Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het overleg van de minister met hogeronderwijsinstellingen en studentenverenigingen over studentendopen
Report
De heer Cordy heeft het woord.
We willen met deze vraag even terugkomen op het tragische incident van vorig jaar. Dat was, voor zover ik kon nagaan, de eerste keer in Vlaanderen dat een studentendoop zo tragisch afloopt. We waren met z’n allen geschokt, maar gelukkig is het een zeer uitzonderlijk incident. Dat hebben we in Vlaanderen onder meer te danken aan de veelvuldig verspreide doopcharters, waarin de onderwijsinstellingen, studentenclubs en vaak ook de steden samen een regelgevend kader rond die dopen hebben gebouwd. Daardoor verlopen de studentendopen toch op een manier die voor studenten aantrekkelijk en veilig blijft. Ondertussen loopt er een gerechtelijk onderzoek naar dit specifieke voorval. Het is niet gepast om hier verder op in te gaan.
U hebt toen ook het initiatief genomen om met studentenvertegenwoordigers of studentenclubs een overleg te beleggen. Daarover gaan de vragen, ook al zijn die intussen een beetje gedateerd. Ik had ze onmiddellijk na het incident en uw aankondiging ingediend. Ik ben benieuwd naar hoe het gesprek is verlopen en wat het resultaat ervan is.
Minister, bent u van oordeel dat de bestaande doopcharters volstaan om studentendopen in goede banen te leiden? Moeten die eventueel worden aangescherpt? Moeten daar bijkomende maatregelen komen?
Als laatste, ziet u eventueel zelf mogelijkheden om een aantal bijkomende maatregelen te nemen, indien die nodig zouden zijn?
De heer De Meyer heeft het woord.
Collega Cordy heeft het reeds gezegd: de vraag is een beetje achterhaald. Er is ondertussen in de pers heel wat te doen geweest daarover. Minister, u hebt daarover ook verklaringen afgelegd.
Dooprituelen van studentenverenigingen kaderen reeds in een lange traditie en ze bestaan al langer dan vandaag, maar dat is geen argument om gelijk wat te accepteren. Laat het zonder meer duidelijk zijn dat wij excessen, vernederingen en roekeloosheid hierbij onaanvaardbaar vinden en streng veroordelen.
Uitspattingen bij sommige verenigingen stellen daarenboven de zinvolle werking van andere studentenverenigingen in een slecht daglicht.
Na het overlijden van een student bij onverantwoorde en gevaarlijke onderdelen van een studentendoop is de minister in overleg gegaan met de hogescholen, universiteiten en studentenverenigingen.
Minister, ik vond ook uw verklaring in de pers – studentendopen moeten een onthaalritueel zijn, en geen vernedering – bijzonder correct.
Mijn vraag is dezelfde als die van collega Cordy: wat zijn de conclusies van het overleg dat u gehad hebt? Welke beleidsmaatregelen zullen er eventueel volgen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Cordy, ik weet inderdaad dat u de vraag inderdaad al een tijdje geleden had ingediend, maar het thema blijft wel zeer actueel. De emoties rond wat gebeurd is, zijn ook langs geen kanten stilgevallen. Dus denk ik dat het echt belangrijk is dat we in deze commissie een moment hebben om er even van gedachten over te wisselen.
Zoals jullie weten, ben ik op korte termijn met de betrokkenen in overleg gegaan. Dat was vanuit de bekommernis bij mezelf om vanuit dit tragische overlijden te komen tot Vlaanderenbrede afspraken, ook over de manier waarop studenten het onthaal en dopen organiseren. De bedoeling is uiteraard om dramatische gebeurtenissen zoals deze te vermijden.
Met wie ben ik eigenlijk in overleg gegaan? Ik heb dat gedaan met vertegenwoordigers van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) en met vertegenwoordigers van de studenten, zowel de studentenverenigingen als de participatieorganen van de studenten. Dat is gebeurd op 12 en op 19 december 2018. Die gesprekken zijn zeer sereen en constructief verlopen, waarbij iedereen de bedoeling had om te komen tot Vlaanderenbrede afspraken, en men heeft die doelstelling uitdrukkelijk onderschreven.
Collega’s, ik wil wel meegeven dat ik echt geschrokken ben van de emoties die bij de studenten aanwezig zijn. Ik ben dus niet met de betrokken studentenclub in overleg gegaan, maar wel met de vertegenwoordiging van de studenten. Dat was voor mij ook echt zwaar om te zien hoe die jongeren lijden onder wat gebeurd is, zeker de jongeren van de Studentenraad KU Leuven (Stura), en ook de mensen van Antwerpen. Zij zeiden ook dat ze begeleiding nodig hebben, dat ze het niet volhouden. Zij krijgen ook de zwaarste beschimpingen over zich heen. Dus daar zijn onder de waterlijn ook echt heel zware stoten heen en weer die gegeven worden. Ik vind dit eigenlijk bijna ondraaglijk, als je weet dat studentendopen bedoeld zijn om jongeren welkom te heten aan een universiteit. Want gaan studeren is een breekpunt in je leven, van het secundair naar het hoger onderwijs gaan. Ik vind het dus bijzonder kras.
