Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over het centraal meldpunt voor slachtoffers van tienerpooiers
Report
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, bij het nieuwe meldpunt voor slachtoffers van tienerprostitutie zijn sinds begin januari al 24 meldingen gedaan. Dat is er ongeveer een om de andere dag.
Bij een melding gaat Payoke ter plaatse om gesprekken op te starten en vast te stellen in welke mate iemand ook werkelijk slachtoffer is van tienerprostitutie. Dat kan drie tot vier weken duren. In 80 procent van de gevallen blijkt het ook daadwerkelijk om een geval van tienerprostitutie te gaan. Als dat het geval is, wordt een ambulante begeleiding opgestart voor de minderjarige. Wanneer men geen slachtoffer van een tienerpooier zou zijn, wordt er wel met de instelling of school, met de aanmelder en de persoon die aangemeld is, nagegaan wat er dan eventueel wel aan de hand kan zijn.
Ik heb daarover een aantal vragen. Kunt u iets meer vertellen over het cijfer van de 24 meldingen omtrent geslacht, leeftijd, en vooral ook waar precies de slachtoffers werden gerekruteerd?
Ten tweede is het meldpunt vooral bedoeld voor opvoeders, begeleiders, leerkrachten of hulpverleners met een vermoeden van slachtofferschap. Vanwaar komen de meeste meldingen? Zijn er ook slachtoffers of ouders van slachtoffers die rechtstreeks contact opnemen met het meldpunt? Hebt u daar ook cijfers over?
Hoe zorgt u ten derde voor een grotere alertheid en bekendheid van het centraal meldpunt? Op welke manier is die informatie precies verspreid? Wat gaat u eventueel nog doen?
Tot slot hebt u al heel wat zaken op de rails gezet omtrent deze thematiek – waarvoor absoluut mijn dank en respect –, maar ik zie wel nog een belangrijke lacune. Dat is die gespecialiseerde opvang in de vorm van shelters. Zou u mij kunnen laten weten wat de timing daar is, en of wij deze legislatuur daar nog iets mogen verwachten?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik heb ook een vraag over hetzelfde thema, namelijk het meldpunt voor hulpverleners bij vzw Payoke, waar hulpverleners terechtkunnen wanneer zij vermoedens hebben van slachtofferschap van mensenhandel. Nadat Payoke is gecontacteerd, is het de bedoeling eerst na te gaan of er inderdaad sprake is van mensenhandel en slachtoffers daarvan. Vervolgens moet worden nagegaan welke bijstand geleverd moet en kan worden – een verhoor bij de politie, bijstand bij een gerechtelijke procedure, enzovoort – en uiteraard moet gezocht worden naar aangepaste hulpverlening.
Sinds het begin van dit jaar kwamen, naar we vernamen, al 24 meldingen van misbruik door tienerpooiers toe bij het meldpunt. Dat bewijst niet alleen het belang van zo’n meldpunt, maar ook het feit dat de problematiek zeker niet onderschat mag worden.
In 2016 werd naar aanleiding van een rapport van Child Focus, dat door u besteld was, minister, een actieplan opgemaakt, steunend op vier pijlers: preventie, bescherming, vervolging en samenwerking. De voorbije jaren hebt u al heel wat initiatieven genomen in uitvoering van dit actieplan. Het werd ook al geëvalueerd en naar aanleiding daarvan bijgestuurd, om nog beter te kunnen inspelen op het fenomeen.
De maatregelen die genomen zijn, denk onder meer aan de extra plaatsen in de besloten opvang, de kleinschalige opvang en de intensieve trajecten uitstroom uit de gemeenschapsinstellingen, die werden gerealiseerd, getuigen ervan dat de problematiek zeer ernstig wordt genomen.
De problematiek en de strijd tegen tienerpooiers kent verschillende facetten en er is actie nodig op verschillende terreinen. Zo sprak ik, tijdens de behandeling van dit thema tijdens de plenaire vergadering van 7 november 2018, al eens over de rol van de lokale besturen. Het is van belang dat ook zij oog hebben voor dit fenomeen en dat zij situaties die daarin passen, herkennen en ernaar kunnen handelen.
