Report meeting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Report
De heer Kennes heeft het woord.
De Boeddhistische Unie van België (BUB) heeft allang geleden, in 2006 – daar zijn dus al wat legislaturen overheen gegaan – een aanvraag ingediend om het boeddhisme te laten erkennen. Ze hebben ervoor gekozen om de piste te volgen van de niet-confessionele levensbeschouwing. Zo is er op dit moment één erkend, na zes religieuze. De BUB krijgt al een hele tijd een subsidie van het minister van Justitie om de uitbouw van deze toekomstige erkende levensbeschouwing voor te bereiden.
Het gaat om een materie die beslist wordt op federaal niveau. We hebben in het verleden vaak gediscussieerd over de erkenning van lokale gemeenschappen, maar dat is dan altijd in het kader van reeds federaal erkende erediensten. Hier gaat het om de basiserkenning, namelijk deze die op het federale niveau moet gebeuren. Maar we weten maar al te goed dat die grote repercussies heeft voor de deelstaten. Het gaat dan onder meer over de erkenning van die lokale gemeenschappen, maar er is ook een impact op bijvoorbeeld het onderwijs, het officieel onderwijs, enzovoort. Er zijn op nogal wat vlakken zeer goede redenen om de deelstaten daar nauw bij te betrekken.
Er werd door de minister van Justitie inmiddels een wetsontwerp opgesteld. Het is niet het eerste wetsontwerp dat hierover circuleert. Maar er is er eentje dat door de huidige minister is opgesteld. En ik heb begrepen dat hij dat graag zou indienen in de Kamer. Het past ook deels in uitvoering van het federale regeerakkoord.
De BUB heeft ervoor gekozen om zich provinciaal te organiseren. Zo zijn ook een aantal erediensten – de islamitische en de orthodoxe – georganiseerd. De minister heeft de provincies dan ook de vraag gesteld hoe zij daarnaar kijken.
In 2016 vond reeds een ontmoeting plaats tussen de BUB en de federale administratie om die administratieve structuur op punt te stellen. De erkenning van het boeddhisme is al een paar keer op de agenda gekomen van de intergewestelijke overlegcommissie erediensten, die zelf destijds in het kader van het samenwerkingsakkoord werd opgericht.
Wat is de impact voor het onderwijs? Wat zijn de financiële gevolgen voor onder andere de provincies? Minister, ik heb u daarover al eens eerder vragen gesteld. U zei toen dat het nog wat vroeg was om daarover antwoorden te geven, dat u daar nog niet veel over kon zeggen en dat het heel moeilijk was om dat in te schatten.
Maar omdat er nu toch op federaal niveau verdere stappen gezet zijn en er advies is gevraagd aan de gewesten en de Duitstalige Gemeenschap, lijkt het mij op dit moment de juiste timing om u de volgende vier vragen voor te leggen, minister.
Minister, ik heb begrepen dat u dat advies hebt gevraagd aan de provincies. Welke adviezen hebt u ondertussen ontvangen? Ik heb er weet van dat Antwerpen er eentje heeft geformuleerd, maar hebben ook de andere provincies hun adviezen ondertussen ingeleverd? Wat is anders de termijn waarbinnen de adviezen bij u binnen moeten zijn? Is het voorontwerp binnen de Vlaamse overheidsdiensten besproken? Is daarover bij andere Vlaamse departementen, zoals Onderwijs, een advies gevraagd? Ik ga er immers vanuit dat de minister van Binnenlands Bestuur coördinerend minister is als het gaat om die adviesvraag, en dat er mogelijk met andere Vlaamse departementen hierover overleg is geweest, dus niet alleen een vraag aan de provincies, maar mogelijk ook aan de andere Vlaamse collega’s en departementen.
Zijn er op het niveau van de Vlaamse overheid knelpunten om aan de federale overheid een positief advies over de mogelijke erkenning te kunnen geven? Mijn partij heeft zich daarover uitgesproken: wij staan gunstig tegenover die erkenning. Er worden federaal een aantal criteria gehanteerd: voldoende mensen moeten die levensbeschouwing aanhangen, er moet een zekere geschiedenis zijn van inplanting in het koninkrijk, er moet een structuur en zo worden uitgetekend. Ik meen dat het boeddhisme daaraan voldoet, en dus denk ik dat het gepast zou zijn om tot die erkenning over te gaan. Ik weet echter dat er nogal wat terughoudendheid is her en der, van heel diverse aard.
