Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over online hulpverlening bij verslaving
Vraag om uitleg over online hulpverlening
Vraag om uitleg over online hulpverlening in de geestelijke gezondheidszorg
Report
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, uit cijfers die u recent bekendmaakte, blijkt opnieuw dat het aantal mensen dat een beroep doet op en geholpen wordt door online initiatieven zoals alcoholhulp.be, cannabishulp.be, drughulp.be en gokhulp.be jaar na jaar stijgt. Ook de nieuwe website depressiehulp.be is op enkele maanden tijd al meer dan 81.000 keer bezocht. 200 mensen zijn op basis daarvan al actief in een traject gestart.
Online hulpverlening is een absolute meerwaarde in vergelijking met de klassieke face-to-facehulpverlening. Het kan op maat van de cliënt. Je kunt een chatgesprek afwisselen met een face-to-facecontact. Je kunt mensen meer inzicht bieden, zowel de cliënt als de hulpverlener, door het bijhouden van een online dagboek. Je kunt ook op maat van jongeren bepaalde applicaties aanbieden die de motivatie vergroten. De toepassingsmogelijkheden zijn divers en op maat van diverse doelgroepen.
Dat online hulpverlening eerder al een bijzonder effect heeft gesorteerd, blijkt ook uit het bereik van – zoals we dat noemen – ‘afwijkende’ doelgroepen: jongeren, hoger opgeleiden, mensen die actief zijn op de arbeidsmarkt, meer vrouwen en 50-plussers. Opvallend is ook dat zij vaak hulp zoeken en contact opnemen nog voor de problemen geëscaleerd zijn. De laagdrempeligheid en anonimiteit die eigen zijn aan deze vorm van hulpverlening overtuigen dus een groep die anders niet bereikt wordt en dit ook sneller doet. Online werken biedt naast preventie dus ook echt wel de kans om vroeg te interveniëren.
De kracht van het medium zit eveneens in de bottom-up totstandkoming. Vanuit de praktijk hebben de afgelopen jaren tal van organisaties een online aanbod ontwikkeld. Ze hebben aangetoond dat dit zinvol is en ze hebben ook de nodige uitbreiding gekregen.
Nu het aanbod van online hulpverlening blijft groeien, is er ook nood aan een wettelijk kader op het vlak van kwaliteitsbewaking, privacy en aansprakelijkheid, alsook een kader voor de afstemming en kennisdeling tussen de verschillende online initiatieven in specifiek de geestelijke gezondheidszorg, waarbij de warme doorverwijzing de norm moet worden.
Dit laatste werd opgenomen in het voorstel van resolutie dat op 21 december 2017 werd goedgekeurd door de plenaire vergadering.
Minister, ook u hebt zich in antwoorden op eerdere vragen of in debatten hierover steeds positief uitgesproken. U hebt heel duidelijk uw intentie geuit om dat beleidskader te ontwikkelen.
Wat is de stand van zaken inzake de ontwikkeling van een kader voor de afstemming en kennisdeling tussen de verschillende online initiatieven, in uitvoering van het voorgenoemde voorstel van resolutie?
Welke initiatieven hebt u al genomen ter uitvoering van het Vlaams actieplan geestelijke gezondheid op het vlak van online hulpverlening en in het bijzonder op het vlak van de uitwerking van een coherent beleids- en financieringskader voor online hulpverlening?
Op welke manier kunt u de kwaliteit van die online hulp controleren en waarborgen?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Online hulpverlening en therapie kennen alsmaar meer succes in Vlaanderen. Mensen die worstelen met een alcohol-, drugs- of gokverslaving raadplegen steeds vaker websites voor zelfhulp. Bij de website alcoholhulp.be bijvoorbeeld registreerden 1322 mensen zich voor zelfhulp. 677 mensen meldden zich aan voor begeleiding, en voor 200 personen werd een traject opgestart waarbij klassieke hulpverlening en chatten gecombineerd worden.
Online hulpverlening is een belangrijk onderdeel van het behandelingsaanbod en bereikt andere doelgroepen dan klassieke therapie. Het is laagdrempelig en anoniem. Zo blijkt dat één op twee van de mensen die zich registreren op de website alcoholhulp.be vrouw is, terwijl dat bij de klassieke therapie maar om één op vier gaat.