Minister, kunt u meer toelichting geven over de organisatie van het meldpunt en de bekendmaking in de aanloop naar de opstart?
Bevestigt u de cijfers aangaande de meldingen die toekwamen bij Payoke over tienerpooiers en slachtofferschap van tienerpooiers? Kunt u meer duiding geven bij deze cijfers? Ging het om daders of slachtoffers? Wie waren de melders?
Hoe wordt gevolg gegeven aan en verder geageerd naar aanleiding van de meldingen die worden gemaakt bij het meldpunt van Payoke?
Is er in een evaluatie voorzien met betrekking tot het project? Zo ja, wanneer en hoe?
Het is belangrijk dat actoren in de integrale jeugdhulp worden gesensibiliseerd met betrekking tot de problematiek van tienerpooiers. Op welke manier gebeurt dit?
Welke rol kunnen de lokale besturen vervullen in de integrale aanpak van tienerpooiers? Hoe kunnen zij ter zake nog meer worden geresponsabiliseerd?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De opstart van het project tweedelijnsconsult en assessment loopt pas enkele weken. Een eerste belangrijke opmerking die we hier in alle nuance moeten maken, is duidelijk maken dat het geen meldpunt is voor alles en iedereen. We weten dat in de communicatie de term ‘meldpunt’ snel een eigen leven gaat leiden, maar we willen hier toch straks ook wat meer uitgebreid ingaan op de specifieke doelstellingen van het project.
Voor alle duidelijkheid: alle burgers met vragen over de problematiek of met bezorgdheden kunnen altijd terecht bij Child Focus, op stoptienerpooiers.be of het nummer 116 000.
Zoals u weet, is de bekendmaking van het initiatief nog in volle uitrol en worden de verschillende partners die hiervan kunnen gebruikmaken nog intensief geïnformeerd. Dat betekent ook dat de organisaties nog zoekende zijn. We stuurden hierover begin vorige week nog een omzendbrief naar de actoren in de praktijk.
De manier waarop het assessment wordt uitgevoerd en de inschatting van het moment waarop een organisatie verwacht wordt om melding te doen, zijn momenteel nog in een experimentele fase.
Het is dus niet aangewezen om op basis van deze eerste gegevens conclusies te trekken. Bovendien zijn sommige elementen uit de vraag, zoals de vraag waar minderjarigen gerekruteerd worden of aan het werk worden gezet, geen standaardonderdeel van een eerste aanmelding of gesprek. Er wordt met heel veel zorg en in nauwe samenwerking met de aanmeldende organisatie, gekeken op welke manier en met welke intensiteit een assessment kan verlopen.
Uit de puur objectiveerbare gegevens waarover we momenteel beschikken, kunnen we zeggen dat er 25 meisjes aangemeld zijn voor een assessment, waarvan 22 minderjarig. De opvolging, interpretatie en evaluatie van de resultaten gebeurt door de Vlaamse stuurgroep tienerpooiers.
We hebben ook aangekondigd dat we binnen de maand van het operationeel zijn van het project en de bredere communicatie naar de voorzieningen al een eerste evaluatie plannen. Die evaluatie ligt vast en vindt deze week plaats. We zitten dus op schema.
We herhalen nogmaals dat het tweedelijnsconsult en assessment in eerste instantie bedoeld is voor voorzieningen binnen Jongerenwelzijn en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) voor een ernstig vermoeden van slachtofferschap binnen lopende begeleidingen.
Uit de objectieve gegevens waarover we momenteel beschikken – en we herhalen dat we hier nog in een absolute opstartfase zitten –, kunnen we vaststellen dat twee derde van de meldingen gebeuren vanuit de jeugdhulp. De andere meldingen komen vanuit scholen, parket, het OCMW of Child Focus. In 2019 heeft nog geen slachtoffer rechtstreeks contact opgenomen.
