Report meeting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Vraag om uitleg over de overgangsbepalingen in verband met de algemeen directeur en de financieel directeur in het decreet Lokaal Bestuur
Report
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, zoals we allemaal weten, werd heel recent beslist dat gemeenten en OCMW’s tegen 2019 verder moeten integreren. De toekomstige samenwerking brengt heel wat praktische vragen met zich mee. Dat stellen wij ook vast op de werkvloer, collega’s. Volgens de bepalingen van het decreet Lokaal Bestuur moeten de gemeenten tegen 1 augustus 2018 – dit jaar dus – één algemeen directeur en respectievelijk ook één financieel directeur aanstellen. Dat wordt verplicht gekoppeld aan 130 procent van het salaris van de huidige gemeentesecretaris of de gemeentelijke financieel beheerder.
We stellen op het terrein vast dat er daarover heel wat vragen rijzen, zowel over de timing als over de weddeschalen.
Minister, ik heb gezien dat de heer Maertens ook een hele resem vragen heeft.
Hebt u, gezien de naderende deadline, zicht op de stand van zaken in de gemeenten inzake de aanstelling van één algemeen directeur en één financieel directeur? Zo ja, wat zijn de bevindingen?
Wat zijn de bevindingen van het Agentschap Binnenlands Bestuur in dezen? Krijgen zij hierover veel vragen en opmerkingen vanuit de lokale besturen?
Veel gemeenten zouden vrezen voor de financiële impact van de 130 procentregel voor de algemeen directeur en financieel directeur, zowel de huidige impact ervan op de uitgaven qua loon, maar ook de toekomstige meeruitgaven qua pensioen. Werd deze impact in kaart gebracht en met de vertegenwoordigers van de lokale besturen besproken? Zo ja, wat waren de reacties?
We horen steeds meer stemmen opgaan over waarom deze loonsverhoging niet werd overgelaten aan de lokale autonomie, zodat de lokale besturen de keuze hebben om dit toe te passen en de hoogte ervan te bepalen. Minister, hoe staat u hiertegenover?
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ook mijn vraag gaat over de algemeen directeur en de financieel directeur, en wat daarbij komt kijken. Maar ik volg niet zozeer de invalshoek die collega De Loor aanhaalt, maar wel een andere.
Volgens artikel 589 van het decreet Lokaal Bestuur is het zo dat de persoon die uiteindelijk niet wordt aangesteld als algemeen of financieel directeur, met behoud van de aard van zijn dienstverband en geldelijke anciënniteit wordt aangesteld, hetzij als adjunct-algemeen of financieel directeur bij de gemeente, hetzij in een passende functie van niveau A bij de gemeente of de betreffende nevenbesturen van OCMW, autonoom gemeentebedrijf of OCMW-verenigingen.
Er bereiken ons verschillende signalen – ik hoor het toch heel vaak opduiken – dat sommige gemeenten, vooral om een grotere, moeilijkere procedure te vermijden en vooral ook uit schrik om mensen te demotiveren, dus om iedereen tevreden te houden, binnen de decretale graden, de ‘ambtelijke vrede’ willen afkopen. In die zin krijgen de algemeen of financieel directeur 130 procent van de wedde van de gemeentesecretaris/financieel beheerder, maar de anderen, de niet-gekozenen, krijgen als adjunct-algemeen directeur of als adjunct-financieel directeur 129 procent van de vorige wedde of net iets minder.
In sommige andere, vaak kleinere, gemeenten zou bovendien nogal gul worden omgesprongen met het aanbieden van het A-niveau tot in de hoogste schaal, A10, wat we nu in Vlaanderen alleen kennen in de allergrootste steden – en in Roeselare. (Gelach)
Dit leidt ertoe dat het ene bestuur tegen het andere kan worden uitgespeeld. Ik heb mij laten vertellen dat die werkwijze nog meer nefaste gevolgen kan hebben in fusiegemeenten waar dat systeem als een soort van laatste geschenk, een afscheidsgeschenk zou kunnen worden gehanteerd.
Minister, bent u zich bewust van deze problematiek?
Vindt u het verantwoord dat gemeenten de niet-aangestelde titularis die als adjunct-algemeen directeur of adjunct-financieel directeur wordt aangesteld een hoger salaris geven dan het salaris dat hij of zij genoot als secretaris of als financieel beheerder, ook als dat salaris dat van de aangestelde algemeen of financieel directeur nagenoeg benadert? Ik verwijs hier dus naar de 129 versus 130 procent.
