Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Report
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Op 15 oktober 2015 keurde de plenaire vergadering het voorstel van resolutie betreffende de vroegtijdige detectie en behandeling van de postnatale depressie goed. Daarin vraagt het Vlaams Parlement aan de Vlaamse Regering onder meer om een screeningsinstrument te introduceren om gericht en georganiseerd postnatale depressies op te sporen; een doorverwijzingsregister ter beschikking te stellen om vrouwen met een vermoeden of diagnose van postnatale depressie gericht voor een behandeling door te verwijzen; een medische richtlijn te ontwikkelen voor een adequate screening en behandeling van postnatale depressie; het initiatief te nemen om de expertise en kennis uit de moeder- en babyeenheden naar andere residentiële en ambulante werkingen binnen de geestelijke gezondheidszorg (ggz) te verspreiden; de uitbouw van een perinataal centrum te ondersteunen.
In navolging van de resolutie werden er, in samenwerking met de moeder-baby-eenheden, twee pilootprojecten ‘Perinatale gezondheidszorg’ opgestart, een in Oost-Vlaanderen en een in Antwerpen. Deze hadden tot doel een regionaal zorgpad te ontwikkelen met detectie en behandeling van psychische problemen bij vrouwen vanaf de zwangerschapswens tot een jaar na de bevalling, en dit in samenwerking met alle belangrijke perinatale eerste-, tweede- en derdelijnsactoren en -netwerken. Ook werd aan een getrapt screenings- en assessmentprotocol op maat van zwangere en bevallen vrouwen gewerkt, aangepast aan de verschillende hulpverleners voor een efficiënte detectie van psychische problemen en toeleiding naar getrapte zorg.
Minister, in antwoord op mijn schriftelijke vragen hierover zei u dat beide proefprojecten argumenteren dat in de obstetrische zorg standaard een psychosociaal assessment en een screening naar perinatale mentale stoornissen zouden moeten aanwezig zijn tijdens de zwangerschap en postpartum. De perinatale mentale zorg zou het best regionaal worden georganiseerd binnen de bestaande zorgnetwerken, met alle partners van de nulde, eerste, tweede en derde lijn.
U kondigde ook een bijkomende subsidie van een jaar aan voor de uitrol van het screeningsprotocol in combinatie met de ontwikkeling van regionale zorgpaden. Daarnaast kwam er ook de ontwikkeling van een online zelfhulptool en psycho-educatie voor perinatale depressie, en de oprichting van het Vlaams Expertise Netwerk voor Perinatale Mentale Gezondheid.
Kunt u meer toelichting geven over de uitrol van het screeningsprotocol in combinatie met de ontwikkeling van de regionale zorgpaden?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van een online zelfhulptool?
Kunt u meer toelichting geven bij de oprichting, organisatie en werking van het Vlaams Expertise Netwerk voor Perinatale Mentale Gezondheid?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, uit de pilootprojecten perinatale gezondheidszorg bleek dat de verschillende disciplines, organisaties en netwerken weinig kennis hebben van elkaars aanbod en werking met betrekking tot deze thematiek. De uitdaging ligt dus onder andere in het verder transparant maken van het zorgaanbod. In 2019 zal het vervolgproject in de verschillende provincies, in samenwerking met de netwerken geestelijke gezondheid, de perinatale zorgpaden verder uitbouwen. De regionale expertisecentra zullen hierin een ondersteunende rol opnemen. De coördinatie van de samenwerking zal opgenomen worden vanuit het Vlaams Overlegplatform Geestelijke Gezondheid. U merkt het: een aantal termen komen ook voor in ons ontwerp van decreet, dat in de commissievergadering van vandaag is ingeleid.
We kiezen er hier resoluut voor om de door het Gents netwerk ontwikkelde richtlijn ‘Screening en detectie van perinatale mentale stoornissen’ op basis van het ontwikkelde draaiboek met sensibiliseringscampagnes, evenals de training en opleiding voor zorg- en hulpverleners, uit te rollen over Vlaanderen. De richtlijn bevat systematische aanbevelingen gekoppeld aan de passende zorg voor zwangere en jonge moeders. De richtlijn is generiek en moet de hulpverleners helpen bij het ontwikkelen en opstarten van een perinataal zorgtraject, rekening houdend met hun specifieke context en eigenheid. Het project wil in 2019 voor de richtlijn een CEBAM-validatie (Belgian Centre for Evidence-Based Medicine) verkrijgen.
Het bestaande behandelaanbod zal inderdaad uitgebreid, maar ook meer laagdrempelig en toegankelijk worden met de ontwikkeling van een online zelfhulptool voor vrouwen met depressie- en angstklachten in de perinatale periode. Het kan bovendien motiverend werken om sneller binnen de bestaande zorg hulp te gaan zoeken of het kan additief werken, versterkend werken. Dit online aanbod zal worden geïntegreerd in de bestaande website www.depressiehulp.be door een aantal specifieke modules te voorzien. Deze opdracht zal eveneens gerealiseerd worden in de huidige subsidieperiode, namelijk voor eind 2019.
