Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Report
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, gisteren hebben we een mooi document gekregen, namelijk de gemeente- en stadsmonitor, en enkele weken geleden, op 28 februari, hebben we vanuit Statistiek Vlaanderen de officiële Vlaamse gemeentelijke demografische vooruitzichten gekregen.
Ik wil heel duidelijk zeggen dat wij een sterke appreciatie hebben voor die documenten. Het bewijst dat Vlaanderen op dat vlak een goede beleidsondersteuning heeft. Goed beleid voeren kan pas op basis van goede gegevens. Ik ben heel blij dat Statistiek Vlaanderen deze demografische vooruitzichten heeft gepresenteerd. Gisteren hebben we dan ook heel wat informatie gekregen over elke gemeente in de gemeentemonitor. Ik heb er vannacht een paar uurtjes slaap aan ingeboet om mijn gemeente en buurgemeenten even te bekijken.
Ik vind het een belangrijke basis, maar we moeten er ook iets mee doen, minister-president. We weten dat dat ook uw bedoeling is. Het is niet alleen de publicatie, het vele werk en het houden van een mooie persconferentie. We moeten op basis van die resultaten en gegevens ook goed beleid voeren.
In de demografische evoluties zagen we trends die we intussen allemaal wel kennen. Er is een verdunning van de gezinnen. Er zijn veel meer eenpersoonsgezinnen. Er is een daling van het aantal mensen in de actieve beroepsleeftijd, van 20 tot 65 jaar. De vergrijzing rukt op, en er is een fameuze stijging van het aantal alleenwonende 65- en 70-plussers.
Dat zijn een aantal demografische tendensen, en dan is de vraag natuurlijk hoe we daarmee omgaan. We weten dat dat gebeurt. Het is goed dat er vanuit Vlaanderen een zekere gecoördineerde aanpak gebeurt om in de volgende tien, twintig jaar rekening te houden met die demografische tendensen op het vlak van woonbeleid, kinderopvang, scholen, samenlevingsopbouw. We moeten daar volop op inspelen.
Minister-president, acht u beleidsbijsturingen nodig op basis van deze demografische vooruitzichten? Hoe ziet u dat als minister-president of vanuit de Vlaamse Regering om een gecoördineerde actie op te zetten op de verschillende beleidsdomeinen, niet alleen wonen, maar ook ouderenzorg, kinderopvang, onderwijsinfrastructuur?
We geloven in sterke lokale autonomie, maar het is goed om ook de lokale besturen aan te moedigen en hun de juiste omgeving te presenteren, zodat zij in alle wijsheid de juiste beslissingen kunnen nemen, maar ze misschien af en toe ook ergens incentives te geven om ook daar de nodige beleidsinitiatieven te nemen op het vlak van bijvoorbeeld infrastructuur van kinderopvang, van onderwijs, van ouderenzorg, waar lokale besturen ook een enorme impact hebben op de levenskwaliteit van hun mensen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Bedankt voor deze vraag, collega Van den Heuvel, en vooral voor uw appreciatie voor de Vlaamse Statistische Autoriteit, die inderdaad heel nuttig werk levert.
U hebt verwezen naar de gemeentelijke monitor, die volop in de belangstelling staat. Ik ben daar destijds mee gestart, toen ik minister van Binnenlands Bestuur was. Ook dit wordt verdiept, uitgebreid en verbeterd. Het geeft heel wat informatie en verstrekt heel wat data om gemeentelijk beleid mee te kunnen voeren. Ook hier is het heel belangrijk dat we over die data beschikken. Het is belangrijk dat we objectieve, kwaliteitsvolle cijfers hebben waarmee dan het beleid van de Vlaamse Regering en, zoals u terecht zegt, dat van de lokale besturen onderbouwd kan worden.
Ik wil erop wijzen dat de Vlaamse Statistische Autoriteit geen beleidsaanbevelingen doet. Ze verzamelt data, doet dat onafhankelijk en communiceert daar ook onafhankelijk over. We krijgen net als u kennis van de resultaten van de studies en we werken daar, zoals u weet, volgens de Europese normen, in volle onafhankelijkheid, zoals het hoort voor een statistische autoriteit.
Er zijn nieuwe, geüpdatete cijfers, maar de evoluties zijn al langer gekend. Eigenlijk is dezelfde methodiek gehanteerd als voorheen, drie jaar geleden nog, maar er zijn natuurlijk bijkomende data gekomen, waardoor de laatste observatiejaren meetellen om de evoluties verder aan te geven.