Dat steeds meer mensen die worstelen met een verslaving de weg vinden naar online hulpverlening is dus een positieve ontwikkeling die we alleen maar kunnen toejuichen. We moeten vanuit de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement zulke initiatieven blijven ondersteunen en promoten. Wel moet er duidelijkheid zijn over het effect van deze online zelfhulp.
Minister, hoe controleert men de effectiviteit van de online hulpverlening?
Wordt er – indien nodig – voorzien in een gerichte doorverwijzing? Hoe verloopt die doorverwijzing?
Minister, bent u van plan websites zoals alcoholhulp.be, drughulp.be en gokhulp.be extra te promoten? Zo ja, op welke manier en wanneer?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Online therapie slaat alsmaar meer aan bij de Vlaming. Bij alcoholhulp.be hebben zich vorig jaar 1322 mensen aangemeld voor online hulp, tegenover 677 voor begeleiding en een kleine 200 voor gemengde trajecten waarbij chatten wordt gecombineerd met klassieke hulpverlening.
Ook andere websites, zoals cannabishulp.be, drughulp.be, gokhulp.be en depressiehulp.be, hebben nog eens honderden mensen kunnen helpen. Daarbij gaat het soms om hulp via chat, en soms om die gecombineerde versie, die mij echt interessant lijkt.
We zien ook – maar nog voorzichtig – dat er andere doelgroepen worden bereikt. Het Centrum voor Alcohol- en andere Drugproblemen (CAD) in Limburg merkt dat er bij hen veel minder vrouwen dan mannen in begeleiding zijn, één op vier. Bij de online meldingen gaat het bij één op de twee begeleidingen om een vrouw. Ook jongeren zien zich extra aangetrokken tot deze vorm van hulpverlening. Dat leiden we af uit de cijfers van noknok.be. Vorig jaar alleen al hebben zich daar 37.450 tieners gemeld.
Dit is dus een nieuwe vorm van hulpverlening die op korte tijd vrij groot is geworden en zeker hulp kan bieden aan veel mensen, maar die face-to-facehulpverlening niet in alle gevallen zal kunnen vervangen.
De grenzen van communicatie tussen hulpvragers en hulpverleners zijn anders. Er kan veel minder gebruik worden gemaakt van non-verbale communicatie, tenzij men gaat videochatten. Deze hulpverlening vereist sowieso deels een andere expertise omdat de onmiddellijke fysieke nabijheid er niet is. Het opbouwen van een band zal ongetwijfeld op een andere manier gebeuren.
Minister, hoe denkt u mee te kunnen bewaken dat de juiste skills aanwezig zijn bij de mensen die deze vorm van therapie verlenen? Ik denk bijvoorbeeld aan bijscholingen met specifieke tips en handvatten.
Hebt u zicht op welke doelgroepen worden bereikt en welke moeilijk worden bereikt via deze vorm van hulpverlening?
Hoe verloopt de wisselwerking tussen de websites met online hulpverlening en andere organisaties? Ik heb het dan vooral over de hulpverleningssector via face-to-facecontacten. Is er regelmatig contact? Worden mensen doorverwezen? Worden er eventueel afspraken gemaakt? Zijn er daaromtrent richtlijnen? Zijn er zachte afspraken over wanneer mensen wel of niet worden doorverwezen naar fysieke hulpverlening? Ik geloof zeer sterk dat dit voor mensen met milde tot matige problematieken een belangrijke vorm van hulpverlening kan zijn, maar er zullen ook mensen zijn die beter worden doorverwezen. Hoe wordt daarmee omgegaan? Hebt u daar een vinger in de pap of wilt u die? Dat sluit aan bij de vraag van mevrouw Jans over kwaliteitsbewaking. Hoe zal de overheid daar een rol in spelen?
