Report meeting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Report
De heer Kennes heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg gaat over een projectoproep die in 2015 werd gelanceerd. Dat had te maken met een intergemeentelijke samenwerking rond integratie van personen van buitenlandse herkomst. Daarvoor werden projectsubsidies toegekend. De projecten moeten inspelen op het onthaalbeleid aan de ene kant en aan de andere kant op het samenleven in diversiteit en het bieden van gelijke kansen.
De projectoproep bleek een erg goed initiatief te zijn en een heel aantal waardevolle projecten van samenwerkingsverbanden kregen een erkenning en een bijhorende subsidie. In de regio waar ik zelf actief ben, werd een initiatief genomen voor samenwerking van een aantal OCMW’s – het moest intergemeentelijk zijn –, en met die cluster hebben we een project ingediend en bij besluit van 8 december 2015 is die subsidie dan ook toegekend.
Ik heb in de commissie al enkele keren de vraag gesteld naar de evolutie en appreciatie, en de mogelijke voortzetting. Minister, u hebt toen begrijpelijkerwijze gesteld dat er eerst nog wat meer ervaring mee moest worden opgedaan, dat we beter zicht moesten krijgen op hoe de projecten lopen, om daarover dan pas een beslissing te kunnen nemen.
Zoals de rest van Vlaanderen wordt ook de regio Midden-Kempen steeds diverser. In een aantal regio’s in Vlaanderen heeft men meer ervaring met die materie, is men verder gevorderd in de interculturaliteit van de diensten en van het sociale leven. Daar kan zeker uit worden geleerd om in de regio’s waar dat wat later gebeurt, lessen te trekken en ervaring op te doen, en met bepaalde projecten in te spelen op diversiteit en integratie.
Het is belangrijk om daarop te blijven inzetten, ook al ligt het aantal personen van de doelgroepen wat lager. Maar het is reëel en de uitdagingen zijn dan ook reëel. Er wordt gewerkt aan een grotere betrokkenheid via een project dat is gericht op scholen, op het meer diversiteitsgevoelig maken van de medewerkers van gemeentebesturen, op taalpunten waar mensen kunnen oefenen. Er gebeurt dus eigenlijk heel veel.
Na de stopzetting van de financiering van het lokaal integratiebeleid – ik had begrepen dat dat eerst was gepland voor eind november 2018, maar dat er ondertussen toch een verlenging is tot in het voorjaar van 2019 – is de zorg voor wat er gaat gebeuren na de afloop van die verlenging in april 2019.
Minister, wat is de stand van zaken van de opvolging en de evaluatie van de projecten? Welke zijn de algemene conclusies die u op dit moment kunt trekken? Deelt u mijn mening dat deze regionale en lokale projecten een meerwaarde betekenen voor het integratiebeleid? Zullen de projectsubsidies aan de lopende projecten die positief worden geëvalueerd, worden voortgezet? Ik begrijp dat in geval van negatieve evaluatie een voortzetting niet meteen aan de orde is. Zo neen, welke argumenten worden daarvoor gebruikt? Is het puur budgettair? Of zijn er ook andere argumenten? Wilt u de lokale besturen in de toekomst verder blijven ondersteunen op het gebied van diversiteit en integratie, los van deze projectsubsidies? Zo ja, hoe zou dat kunnen gebeuren?
Minister Homans heeft het woord.
Collega Kennes, als u me toestaat, zal ik uw eerste drie vragen samen beantwoorden. In 2015 werd er een subsidie van maximaal 150.000 euro toegekend aan zeven experimentele pilootprojecten met betrekking tot intergemeentelijke samenwerking op het vlak van integratie. Een overzicht en beschrijving van de projecten is terug te vinden op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur. Om deze projecten te ondersteunen en de opgedane kennis te delen, werd ook een lerend netwerk opgezet, met, naast de projecten, deelname van het Agentschap Binnenlands Bestuur, het Agentschap Integratie en Inburgering en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
De periode waarvoor de subsidie werd toegekend, was inderdaad 1 december 2015 tot 30 november 2018. Ondertussen hebben alle projecten een aanvraag ingediend voor verlenging van de bestedingstermijn van de subsidie, dus zonder een meervraag. Ze hebben gewoon gevraagd of de termijn wat langer mocht zijn. Op deze vraag ben ik ingegaan omdat de projecten later dan gepland zijn opgestart, onder meer doordat de aanwerving van personeel meer tijd in beslag nam dan gepland.
