Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Report
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Op tien locaties werd tussen 1 april 2017 en 1 april 2018 geëxperimenteerd met de inkomenstarief-mix (IKT-mix).
De eindconclusie luidt dat de IKT-mix niet de oplossing biedt voor een aantal uitdagingen in de sector kinderopvang zoals de leefbaarheid van de opvang, de toegankelijkheid voor de ouders, de sociale mix en het uitbreiden van het aanbod.
Er werd vastgesteld dat enkel indien het gaat om een beperkt aantal plaatsen vrije prijszetting, er weinig extra kosten zijn en dus een betere verhouding tussen inkomsten en uitgaven. De extra plaatsen met vrije prijszetting laten toe te komen tot een meer optimale leefgroepindeling – meer, maar kleinere leefgroepen – waar ouders en kinderen erg tevreden over zijn.
Er zijn natuurlijk ook negatieve vaststellingen. Als je ouders laat doorschuiven van een vrije prijs naar het IKT, dan geeft dat veel druk op de organisator. Het hypothekeert ook de mogelijkheid om onmiddellijk in de IKT-plaatsen in te stappen voor wie dat echt nodig heeft.
De vrijeprijsplaatsen zouden kunnen fungeren als wachtplaatsen. Er moet ook worden opgemerkt dat het aantal dat spanningen tussen ouders ervaart vanwege het dubbeltariefsysteem, afneemt bij het einde van het experiment. Ouders vinden de IKT-mix goed op voorwaarde dat wie dat wil of dat financieel nodig heeft, kan doorschuiven naar het IKT. De IKT-mix lijkt niet altijd te leiden tot een betere sociale mix. Organisatoren vrezen ook meer administratie.
Het eindrapport concludeert dat het proefproject ook geen onoverkomelijke argumenten biedt om het werken met de IKT-mix in eenzelfde locatie kinderopvang te blijven verbieden. Het eindrapport stelt dan ook voor om de regelgevende bepaling die oplegt dat alle opvangplaatsen in een locatie die gebruikmaakt van subsidies voor inkomenstarief, aan te bieden zijn met IKT, te schrappen. Enkel voor de kinderen die worden opgevangen op de plaatsen waarvoor de organisator deze trap 2-subsidie (T2) ontvangt, blijft dan verplicht om het IKT toe te passen.
Het rapport beveelt wel aan om als de IKT-mix wordt toegelaten, hieraan een aantal duidelijke voorwaarden te verbinden die het best wettelijk worden verankerd. Daarnaast zijn er ook een aantal belangrijke aandachtspunten mee te geven die elke organisator die de IKT-mix zou overwegen, vooraf moet kennen en grondig moet afwegen voor zijn eigen situatie. Er zijn ook belangrijke aandachtspunten voor de Vlaamse overheid zelf.
Als we rekening houden met de aanbeveling van het rapport, wordt er dan een aanpassing van de regelgeving voorbereid? Zo ja, wanneer mogen we die dan verwachten? Zo niet, waarom niet?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het eindrapport van het experiment met de IKT-mix adviseert om de IKT-mix ten vroegste vanaf 2020 toe te laten onder drie wettelijk te verankeren voorwaarden: het aanbod van de plaatsen met vrije prijs moet hetzelfde zijn als de plaatsen met het IKT. Het moet mogelijk zijn om van een vrijeprijsplaats naar een IKT-plaats en/of omgekeerd te kunnen doorschuiven. Het is niet toegelaten om de twee prijssystemen binnen dezelfde opvangovereenkomst voor hetzelfde kind te combineren. Voor één kind is er één tarief.
Op dit ogenblik wordt de regelgeving gescreend en voorbereid om de IKT-mix op basis van deze voorwaarden mogelijk te maken. Het gaat om aanpassingen in het subsidiebesluit van 22 november 2013, het procedurebesluit van 9 mei 2014 en het ministerieel besluit van 23 april 2014 tot uitvoering van het subsidiebesluit.
De screening van Kind en Gezin zal leiden tot een voorstel tot aanpassing van de regelgeving en zal in de loop van de maand maart worden afgerond. Het gaat niet altijd om louter technische aanpassingen. Zo moeten er ook aanpassingen gebeuren in de toepassing van de voorrangsregels met de vraag of die enkel gelden voor de IKT-plaatsen of voor alle plaatsen.