We willen in de eerste plaats aangeven dat het project tweedelijnsconsult en assessment in de projectovereenkomst afgesloten met het erkend referentiecentrum voor mensenhandel Payoke, slechts een onderdeel van de ketenaanpak is. We spreken uitdrukkelijk niet van een meldpunt, waarbij de indruk kan ontstaan dat burgers, scholen, politie enzovoort situaties kunnen aanmelden. We willen geen verwarring zaaien dat we met dit project een nieuwe toegang willen creëren tot de jeugdhulp of afbreuk willen doen aan de opdracht van Child Focus. Het gaat hier duidelijk om een tweedelijnsconsult en een assessment. Daarnaast moet het project de expertise, zowel vanuit het perspectief mensenhandel als vanuit de jeugdhulp, samenbrengen in een gemeenschappelijke aanpak tussen de verschillende betrokken partners.
Met dit initiatief willen we de detectie van slachtoffers centraliseren, het assessment op een deskundige manier laten verlopen en ook inzetten op de nodige ondersteuning van slachtoffers op juridisch vlak. In de overeenkomst werden de volgende opdrachten en doelgroep afgelijnd: het garanderen dat er na de detectie van een minderjarig potentieel slachtoffer een snel assessment van het slachtofferschap komt; garanderen dat wanneer het slachtofferschap blijkt uit het assessment, er meteen een ondersteunend traject wordt opgestart vanuit het erkende gespecialiseerde centrum mensenhandel in samenwerking met de aanmelder; garanderen dat er meteen een juridisch-administratieve opvolging wordt opgestart in het kader van slachtofferschap mensenhandel, in casu ook in de richting van tienerpooiers; en het verwerven van accurate data in Vlaanderen met betrekking op aanmeldingen en begeleidingen van potentiële minderjarige slachtoffers van mensenhandel, in dit geval dus ook de tienerpooiers.
Het project richt zich in eerste fase tot een duidelijk afgelijnde doelgroep, namelijk de minderjarigen die al begeleid of opgevangen worden binnen de probleemgebonden rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en binnen het niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpaanbod. Daarom werden alle door Jongerenwelzijn of het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende organisaties die werken met de potentiële doelgroep van slachtoffers van tienerpooiers, rechtstreeks aangeschreven met meer duiding over de opdrachten van het project en de verwachtingen ten aanzien van de organisaties.
Er is ondertussen wel degelijk geïnvesteerd in gespecialiseerde opvang. Sinds het actieplan werd ingevoerd, is er voorzien in bijkomend aanbod op maat van slachtoffers van tienerpooiers, zowel in de gemeenschapsinstellingen, met de uitbreiding van een extra leefgroep, als in het private aanbod, waarbij er bij die laatste initiatieven aandacht gaat naar zowel het beveiligende aspect als de intensieve inhoudelijke opvolging, de mogelijke ondersteuning vanuit geestelijke gezondheidszorg en de mogelijkheden om ontheming in te zetten. We hebben ook geïnvesteerd in extra uitstroommogelijkheden vanuit onze gemeenschapsinstellingen voor private partners.
Bovendien werd er voor organisaties die mogelijke of potentiële slachtoffers begeleiden, een kwaliteitskader ontwikkeld dat handvatten aanlevert die gepast handelen moeten ondersteunen. Daarvoor werd het Nederlandse kwaliteitskader ‘Aanpak van loverboy/mensenhandelproblematiek in de zorg voor jeugd’, opgesteld door de ‘Commissie Aanpak meisjesslachtoffers loverboys/mensenhandel in de zorg voor jeugd’ als basis genomen.
Maar de problematiek van slachtoffers van tienerpooiers is bijzonder complex en vraagt om een aanpak waarbij er een nauwe samenwerking nodig is van erkend aanbod, waar nodig aangevuld met initiatieven die kunnen inspelen op noden die specifiek aan deze doelgroep kunnen worden gelinkt. Kortom, de neuzen moeten in dezelfde richting, binnen een soort vanzelfsprekende gezamenlijke ketenaanpak. Zo’n ketenaanpak ambiëren we met het verder ontwikkelen van een hulpprogramma voor slachtoffers van tienerpooiers, met binnen dat hulpprogramma een nauwe samenwerking tussen verschillende partners met elk hun specialisatie en expertise. Dat moet het mogelijk maken om binnen het traject dat een slachtoffer loopt, ruimte te geven aan de verschillende aspecten die in het kwaliteitskader naar voren worden geschoven, en dat in een omgeving die tegelijk veilig en zorgzaam is.