Ik ben van mening dat intergemeentelijke samenwerking een meerwaarde kan betekenen voor het integratiebeleid. U weet dat ik intergemeentelijke samenwerking op zich altijd hoog in het vaandel draag, ook wat integratiebeleid betreft. Net daarom heb ik in 2015 die oproep gelanceerd.
Voor algemene conclusies is het echter nog te vroeg, omdat de projecten elk nog, na afloop, een inhoudelijk en financieel eindrapport moeten indienen, waarbij wordt nagegaan of de vooropgestelde doelstellingen en resultaten al dan niet werden bereikt. Ik heb wel een onderzoek besteld om na te gaan welke resultaten vandaag reeds werden behaald, maar dit loopt nog.
Zullen de projectsubsidies aan de lopende projecten worden voortgezet? Zo neen, op basis van welke argumenten niet? In de oproep in 2015 was duidelijk aangegeven dat het om een eenmalige subsidie ging. In het aanvraagformulier werd ook duidelijk de vraag gesteld naar duurzaamheid van het project en naar hoe het project zou worden opgenomen in de reguliere werking. Dat was een van de voorwaarden. Die zeven experimentele pilootprojecten in 2015 waren heel duidelijk op de hoogte dat het maar voor een bepaalde termijn was.
Voor de verankering hoeven we overigens niet alleen te kijken naar financiële middelen, collega Segers en collega Kennis. De subsidie bedraagt maximum 50.000 euro per jaar, verdeeld over de verschillende gemeenten. U weet dat er ten minste drie gemeenten moesten samenwerken. Het gaat per gemeente dus om een relatief klein bedrag.
De verankering en voorziening van de nodige middelen hiervoor zijn in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de samenwerkende gemeenten, die weliswaar een impuls van ons hebben gekregen, maar ook goed wisten dat het een aflopend verhaal was. Aangezien de projecttermijn verlengd wordt, hebben de gemeenten hier nu ook nog iets meer tijd voor.
Uiteraard wil ik hen hierbij wel blijven ondersteunen. Reeds in het najaar van 2017 gaf het Agentschap Binnenlands Bestuur in het lerend netwerk een toelichting over mogelijkheden tot opname in de meerjarenplanning en de BBC. Ik heb ook een onderzoek besteld om na te gaan welke resultaten de projecten vandaag reeds hebben behaald en welke lessen we daaruit kunnen trekken. Dit moet de gemeenten helpen bij de verankering. Dat is ook wat ik daarnet op het einde van mijn antwoord op uw drie eerste vragen heb gezegd.
Of er ook nog andere initiatieven worden genomen om intergemeentelijke samenwerking rond lokale integratiebeleid te stimuleren, zullen we bekijken op basis van de resultaten van het onderzoek en de eindrapportages van de desbestreffende projecten.
Wat uw laatste vraag betreft, namelijk of ik de lokale besturen in de toekomst wil blijven ondersteunen op het gebied van diversiteit en integratie, wil ik benadrukken dat het absoluut een belangrijke doelstelling van mijn beleid is en blijft om de bestuurskracht van lokale besturen te versterken, wanneer ze een lokaal integratiebeleid voeren. Dat gebeurt bovendien op verschillende manieren. Ik geef een aantal voorbeelden:
Het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII) heeft een uitgebreid ondersteunings- en begeleidingsaanbod op maat van de lokale besturen. Het agentschap werkt op dit vlak ook zeer nauw samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Recent verscheen ook de nieuwe Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor (LIIM), die op gemeentelijk niveau gegevens bundelt over de omvang en de maatschappelijke positie van vreemdelingen en personen van buitenlandse herkomst, om de lokale besturen zo met betrouwbare cijfergegevens te ondersteunen bij hun beleid.
Voor mij is het absoluut essentieel dat lokale besturen een integratiebeleid op maat kunnen voeren. U bent zelf actief in Kasterlee en weet ook wel dat geen enkele gemeente dezelfde is. Je móet dus een beleid op maat kunnen voeren. Door de inkanteling van de sectorale subsidies, zoals de lokale integratiesubsidies in het gemeentefonds, hebben we de lokale besturen meer autonomie en ook meer beleidsruimte gegeven om dwarsverbanden te leggen met andere thema’s, zoals gelijke kansen, onderwijs, werk enzovoort.