Vooral gemeentelijk is het interessant. We gaan naar een totale groei, maar er is een verschillende groei tussen de gemeenten. Sommige steden en gemeenten zullen heel snel groeien, andere zullen trager groeien, andere hebben ook een grotere vergrijzing enzovoort. Niet alleen daar is een update gebeurd, maar ook inzake migratie is rekening gehouden met de recentste vooruitzichten van het Federaal Planbureau.
Ik denk dat dit inderdaad data zijn die van onschatbare waarde zijn om aan beleid te doen, lokaal en op Vlaams niveau. Ik ben blij dat u een paar uren van uw kostbare slaap opgeofferd hebt om op de website naar uw gemeente en omliggende gemeenten te kijken, want het is inderdaad interessant om dat te doen. Ik raad het de collega’s aan die het nog niet gedaan hebben.
Er zijn drie interactieve applicaties aangebracht. Je hebt de bevolking op zich. Dan heb je de loop van de bevolking, dus geboortes, sterfgevallen en migratie. En dan heb je de derde applicatie met de huishoudens op zich. Dat is zeer interessant. Je klikt je gemeente aan, je ziet de bevolkingspiramide en daar kun je mee aan de slag gaan. Ik denk dat alle steden en gemeenten dat ondertussen ook weten, maar ik vraag collega Homans om daar, voor zover nodig, nog meer informatiedoorstroming over te geven aan de steden en gemeenten. Ondertussen zijn die applicaties al meer dan 8500 keer geraadpleegd. Dat wijst er toch wel op dat er heel veel belangstelling voor bestaat. Ik neem aan dat u vannacht maar één keer aangetikt hebt, collega Van den Heuvel. Als het hazenslaapjes waren tussendoor, hebt u misschien verschillende applicaties geraadpleegd en moeten we aan 8503 of 8505 zitten.
Op die vooruitzichten ga ik uiteraard niet in detail in. Ze zijn ook aan bod gekomen in de media. U hebt ook al de grote krachtlijnen geschetst. Er is een bevolkingsgroei, er is een groei van het aantal huishoudens met een gezinsverdunning. Tegen 2030 groeien we naar 7 miljoen Vlamingen. Die groei doet zich in alle steden en gemeenten voor, maar is, zoals ik al zei, niet in elke stad of gemeente dezelfde. Dit heeft inderdaad implicaties op het gebied van energie: er zal meer energie worden gebruikt. Er zal ook meer voedsel worden verbruikt, meer water. Er zullen meer woongelegenheden nodig zijn, meer publieke voorzieningen, scholen, zorginstellingen enzovoort.
Daarnaast heeft alles een implicatie op het zorgbeleid en het arbeidsmarktbeleid want – ook dat is niet nieuw – we gaan naar een toenemende vergrijzing met een daling van het aantal mensen op beroepsactieve leeftijd en een ‘vergroening’ en verjonging die zich doorheen heel Vlaanderen op verschillende manieren manifesteert.
Vanaf het aantreden van deze regering zijn we daar beleidsmatig heel bewust mee omgegaan. Ik verwijs naar het regeerakkoord, waarin we zeggen dat we, als gevolg van de verwachte bevolkingstoename en de tendens van gezinsverdunning, zullen worden geconfronteerd met een vraag naar bijkomende woonentiteiten. In het regeerakkoord houden we ook al met de vergrijzing rekening wanneer het gaat over het arbeidsmarktbeleid, als het gaat over het zorgbeleid, als het gaat over de investeringen. De krantencommentator schreef dat ik bij spoed de regering bij elkaar moest roepen om ons daarover te buigen. Hij had het regeerakkoord niet gelezen, had geen kennis van de Visienota 2050, had niet gehoord van de transitieprioriteiten die we hebben gemaakt in de Visienota 2050 en recenter in Vizier 2030, op kortere termijn dan 2050. Er is het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat specifiek inspeelt op alle tendensen die er zijn. We verwachten daarnaast het mobiliteitsplan Vlaanderen. Er is het Zorgstrategisch Plan Vlaanderen.
Er zijn dus heel wat beleidsdomeinen die volop bezig zijn met het voorbereiden van de toekomst en die rekening houden met net die demografische evolutie. Dat is zo in Onderwijs, dat is zo inzake mobiliteit, dat is zo inzake ouderenzorg, dat is zo inzake woningbouw. Uiteraard moet er altijd worden geüpdatet. Dat is ook nu gebeurd. Wij zijn volop aan het proberen om meer mensen aan het werk te krijgen. Ik kom daar straks op terug bij het Vlaams Hervormingsprogramma. We slagen erin, maar nog niet in voldoende mate. We zijn goed op weg om betere scores neer te zetten. Er wordt een zeer actief arbeidsmarktbeleid gevoerd. Federaal is men bezig met het verhogen van de pensioenleeftijd. Er zijn allerlei beslissingen genomen door diverse collega's die daar volledig mee sporen.