Om de partners in de sector van de geestelijke gezondheidszorg op één lijn te krijgen, werd er beslist om een expertisenetwerk op te richten dat zich verenigd op perinatale zorg toelegt. Het Vlaams Expertise Netwerk voor Perinatale Mentale Gezondheid bestaat uit de moeder-baby-eenheden van vzw KARUS en psychiatrisch ziekenhuis Bethaniënhuis, het expertisecentrum perinatale psychiatrie van het universitair psychiatrisch centrum van de KU Leuven en het Centrum Perinatale Mentale Gezondheid van UZ Gent, Kind en Gezin en de leefeenheden voor zwangere vrouwen en moeders met hun kinderen binnen de revalidatieconventies verslavingszorg van De Kiem, Adic en Free Clinic. Dit netwerk zal verder aangevuld worden met andere partners die bij de perinatale mentale gezondheid van vrouwen betrokken zijn. Het vervolgproject is overigens toegekend aan het Vlaamse expertisenetwerk. Het Centrum Perinatale Mentale Gezondheid van UZ Gent neemt het penhouderschap op zich.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik zal uw antwoord zeker nog eens nalezen, want u hebt heel wat geantwoord.
Ik heb nog een bijkomende vraag. U hebt verwezen naar het online aanbod, dat werd uitgebreid en dat heel laagdrempelig is. Het is natuurlijk van belang dat er ten eerste voldoende preventie is, maar ten tweede ook dat er vroegdetectie is en dat er dus zo vroeg mogelijk hulp wordt gezocht. Die online tool kan daar natuurlijk een hulpmiddel voor zijn. Op welke manier gebeurt de bekendmaking daarvan bij vrouwen die pas bevallen zijn of zelfs nog zwanger zijn, zodat ze weten waar ze terechtkunnen?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik heb nog een vraag, minister. In welke mate wordt hier de ruimere context in betrokken? Ik denk bijvoorbeeld aan de partner: wordt die er ook bij betrokken? Kan die ook op een of andere manier wat aanwijzingen krijgen over hoe op een gepaste manier mee zorg op te nemen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ben uitermate tevreden, minister, u weet dat. Dat is iets fantastisch, wat hier werd opgezet. De zaken die hier naar voren kwamen, kwamen ook aan bod op mijn conferentie, die ik georganiseerd heb rond perinatale geestelijke gezondheidszorg.
Men heeft daar toen ook de twee pilootprojecten voorgesteld. Mensen uit het werkveld wisten van elkaar vaak niet waar ze mee bezig waren. Daarom is het natuurlijk goed dat alles transparanter wordt, zodat mensen niet meer naast elkaar, maar samenwerken.
Ik heb wel nog een vraag. Stel dat huisartsen een postnatale depressie vaststellen, komt er voor hen dan ook een doorverwijsregister? Vaak weten huisartsen immers niet naar wie ze die patiënten moeten doorverwijzen.
Ik veronderstel ook dat het naar aanleiding van die online zelfhulptool nuttig zou zijn om links te plaatsen op andere websites, bijvoorbeeld die van Kind en Gezin. Mevrouw Schryvers zei het ook al: het is mooi dat er een zelfhulptool is, maar je moet die ook tot bij de patiënt kunnen brengen. Mensen moeten ervan op de hoogte zijn.
Het is ten slotte de bedoeling om de expertise te gaan uitrollen over heel Vlaanderen. Mijn vraag is hoe dat concreet gaat gebeuren. Zal dat via per provincie gebeuren? Zullen er aparte settings voor gecreëerd worden? Het is natuurlijk ook belangrijk dat er gepaste hulp aan die expertise gekoppeld wordt. Men kan dan wel screenen en detecteren, maar op die screening en detectie moet ook gepaste hulp volgen.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik heb van mijn kant waardering voor de vraag van collega Schryvers en ook voor de belangrijke insteek van collega Saeys, die de zaak zeker op gang getrokken heeft.
Ik wik mijn woorden, maar ik zit een beetje met de bekommernis dat we een parallel zorgcircuit opzetten met het decreet dat we straks verder zullen bespreken. Ik heb daar ook al naar verwezen in eerdere tussenkomsten. Ik had begrepen dat het gebrek van kennis van elkaars expertise en competenties of aanbod niet alleen gold voor de mensen die al gespecialiseerd zijn, maar eigenlijk ook voor het brede werkveld van Kind en Gezin en de Huizen van het Kind.
