Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de inzet van studenten bij de Zelfmoordlijn 1813
Report
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik verwijs naar een artikel in de krant dat meer inspanningen vraagt voor de preventie van zelfdoding. Een vader die zijn zoon verloor aan zelfdoding, richtte de vzw Tout bien -Okidoki op en stelde in dit kader samen met een denktank van specialisten een memorandum op om het suïcideprobleem in ons land aan te pakken. Daarbij focust hij vooral op een betere preventie en hulpverlening. Dat is zeker aan de orde: België staat immers op de tweede plaats voor het aantal zelfdodingen in West-Europa.
De man kaart in het memorandum onder meer de onbereikbaarheid/bereikbaarheid van de Zelfmoordlijn 1813 aan. De Zelfmoordlijn claimt een beschikbaarheid van 24/24 en 7/7. Het blijkt echter meermaals voor te komen dat alle vrijwilligers aan de telefoon bezet zijn, iets wat grote risico’s inhoudt wanneer iemand in crisis belt. Daarnaast is de chatdienst dagelijks slechts gedurende beperkte uren, van 18.30 uur tot 22 uur, beschikbaar.
In dit kader stelt het memorandum een aantal mogelijke pistes voor om de preventie te verbeteren. Zo zou men studenten verpleegkunde en psychologie kunnen inzetten als vrijwilligers voor de Zelfmoordlijn en de chatdienst. Zij zouden dan bijvoorbeeld extra studiepunten kunnen verdienen met hun vrijwilligerswerk. In Nederland wordt dit reeds gedaan en daar zien we een aanzienlijk lager suïcidecijfer. Meer inzetten op praten en contact is immers erg belangrijk binnen deze thematiek.
Minister, hoe staat u tegenover dit memorandum waarbij studenten verpleegkunde en psychologie de Zelfmoordlijn zouden bemannen? Welke bijkomende maatregelen zult u nemen om de permanentie van de Zelfmoordlijn te verhogen?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Hoewel de zelfdodingscijfers in Vlaanderen sinds 2000 met 21 procent zijn gedaald, blijft het aantal suïcides, ongeveer drie per dag in 2016, hoog in vergelijking met andere landen. Suïcidepreventie blijft dan ook een prioriteit in het Vlaamse welzijnsbeleid.
Een belangrijk element daarin is de Zelfmoordlijn 1813, waar iedereen met suïcidale gedachten of iedereen die zo iemand kent, terechtkan per telefoon, mail of chat. De Zelfmoordlijn 1813 wordt uitgebaat door het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ), is operationeel sinds 2013 en wordt bemand door vrijwilligers ondersteund door professionelen. In 2017 werden 15.073 oproepen beantwoord door de Zelfmoordlijn 1813: dat is 3,5 procent meer dan in 2016.
Een ander belangrijk element in het preventiebeleid is om hulpverleners meer vaardigheden bij te brengen om suïcidale personen te herkennen en bij te staan of door te verwijzen.
Minister, voor dit schooljaar maakte u 50.000 euro vrij om studenten van de opleiding Toegepaste Psychologie een keuzevak aan te bieden, waardoor zij door medewerkers van het CPZ worden opgeleid om crisisgesprekken te voeren met suïcidale personen. Daaropvolgend zullen zij een zestigtal uren stage doen bij de Zelfmoordlijn. Maximum tien studenten worden per keer tot het keuzevak toegelaten. Ze worden gescreend en geselecteerd. In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 6 december 2018 zei u dat reeds acht studenten slaagden.
Daarnaast zullen per semester telkens vijf studenten van verschillende opleidingen van bijvoorbeeld klinische psychologie, criminologie, maatschappelijk werk, stage lopen binnen het CPZ. Binnen het kader van deze stage krijgen zij een versnelde opleiding tot beantwoorder en zullen zij een substantieel deel van de stagetijd besteden aan het bemannen van de Zelfmoordlijn.
De inzet van vrijwilligers in de preventie van zelfdoding blijft het basisprincipe van de Zelfmoordlijn. De studenten zouden ingezet worden op piekmomenten. Het initiatief is een win-winsituatie. Het beschikken over vaardigheden om om te gaan met personen met zelfdodingsgedachten, is voor veel professionele hulpverleners een grote meerwaarde en aldus een belangrijk element in het preventieplan. Daarenboven wordt zo hopelijk een systeem uitgebouwd waarbij de capaciteit van de Zelfmoordlijn structureel versterkt wordt met studenten.