Hier en daar, vooral in het buitenland, is al een beetje onderzoek gebeurd naar online hulpverlening, maar dat is schaars. Dat is ook logisch omdat het gaat om een nieuwe vorm van hulpverlening. Zitten op dat vlak bij u projecten in de pijplijn, ook op het vlak van output? Voor welke groepen doet dit deugd? Voor welke mensen is het misschien minder aangewezen? Wat maakt het verschil tussen een gemengd traject, een louter online traject en een traject dat helemaal niet online is verlopen? Het zou interessant zijn om daar meer over te weten.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, online hulpverlening krijgt een steeds belangrijker plek in het behandelingsaanbod binnen de geestelijke gezondheidszorg. Het is laagdrempelig, makkelijk inzetbaar en flexibel in die zin dat face-to-facegesprekken kunnen worden afgewisseld met chatgesprekken, digitale hulpverleningstools en dergelijke.
Het is natuurlijk nooit de bedoeling om de offline hulpverlening te vervangen door online hulpverlening, maar ze kunnen wel complementair zijn. Het spreekt ook voor zich dat online hulpverlening voldoende onderbouwd, kwaliteitsvol en resultaatsgericht moet zijn.
Hoe zult u duurzame wetenschappelijke onderbouwing van online hulpverlening garanderen? Hoe zult u in de toekomst nieuwe wetenschappelijke inzichten integreren in bestaande online hulpverlening?
Zult u stappen ondernemen om patiënten goed te informeren over de kwaliteit en effectiviteit van online hulpverlening, bijvoorbeeld via gezondheidenwetenschap.be?
Hoe zult u nagaan in hoeverre de implementering van online hulpverlening de verhoopte resultaten geeft en succesvol verloopt? Op basis van welke indicatoren zal dit gebeuren en binnen welke tijdshorizon?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dames en heren, de methodieken en technieken van online hulpverlening zijn steeds meer ingeburgerd in een totaalaanpak en maken onder andere deel uit van een ‘blended’ aanpak, namelijk traditionele hulpverlening aangevuld met online methodieken. De toepassing van online hulpverlening zet zich steeds meer door. Het was dan ook een bewuste keuze om online hulpverlening een belangrijke plaats in het Actieplan Geestelijke Gezondheid te geven als een van de zorgvormen binnen de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg.
Daarnaast zien we dat online en digitale applicaties ook binnen de preventie van geestelijke gezondheidsproblemen en gezondheidsbevordering van de geestelijke gezondheid een prominente plaats innemen. Ik denk hierbij onder andere aan de website ‘Fit in je Hoofd’, beheerd door het Vlaams Instituut Gezond Leven. De online module ‘Fit in je Hoofd, Goed in je Vel’ werd in 2017 door 103.801 Vlamingen bezocht en er zijn 147.405 sessies gestart. We zijn er zeker van dat het succes van deze website nog steeds groeit, onder andere door onze recente campagne ‘Leef zonder filter’ die linken legt met deze website.
Voor jongeren tussen 12 en 16 jaar is de website ‘NokNok’ pas vernieuwd. Het is de site voor jongeren die zich goed in hun vel willen voelen. Jongeren kunnen hun veerkracht versterken aan de hand van info-opdrachten en tips. De website moedigt jongeren ook aan om te praten over hun problemen. Op de NokNok Wall kunnen jongeren via hun eigen avatar hun verhaal delen met anderen. In 2017 bezochten 30.038 Vlaamse jongeren die website en ze startten 37.450 sessies op, waaruit blijkt dat de site steeds meer in de smaak valt en dat jongeren het waarderen om hun verhaal te kunnen delen.
Ook binnen het Actieplan Suïcidepreventie neemt het online aanbod een prominente plaats in. Zo is de zelfhulpcursus ‘Think Life’ een relatief nieuwe tool. ‘Think Life’ heeft als doel mensen beter te leren omgaan met zelfmoordgedachten. De cursus is opgebouwd uit zes modules die zelfstandig en op eigen tempo kunnen worden doorlopen. De online zelfhulpcursus werd oorspronkelijk ontwikkeld aan de Vrije Universiteit Amsterdam en werd door het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie aan de Universiteit Gent aangepast voor gebruik in Vlaanderen. ‘Think Life’ is ingebed als zelfhulptool in Zelfmoord1813.be, het online platform voor de preventie van zelfdoding in Vlaanderen. ‘Think Life’ vult hiermee het bestaande aanbod aan, namelijk enerzijds die tussen de telefonische en online crisishulp en anderzijds de face-to-facehulpverlening. Sinds begin september 2016 schreven zich reeds een duizendtal mensen in op de online zelfhulpcursus. Het centrale digitale platform Zelfmoord1813.be kent overigens ook elk jaar meer bezoekers met 169.919 bezoekers in 2017.