Ik kan u ook nog meegeven dat ik begin 2019 ook een studiedag zal organiseren over de regierol van lokale besturen op vlak van integratie, armoedebestrijding en gelijke kansen. Het is duidelijk dat die drie thema’s horizontaal zijn. We nemen daarin ook de bevindingen mee uit de onderzoeken die ik hierover heb laten uitvoeren.
Tot slot wil ik ook nog verwijzen naar de 22,5 miljoen euro die ik in het kader van de verhoogde instroom van vluchtelingen heb vrijgemaakt voor gemeenten, waaronder voor het project van het AgII met drie proeftuinen in de brede Vlaamse Rand; de projecten ‘buurtstewards’ in Antwerpen, Gent, Sint-Niklaas en Brussel; en de projecten ‘actief en gedeeld burgerschap’ in Antwerpen, Mechelen, Sint-Niklaas, Genk, Beringen en Leuven. Voor een volledig overzicht van alle initiatieven die ik in dit verband neem, verwijs ik naar mijn beleidsbrief. Daar komen we de komende weken ook nog wel toe.
De heer Kennes heeft het woord.
Ik had gedacht dat u in het kader van de opvolging misschien toch al meer zicht zou hebben op de resultaten, maar ik begrijp dat het nog een tijd zal duren vooraleer we een eindevaluatie zullen kunnen maken. U hebt zelf aangegeven dat er destijds een termijnverlenging is gekomen om de middelen te besteden, omdat het niet evident was om tijdig mensen aan te werven en alles op te starten. Met het oog op mogelijke verlengingen van de projectsubsidies, leek het me in die zin wel relevant om de vraag nu te stellen. Die moet namelijk niet alleen gesteld worden in april, wanneer de subsidies al zijn stilgevallen en mensen ondertussen andere horizonten opgezocht hebben, want dan zouden gemeenten opnieuw met die kloof geconfronteerd worden.
Ik begrijp dat u het oorspronkelijke opzet heel sterk benadrukt, namelijk dat het gaat om een eenmalige stimulerende en innovatieve vorm van ondersteuning. Ik leid daaruit af dat we die subsidies niet gaan verlengen, maar dat we de lokale besturen op heel wat andere manieren zullen blijven ondersteunen. U hebt daar, denk ik, een aantal goede voorbeelden van gegeven.
Die studiedag zal ook heel relevant zijn, als daar informatie naar voren komt uit die zeven experimentele projecten, wat nu reeds gebeurt via de lerende netwerken. Dan zal de idee van de voortzetting en het gebruikmaken van de opgedane kennis en ervaring zeker gegarandeerd worden.
Gezien het succes van de projecten, merk ik echter dat er heel wat enthousiasme voor is ontstaan en er heel wat vrijwilligers bij betrokken zijn. Ik was zelf vorige zaterdag nog aanwezig in een van de praatpunten. De doelstelling van iets te lanceren in gebieden waar er tot nu toe minder rond diversiteit en samenwerking wordt gedaan, maakt dus heel wat los. Dat is positief en ik hoop dan ook dat er in de nieuwe legislatuur middelen gevonden zullen worden om de lokale besturen de verantwoordelijkheid te laten overnemen. Ik heb begrepen dat dat eigenlijk een van de opdrachten van de nieuwe besturen zal zijn.
Ik wil heel kort zeggen dat wij uiteraard uitkijken naar de resultaten van het onderzoek, niet enkel omtrent de middelen, maar ook rond het maatwerk en de expertise die daaruit naar voren komt. Ik denk dat dat bijzonder leerrijk kan zijn voor iedereen die daar in zijn gemeente gebruik van wil maken.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Kennes, ik kan u misschien toch nog een klein beetje geruststellen. U hebt inderdaad bevestigd dat in 2015 het heel duidelijk was voor de deelnemende pilootprojecten dat het eindig was. Maar wanneer uit het onderzoek en de evaluatie waarbij de zeven projecten ook nauw zullen worden betrokken, blijkt dat er absoluut een meerwaarde is – en ik twijfel daar niet aan – en dat er nog verder kan worden gewerkt, sluit ik niets uit.
De heer Kennes heeft het woord.
Minister, dat is een hoopgevende bijkomende verklaring die geen garantie biedt, maar wel een opening, en die ik met veel genoegen heb genoteerd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.