Vindt u het verantwoord dat besturen een passende functie van niveau A ter compensatie in de hoogste salarisschaal door bevordering meegeven?
Bent u van plan om de aanstellingen in het kader van de overgangsbepalingen zoals daarnet vernoemd, op te volgen?
En vooral, hebt u enige bevoegdheid – want dat is volgens mij toch de belangrijkste vraag – om desgevallend, bijvoorbeeld in het kader van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, op te treden? Of behoort dit alles tot de lokale autonomie van de gemeenten?
Is het mogelijk om, indien men er niet in slaagt om een passende functie te vinden voor de niet-gekozenen, in onderling akkoord de aanstelling, die uiteraard wel statutair is, te beëindigen? Dat is een bijkomende vraag.
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, u stelde heel wat vragen en dus is mijn antwoord redelijk uitgebreid.
Vooraleer ik effectief antwoord op de gestelde vragen, vind ik het belangrijk om de overgangsregels en het belang ervan te situeren, aangezien alles daarmee te maken heeft.
U weet dat wij in de commissie een artikelsgewijze bespreking en stemming hebben gehad van het decreet Lokaal Bestuur. Die overgangsbepalingen zijn door iedereen, ook door de leden van de oppositie, goedgekeurd. Dat wil ik graag onderstrepen.
Ze zijn inmiddels op zondag 25 februari 2018 in werking getreden, de tiende dag na de publicatie in het Belgisch Staatsblad op 15 februari 2018. Die bepalingen zijn dus nog geen maand geleden in werking getreden. De vragen zijn dus meer dan terecht, maar komen misschien net iets te vroeg, zeker de zeer specifieke vragen van de heer De Loor. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat ik zal antwoorden op de vragen.
Collega’s, u weet dat de essentie van die overgangsbepalingen onder meer is dat er in de besturen zo snel mogelijk en uiterlijk per 1 augustus 2018 een directeur is – aangesteld of waarnemend – en dat die de besturen bijstaat in de aanloop en de organisatie van de aankomende lokale verkiezingen van oktober en de nakende verdere integratie van OCMW en gemeente. Ook moeten er zoveel mogelijk secretarissen en financieel beheerders zijn die bij de inwerkingtreding van de overgangsbepalingen kunnen worden aangesteld tot directeur. Een andere essentie van die overgangsbepalingen was dat we het bestaande potentieel van de ex-secretarissen en ex-financieel beheerders niet verloren wilden laten gaan. Een laatste essentie van die overgangsbepalingen is dat we ook de personeelskosten van de passende functies met behoud van salaris wilden beperken.
Die overgangsbepalingen zijn door iedereen hier aanwezig – ik weet niet of u daar toen bij was, maar alleszins wel alle partijen – unaniem goedgekeurd – al hoeft dat hier in de commissie niet te gebeuren door middel van het groene knopje. Het is in dat licht dat we de aanstelling van de directeurs en in het verlengde daarvan de overgangswaarborgen van degenen die niet aangesteld worden tot directeur bekijken en toepassen.
Mijnheer De Loor, u vraagt naar de stand van zaken van de aanstelling van de directeurs. Daarnet zei ik al dat de overgangsbepalingen pas in werking zijn getreden op 25 februari, zeer recent dus. Sinds 25 februari 2018 zijn alle combifuncties – als ik ze gemakkelijkheidshalve zo mag noemen – van rechtswege directeur. Er zijn dus al heel wat besturen waar er al een algemeen en/of een financieel directeur is aangesteld. Het exacte aantal ken ik niet, maar vanuit het Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen (ECG) vernam ik dat een eerste telling leert dat er op dit moment al ongeveer 91 algemeen directeurs zijn. Wat de financieel directeurs betreft, zouden er al ruim 150 zijn aangesteld op grond van de gegevens over de combi-financieel directeurs.
In de andere gemeenten moet de directeursfunctie nog worden ingevuld, en dat begint met de keuze voor hetzij de oproepprocedure, hetzij voor aanwerving en/of bevordering. Dat die procedures nu al tot een aanstelling zouden hebben geleid, zou bijzonder vreemd zijn, alleen al omdat de oproeptermijn van de oproepingsprocedure, die toch de snelste invulprocedure is, dertig dagen duurt. En aangezien de bepaling pas sinds 25 februari van kracht is en de termijn dertig dagen duurt, zal het niet lukken om daar vandaag al zicht op te hebben.