Zoals ook blijkt uit de evaluatie in Nederland, is er geen one-size-fits-allaanpak mogelijk voor soms zeer complexe situaties. Sommige programma’s zijn veeleer open, andere zijn meer gesloten enzovoort. Vanuit de vaststelling dat er boven op het huidige aanbod ook nood is aan andere vormen van opvang, waarbij in een veilige, maar laagdrempelige en huiselijke context ondersteuning geboden wordt waarin geborgenheid centraal staat, werd er sinds 1 februari een projectovereenkomst afgesloten met de vzw Ne(s)t. Daardoor kan er enerzijds ingezet worden op het organiseren van een setting waarin de positieve ervaringen van de initiatiefnemer kunnen worden uitgevoerd en waar op een correcte manier naar kan worden doorverwezen, en anderzijds op het in kaart brengen van zowel de werkzame factoren ervan als de structurele knelpunten waar het begeleiden van minderjarige slachtoffers van pooiers op botst, om een verbreding van dergelijke initiatieven in de toekomst mogelijk te maken. Ook pleegzorg speelt in dat project een cruciale rol. De opvolging van de projectovereenkomst met vzw Ne(s)t gebeurt vanuit een stuurgroep, die tweemaandelijks zal samenkomen.
Wat betreft uw vraag rond bijkomende initiatieven, kunnen we bevestigen dat we op korte termijn nog bijkomend gaan investeren in innovatieve woonvormen voor die doelgroep. Het betreft kleinschalige initiatieven, die een aantal functies moeten nastreven waarover alle experten het eens zijn en die bijvoorbeeld ook voortbouwen op de inzichten zoals ze in andere goede praktijken gerealiseerd zijn. Maar we moeten toch nog eens durven te stellen dat we ook de tegenstelling die er soms is tussen de visies die op het terrein leven bij de hulpverleners, moeten overstijgen.
We gaan die bijkomende initiatieven regionaal goed spreiden en zullen een beroep doen op de expertise die in Vlaanderen en Brussel aanwezig is om een gedeelde en gepaste zorg te organiseren. U mag verwachten dat die oproep in de loop van de maand maart gelanceerd zal worden.
De opdrachten en acties die in de projectovereenkomst vervat zitten, voor Payoke dus, beschrijven de manier waarop er verder gevolg gegeven zal worden aan een melding. Na aanmelding, en wanneer de aanmelder en cliënt akkoord gaan, start Payoke binnen de tien dagen een assessment. Het kan meerdere weken in beslag nemen voor er een advies geformuleerd kan worden betreffende slachtofferschap mensenhandel.
Er wordt meteen een juridische/administratieve opvolging opgestart in het kader slachtofferschap mensenhandel. Hierbij is ook aandacht voor ondersteuning van het onderzoek in samenspraak met en op het tempo van het slachtoffer.
Wanneer slachtofferschap blijkt uit een assessment wordt er meteen een ondersteunend traject opgestart vanuit het erkende gespecialiseerde centrum mensenhandel in samenwerking met de aanmelder.
De globale opvolging en aansturing van het project gebeurt, vanuit de link met het geactualiseerd actieplan, door de Vlaamse stuurgroep tienerpooiers. Hierbinnen is er ook aandacht voor de reikwijdte en de doelgroep van het project. We werken in eerste instantie samen met Payoke, als erkend gespecialiseerd centrum inzake mensenhandel in Vlaanderen. We sluiten hierbij natuurlijk niet uit dat we ook aandacht hebben voor Brussel en de samenwerking met PAG-ASA, het erkend gespecialiseerd centrum mensenhandel te Brussel. Het project richt zich in deze eerste fase, die loopt tot eind 2019, tot een duidelijk afgelijnde doelgroep, met name de minderjarigen die al begeleid of opgevangen worden binnen de probleemgebonden rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp en binnen het niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpaanbod. We sluiten niet uit dat we na evaluatie deze doelgroep verbreden.
Gedurende de uitvoering van het project komt deze stuurgroep minimaal twee keer samen. Payoke rapporteert over de voortgang van het project aan de stuurgroep en stelt een eindrapport op.
De administratieve en inhoudelijke opvolging van het project gebeurt door het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het agentschap Jongerenwelzijn.