Beschikt u op dit moment over de nodige informatie om reeds een inschatting te kunnen maken van de financiële impact van een erkenning van het boeddhisme als niet-confessionele levensbeschouwing, zowel op de Vlaamse als op de provinciale uitgaven? U hebt me destijds geantwoord dat nog niet te kunnen. Mogelijk is dat toen een trigger geweest om toch een inspanning te doen om daar meer zicht op te krijgen, aangezien het wel eens actueel zou kunnen worden als Federale Regering u een advies zou vragen. Ik acht het dus niet uitgesloten dat er vandaag wel meer informatie over beschikbaar is en dat u nu met bepaalde ramingen voor de pinnen zou kunnen komen.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Kennes, mijn antwoord zal redelijk kort zijn. Waarom? U hebt het zelf ook aangegeven. Omdat de erkenning van de erediensten op zich een bevoegdheid is federaal minister van Justitie Geens. Het klopt dat collega Geens mij voor het zomerreces een ontwerp van voorontwerp van wet en bijhorende memorie van toelichting heeft doorgestuurd met betrekking tot de erkenning van het boeddhisme, met de vraag daarover advies te verlenen. De voorbereidingen om dat advies te kunnen geven, lopen.
De provincies zijn ondertussen bevraagd. Ik kan u meegeven dat enkele provincies een ongunstig advies hebben gegeven, namelijk de provincies Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Antwerpen. De provincie West-Vlaanderen plaatste kritische opmerkingen en de provincie Limburg stelde geen advies te kunnen geven wegens de vele vragen en onduidelijkheden. De bezwaren die de provincies hebben, zijn vooral van technisch-financiële aard. Enkel de provincie Oost-Vlaanderen formuleerde meer fundamentele bedenkingen.
De bezwaren zijn als volgt samen te vatten: veel legistieke bemerkingen, het ontbreken van een administratief toezicht op de boeddhistische instellingen door het provinciebestuur, ook vragen omtrent de samenstelling van de bestuursorganen, en veel vragen omtrent de financiële tegemoetkoming die van de provincies wordt verwacht. Dat is eigenlijk uw laatste vraag, maar ik kan natuurlijk nog niet antwoorden wat de eventuele impact zou zijn, omdat we nog niet weten over hoeveel zaken – ik kan het niet echt ‘instellingen’ noemen – het concreet zal gaan.
Ik heb het uiteraard ook voorgelegd aan mijn collega van Onderwijs. Daar heb ik nog geen advies van gekregen.
Ik zal alle adviezen bundelen. Ik heb van de provincies een samenvatting kunnen voorleggen. Ik wacht nog op het advies van collega Crevits, en dan zal ik alle adviesvragen gewoon doorgeven aan collega Geens, die dan uiteindelijk een beslissing zal moeten nemen.
De heer Kennes heeft het woord.
Dank u. Ik begrijp dat de vijf provincies ondertussen een advies hebben geformuleerd, en dat dat vooral eigenlijk kritische of negatieve adviezen zijn. Ik zou denken dat een aantal zaken, zoals hoe die bestuursorganen moeten worden samengesteld en dat soort vragen, wel kunnen worden opgehelderd. Ik neem aan dat, als er daar vragen over zijn, er voldoende deskundigen zijn om naar oplossingen te zoeken.
Ik begrijp dus dat u nog wacht op het advies van de minister van Onderwijs, die ook een belangrijke speler is in dezen, want in die sector zal dat ook wel zijn repercussies hebben. Werden er nog andere departementen of collega’s van u bevraagd, of is dat enkel naar Onderwijs gegaan?
Ik begrijp dat u zegt dat u vooral postbus zult spelen, dat u de adviezen die u ontving, aan de federale minister zult overmaken, maar ik zou het toch ook niet slecht vinden, mocht men zelf daarover een coördinerend advies geven of een standpunt innemen. Het is natuurlijk mogelijk voor u om u te beperken tot doorgeefluik, maar in Vlaanderen heeft minister-president Bourgeois dat destijds mee op gang getrokken en de interreligieuze dialoog mee gelanceerd.
Er zijn heel wat initiatieven op Vlaams niveau om de diversiteit, waarvan levensbeschouwing een van de aspecten is, te bevorderen, om dat een plaats te geven in onze samenleving. Ik denk dus dat het niet verkeerd zou zijn als ook de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur daar zelf ook wat proactiever of meer inhoudsgericht een advies over zou formuleren. Dat is mijn idee daarover.
Ik vat even de bijkomende vragen samen. Is er nog aan anderen een advies gevraagd? Zult u zich, in plaats van alleen maar alles te bundelen en door te sturen naar minister Geens, zelf toch ook niet wagen aan een advies?
Minister Homans heeft het woord.
Ik wil misschien nog een zaak verduidelijken, mijnheer Kennes. Niet alle provincies hebben advies gegeven. De provincie Limburg heeft gesteld dat ze geen advies konden geven vanwege de vele vragen en onduidelijkheden. Maar de provincies hebben wel alle vijf geantwoord. Ik heb deze vraag ook aan alle collega’s van de Vlaamse Regering overgemaakt. Ik heb specifiek de bevoegdheid Onderwijs genoemd, maar natuurlijk heb ik het ook aan andere collega’s overgemaakt. Ik denk in eerste instantie aan minister Vandeurzen als het over bepaalde aalmoezeniers gaat. Het kan zijn dat de anderen ook nog advies zullen geven, maar ik wacht vooral op het advies van de minister van Onderwijs. Dat is het belangrijkste in deze kwestie en dan zal ik dit meteen overmaken aan minister Geens om dit verder af te handelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.