Het doel is nu niet dat we tot één Vlaams charter komen, maar wel dat we samen met alle betrokkenen tot een set van algemene gedragsregels komen – je kunt dat dan ook wel een charter noemen – die iedereen onderschrijft. We willen Vlaanderenbrede afspraken die dan lokaal doorvertaald worden naar doopcharters, waarin men de principes gedetailleerder uitwerkt, in nauwe samenwerking tussen de hogeronderwijsinstellingen en lokale besturen. Het is de betrachting om het Vlaamse kader dit voorjaar nog zeker klaar te hebben, zodat de doorvertaling naar de lokale charters tegen het volgende academiejaar afgerond kan zijn. Ik heb ook gevraagd dat de hogeronderwijsinstellingen elkaar op de hoogte zouden houden over de lokale doorvertalingen, zodat er meer gelijkvormigheid gerealiseerd kan worden.
We vertrekken hiervoor van de bestaande goede praktijken zoals die aan de instellingen of in bepaalde steden ontwikkeld en gangbaar zijn.
Samen met iedereen zoeken we ook een goed evenwicht tussen duidelijk aangeven waar er grenzen zijn en het toelaten van voldoende lokale dynamiek.
Tijdens het overleg hebben we ook afgesproken om de Vlaanderenbrede gedragsregels toe te spitsen op doopactiviteiten. Rond andere activiteiten van studentenverenigingen en studentenclubs kunnen dan ook verdere afspraken opgenomen worden in de lokale charters.
We gaan hen nog een derde keer zien, maar dat zal gebeuren als de huidige examenperiode volledig voorbij is, omdat het natuurlijk een beetje lastig was om dat nu midden in de examenperiode te doen. Maar in het overleg zijn momenteel de specifieke studentenclubs nog niet betrokken, omdat die vaak heel regionaal georganiseerd zijn en ook instellingsoverschrijdend werken. Maar dat is de reden waarom men vraagt naar Vlaanderenbrede afspraken, omdat je vanuit de universiteit enkel je studentenverenigingen kunt bereiken. Maar stel dat je bijvoorbeeld in West-Vlaanderen een club hebt van al de jongeren die hoger onderwijs volgen, die zitten bij heel diverse instellingen. Als je een Vlaanderenbreed afsprakenkader hebt, kun je dat ook aanbieden aan de clubs, dan heb je iets om aan te bieden aan de clubs. Het is aan de clubs om er al dan niet op in te gaan. Maar universiteiten en hogescholen kunnen eventueel kijken hoe ze daar dan mee kunnen omgaan. Daarom is men vragende partij om toch afspraken te maken op Vlaams niveau.
We zullen sowieso met de clubs in gesprek moeten gaan om een aantal elementen uit het Vlaams kader rond dopen te activeren. Ik zal zoeken naar een ‘coalition of the willing’ met de onderwijsinstellingen, de studentenverenigingen én de studentenclubs.
Er bestaan al heel wat lokale doopcharters en/of doopdecreten die al door verschillende studentenverenigingen werden of worden ondertekend. Ik heb me laten inwijden in de aanpak en afspraken aan de Universiteit Gent. Dat is echt indrukwekkend. Er zijn ook nog andere. Ik geef gewoon een voorbeeld en wil anderen niet negatief bekijken. Het is gewoon interessant om eens te horen hoe iedereen daarmee bezig is en hoe dat iedereen bezighoudt.
Er is zeker al veel goed werk verricht om te trachten de dooptradities in goede banen te leiden. In vele gevallen gebeuren de dopen wel op een ludieke manier, incidenten zijn gelukkig eerder uitzonderlijk.
Door de tragische gebeurtenis bij studentenclub Reuzegom – een kleinschalige regionale studentenclub en intussen ontbonden – zijn we echter verplicht om met zijn allen na te denken of en hoe we die studentenverenigingen en -clubs sterker kunnen binden aan bepaalde gedragsregels. Het uitgangspunt is dat we ervoor moeten zorgen dat, los van de eigenheid van lokale afspraken en de eigenheid en tradities van studentenverenigingen, er minimumbasisafspraken door iedereen toegepast en gerespecteerd worden in het kader van onthaal- en doopactiviteiten.
