Report meeting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Report
De heer Kennes heeft het woord.
Dit is een materie die regelmatig aan bod is gekomen in de commissie over gewelddadige radicalisering, namelijk het belang van het lokale niveau en de spilfunctie van de lokale integrale veiligheidscel (LIVC) om een aantal zaken op te volgen, om casussenoverleg te organiseren, om in het kader van het beroepsgeheim en het gedeelde beroepsgeheim informatie te kunnen uitwisselen in het kader van het multidisciplinair overlegorgaan. Dat is belangrijk voor preventie, repressie en nazorg. Ik vermeld ze allemaal omdat deze ketenaanpak vanuit mijn fractie altijd in de verf is gezet als een belangrijk model om met deze problematiek om te gaan.
Mijn concrete vraag is gebaseerd op wat in het Belgisch Staatsblad is verschenen, meer bepaald de wet van 30 juli 2018 tot oprichting van LIVC’s inzake radicalisme, extremisme en terrorisme. Hierdoor is de oprichting van een LIVC, in tegenstelling tot vroeger niet langer facultatief maar nu wel verplicht, op lokaal of bovenlokaal niveau. Dat is belangrijk, want in sommige gemeenten is de problematiek misschien minder acuut. Men kan dan bijvoorbeeld, zoals wij dat in onze politiezone doen, op het niveau van de politiezone een bovenlokale LIVC in het leven roepen.
De wet voorziet tevens in de samenstelling van de LIVC’s en bepaalt daarbij ook een rol voor personeelsleden die onder de bevoegdheden van de deelstaten ressorteren. Scholen worden daarbij betrokken, lokale besturen, VDAB, justitiehuizen en andere instellingen.
Het is inderdaad zo dat de deelstaten en meer bepaald de vertegenwoordigers van de betrokken diensten een heel belangrijke rol spelen in de werking van de LIVC’s, zowel wanneer het gaat over informatievergaring als wanneer het gaat over het aanbrengen van een aantal dossiers, het aanbrengen van verontrustende signalen en het positief opvolging geven aan dat casusoverleg.
– Mercedes Van Volcem treedt als voorzitter op.
Minister, u verklaarde al eerder in antwoord op mijn vragen daarover dat u voorstander bent van een samenwerkingsakkoord om de deelname van de actoren die onder de bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten vallen, te regelen, dit in aanvulling op de federale wet die de basis vormt. Intussen is die wet in het Belgisch Staatsblad verschenen en het lijkt me dan ook het gepaste moment om u een aantal vragen voor te leggen.
Wat is de stand van zaken in verband met het samenwerkingsakkoord? Hoe verloopt het overleg tussen de federale overheid en de deelstaten inzake de verdere operationalisering en werking van de LIVC’s? Hoe verloopt de communicatie van de Vlaamse overheid met de gemeenten en de betrokken actoren over de nieuwe wettelijke regeling en de gevolgen ervan?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Kennes, u weet dat niet op elk niveau en op elk gebied de samenwerking met de federale collega’s optimaal verloopt, maar wat dit betreft, is dat wel het geval.
U weet dat de federale overheid hier de lead in heeft. De onderhandelingen over het samenwerkingsakkoord zitten in een vergevorderd stadium. Dat een en ander toch wat tijd in beslag neemt, heeft te maken met het feit dat naast de federale overheid ook alle gewesten en gemeenschappen hierbij betrokken zijn. Zodra de ontwerptekst van het samenwerkingsakkoord gefinaliseerd is, moet deze vervolgens worden goedgekeurd door alle betrokken regeringen en parlementen. Ook moeten er in dat kader nog verschillende adviezen worden ingewonnen, onder andere van de Raad van State.
Ik hoop dat we het samenwerkingsakkoord in het voorjaar van 2019 kunnen indienen in het Vlaams Parlement. Op dat moment kan er ook verdere tekst en uitleg gegeven worden over de inhoud.