Kunnen we, zeker met het oog op de verdere uitrol van de geconsolideerde expertise, niet het een en ander integreren in een volledig perinataal zorgpad voor elke zwangere vrouw in Vlaanderen, vooral de meest kwetsbaren, zoals we in een eerdere resolutie hadden voorgesteld? Daarbij zouden we ervoor kunnen pleiten om al heel vroeg een intakegesprek te hebben met een huisarts, een psycholoog, een vroedvrouw of een gynaecoloog. Idealiter gebeurt dat nog voor de conceptie, maar – laat ons eerlijk zijn – de meeste mensen schieten pas goed in gang als de zwangerschapstest positief blijkt. Zo’n gesprek zou toelaten om al heel vroeg een brede psychosociale assessment uit te voeren, ook al bestaan er voor perinatale depressies onvoldoende voorspellende factoren.
Zouden we deze zorg, in het kader van het decreet, waaruit een grote bezorgdheid blijkt voor de geestelijke gezondheidszorg, niet beter integreren in een brede eerstelijnszorg voor perinatale zorg en begeleiding voor jonge ouders en kinderen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dat laatste moet zeker de bedoeling zijn op termijn. Ik hoop uiteraard dat de organisatie van het Vlaamse landschap van eerstelijnszones en van het landschap als het over mentale gezondheid gaat, tot gevolg zal hebben dat we proberen om die competenties en trajectbenadering als evidenties te beschouwen en dat we daar ook financieringssystemen aan kunnen koppelen.
Ik kan me immers voorstellen dat sommigen die het decreet houdende de geestelijke gezondheid voor de eerste keer lezen, vinden dat dat behoorlijk complex van taal is, maar als je ooit de continuïteit van een psychiatrisch patiënt, zeker een chronisch psychiatrisch patiënt, als essentieel voor kwaliteit wilt nemen, dan zul je toch dingen moeten gaan benoemen die niet alleen zozeer met voorzieningen en zorgverstrekkers te maken hebben, maar zich eigenlijk op het geheel van het traject enten. Daarom is dat decreet natuurlijk ook belangrijk daarin. Ik ben het er helemaal mee eens dat de bedoeling natuurlijk moet zijn om een aantal competenties te integreren, en er natuurlijk dan ook voor te zorgen dat de natuurlijke, nabije zorgverstrekkers weten en kunnen weten waar ze exact naar kunnen verwijzen als het nodig is om te verwijzen.
Wat de richtlijnen betreft: het boekje heb ik diagonaal gelezen. Ik ben uiteraard absoluut geen medisch expert, maar ik zie natuurlijk wel dat dat wel allemaal aan bod komt, ook de vraag wat de vragen zijn en wanneer je wat eventueel moet ondernemen. Natuurlijk is elke situatie anders, maar dat is daar voor de professionelen toch allemaal wel goed in meegenomen. Mevrouw Van den Bossche, uiteraard zit de dimensie van de partner daar ook in. Dat is dus zeker een element dat daar ook in aan bod komt.
Wat de online tool betreft: het is duidelijk dat Kind en Gezin, wat later Opgroeien zal zijn, maar ook de eerste lijn en al die partners er voldoende over moeten zijn gebriefd dat ook dit tot de mogelijkheden behoort. Mijnheer Persyn, u weet dat we ook aan het werken zijn aan een perinataal zorgtraject, omdat we ook de link tussen opvoedingsondersteuning en de medische opvolging beter willen kunnen leggen. Er zijn daarover gesprekken bezig met het RIZIV. Dat is ook een item dat online moet kunnen worden onderbouwd. Ik ben het daar uiteraard ook helemaal mee eens. Dat is de weg die we moeten opgaan. Ik hoop natuurlijk dat de link tussen mentale zorgvragen en de somatische kwesties dan eigenlijk op een veel meer spontane manier kan worden gelegd, en dat men veel meer geïntegreerd kan werken. Dit vind ik echter wel een goede stap, omdat men vanuit een specialistische kennis en ervaring nu overgaat naar een veel breder uitdragen daarvan, en ook probeert de partners te mobiliseren om elkaar daarin te verstaan en te versterken. Het is waar: de aandacht die mevrouw Saeys daarover heeft gevraagd in de commissie, heeft onder meer ook tot dit initiatief geleid.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik denk dat we allemaal hetzelfde onderschrijven. Het was inderdaad collega Saeys die enkele jaren geleden het initiatief heeft genomen. Er waren in de resolutie heel wat punten opgenomen, en het is goed te zien hoe die een na een worden uitgerold. Er zijn immers heel wat vrouwen die te maken krijgen met postnatale depressies, met angstgevoelens, depressieve gevoelens na of ook al tijdens de zwangerschap. Het is goed dat Vlaanderen ter zake ook een heel daadkrachtig beleid voert. Er zijn inderdaad heel wat organisaties, en zeker ook de twee moeder-babyeenheden, die ter zake heel veel expertise hebben. Het is goed dat die ten dienste staan van een uitrol over heel Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.