De besturen hebben een zeer grote autonomie bij het maken van hun keuze. Zij moeten natuurlijk wel de algemene beginselen van behoorlijk bestuur naleven. Uit de vragen en telefonische contacten met de besturen blijkt over het algemeen dat dit vrij vlot verloopt. Er zijn mij op dit ogenblik slechts een tiental besturen bekend die wat vertraging oplopen omdat zij de reeds opgestarte en lopende procedures voor werving of bevordering voor de gewezen functies van secretaris of financieel beheerder alsnog wensen voort te zetten.
Mijnheer De Loor, u vraagt naar de bevindingen, vragen en opmerkingen omtrent de aanstelling van de directeurs. Het Agentschap Binnenlands Bestuur krijgt veel vragen van de besturen en de functiehouders over de praktische uitvoering van de overgangsregeling. In veel gevallen betreft het zeer plaatsgebonden situaties waarvoor er een zeer concrete ad-hocoplossing moet worden gezocht.
Om misvattingen en foute interpretaties tegen te gaan, hebben de verschillende beroepsfederaties in samenwerking met de VVSG en het Agentschap Binnenlands Bestuur een uitgebreid vraag-en-antwoorddocument opgemaakt, waarin de overgangsregeling wordt uitgelegd in 85 vragen en antwoorden.
Dat initiatief is zeer positief onthaald in het werkveld en ook de federaties en de VVSG hebben daarvoor expliciet hun dank betuigd. Ik wil het Agentschap Binnenlands Bestuur bedanken om dat te doen.
Daarnaast heeft het ABB ook antwoorden opgemaakt op een aantal bijkomende vragen. Die zijn allemaal te consulteren op de webstek van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Mijnheer Maertens, uw vragen gaan over de verantwoorde – of onverantwoorde, zo u wilt – passende functie. Collega’s, we hebben het hier – vrij vertaald – over de waarborg van aanstelling in een passende functie, met name adjunct-directeur of een functie op A-niveau en de garantie dat dat gebeurt zonder salarisverlies. Men wordt dus in beginsel aangesteld in een passende functie met minstens behoud van het salaris en dat salaris is – op het salaris van de algemeen directeur en financieel directeur na – het hoogste binnen de gemeentelijke organisatie.
Dat neemt niet weg dat de besturen wel een grote vrijheidsgraad hebben bij het aanstellen in passende functies en het eraan gekoppelde salaris en dat het effectief hoger zou kunnen zijn dan het gewaarborgde vroegere salaris. Men was statutair en we hebben er ook voor gezorgd dat iemand die niet algemeen directeur of algemeen financieel beheerder werd, ook behoud van de verworven rechten had. Ik vind dat de meest logische zaak ter wereld.
Maar, mijnheer Maertens, autonomie is evenwel absoluut geen vrijbrief om de beginselen van behoorlijk bestuur te negeren en betrekkingen cadeau te doen. Dat was een zeer concrete vraag van u. De lokale besturen krijgen bij het nemen van de beslissingen over het invullen van de passende functie een zeer ruime autonomie, maar moeten uiteraard steeds de beginselen van behoorlijk bestuur blijven respecteren, Elke passende betrekking, hetzij de betrekking van adjunct-directeur, hetzij een andere passende functie van niveau A en het daaraan gekoppelde salaris, moet afdoende gemotiveerd zijn opdat er sprake kan zijn van een regelmatige aanstellingsbeslissing.
Mijnheer Maertens, ja, ik kan uiteraard optreden tegen een dergelijke rechtsschending. Als hierover een klacht zou binnenkomen in het kader van het toezicht, zal ik uiteraard het dossier laten opvragen en nagaan of de aanstelling in de passende betrekking en het eraan gekoppelde salaris de toets van de beginselen van behoorlijk bestuur zal kunnen doorstaan en of er sprake is van een manifeste of kennelijke schending van deze beginselen. Momenteel heb ik daarover nog geen klachten gekregen. Maar nogmaals, het is in werking sinds 25 februari.
Mijnheer De Loor, u stelde een vraag over het salaris van 130 procent en ook vragen over de impact en de autonomie. Ik heb het daarnet al gezegd en wil het nog eens herhalen: ondanks het feit dat niet alle artikelen van het decreet Lokale Bestuur werden goedgekeurd, is dit artikel goedgekeurd door elke partij.
De 130 procentregel is niet nieuw. In het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) RPR stond dat ook al ingeschreven. Dat omvatte ook de mogelijkheid om dat te doen.
