Report meeting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Report
De heer Dochy heeft het woord.
Het decreet Lokaal bestuur bepaalt in artikel 434, paragraaf 1, dat het aantal leden van de raden van bestuur van de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen maximaal vijftien mag bedragen. Indien het aantal leden van de raden van bestuur op 1 mei 2017 echter minder dan vijftien bedroeg, werd eveneens een beperking tot dit maximum opgelegd.
Die beperking maakt deel uit van een reeks maatregelen die erop gericht zijn de werking en organisatie van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden aan te scherpen zoals het beperken van het bedrag van de presentiegelden tot het presentiegeld dat betaald wordt voor het bijwonen van een gemeenteraadszitting en het opnemen van deze presentiegelden in de berekening van de maximale vergoeding van zowel de leden van de schepencolleges als de gemeenteraadsleden.
Artikel 434, paragraaf 1, treedt in werking op 1 januari 2019. Heel wat intergemeentelijke samenwerkingsverbanden houden hun algemene vergadering echter slechts verschillende maanden later, sommige bijna halfweg 2019. Een dergelijke aanpassing van de raden van bestuur neemt ook wel de nodige tijd in beslag. Niet alleen moeten de gemeenteraden de voordrachten kunnen doen, gelet op de beperking van het aantal mandaten, zullen er ook afspraken moeten worden gemaakt tussen de nieuwe gemeentebesturen.
Het risico dat men er op het terrein niet in zal slagen om een en ander tegen 1 januari 2019 in orde te krijgen, zeker rekening houdend met het feit dat 2018 een verkiezingsjaar, is dus wel legio.
Er kan wel worden verwezen naar de bepalingen van artikel 605 van het decreet dat de mogelijkheid biedt om in de loop van 2018 een statutenwijziging voor te leggen aan de deelnemers van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden om een statutaire regeling vast te leggen over de onafhankelijke bestuurders en een verminderd aantal leden van de raad van bestuur. Dit moet de desbetreffende samenwerkingsverbanden in staat stellen om zich voor het begin van de volgende gemeentelijke bestuursperiode in regel te stellen met de decretale beperking van het aantal bestuurders.
De vraag blijft dan nog of de invulling van de nieuwe bestuursmandaten kan gebeuren tegen de eerste nuttige en/of noodzakelijke vergaderdatum van de betreffende raden van bestuur, na 1 januari. In normale, legislatuuroverschrijdende periodes blijven de bestaande raden van bestuur de zaak waarnemen in hun oorspronkelijke samenstelling, tot de bestuursorganen opnieuw worden samengesteld.
Gelet op de vooropgestelde reductie van het aantal mandaten kan die zaakwaarneming strikt gezien waarschijnlijk niet plaatsvinden met de oude samenstelling van de raad van bestuur. Bijgevolg komt de vraag of voor de overgangsperiode van 1 januari tot aan de hersamenstelling van de raad van bestuur, met de mensen die zijn voorgedragen door de nieuwe gemeenteraden, de oorspronkelijke raden van bestuur de zaak kunnen waarnemen.
Ik geef een voorbeeld ter verduidelijking. Een raad van bestuur, een intercommunale heeft 20 gemeenten. Er zijn 25 leden in de raad van bestuur. Strikt genomen moet vanaf 1 januari het aantal leden van de raad van bestuur beperkt worden tot 15. Dat betekent dat zonder de hersamenstelling met de voordrachten van de nieuwe gemeenteraden er in principe 10 bestuurders de laan zouden moeten worden uitgestuurd. Op basis van welke criteria zou men dat moeten doen?
Minister, in welke mate zullen de raden van bestuur van de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen tijdig aangepast zijn aan de bepalingen van artikel 434, paragraaf 1, van het decreet Lokaal Bestuur? In welke mate worden de werkzaamheden door uw diensten en administratie opgevolgd?
Hebt u al signalen ontvangen vanuit de lokale besturen dat de deadline van 1 januari 2019 voor de aanpassingen van de raden van bestuur van hogervermelde verenigingen praktisch moeilijk haalbaar zal zijn? Zo ja, welke initiatieven acht u haalbaar en wenselijk om aan die praktische problemen tegemoet te komen?
Kunnen de bestaande raden van bestuur doorwerken als zaakwaarnemer tot aan de statutaire hersamenstelling conform de aangepaste statuten? Kan dit eventueel problemen geven met de rechtsgeldigheid van desgevallend genomen beslissingen?