In eerste instantie wordt voor dit project samengewerkt met de Thomas More-hogeschool in Antwerpen, maar het CPZ legt ook contacten met andere hogescholen en universiteiten. Zo start dit voorjaar een gelijkaardig traject met de opleiding psychologie aan de VUB. Ook met de VIVES-hogeschool Kortrijk, de UC Leuven-Limburg, Odisee en de UGent waren er al gesprekken, aldus de minister in antwoord op mijn meest recente schriftelijke vraag hierover.
Met Thomas More zal in het begin van 2019 geëvalueerd worden hoe de integratie van het keuzevak werd ervaren binnen de opleiding Toegepaste Psychologie, of dit een meerwaarde vormt voor de studenten en hoe dit in de toekomst gecontinueerd kan worden.
De berichtgeving over de inzet van de studenten kreeg veel positieve reacties. Toch werd ook gewezen op de jonge leeftijd van deze beantwoorders en het risico op het ontwikkelen van een vertekend maatschappijbeeld, op mogelijke zwaarmoedigheid bij de studenten, en op de noodzaak van een eigen sterk netwerk.
Op welke manier worden deze bekommernissen met betrekking tot het welzijn en de weerbaarheid van de studenten ondervangen? Welke invloed heeft de inzet van studenten door middel van het keuzevak en stage op de bereikbaarheid van de Zelfmoordlijn 1813? Hebt u al cijfers van het aantal oproepen dat de Zelfmoordlijn ontving in 2018? Hoeveel daarvan werden beantwoord? Kunt u een beeld geven van de evolutie van het aantal vrijwilligers bij de Zelfmoordlijn? Hoe werd de integratie van het keuzevak ervaren binnen de opleiding Toegepaste Psychologie van de Thomas More-hogeschool? Zal het keuzevak ook de komende jaren worden aangeboden? Hoe verlopen de gesprekken met andere hogescholen en universiteiten? Is er al duidelijkheid of er volgend schooljaar ook daar dergelijk keuzevak of stageaanbod zal zijn?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Eerst en vooral geven we graag mee dat het linken van de inzet van studenten in Nederland aan het lage of lagere suïcidecijfer, niet correct is. Het Nederlandse suïcidecijfer is historisch lager dan dat in Vlaanderen en kende de voorbije jaren een sterke stijging. Het Vlaamse suïcidecijfer kende geen stijging de voorbije jaren, vermoedelijk mede dankzij het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie en de hieraan gelinkte veelheid aan initiatieven.
Onze organisatie met terreinwerking, het Centrum ter Preventie van Zelfdoding, is dit academiejaar gestart met een pilootproject om het inzetten van studenten aan de Zelfmoordlijn te verkennen en te implementeren. Het project omvat twee pistes: het integreren van de opleiding tot beantwoorder aan de Zelfmoordlijn in de basisopleiding van studenten in maatschappelijke richtingen en het inzetten van stagiaires op het Centrum ter Preventie van Zelfdoding.
Ondertussen werd een eerste lescyclus binnen de opleiding Toegepaste Psychologie in het derde jaar aan de Thomas More-hogeschool doorlopen, onder de vorm van een keuzevak. Hierbij werd een eerste groep studenten gevormd tot beantwoorder aan de Zelfmoordlijn. December vorig jaar doorliepen deze studenten een peter- of meterperiode, waarna zij zelfstandig oproepen zijn gaan beantwoorden. Ook werden vijf stagiaires gerekruteerd. Zij lopen momenteel stage op het CPZ waarbij het beantwoorden van de Zelfmoordlijn een substantieel deel van hun stage vormt.
Aangezien het vak momenteel nog loopt, is het te vroeg voor conclusies. Uit de eerste gesprekken met de studenten, de opleiding en het CPZ blijkt wel dat deze samenwerking door alle betrokkenen als positief wordt ervaren. Het is dus de bedoeling deze volgend academiejaar te continueren.