Daarnaast zijn er ook heel wat gevolgen voor concrete procedures die impact hebben op de IT-systemen binnen Kind en Gezin, zoals de registratie van de dubbele capaciteit en de programmatie. De IKT-mix zou in werking treden vanaf 1 januari 2020. Dit geeft de nodige tijd om die procedures hierop af te stemmen, en aan de mogelijke geïnteresseerde organisatoren om zich daarop ten gronde voor te bereiden.
Ik ben alleszins zeer blij dat men die IKT-mix op basis van die drie voorwaarden aan het voorbereiden is. Ik begrijp dat dit blijkbaar in de loop van maart zal worden afgerond? Dan zal ik natuurlijk mijn vraag opnieuw stellen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Bedankt voor deze vraag, mevrouw Saeys. Die geeft ons de gelegenheid om zelf een aantal bekommernissen mee te geven. Ik heb natuurlijk ook de conclusies gelezen. Wat voor mij het belangrijkste voordeel zou kunnen zijn om die IKT-mix verder mogelijk te maken, is het voordeel voor het kind, namelijk continuïteit. Een kind kan binnen dezelfde opvanglocatie blijven, in dezelfde vertrouwde omgeving en met dezelfde vertrouwde gezichten. Het hoeft dan niet uit die vertrouwde omgeving weg indien er in een andere opvang een IKT-plaats vrijkomt en het een voordeel zou zijn om daar naar over te schakelen. Dat vind ik alleszins wel een voordeel.
Daaruit komt toch de bekommernis voort hoe men dat doorschuiven mogelijk zal maken. U hebt gezegd, minister, dat een van de gestelde voorwaarden is dat het doorschuiven mogelijk moet zijn. Dat lijkt me logisch. Het is niet omdat men in een opvanglocatie aan een vrij tarief start, dat men nadien niet meer de mogelijkheid zou hebben om naar een IKT-plaats door te schuiven. Het is natuurlijk ook wel zaak om te bepalen op welke manier dit zal gebeuren. Ik wil die bekommernis meegeven zodat men daar rekening mee houdt bij het aflijnen van de verdere regelgeving.
Het is juist dat er een aantal zaken goed geregeld moeten zijn – niet alleen op het niveau van het agentschap, maar ook in de manier waarop men hiermee vanuit de kinderopvang ten opzichte van de ouders omgaat.
Er is nog een dimensie die u niet genoemd hebt: sinds het Groeipakket van kracht is, krijgen ouders die in trap 1 zitten, een toeslag en de andere niet. Daar moet je op anticiperen in de kinderopvang. Als je dat op voorhand goed kunt uitleggen, dan is dat waarschijnlijk allemaal beheersbaar. Maar als je dat niet uitlegt, kan dat leiden tot nogal vreemde reacties bij ouders die van andere ouders te horen krijgen dat ze een toeslag ontvangen terwijl ze er zelf geen krijgen. Je moet de context goed kunnen uitleggen.
Mevrouw Saeys, ik moet eerlijk zeggen: u hebt hier al dikwijls vragen over gesteld. Het minste wat we kunnen doen, is toch zeggen dat Kind en Gezin dat onderzoek heeft uitgevoerd en daar ook – want de onderzoeksresultaten zijn niet allemaal ondubbelzinnig pro – bereid is mee verder te gaan en het kader ervoor klaar te maken. Dat vind ik op zich wel een goede manier van werken. Inderdaad: men zal hier zeer goed over moeten communiceren. In het begin zullen veel vragen gesteld worden over welk kind precies in welk statuut terechtkomt. We weten nu ongeveer wat de aandachtspunten zijn en men kan er nu mee aan de slag.
Ik heb het inderdaad ook gezegd: ik vind het fantastisch dat dat project met die IKT-mix nu afgerond is en dat daaruit zaken naar voren gekomen zijn waarmee men ook rekening zal houden, en dat men dit aan het voorbereiden is. Ik denk dat we inderdaad rekening moeten houden met de aandachtspunten die meegegeven zijn. Hoe dan ook zal het systeem natuurlijk ook wel zijn voordelen hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.