Ik heb in de week na het incident toevallig op mijn kabinet mensen ontvangen die vroeger, twintig jaar geleden, ook bij die studentenclub waren. Ze hadden daar toen de rituelen meegemaakt en ze waren ook in shock over het voorval. Het is echt tijd om die emoties te kanaliseren en te proberen een doorbraak te krijgen om tot betere afspraken te komen. Maar de reden waarom we het ook op Vlaams niveau tillen – want er is al wat over gediscussieerd, ook met de rectoren, of dat nu nuttig is of niet – is dat we zo iets kunnen aanbieden aan de studentenclubs. Dat is niet het geval als je universiteit per universiteit of hogeschool per hogeschool werkt.
De heer Cordy heeft het woord.
Ik zou in mijn repliek één ding naar voren willen schuiven. Er zijn heel veel clubs en studentenverenigingen, zowel regionale als stedelijke, er zijn faculteitskringen die wel heel doelbewust met die charters omgaan en dat op een heel goede gewetensvolle manier hanteren. Dat mogen we in de hele discussie niet vergeten, en u hebt daarop gewezen. Die mensen waren zwaar onder de indruk. Ze doen echt de moeite om die charters te hanteren en proberen ervoor te zorgen dat iedereen dat doet. We moeten hun een hart onder de riem steken. We moeten duidelijk stellen dat dit de manier is waarop het kan verlopen. Dat mag zeker vermeld worden. De talrijke presidia die zich belangeloos inzetten om in goede banen te leiden, verdienen onze waardering.
Het is inderdaad interessant om te horen dat er een Vlaanderenbrede basis komt, want een aantal clubs worden niet bereikt door overkoepelende organen. Reuzegom was daar een mooi voorbeeld van. Het was zelfs een club die zich daar bewust van weg hield. De vraag is of we over dat kleine segment ooit controle zullen krijgen. Dat zal een heel moeilijke operatie worden. Niettemin ben ik blij om te horen dat er een mooie aanzet wordt gegeven om de charters nog te versterken.
Ik heb een bijkomende vraag. Het gaat inderdaad over de dopen. Er is in het najaar nog een incident geweest bij een studentenactiviteit in Leuven die heel wat commotie teweegbracht. Moet dat ooit worden uitgebreid naar een soort set van regels, of beter gezegd: een soort gids om met dergelijke zaken om te gaan? Is dat al dan niet nuttig?
De heer De Meyer heeft het woord.
Collega's, dergelijke dramatische gebeurtenissen roepen natuurlijk bij iedereen emoties op, dat is duidelijk.
Minister, ik denk dat het goed is dat u onmiddellijk uw verantwoordelijkheid hebt opgenomen en in overleg gegaan bent met verschillende instanties. Ik heb begrepen dat er nog een derde ronde komt na de examenperiode. Dat is essentieel. Het moet worden bekeken hoe studentenclubs in de verschillende regio's in Vlaanderen kunnen worden bereikt.
Charters zijn natuurlijk belangrijk, maar minstens even belangrijk en misschien nog belangrijker is dat elk van deze verenigingen ten volle haar verantwoordelijkheid opneemt. Dat geldt natuurlijk ook voor de hogescholen en de universiteiten.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik ben ook blij om te horen dat er een Vlaams kader komt met basisafspraken. Ik vraag me wel af hoe afdwingbaar die dan zijn. Ik weet dat heel veel studentenverenigingen daar zeer bewust mee omgaan en het lokale doopcharter ondertekenen, maar als ik me niet vergis, heeft de betrokken club zo'n charter niet ondertekend. Hoe kunnen we de Vlaamse afspraken afdwingbaar maken zodat elke studentenvereniging ze gaat naleven?
Er bestaat een charter rond grensoverschrijdend gedrag. Is het mogelijk om die twee aan elkaar te linken? Bij een aantal dopen gaat het soms over grensoverschrijdend gedrag. We kennen die problematieken ook in het hoger onderwijs. Daar bestaat een charter van. Om te vermijden dat we vijftien verschillende charters hebben en elk klein probleem specifiek aanpakken, kunnen we dat misschien combineren.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor alle aanvullende opmerkingen, collega’s.
Er ligt een grote knoop bij het afdwingbaar maken van een Vlaanderenbreed charter. Dat ligt ontzettend gevoelig, zowel bij de hogescholen en universiteiten als bij de studenten. Dat moeten we op onze derde overleg gaan bespreken. Ik was ook een beetje verrast, los van de emoties. Ook het feit dat je een Vlaanderenbreed charter maakt, ligt gevoelig. Men wil niet dat je alles gaat regelen in hun plaats. En ik begrijp dat ook, omdat elke universiteit en elke hogeschool zijn eigenheid heeft. Iedereen gaat daar op een andere manier mee om.