Wat zijn de gevolgen voor de werking en de beslissingen van de desbetreffende verenigingen indien hun raden van bestuur niet tijdig aan de bepalingen van het decreet Lokaal Bestuur aangepast zijn?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Dochy, dit is een zeer redelijke vraag, waarmee ik niet gezegd wil hebben dat de andere vragen niet redelijk zijn.
De problematiek die u schetst, is dat het decreet over het lokaal bestuur zegt dat de raad van bestuur maximaal uit vijftien leden mag bestaan. Dat gaat in op 1 januari 2019. Tegelijkertijd is er ook nog een DIS-bepaling (decreet Intergemeentelijke Samenwerking) die zegt dat drie maanden na de installatie van de gemeenteraad, de bestuursorganen moeten worden vernieuwd.
Artikel 605 van het decreet Lokaal Bestuur is specifiek bedoeld om de betrokken dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen de kans te bieden om zich in 2018 te conformeren aan de nieuwe vereisten voor de samenstelling van de raad van bestuur. Dat artikel bevat de overgangsbepalingen. U weet dat een intercommunale normaal gezien geen statutenwijzigingen meer mag doen in een jaar dat er verkiezingen zijn, maar dat er hier voor is geopteerd om dat wel toe te staan om zich te kunnen conformeren aan bepaalde artikelen van het decreet Lokaal Bestuur.
Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), dat instaat voor de voorbereiding van de dossiers betreffende deze statutenwijzigingen, volgt de werkzaamheden nauwgezet op. Op dit moment van het jaar zijn nog geen statutenwijzigingen omtrent de aanpassing van de raden van bestuur aan het toezicht voorgelegd. We zijn natuurlijk nog maar maart. Wel hebben diverse intergemeentelijke samenwerkingsverbanden hierover reeds contact opgenomen met ABB. Ik veronderstel dus dat die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden reeds bezig zijn met de voorbereiding van hun statutenwijzigingen.
U vroeg of ik al signalen heb ontvangen vanuit de lokale besturen dat de deadline van 1 januari 2019 moeilijk haalbaar zal zijn. In die zin ontving ik recent een brief van water-link. Water-link vraagt naar de mogelijkheid om in 2018 het directiecomité en andere organen af te schaffen, conform de bepalingen van het decreet Lokaal Bestuur dat in 2019 pas in werking zal treden. Men dacht dat het niet kon en daarom heeft men die vraag voorgelegd. Dat is echter wel mogelijk op grond van artikel 42 van het decreet Intergemeentelijke Samenwerking. U weet dat dit decreet is opgegaan in het DLB, dat pas ingaat op 1 januari 2019. Het decreet Intergemeentelijke Samenwerking houdt op met bestaan op dezelfde dag of, als u wilt, op 31 december 2018. Dat zorgt ervoor dat het nog wel degelijk kan op basis van het artikel 42 van het decreet Intergemeentelijke Samenwerking. Wanneer de statutenwijziging een vermindering van het mandatenaantal beoogt, kan deze worden doorgevoerd op grond van dat artikel 42.
Dat laat dus toe om de mandaten te verminderen in een verkiezingsjaar. Men beperkt zich niet enkel tot de raad van bestuur, die naar maximaal vijftien leden moet worden gebracht. Het kan ook gaan over het afschaffen – wat de facto het verminderen betekent – van het aantal mandaten. Als water-link concreet vraagt om het directiecomité te mogen afschaffen, dan gaat dat over het afschaffen en dus verminderen van mandaten. Dat kan dus. We hebben hun dat ook laten weten. Ze wisten gewoon niet of ze dat directiecomité mochten afschaffen. Dat is de enige concrete vraag die we vanuit een intercommunale hebben gekregen.
U had dan nog vragen over de fase tussen de installatie van de nieuwe gemeenteraad die begin januari gebeurt en de periode waarin er een vernieuwing moet zijn, eind maart of begin april dus. We moeten wel een onderscheid maken tussen de vereiste statutaire aanpassingen inzake de raad van bestuur – het aantal van maximum vijftien – en de effectieve hersamenstelling ervan. Dat laatste gaat over wie op die vijftien stoelen zit en wie er wordt afgevaardigd vanuit de nieuw samengestelde gemeenteraad om zitting te hebben in of deel uit te maken van het intergemeentelijk samenwerkingsverband.
Ik heb al gezegd dat de statuten moeten zijn aangepast tegen 1 januari 2019. Dit kan dus nog perfect in 2018. Ik heb u de vraag van water-link voorgelegd. Er zijn dus al veel intercommunales mee bezig.
