstandigheden waarin ze dat doen. Als je daar rekening mee wilt houden, betekent dat ook dat de sector het moet kunnen doen met de middelen die hij heeft.
Deze punten zijn voor mij allemaal relevant om de komende periode uit te klaren en dan na te gaan op welke manier we al of niet extra moeten verstevigen, hetzij bij bepaalde dienstenchequebedrijven, hetzij bij allemaal. Het hangt een beetje van de resultaten af.
Wat de schaalvergroting betreft, collega Annouri, is het moeilijk om te zeggen of ik dat goed of slecht vind. Ik vind het niet zo vanzelfsprekend om te zeggen dat schaalvergroting slecht is. Voor dienstenchequebedrijven zou het zelfs kunnen dat de gestructureerde ervaring heel goed is. De schaalvergroting zou tot een beter beleid kunnen leiden dan met vele kleine bedrijfjes. Ook dat durf ik niet met zekerheid zeggen. Ik heb daar dus niet echt een emotie over. Ik zie wel een trend: er wordt van vele kleintjes naar grotere bedrijven gegaan. Dat zal ook wel deels vanuit rentabiliteitsoverwegingen gebeurd zijn, veronderstel ik.
Mevrouw Claes, op uw vraag over de gevolgen van de afschaffing van de 60 procent heb ik nu geen antwoord. We moeten zelf eens bekijken wat de mogelijke impact zou zijn. Ik probeer u snel een antwoord te geven. Anders stelt u maar een schriftelijke vraag en krijgt u een gepersonaliseerd antwoord, wat communicatief ook interessant kan zijn. Ik laat de keuze aan u.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw engagement om naar structureel overleg te gaan om de problemen in de sector goed in kaart te brengen en te zoeken naar oplossingen. We zullen dat uiteraard opvolgen en we hopen dat er snel maatregelen komen als dat nodig is. Daar mogen we van overtuigd zijn. We zullen u desgevallend opnieuw ondervragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.