Ook met andere hogescholen en universiteiten lopen de gesprekken vlot en is er veel interesse in deze samenwerking, maar het is een complexe opdracht om met elke school de oefening te maken en deze op maat in te passen in het curriculum. Naast de samenwerking met de Thomas More-hogeschool loopt er momenteel al een samenwerking met de opleiding Psychologie aan de VUB. Het CPZ wil deze werking ook eerst goed evalueren, wat zal gebeuren in de zomer van 2019.
Het inzetten van studenten zien we als een positieve evolutie, niet alleen omdat het extra capaciteit creëert, maar vooral omdat studenten zo leren hoe ze gepast kunnen omgaan met suïcidaliteit. Dat is cruciaal en mogelijk zelfs levensreddend in hun latere professionele loopbaan. Hierbij moet ik wel opmerken dat de gerekruteerde studenten een grondige screening moeten doorlopen en enkel toegelaten worden om de Zelfmoordlijn te bedienen als ze de volledige opleiding met succes doorlopen hebben en getoond hebben dat ze de nodige vaardigheden kunnen toepassen in een gesprek.
Het CPZ hanteert een leeftijdsgrens van 20 jaar voor alle beantwoorders, hoewel het leeftijd niet aanziet als een goede indicator voor maturiteit, veerkracht en levenservaring. Daarnaast werkt het enkel samen met studenten die al ver gevorderd zijn in hun studie, studenten in hun derde jaar of hoger, en die dus op korte termijn in het werkveld zullen stappen.
Het CPZ besteedt erg veel aandacht aan het welzijn en de weerbaarheid van elk van zijn beantwoorders. Zowel bij de screening als doorheen de opleiding en gedurende hun engagement bij de Zelfmoordlijn worden de beantwoorders, dus ook de studenten, nauw opgevolgd. Zo bespreekt het CPZ tijdens de screening uitgebreid het welzijn van de studenten, hun weerbaarheid en hun ervaring met zelfdoding. Meer dan de helft van de mensen die zich aanmelden om vrijwilliger te worden bij de Zelfmoordlijn, wordt niet in overweging genomen voor de opleiding tot beantwoorder. De kwaliteit van de gesprekken en de zelfzorg van de beantwoorders primeren steeds boven kwantiteit. Bij de studenten zijn dezelfde selectieprocedures gehanteerd.
Bij de opleiding zijn er twee opleiders aanwezig, die de groep begeleiden. De rollenspelen waarmee de beantwoorders in opleiding oefenen, benaderen de realiteit erg goed. De manier waarop deze oproepen binnenkomen bij de kandidaten, wordt tijdens de opleiding in de gaten gehouden en besproken. Bij Thomas More was er bovendien een begeleider van de school aanwezig tijdens de lessen, die ook aanspreekbaar was voor de studenten.
Bij de eindbeoordeling van de kandidaat-beantwoorders neemt het CPZ ten slotte geen enkel risico: enkel wie aan alle voorwaarden voldoet, mag starten met beantwoorden. Indien hier twijfels over zijn, bijvoorbeeld als er getwijfeld wordt aan de draagkracht, zal de kandidaat niet toegelaten worden als beantwoorder.
Binnen het vrijwilligerswerk bij de Zelfmoordlijn zijn verschillende zaken ingebouwd in het kader van de zorg voor de beantwoorders. Die zijn ook van toepassing op de studenten. Zo maken beantwoorders van elk gesprek een verslag, als soort van debriefing. Die worden dagelijks nagelezen. Indien een vrijwilliger in het verslag laat blijken dat een gesprek moeilijk was, wordt persoonlijk contact opgenomen. Elke vrijwilliger of student heeft ook een coach, die hem of haar persoonlijk opvolgt. Daarnaast hebben ze een peter of meter die hen door de eerste wachten begeleidt. Er is 24 op 24 uur permanentie beschikbaar voor beantwoorders van de Zelfmoordlijn. Ze kunnen dus altijd iemand bellen in verband met een gesprek of hun eigen zorgen. Beantwoorders nemen ten slotte deel aan een tweemaandelijkse supervisie. Ook voor de studenten worden supervisiemomenten georganiseerd. Tijdens deze supervisies is er veel aandacht voor zelfzorg, voor draagkracht en voor de impact van de gesprekken
Het CPZ doet permanent inspanningen om de capaciteit te verhogen. Ik geef graag enkele voorbeelden van initiatieven die de voorbije jaren werden genomen.