Voor een goed begrip: de verplichting voor gemeenten om een LIVC op te richten, al dan niet intergemeentelijk, is inmiddels wel een feit. U hebt zelf verwezen naar de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad in september. Het betreft een federale wet en het is dan ook aan de federale overheid om toe te zien op de naleving ervan. Dat zijn de cijfers per 1 september. Intussen is het 9 oktober. Intussen zijn er in Vlaanderen nu al 245 gemeenten met LIVC’s. Dat kunnen ook samenwerkingsverbanden zijn. Er kunnen dus meer dan 245 gemeenten bij betrokken zijn. In Wallonië zijn het er slechts 75.
Het samenwerkingsakkoord blijft nodig opdat diensten en voorzieningen van de gewesten en de gemeenschappen een duidelijk juridisch kader zouden hebben wanneer hun gevraagd wordt om deel te nemen aan een LIVC. U hebt zelf een aantal actoren opgenoemd. Er zijn welzijnsactoren, onderwijs enzovoort. Daarvoor is een samenwerkingsakkoord absoluut noodzakelijk.
Op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur is er een pagina waarop alle informatie over de LIVC’s zeer overzichtelijk gebundeld is. Daarop vindt u onder andere een beknopte handleiding over de werking van een LIVC die door de federale overheid werd opgemaakt. Over die handleiding hebt u me al eerder ondervraagd in deze commissie. Die handleiding zal, indien nodig, geactualiseerd worden zodra het samenwerkingsakkoord rond is.
Wat u nog kunt vinden op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) betreffende deze problematiek – want tegenwoordig kun je er heel veel op vinden – zijn de contactgegevens voor de gemeenten of socio-preventieve diensten en voorzieningen, wat natuurlijk ook zeer handig is.
Daarnaast worden er initiatieven genomen om de nieuwe lokale besturen te informeren over deze thematiek. De VVSG bereidt momenteel de pocket ‘Hoe een lokale integrale veiligheidscel opbouwen’ voor. Deze pocket biedt een kader voor lokale besturen om een lokale integrale veiligheidscel (LIVC) op te richten, bijvoorbeeld wat betreft de samenstelling, de finaliteit enzovoort, en is gebaseerd op de bestaande lokale praktijken van die gemeentebesturen die al langer een LIVC hadden.
De pocket is natuurlijk niet bindend, maar dient ter inspiratie van de lokale besturen. De pocket is uiteraard afgestemd op de handleiding die door de federale overheid werd opgemaakt en die dus op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur staat, maar in de pocket wordt een en ander verder geïllustreerd. Deze pocket zal worden gekoppeld aan een aantal informatiemomenten die we zullen organiseren voor de nieuwe mandatarissen. Die vorming zal nog dit najaar starten.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat het samenwerkingsakkoord in een vergevorderd stadium zit. U hebt de procedurele nog te nemen stappen geschetst.
Ik heb een bijkomende vraag. Zijn er ook politieke knelpunten waarop u zicht hebt? U verwijst namelijk naar de veelheid aan gemeenschappen en gewesten die erbij betrokken zijn en die soms een andere politieke overtuiging hebben. Is het de procedurele gang van zaken die er vooral voor zal zorgen dat we dat pas in het voorjaar van 2019 zullen krijgen? Of zijn er nog andere redenen?
Dat er ondertussen in Vlaanderen veel zijn opgericht, wijst op wat we al wisten, namelijk dat de thematiek in Vlaanderen leeft, dat er een grote awareness is en dat de mensen daarin hun verantwoordelijkheid nemen. Dat is positief. Ik begrijp ook dat men voor de communicatie rekent op de VVSG-pocket. Ik wil mijn vertrouwen daarin uitspreken. Er zijn heel veel goede pockets van de VVSG die op een overzichtelijke manier voor het doelpubliek de zaken aanpakken, vaak heel praktisch. Dat lijkt mij dus een goed instrument. Die informatiemomenten zullen zeker ook nodig zijn.
Voorzitter, ik ben op zich tevreden met het antwoord op deze vragen.
Minister Homans heeft het woord.
Collega Kennes, u hebt een bijkomende vraag gesteld, namelijk of het allemaal eigenlijk al dan niet vlot is verlopen. Zoals dat gaat in deze federale staat, waren er aanvankelijk toch wel wat problemen. Maar u weet ook dat wij altijd oplossingsgericht zijn en dat we gewoon hebben gezocht naar de grootste gemeenschappelijke deler en daarin ook geslaagd zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.