Ten slotte wil ik graag even www.druglijn.be vermelden, waar mensen telefonisch of per mail, maar ook via Skype of een chatbox, hun vragen over drank, drugs, pillen, gamen en gokken kunnen stellen.
Vooraleer ik dieper inga op het online hulverleningsaanbod binnen de geestelijke gezondheidszorg, wil ik graag even terugkijken naar het congres over online hulp in 2015. Tijdens dat congres werd het belang van een intersectoraal aanspreekpunt online hulp en een kwaliteitskader online hulp benadrukt. Daarnaast ambieerden we om, waar wenselijk en haalbaar, m-Health-toepassingen in te voeren die passen binnen het actieplan Radicaal Digitaal, Flanders’ Care, (e)-Zorgzaam Vlaanderen enzovoort, waarbinnen ook de ontwikkeling van het vormingsprogramma ‘basiskennis online hulp’ een plaats heeft.
De werking van het ‘knooppunt-online’, dat toen opgericht werd, wordt ondersteund door het Steunpunt Mens en Samenleving (SAM) en is opgenomen in het meerjarenplan van SAM. Op die manier vrijwaren we de methodische ondersteuning inzake online hulpverlening. Deze week zijn we ook geïnformeerd over de oprichting van het Netwerk Onlinehulp Vlaanderen. Dat netwerk bestaat uit vertegenwoordigers van de KU Leuven, het VLESP, de centra voor geestelijke gezondheidszorg, Jo-In, Howest, Thomas More, UC Leuven-Limburg en de Arteveldehogeschool. Aangezien het netwerk inzet op het bundelen en verspreiden van knowhow rond online hulp in Vlaanderen, is het vanzelfsprekend dat SAM in dialoog gaat met dat netwerk en bekijkt op welke manier de samenwerking met dit private initiatief mogelijk is.
Dat geldt ook voor de toekomstige Steunpuntfunctie Geestelijke Gezondheid, die we aan het uitbouwen zijn. Ook binnen dat steunpunt zal wellicht in een pijler voorzien worden om de sector methodisch te ondersteunen in de online hulpverlening. Vanuit het actieplan Flanders’ Care gaan we na op welke wijze Flanders’ Care ondersteunend zou kunnen zijn voor de afstemming tussen Netwerk Onlinehulp Vlaanderen, SAM, de Steunpuntfunctie Geestelijke Gezondheid en andere partners, zoals sommige Vlaamse universiteiten. Ik kom er dadelijk nog uitgebreider op terug, maar het is voor mij een evidentie dat het verwerven van wetenschappelijke inzichten over online hulpverlening en de implementatie daarvan hierin een duidelijke plaats krijgen.
Vanuit Vlaanderen financieren we momenteel, qua GGZ-online hulpverlening, de websites www.alcoholhulp.be, www.cannabishulp.be, www.drughulp.be en www.gokhulp.be. Sinds oktober 2017 is ook www.depressiehulp.be online. De websites zijn ontwikkeld en worden geïmplementeerd door geestelijkegezondheidsvoorzieningen erkend door de Vlaamse overheid, hoofdzakelijk centra voor geestelijke gezondheidszorg. De websites hebben overigens allen een gelijkaardige opbouw, namelijk een informatiemodule met een zelftest, een online zelfhulpmodule waar mensen anoniem en gratis aan de slag kunnen en een online begeleidingsmodule. Binnen die laatste module wordt dan in de mogelijkheid voorzien om de online zelfhulpmodule te combineren met chatten – al is dat nog niet voor alle websites mogelijk – of met face-to-facecontacten bij een hulpverlener, de zogenaamde ‘blended care’-aanpak.