Sinds 2013 werkt het CPZ zeer intensief samen met Tele-Onthaal. Elke oproeper die niet meteen een gesprek met een Zelfmoordlijnvrijwilliger kan krijgen, kan zich laten doorverbinden naar Tele-Onthaal. Het CPZ is nog bezig met de verwerking van de registraties en de analyses van het aantal oproepen in 2018 dat werd doorgeschakeld naar Tele-Onthaal. Deze gegevens zullen eind maart beschikbaar zijn, maar het aantal beantwoorde oproepen zal in dezelfde grootteorde liggen als in 2017. Toen beantwoordden de vrijwilligers van het CPZ 15.073 oproepen. Nog eens 8.575 oproepen werden na doorschakeling vanuit de Zelfmoordlijn naar Tele-Onthaal door de Tele-Onthaal-vrijwilligers beantwoord. Samen werden op die manier 23.648 gesprekken gevoerd.
Het CPZ breidde zijn aantal vrijwilligers sterk uit. Momenteel zijn er 158 actieve vrijwilligers voor de Zelfmoordlijn. Dat is meer dan een verdubbeling ten opzichte van 2015, toen er 75 vrijwilligers actief waren bij het CPZ. In het voorjaar van 2019 startten opnieuw 31 kandidaat-vrijwilligers aan de opleiding.
Ook de chatdienst werd uitgebreid: eind 2017 werden de uren verruimd en tijdens de openingsuren is er meer capaciteit beschikbaar.
Boven op de opleidingen van de vrijwilligers, die twee keer per jaar op minstens vier locaties in Vlaanderen plaatsvinden, worden, zoals ik eerder aanhaalde, sinds september 2018 ook studenten opgeleid. De eerste groep studenten ging pas begin 2019 aan de slag als beantwoorder. Het is dus te vroeg om uitspraken te doen over welke invloed de inzet van studenten heeft op de bereikbaarheid van de Zelfmoordlijn 1813.
De Zelfmoordlijn werkt bewust met vrijwilligers. Dat kan gezien worden als een zwakte in verband met capaciteit, maar het is vanuit de preventie van zelfdoding net een sterkte. Heel wat mensen ervaren hoge drempels om bij zelfdodingsgedachten of in een suïcidale crisis de stap te zetten naar de professionele hulpverlening. Een laagdrempelige, anonieme en door vrijwilligers bemande lijn kan op zulke momenten het antwoord bieden. Vrijwilligers kunnen mogelijk beter van mens tot mens in gesprek gaan, zonder dat er sprake is van een hiërarchie tussen hulpverlener en cliënt, en vrijwilligers zouden beter zijn in het overbrengen van empathie in vergelijking met professionele hulpverleners.
De vrijwilligers van de Zelfmoordlijn worden zeer grondig gescreend, volgen een intensieve praktijkgerichte opleiding, specifiek gericht op het voeren van crisisgesprekken, en worden nauw opgevolgd door de professionele medewerkers van het CPZ. De organisatie kiest er bewust voor om enkel vrijwilligers aan de Zelfmoordlijn toe te laten die voldoen aan de kwaliteitscriteria die ze heeft opgesteld op basis van internationaal onderzoek en de eigen veertigjarige ervaring.
Vrijwilligers aan de Zelfmoordlijn voeren één gesprek tegelijkertijd. Zij geven de oproeper ook de tijd die hij of zij nodig heeft, de tijd die nodig is om een crisis te overbruggen. Het redden van een mensenleven laat zich niet vatten in enkele minuten. Een gesprek voeren met iemand in een suïcidale crisis, vraagt aandacht en verbondenheid, iets wat enkel geboden kan worden als de vrijwilliger en de oproeper de tijd kunnen en mogen nemen die nodig is.
De Zelfmoordlijn is bewust geen professionele hulpverlening, maar dient als laagdrempelig aanspreekpunt voor mensen in een suïcidale crisis, die op dat moment niet in staat zijn om over hun zelfmoordgedachten te spreken met een hulpverlener, met iemand in hun eigen omgeving en dergelijke. Bijkomend is het belangrijk aan te halen dat de Zelfmoordlijn slechts één schakel is binnen het brede suïcidepreventiebeleid in Vlaanderen. Ze biedt een zeer specifiek soort hulp, geleverd door specialistisch opgeleide vrijwilligers.