Inzake de effectieve hersamenstelling van de raad van bestuur, bepaalt het artikel 445 van het DLB dat wordt overgaan tot een algehele vervanging van de raad van bestuur binnen de eerste drie maanden van het jaar dat volgt op dat van de verkiezingen, dus voor 31 maart 2019. Ik heb me daarnet dan vergist, want ik dacht dat het over de installatie van de nieuwe gemeenteraad ging, maar goed, we kennen het principe van de drie maanden. Het lijkt me hierbij allerminst onredelijk dat tijdens deze overgangsperiode, namelijk vanaf 1 januari 2019 tot uiterlijk 31 maart 2019, de bestaande raden van bestuur kunnen doorwerken als ‘zaakwaarnemer’. De statuten moeten worden aangepast, maar als men de raden van bestuur moet vernieuwen – en ik heb daarnet gezegd binnen welke termijn dat moet en onder welke voorwaarden en het is natuurlijk de nieuwe bestuursploeg die ook de vertegenwoordigers aanduidt –, zou er natuurlijk wel enige wrevel kunnen zijn.
Vandaar dat wij van oordeel zijn dat de bestaande raden tussen 1 januari 2019 en 31 maart 2019 wel degelijk kunnen doorwerken als zaakwaarnemer. Hierbij moet men zich er echter goed van bewust zijn dat dit een periode van lopende zaken betreft en dat men derhalve inzake de besluitvorming uiteraard de nodige voorzichtigheid aan de dag moet leggen. Ik wil hiermee niet zeggen, collega's, dat ze dit anders niet doen, maar als men in lopende zaken is of een zaakwaarnemer is, moet men toch wel heel goed opletten wat men allemaal beslist en welke besluitvorming men op de agenda zet of niet.
Indien een IGS voor dergelijke werkwijze opteert, zal dit voor mij dan ook geen reden zijn om op te treden in het kader van bestuurlijk toezicht. Ik zal dat dus ook niet doen. Maar ik begrijp anderzijds natuurlijk wel dat het werkveld bezorgd is over de regelmatigheid en rechtszekerheid aangaande de beslissingen die de organen op basis van een oude samenstelling nog zouden treffen tot aan de vernieuwing van de organen na de lokale verkiezingen en die zich normaal gezien in het voorjaar 2019 zal voltrekken. Ik heb daarom het initiatief genomen om hierover snel samen te zitten met de VVSG en met het werkveld, onder andere Vlinter, en met hen hierover verder overleg te plegen.
Samengevat, u kaart een terechte problematiek aan. Ik ga vanuit toezicht niet optreden want ik denk dat dat onbillijk zou zijn. Ik denk dat het perfect kan onder de noemer van lopende zaken. We gaan in overleg treden met de VVSG en met onder andere Vlinter.
Collega's, ik zeg ook eerlijk dat ik natuurlijk nooit kan uitsluiten dat een individu – en ik wil niemand op ideeën brengen – naar een of andere gerechtelijke instantie stapt om klacht in te dienen tegen een beslissing die genomen is tijdens die periode. Ik kan dat dus niet doen, maar ik zal vanuit toezicht nooit optreden.
Collega's, ik stel voor om het overleg dat gepland is met de VVSG en het werkveld, af te wachten en het dan hierover opnieuw in de commissie te hebben. Ik heb natuurlijk niet te bepalen wat jullie willen doen of willen vragen. Tot zover mijn antwoord.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Het is natuurlijk heel belangrijk dat er geen juridische complicaties kunnen gepaard gaan met deze overgangsperiode. Bijvoorbeeld, een intercommunale die grondenbeheer doet, aankoop van gronden en onteigeningen, eventueel ook personeelsaangelegenheden, is soms vatbaar voor procedures. Het is inderdaad heel belangrijk dat u nog eens terecht checkt of er eventueel geen problemen zouden zijn en er desgevallend moet worden geremedieerd.
Ik heb nog een ander klein vraagje. Er blijkt een discussie op komst te zijn of een discussie gaande te zijn met betrekking tot het al dan niet – ik vind het een beetje een eigenaardige discussie maar sommigen lopen ermee rond – mogen oprichten van managementcomités. Ik vind in het decreet daar niet onmiddellijk een bepaling over, maar mag een intergemeentelijke samenwerking nog een managementcomité oprichten?
Minister Homans heeft het woord.
U vraagt of er al dan niet een managementcomité mag worden opgericht. In het decreet staat heel duidelijk opgesomd welke decretale organen er mogen worden opgericht, die dan ook bezoldigd kunnen worden. Een managementcomité is een informeel orgaan en als dat niet bezoldigd wordt, mag men zoveel managementcomités oprichten als men wil.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik volg dit verder op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.