De cijfers spreken voor zich. Alcoholhulp.be had in 2017 meer dan 1 miljoen bezoekers. Daarbij waren er 1322 aanmeldingen voor de zelfhulp en 677 voor de begeleiding en werden 119 ‘blended’ begeleidingen opgestart. Cannabishulp.be telde 110.788 bezoekers en 114 aanmeldingen voor online begeleiding. Drughulp.be had 62.000 bezoekers, 65 aanmeldingen voor de zelfhulp en 92 voor de online begeleiding. Gokhulp.be had 116.376 bezoekers, 200 aanmeldingen voor de zelfhulp en 80 voor de onlinebegeleiding. De website depressiehulp.be kreeg sinds de lancering in oktober 2017 tot nu ongeveer 81.000 bezoekers. Er waren in die periode iets minder dan 200 aanmeldingen voor de zelfhulp en er werden 260 ‘blended’ begeleidingen opgestart. Ik wil overigens nog even benadrukken dat deze website samen met en door cliënten met een depressie is gemaakt.
Indien uit de zelftests blijkt dat iemand een ‘probleem’ zou hebben, wordt er ook doorverwezen naar de klassieke hulpverlening. In de eerste plaats is dat de huisarts. Er wordt ook doorverwezen naar Tele-Onthaal of, in het geval van een verslavingsproblematiek, naar de Druglijn. Uiteraard worden ook de mensen die gebruikmaken van het aanbod aan online begeleiding en die nood hebben aan extra of andere begeleiding, doorverwezen. Laagdrempelige online hulp heeft als doel mensen met afhankelijkheidsproblemen of depressieve klachten sneller te bereiken vooraleer de problemen escaleren, en hen indien nodig door te verwijzen naar andere vormen van hulpverlening.
Net zoals bij de klassieke hulpverlening is de kwaliteit bij online hulpverlening van groot belang. Zo is het belangrijk om extra in te zetten op de gebruiksvriendelijkheid van de website, de privacy van de cliëntgegevens, de kwaliteiten van de online hulpverlener enzovoort. De centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) die de websites beheren, staan in voor de kwaliteitswaarborging van de online hulpverlening. Back office van depressiehulp.be is bijvoorbeeld een monitoringsysteem uitgewerkt en uitgebreid getest, dat klaar is voor gebruik. Tijdens en na de behandeling worden er op gepaste tijdstippen vragenlijsten voorgelegd aan de gebruiker, waarin wordt gepeild naar de tevredenheid en het welbevinden. Ik verwacht in de loop van dit jaar de eerste resultaten.
Ik denk dus dat het inderdaad goed zou zijn om samen met onze partners stappen te zetten om bezoekers correct te informeren over de kwaliteit en effectiviteit van online hulpverlening. Er kan in de toekomst worden bekeken welke samenwerkingsmogelijkheden er zijn om patiënten die van de online hulpverlening gebruik willen maken, correct te informeren.
Zoals in het Vlaams Actieplan Geestelijke Gezondheid aangekondigd, zijn wij ook werk aan het maken van een coherent beleids- en financieringskader voor online hulpverlening binnen de geestelijke gezondheidszorg. Dat is een prioritair werkpunt voor de komende maanden. We willen de verschillende bestaande initiatieven rond online hulpverlening bundelen, integreren en structureel inbedden in de reguliere werkingen van onder andere de cgg’s. In dat kader zal ook onderzocht worden aan welke organisaties de subsidies voor het ontwikkelen van methodieken voor online hulpverlening het best toegekend worden. Daarbij kijken we natuurlijk in eerste instantie naar de toekomstige Steunpuntfunctie Geestelijke Gezondheid.
We gaan ook met de sector het debat aan over de financiering van de online hulpverleners die instaan voor de chatbegeleidingen. Hulpverleners die online begeleidingen opnemen, moeten immers beschikken over specifieke vaardigheden. Bij het online communiceren met cliënten zijn er immers minder non-verbale signalen, maar is er meer directe communicatie, gebruik van emoticons enzovoort. De hulpverlener moet daarenboven mediawijs zijn en beschikken over enkele ICT-vaardigheden. We zijn van mening dat er nog ontzettend veel mogelijkheden zijn om het ‘blended care’-luik verder uit te rollen. We zijn dan ook verheugd dat de meeste cgg’s instappen in dat online verhaal. We merken ook dat veel hulpverleners de combinatie van online hulpverlening en face-to-facecontacten als een uitdaging zien. Er wordt ook voorzien in voldoende vorming en supervisie voor deze hulpverleners in het gebruiken van de online instrumenten. Ook binnen de projecten eerstelijnspsychologische functie is overigens veel interesse voor deze methodiek. Binnenkort zal er op hun vraag een vorming rond ‘blended care’ gegeven worden.