De Zelfmoordlijn is ontstaan in 1979 en ontwikkelde zich doorheen de jaren sterk, rekening houdend met de realiteit in Vlaanderen. Het Nederlandse 113 ontstond in 2009 en haalde zijn inspiratie onder andere bij de Zelfmoordlijn. Ondertussen ontwikkelde het aanbod van 113 zich vooral op het vlak van online hulp. Er is geregeld contact tussen beide organisaties, waarbij ze deels als inspiratie gelden voor elkaar, maar waarbij ook duidelijke verschillen merkbaar zijn op het vlak van bijvoorbeeld het inzetten van professionele hulpverleners, het triëren en doorsturen van oproepers, het voeren van verschillende gesprekken tegelijk enzovoort. Vanuit het Centrum ter Preventie van Zelfdoding worden nieuwe Nederlandse ontwikkelingen steeds bekeken en besproken, maar niet alles is implementeerbaar in Vlaanderen. Het kopiëren van het Nederlandse model zonder meer zou niet leiden tot een betere hulpverlening door de Zelfmoordlijn, en is in sommige gevallen zelfs niet wenselijk.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik wil eerst en vooral een pluim geven. Er is inderdaad heel wat gebeurd rond suïcidepreventie. Ik vind het een positieve zaak dat men alleszins met studenten aan de slag gaat en dat er een belangrijke kwaliteitscontrole is, maar als je claimt dat je 24 op 24 en 7 op 7 bereikbaar bent en als er dan toch wordt gemeld dat dat niet altijd zo is, dan houdt dat toch wel een groot risico in. U hebt zelf aangehaald dat het bedoeld is als iets laagdrempeligs. Als mensen effectief de stap zetten en toegeven dat ze met zulke gedachten zitten, maar op dat moment niemand aan de telefoon krijgen, is dat toch een heel gevaarlijke situatie.
U zegt ook dat er wordt doorverwezen naar Tele-Onthaal, maar zijn daar dan dezelfde begeleiding en dezelfde kwaliteitscontrole om dergelijke gesprekken te beantwoorden?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De bereikbaarheid van de Zelfmoordlijn is een bekommernis van ons allen. In die zin heeft het project met de studenten mijn aandacht zeker getrokken, omdat er inderdaad een win-winsituatie kan zijn. Enerzijds leren de studenten heel wat vaardigheden die hun nadien in hun professionele loopbaan heel sterk van dienst kunnen zijn. Anderzijds kan de Zelfmoordlijn op sommige momenten rekenen op die studenten als vrijwilliger.
De eerste reacties en resultaten daarvan tonen ook aan dat het positief is. We kijken natuurlijk uit naar de toekomst en een eventuele samenwerking met andere hogescholen en universiteiten. Niet alleen het bijbrengen van vaardigheden en het bezetten van de Zelfmoordlijn zijn belangrijk, mogelijk ook de rekrutering van toekomstige vrijwilligers. Wie dat als student al heeft gedaan, zal misschien ook nadien als vrijwilliger blijven meewerken.
In ieder geval, het is de Week van de Vrijwilliger, en ik wil hier heel uitdrukkelijk zeggen: mijn petje af en ontzettend veel appreciatie en dankbaarheid tegenover alle vrijwilligers en zeker tegenover de meer dan 150 vrijwilligers die werkzaam zijn bij de Zelfmoordlijn en daar vaak heel moeilijke gesprekken voeren.
Toen de reacties op het project met de studenten en de eerste resultaten in de krant verschenen, werd ik gegrepen door sommige reacties, bijvoorbeeld: welke impact heeft dit op de studenten zelf? Dat was mee aanleiding tot mijn vraagstelling ter zake, minister. Ik ben toch wel tevreden als u aangeeft op welke manier er wordt omgegaan met zelfzorg en draagkracht bij die studenten. Het moet natuurlijk wel een enorme impact hebben voor iedereen die zo’n lijn beantwoordt, maar zeker voor een jongere die daarmee wordt geconfronteerd. Ik vind het goed dat daar de nodige aandacht voor is, en ook in de opvolging van het project eventueel met andere hogescholen en universiteiten is dat iets dat absoluut zeker de aandacht moet blijven krijgen.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, collega’s, ik sluit aan bij de appreciatie die heel terecht is uitgesproken door beide collega’s aan de vrijwilligers bij de Zelfmoordlijn. Zij geven dagelijks het beste van zichzelf, bereiken daarmee duizenden Vlamingen op een van de moeilijkste momenten in hun leven en ronden die af met een inzet en toewijding die absoluut bewonderenswaardig is. Ik wil absoluut aansluiten bij de appreciatie daarvoor.