De bestaande acties op het domein preventie, mevrouw Schryvers, werden grotendeels uitgevoerd: begin januari 2017 werd de campagne ‘Laat je niet pakken’ uitgerold. Dit werd uitgevoerd door Child Focus, en had een brede scope waarbij er op verschillende terreinen tegelijk ingezet werd. Specifieke beroepsgroepen zoals hotelpersoneel, taxichauffeurs en straathoekwerkers werden gericht gesensibiliseerd.
De website www.stoptienerpooiers.be werd gelanceerd, samen met brochures en postkaarten die op grote schaal verspreid werden. De campagnefilmpjes waren, en zijn, ook via laagdrempelige en op jongeren gerichte online fora beschikbaar en te delen.
Toch blijft er een grote nood aan kennis over deze problematiek, zowel op breder maatschappelijk vlak als gericht naar de partners die het dichtst bij potentiële slachtoffers staan. Daarom werden in de actualisering van het actieplan acties opgenomen om hier uitvoering aan te geven. Er is de actualisering van de website, het bundelen van de verschillende teksten op de website van Jongerenwelzijn en de gerichte communicatie inzake de overeenkomst met Payoke. Dit zijn eerste elementen die hiertoe bijdragen. De uitwerking en brede verspreiding van een draaiboek met hierin aandacht voor de rollen en het aanbod van de verschillende partners, een heldere infoflux en duiding bij het thema is een volgende stap.
Lokale besturen behoren ook tot de scope van de campagne ‘Laat je niet pakken’. Een aantal lokale besturen nemen ondertussen al belangrijke initiatieven. We verwijzen onder meer naar Antwerpen, waar binnen het kader van de bestuurlijke handhaving een aantal hotels gesloten werden. Ook in de sensibilisering van lokale actoren en de deskundigheidbevordering van de politie kunnen de lokale overheden een rol spelen. De intensiteit van de betrokkenheid van en samenwerking met lokale besturen hangt uiteraard onlosmakelijk samen met de prevalentie van het fenomeen in de gemeente. Een beter zicht op de situatie, herkomst enzovoort van de meisjes – waarvoor het centrale meldpunt essentieel is – zal ons in staat stellen om hier gerichte contacten te leggen met die lokale besturen waar het probleem het meest voorkomt.
Via federaal minister van Justitie Geens zullen we de Vlaamse omzendbrief betreffende deze gezamenlijke aanpak van de tienerpooierproblematiek ook bekendmaken aan de jeugdparketten en de referentiemagistraten mensenhandel. Zij zijn immers cruciale actoren voor de gecoördineerde samenwerking op regionaal en lokaal niveau en een goed functioneren van het consult.
Hoe zit het met de informatie-uitwisseling tussen Child Focus en dit meldpunt? Ik neem aan dat mensen soms al eens het verkeerde nummer draaien, of het hoeft niet echt verkeerd te zijn, maar misschien komen ze niet allemaal terecht waar u het bedoeld hebt. Is er een goede informatie-uitwisseling tussen beide instanties?
Minister, u hebt een heel goed overzicht gegeven van heel wat zaken die al zijn gebeurd sinds het opduiken van de problematiek. We spreken van een meldpunt omdat dat zo in de pers is gekomen, maar het gaat inderdaad over een tweedelijnsconsulting. Ik neem aan dat er heel wat voorzieningen zijn, aanbieders van jeugdhulp, waar men zich vragen stelt en men zoekt waar men terechtkan. Het is dan ook goed dat die tweedelijnsconsulting bestaat.
U hebt verwezen naar een eerste evaluatie. Het is natuurlijk allemaal nog heel nieuw, die cijfers zijn in de pers geweest naar aanleiding van een vraag in Antwerpen, maar we zullen pas meer zicht krijgen op de manier van werken en de resultaten daarvan wanneer dit al een tijdje in uitrol is.
Wat mijn oproep aan de lokale besturen betreft, hebt u gelijk dat dit in een stedelijke context anders is dan in andere gemeenten, maar mijn oproep is dat iedereen alert zou zijn en krachtdadig zou optreden wanneer zich bepaalde signalen voordoen.
Child Focus zit in de stuurgroep en ik vermoed dat ook Payoke daar ook in zit.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.