Afgelopen week werd er in de media, namelijk in een radioprogramma, elke dag een stukje aan het thema van online hulpverlening gewijd. Er wordt ondertussen ook op verschillende websites, zoals die van de Christelijke Mutualiteit, geestelijkgezondvlaanderen.be, Tele-Onthaal enzovoort, doorgelinkt naar de eerder vermelde websites. Ik ben het er uiteraard mee eens dat die websites nog bekender moeten worden gemaakt.
Met de verschillende websites online richten we ons op het brede publiek. We merken dat bepaalde doelgroepen, zoals vrouwen, beroepsactieve mensen, hoger opgeleiden en 50-plussers, die vaak ondervertegenwoordigd zijn in de ambulante zorg, beter bereikt worden via online hulpverlening. Ter illustratie bezorg ik u enkele cijfergegevens. Alcoholhulp: 50 procent mannen, 50 procent vrouwen, met als belangrijkste leeftijdsgroepen 35 tot 44 jaar en 45 tot 54 jaar. Cannabishulp: 65 procent mannen, 35 procent vrouwen, met als belangrijkste leeftijdsgroepen 18 tot 24 jaar en 25 tot 34 jaar. Drughulp: 60 procent mannen, vrouwen 40 procent, mannen met als belangrijkste leeftijdsgroepen 25 tot 34 jaar en 18 tot 24 jaar. Gokhulp: 80 procent mannen, 20 procent vrouwen, met als belangrijkste leeftijdsgroepen 25 tot 34 en 18 tot 24 jaar. De cijfergegevens van depressiehulp.be moeten we nog analyseren, gezien de recente start.
Ik ben het met u eens dat we verder moeten investeren in onderzoek over de effectiviteit van online hulpverlening. Ik wil daarbij benadrukken dat het onderzoek van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) naar Think Life een van de eerste studies was waarin de effectiviteit wordt onderzocht van een online zelfhulpcursus, specifiek gericht op suïcidegedachten. Uit de resultaten van die studie bleek dat Think Life effectief is in het verminderen van suïcidale gedachten. Daarnaast toont de studie aan dat Think Life leidt tot een afname van depressieve klachten, hopeloosheid, piekeren en angst. De cijfers met betrekking tot online hulpverlening spreken voor zich. De online instrumenten zijn gebaseerd op ‘evidencebased’ en ‘practisebased’ behandelingen voor verslaving of depressie, die vertaald zijn naar een online omgeving. Van online zelfhulp bij depressieve klachten weten we dat onderzoeken uiteenlopende resultaten rapporteren. Bij geselecteerde groepen die lichte klachten vertonen, kan tot 60 procent van de deelnemers verbetering vertonen.
Ik kan u ten slotte nog meegeven dat er aan depressiehulp.be een grootschalig RCT-onderzoek (Randomized Controlled Trial) gekoppeld wordt op initiatief van professor Patrick Luyten van de KU Leuven en met steun van het Federaal Kenniscentrum Gezondheidszorg. In het onderzoek wordt ‘blended care’ vergeleken met face-to-facetherapie bij depressie. Wij verwachten de resultaten binnen anderhalf jaar.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoorden en voor de bewuste keuze om die online hulpverlening zowel in het Actieplan Geestelijke Gezondheid als binnen de werking en de acties rond suïcide een heel ruime plek te geven. Ik begrijp dat de gegevens waarover wij beschikken, zeker bevestigd worden. Ik kijk niet alleen uit naar de studie van het VLESP, maar ook naar de andere studies die zullen komen. Die zullen ons meer inzicht geven in hoe we deze vorm van hulpverlening kunnen inbedden in de reguliere hulpverlening.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat de online hulpverlening een belangrijke aanvulling is bij de face-to-facetherapie. Zoals u zelf aangehaald hebt, minister, moet de kwaliteit verzekerd zijn, moet de anonimiteit verzekerd zijn en moet vooral ook de effectiviteit van de online hulpverlening verzekerd zijn. U zegt dat er nog geen resultaten waren en dat u er dit jaar verwacht. Gebeurt dat altijd via een subjectieve vragenlijst? Is dat ook zo gebeurd bij het VLESP?