Verder ben ik tevreden, minister, dat u gewezen hebt op het en-enverhaal. De Zelfmoordlijn is wellicht het meest of een van de meest zichtbare elementen in een ruimer suïcidepreventiebeleid. In ons Vlaams actieplan zitten vijf strategieën en verschillende acties, waarvan vrij recent nog twee heel belangrijke zijn ontwikkeld: onze multidisciplinaire richtlijn en het model ketenzorg. Koppel daaraan de unieke toegangspoort op internet, zelfmoord.1813.be, waar alle informatie voor professionals en hulpzoekenden wordt gebundeld, maar ook voor researchers, journalisten rond dit ongelooflijk belangrijk thema. Voeg daar ook nog het verkorte nummer van de Zelfmoordlijn bij dat een aantal jaren bestaat. Vroeger was het een 02-nummer en de rest was onmogelijk te memoriseren. Al deze stappen zijn gezet in het domein suïcidepreventie, waar we best trots op mogen zijn, ook al zullen bijkomende en volgehouden inspanningen nodig zijn in de volgende jaren om het suïcidecijfer in Vlaanderen verder terug te dringen.
Minister, u bent in de voorbije jaren al voor een aardig stuk tegemoetgekomen aan een aantal zeer terechte bekommernissen van het Rekenhof, heel specifiek wat betreft het suïcidepreventiedomein. Het was erg versnipperd en het was niet altijd duidelijk, zonder de goede bedoelingen in twijfel te trekken, in hoever toegeschreven middelen ook effectief werden ingezet en voor welke actie en strategie. Als we aan het Rekenhof zouden vragen diezelfde oefening opnieuw te doen, zou men een veel beter rapport kunnen voorleggen. Om maar te zeggen dat de inzet die de voorbije jaren is geleverd in dit domein, ook effectief vruchten heeft afgeworpen.
De strategie die het CPZ als aanbieder van de Zelfmoorlijn ontwikkelt, namelijk kwaliteit te allen tijde te verkiezen boven kwantiteit, is het enige principe dat kan worden gehandhaafd.
Mevrouw Schryvers heeft er terecht op gewezen dat ze tevreden en gerustgesteld is wanneer ze ziet dat dit gepaard gaat met een grote bezorgdheid om die vrijwilligers. Het volstaat niet om bij wijze van spreken – ik zeg het nu even heel lapidair – een telefoon ter beschikking te stellen, je moet daarnaast en daarachter een heel netwerk aanbieden om ook die vrijwilligers die meer behoefte hebben aan ondersteuning, die ondersteuning op het juiste moment en op de juiste manier te kunnen bieden.
Wat de toekomst betreft, ben ik ervan overtuigd dat de nood aan een specifieke suïcidepreventielijn zal blijven bestaan. Ik hoor ook niemand die in twijfel trekken. De vraag is wel hoe de samenwerking met Tele-Onthaal verder zal gaan. Dat is momenteel een zeer mooie en zinvolle samenwerking, maar het is niet altijd een gemakkelijk traject geweest. Wie het dossier al langer volgt, weet dat ook.
In de huidige vorm van samenwerking kan iedereen in eerste instantie een beroep doen op de Zelfmoordlijn via het gekende verkorte nummer. Wanneer de lijn echter in gesprek is – en een dergelijk gesprek laat zich niet beperken tot een paar minuten maar kan een halfuur, soms een uur of nog langer duren – moet worden voorzien in een bijkomende opvangcapaciteit. Een doorverwijzing die helder geformuleerd is voor wie op dat moment op het antwoordapparaat terechtkomt, moet dan aangeven welke alternatieven er zijn. Voor dringende medische hulp kan men de spoeddienst bellen. Wie behoefte heeft aan een gesprek, kan rechtstreeks worden doorgeschakeld naar Tele-Onthaal. Dat lijkt me een zeer goede manier om die extra capaciteit op dat moment te garanderen.