De bekommernis is dat je wel Vlaanderenbrede basisafspraken moet hebben, zolang wij niet gaan regelen of er bij een doop al of niet een bodyguard aanwezig moet zijn, want dat vindt men veel te ver gaan. We kunnen basisregels opstellen, maar dan moeten zij dat wel lokaal kunnen doorvertalen. Daar moet ik een beetje het evenwicht in vinden. Men vraagt wel dat er een signaal zou komen vanuit Vlaanderen, maar men vraagt ook dat we ons niet te diep gaan mengen in het lokale beleid. Die evenwichtsoefening wil ik doen. Dat is ook een van de thema’s die aan bod zullen komen als we elkaar voor de derde keer zien.
Er is ook nog wat discussie. Sommigen zeggen dat als jongeren inschrijven, je hen ook al alert moet kunnen maken. Dat wordt ook gevraagd aan ons, om een register met erkende studentenverenigingen te maken en ervoor te zorgen dat studenten daar gemakkelijker aan kunnen. U kent de discussie over de witte en de zwarte lijsten van de opleidingen. In dezen zou je een witte lijst hebben van erkende studentenverenigingen, zodat jongeren direct weten welke erkend zijn door Vlaanderen. Het is dan hun verantwoordelijkheid als ze naar een andere gaan.
Er zijn dus wel wat zaken mogelijk waar we op kunnen ingaan, maar ik zit tussen twee emoties waarin we het juiste evenwicht moeten vinden. Als ik jullie aanvullende vragen hoor, voel ik dat jullie dat wel dragen. Als jullie mij suggesties kunnen doen, ben ik zeer dankbaar.
Collega Soens, u vraagt om het te koppelen aan het charter rond grensoverschrijdend gedrag. Hier is natuurlijk ook grensoverschrijdend gedrag gepleegd, en nog geen klein beetje. Dat kan dus, maar het zijn geen kleine dingen. Uw opmerking was anders bedoeld, denk ik. Het is zeer ernstig wat hier gebeurd is. Voor mij gaat het ook over ‘social pressure’. Hoever ga je in het aanvaarden van sociale druk om erbij te horen?
– Vera Celis treedt als voorzitter op.
Ik ben dus zeker bereid om het te koppelen, maar ik denk dat we moeten proberen om rond dopen iets specifieks te hebben. Ik neem de suggestie mee. Jullie zullen het verslag krijgen van de derde vergadering. Het is goed als we tot een kader komen. Ik wil gerust, vooraleer we ermee de wijde wereld ingaan, het hier nog eens aan jullie voorleggen. Dit is iets dat apolitiek is. Je moet proberen om tot goede afspraken te komen, in het belang van de redelijkheid tussen jongeren.
Voor mij is het allerbelangrijkste dat je kunt uitkijken naar een doop en dat je niet bang moet zijn voor wat je zal worden aangedaan. Dat vind ik een verschrikkelijke gedachte. Ik heb het ook publiek gezegd. Van mijn kinderen weet ik dat er één zeker gedoopt is, van de tweede weet ik het niet zeker. Maar ik heb me nooit zorgen gemaakt dat daar iets zou mislopen. Ik heb mij ook nooit zorgen gemaakt over het feit dat ze zich daar slecht bij zouden voelen. Maar het kan verkeren. En daar moeten we een duidelijk signaal geven als samenleving en als politici.
De heer Cordy heeft het woord.
Ik ben zelf twee keer gedoopt. Ik heb dat altijd met heel veel plezier gedaan. De toenmalige sfeer onder studenten was: charters bestonden nog niet, maar er was een heel grote sociale druk om binnen bepaalde perken te blijven, om een doop niet uit de hand te laten lopen. Ik denk dat dat de functie van zo’n charter is. Het is een illusie dat we dat volledig afdwingbaar kunnen maken. Dat gaat niet. Een club als Reuzegom onttrok zich bewust volledig aan alle erkenningen en wat dan ook.
We moeten naar een goede set van regels, die inspirerend kan werken en die mensen bewust kan maken: ga niet buiten die lijnen. Faculteitskringen en dergelijke kunnen zich daar heel sterk op richten. Daar moeten we naartoe. Dat kan ervoor zorgen dat je een heel aangenaam studentenleven krijgt.
De heer De Meyer heeft het woord.
Afspraken en charters zijn belangrijk en hebben hun waarde en betekenis, maar de handhaving en de concrete naleving zullen altijd afhankelijk zijn van de individuele verantwoordelijkheid die mensen opnemen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.