Bij depressiehulp.be spreekt u van een RCT. De resultaten daarvan mogen over anderhalf jaar verwacht worden. Waarom gebeurt die RCT niet bij de andere websites van online hulpverlening?
Sowieso moeten we blijven investeren in online hulpverlening. Alleen al het informatieve van zo’n website is heel belangrijk. Maar essentieel is natuurlijk wel dat we de kwaliteit garanderen en dat het effectief blijkt te zijn.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik heb een vraag over het back-officemonitoringsysteem waarover u spreekt en dat klaar zou zijn voor gebruik. Kunt u toelichten hoe dat precies zou werken?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Het verheugt mij om uit uw antwoord te leren dat u echt werk wilt maken van een geïntegreerd aanbod, online en offline, en dat u ook veel aandacht besteedt aan de kwaliteit en de uitwisseling van knowhow. Ik hoor het Netwerk Onlinehulp Vlaanderen. U verwees ook naar het toekomstige steunpunt.
Een van mijn drie initiële vragen ging over het informeren van de burgers, niet alleen informeren over het feit dat online hulp bestaat, maar vooral ook informeren op zo’n manier dat de effectiviteit en de kwaliteit worden aangegeven. Wie hulp zoekt, moet daar ook voldoende vertrouwen in kunnen hebben. Informatie verstrekken is daarbij erg belangrijk. Op welke manier ziet u dat, het informeren van de burgers, niet alleen over het feit dat het bestaat, maar vooral ook over het hoe en het waarom?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Depressiehulp.be heeft een systeem dat toelaat om in de back office te zien wat voor type vragen er binnenkomen, om de tevredenheid te peilen enzovoort – dat soort systeem. Als u daar meer over wilt weten, zullen we dat opvragen. Het is een soort geautomatiseerde opvolging die mogelijk wordt van de vragen die komen. En als er dan zaken zijn die echt wel opvolging verdienen, worden die ook onder de aandacht gebracht.
Rond depressiehulp zal er inderdaad een wetenschappelijk onderzoek worden opgezet vanuit het federale kenniscentrum. De vertaling die het VLESP gedaan heeft van Think Life, dat was nadat dat in Nederland ook al gevalideerd was. Er is een soort vertaling gemaakt naar de Vlaamse context. Dat is trouwens voor de meeste van die websites het geval. Het zijn meestal cgg’s die de bestaande kennis over de manier waarop bepaalde signalen kunnen worden herkend enzovoort, omzetten in websites of online applicaties.
Precies omdat we wel beseffen dat daaromtrent niet elke keer het warm water moet worden uitgevonden, en omdat het ook nodig is om daar een aantal technische en deontologische kaders voor te respecteren, hebben we daaromtrent eerst een congres, met een hele voorbereiding, georganiseerd. Vervolgens hebben we een opdracht geformuleerd naar ons intersectorale steunpunt, precies omdat het absoluut belangrijk is dat iemand in Vlaanderen die kennis en die kwaliteitsbewaking borgt.
Het heeft nu natuurlijk al een tijdje gekost om onze verschillende steunpunten te fuseren in het nieuwe steunpunt SAM, maar het is nu operationeel en in het beheerscontract wordt daaromtrent effectief een opdracht meegegeven. Misschien moeten we dat ook met SAM opnemen, om te kijken hoe je de burgers voldoende kunt informeren, ook over wat je wel en niet mag verwachten. Het is misschien interessant om aan het nieuwe steunpunt te vragen om dat maar meteen mee op te nemen in de manier waarop zij de sector gaan ondersteunen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik wacht vol spanning de resultaten af.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.