De samenwerking tussen Tele-Onthaal en de Zelfmoorlijn wordt voortdurend geëvalueerd vanuit de positieve ingesteldheid waarbij men elkaars expertise erkent en elkaars organisatie probeert te versterken.
Ik heb geen bijkomende vraag, maar wel een suggestie. Het lijkt me zinvol, en dan vooral voor wie hier na 26 mei nog zit, om eens een werkbezoek te brengen aan het Centrum ter Preventie van Zelfdoding. We hebben hen hier al vaak te gast gehad, altijd tot ieders tevredenheid, maar een werkbezoek ter plekke om te zien hoe een en ander in zijn werk gaat, zou heel veel terechte vragen die hier regelmatig aan bod komen, kunnen beantwoorden en kan ons, of in elk geval zij die na ons komen, een beter inzicht geven in de specifieke werking van de Zelfmoordlijn binnen het ruimere aanbod van suïcidepreventie in Vlaanderen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik heb twee korte vragen. U hebt genoeg vrijwilligers om de basisbezetting te garanderen maar niet om op elk moment en elk piekmoment alle oproepen te beantwoorden. Hoeveel extra vrijwilligers zouden nodig zijn om dat wel te kunnen doen?
Wat zijn de redenen waarom sommige vrijwilligers niet in aanmerking komen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Er wordt voortdurend gezocht naar nieuwe vrijwilligers omdat die capaciteit uiteraard geen evidentie is en omdat we die stelselmatig proberen te versterken. Ik heb cijfers gegeven over hoe die capaciteit in een aantal jaren substantieel is toegenomen.
Zoals de heer De Bruyn zegt, wordt bij de selectie de lat hoog gelegd. Als er twijfel is of een kandidaat emotioneel wel in staat is om dat allemaal te behappen, dan lijkt het toch niet zo verstandig om die persoon in te zetten voor dit gespecialiseerd en intens vrijwilligerswerk. Men moet een zekere empathie hebben en zich in de situatie van de persoon die belt, kunnen verplaatsen op een manier waarbij men er zelf niet onderdoor gaat. Men moet ook kunnen inschatten hoe men zaken kan coderen en decoderen wanneer mensen bellen. Dat zijn heel wat competenties die men minstens moet verwerven. Men moet dan ook aanleg hebben om zich die specifieke vaardigheden eigen te maken.
Het CPZ heeft natuurlijk een zeer lange traditie en veel ervaring met dit soort zaken. Het kan dus ook wel heel goed voor zichzelf uitmaken hoe je dat moet bevragen en hoe je moet uitmaken of iemand potentieel echt wel draagkracht en competenties heeft om dat aan te kunnen.
Ik wil toch nog even terugkomen op de vraag over Tele-Onthaal. De vrijwilligers en medewerkers bij Tele-Onthaal krijgen natuurlijk ook een opleiding. Zij zijn generieker opgeleid, maar deze problematiek komt zeker aan bod. Het is in die zin natuurlijk niet zo dat er bij Tele-Onthaal mensen werken die geen enkele ervaring hebben. Integendeel. Tele-Onthaal is een organisatie met een behoorlijk indrukwekkende staat van verdienste. Ook daar moeten de mensen een selectieprocedure ondergaan.
Ik deel de mening van de heer De Bruyn, en wellicht ook van anderen, dat we wel wat in de samenwerking hebben moeten investeren, maar ze is er nu. Het is op zich een goede zaak dat wanneer de ene door lange telefoons niet meer in staat is om nieuwe telefoons aan te nemen, er dan toch de mogelijkheid bestaat om een gesprek te hebben. Het biedt een zekere geruststelling dat in de backoffice een aantal zaken operationeel kunnen zijn.
Ik heb ook al aangegeven dat het zeker aangewezen is om het concept, zoals we dat nu met de Thomas More-hogeschool hebben, uit te breiden. Ik ben persoonlijk gerustgesteld, al is dat misschien het verkeerde woord. Ik sta nogal achter de aanpak van CPZ om niet voortdurend halsoverkop naar medewerkers op zoek te gaan. Je moet dat voor een stuk ook kunnen opbouwen en ervaring kunnen opdoen.
Dat zijn de antwoorden die ik naar aanleiding van de oorspronkelijke vraag wilde geven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.