Zoals gezegd, ga ik collega Homans vragen om steden en gemeenten, via de geëigende kanalen, daarop te wijzen, voor zover het nog nodig is. Ik heb het gevoel dat er zeer ruime persaandacht is geweest, zodat in Vlaanderen iedereen op de hoogte is van het rapport. Het is geen studie, maar het zijn data die zijn gecollecteerd en verfijnd. De gemeentelijke monitor is iets wat nu al heel lang bestaat. Ik denk dat zowel oppositie als meerderheid, het verenigingsleven, geïnteresseerde mensen, persmensen die gemeentelijke monitor opvolgen, net zoals dat hier het geval is. Vandaar dus het belang dat je er in alle sectoren van het beleid rekening mee houdt.
Nogmaals, het is geen verrassing voor ons, maar het is een bevestiging. Het is wel een verfijning van de data. Het bevestigt alleen dat je de blik gericht moet houden op 2030 en op 2050 en dat je in alle beleidsdomeinen de nodige maatregelen moet nemen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik had zelf ook al gezegd dat die demografische tendensen de laatste jaren heel duidelijk zijn en er wordt inderdaad op Vlaams niveau op ingespeeld met een aantal langetermijnvisies die een vertaling moeten krijgen in de verschillende beleidsplannen die u daarnet hebt opgesomd.
Ik denk dat dit er nog eens extra toe bijdraagt om te zeggen dat we er echt werk van moeten maken en om een aantal taboes die er zouden zijn, te laten sneuvelen. Ik denk bijvoorbeeld aan gezinsverdunning, waar we een aantal switches in het beleid mogelijk zouden kunnen maken.
Ik vind het belangrijk dat lokale besturen – en we weten allemaal dat dat belangrijk is – ook tot actie zouden durven overgaan. Ik ervaar regelmatig dat, afhankelijk natuurlijk van situatie tot situatie, er ‘geharde’ feiten zijn en gedachten die moeilijk tot verandering aanleiding geven, bijvoorbeeld over alleenstaande woningen. Het is heel moeilijk om verschillende krachten in Vlaanderen, gaande van privépromotoren tot sociale huisvestingsmaatschappijen en lokale besturen, te mobiliseren. Ik denk dat we allemaal, over partijgrenzen heen, een tandje bij moeten kunnen steken zodat het Vlaanderen van 2040 er op demografisch vlak en wat de gezinssamenstelling betreft, wellicht ietwat anders uitziet dan het Vlaanderen van vandaag.
De heer Cordy heeft het woord.
Dit is inderdaad een zeer nuttig instrument. Voor een heel aantal beleidsdomeinen moet je van harde cijfers kunnen vertrekken, over prognoses kunnen beschikken van waar nood aan is en met welke evoluties men rekening moet houden. Ik denk dat hier de cijfers bij elkaar zijn gebracht die dat mogelijk maken. Dit is iets waar zowel Vlaanderen als de lokale overheden nood aan hebben.
Ik ben zelf ook eens gaan kijken wat het betekent voor prognoses voor mijn eigen stekje in Vlaanderen. Het valt mij daarbij op dat de grootsteden zoals Antwerpen en Gent een duidelijk ander beeld tonen dan de rest van Vlaanderen en dat zal natuurlijk ook een zekere ‘overspill’ hebben naar de naburige gemeenten. Als ik de hele kaart van Vlaanderen bekijk, zie ik een stukje Vlaanderen liggen dat niet in deze statistieken zit, dat beter bekend is als het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het heeft natuurlijk ook zijn eigen demografische evolutie wat ook een zekere ‘overspill’ zal hebben op de naburige gemeenten en op het grote ommeland van Brussel.
Minister-president, in hoeverre worden ook die cijfers betrokken bij de prognoses die worden gemaakt voor de gemeenten die hiervan een rechtstreekse invloed ondergaan?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer Cordy, op uw laatste vraag kan ik niet zomaar voor de vuistweg antwoorden omdat ik de cijfers van de Vlaamse Rand niet bij me heb. Ik neem aan dat die rekening houden met de sterke ‘spill-over’, zoals u zegt, vanuit Brussel. Het is een tendens die al jaren bezig is waarbij mensen uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest naar de Vlaamse Rand emigreren, waarbij zelfs mensen van vreemde origine van de tweede en derde generatie emigreren. Ik ga ervan uit dat het in de bevolkingsprognoses of data die zijn gemaakt over de randgemeenten, is opgenomen. Ik kan er verder specifiek niet op ingaan. Ik kan dat wel, als u dat wenst op te vragen via een schriftelijke vraag, vragen aan de mensen van de Vlaamse Statistische Autoriteit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.