Mijnheer Dochy, ik zie dat u geïnteresseerd bent in wat ik zeg. Het principe van de 130 procentregel is niet nieuw. Maar er is wel een verschil. Bij het BVR RPR was de mogelijkheid er en nu is men verplicht om dat te doen. Dat is het grote verschil. Ik heb dus uitgelegd wat het verschil is met het artikel in het BVR RPR.
Ik volg de redenering dat het om een nieuwe verzwaarde betrekking gaat en dat een hogere salarisschaal daarbij gepast is. Dat was volgens mij ook de motivatie van iedereen om dit artikel goed te keuren. Men moet namelijk twee functies combineren. Vroeger was er een OCMW-secretaris en een gemeente- of stadssecretaris, nu moet men als algemeen directeur die beide functies combineren. Voor financieel beheerder geldt uiteraard ook hetzelfde principe.
Ik sta achter deze regeling en met mij het parlement dat die 130 procent heeft gestemd. Ik herhaal – het staat drie keer op mijn blad, dus mijn medewerkers zullen dat belangrijk hebben gevonden: eerst unaniem in deze commissie en vervolgens ook in de plenaire vergadering. Op deze manier wordt de lijn van de uniforme salarisschalen voor de decretale graden niet doorbroken.
Mijnheer Maertens, indien er geen passende functie wordt gevonden, wat zijn dan de mogelijkheden? In uw concrete vraag werd er gepolst of een daling mogelijk was. Ja, als het lokaal bestuur en het betrokken personeelslid in onderling akkoord de aanstelling wensen te beëindigen, kan men inderdaad bijvoorbeeld overgaan tot een daling.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat er een Q&A is opgesteld door het Agentschap Binnenlands Bestuur. Dat had ik ook al opgemerkt. 85 vragen en antwoorden is een zeer gebruiksvriendelijke manier van werken. Het is zeer goed opgevat. Maar alleen al het feit dat er 85 bestaan, zegt toch redelijk veel over de vragen die ontvangen werden. Dat zal zo zijn bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, maar er worden ongetwijfeld ook dagelijks vragen gesteld aan alle leden van deze commissie over hoe de vork precies in de steel zit en wat er hun te doen staat.
U zegt dat de vragen te vroeg komen. Maar ik stel ook vast dat u een vrij optimistische kijk hebt op alles. In het verleden is soms ook al gebleken dat uw kijk op de zaken een beetje té optimistisch is. Ik ben van nature ook optimistisch, maar in het verleden is al gebleken dat dat bij u soms een beetje overdreven is.
U verwijst naar het Expertisecentrum en stelt dat er al 91 algemeen directeurs zouden zijn en 150 financieel directeurs. Ik ga ervan uit dat dat ook die omvat waar ze al beschikten over een secretaris en een financieel beheerder.
Minister, u hebt ook drie keer gezegd – bij dezen is het een vierde keer gezegd – dat die artikels unaniem werden goedgekeurd in deze commissie. Ik wilde dat nog eens zeggen voor de duidelijkheid. Maar, zoals ik in mijn vraagstelling al heb aangehaald, bereiken er ons meer en meer stemmen die zich afvragen waarom die loonsverhoging niet werd overgelaten aan de lokale autonomie. Dat zijn de vragen die we ontvangen, omdat dat toch een redelijke impact heeft op die lokale financiën, zoals werd gesteld in de vraag. Minister, hoe staat u tegenover het laten spelen van de lokale autonomie? Vindt u dat bijsturing daarin noodzakelijk is, eventueel op basis van voortschrijdend inzicht?
De heer Maertens heeft het woord.
Mijnheer De Loor, ik vind uw laatste vraag wat vreemd. U hebt hier alles mee goedgekeurd. We konden inderdaad hebben gekozen voor een systeem van vrije schalen. Er is een andere keuze gemaakt, door iedereen. Ik vind het een beetje vreemd om daar nu, amper na de invoering, op terug te keren. We moeten eerst het effect bekijken. (Opmerkingen van Kurt De Loor)
Ja, maar toch. U mag zeker de vraag stellen.
Minister, ik ga in op uw antwoord over de terugvalpositie voor de niet-gekozen algemeen en financieel directeur. Ik hoor u zeggen dat er een vrijheidsgraad is, dat er autonomie is bij de gemeenten, maar dat die natuurlijk geen vrijbrief is en dat die beginselen van behoorlijk bestuur moeten worden gehandhaafd. Ik versta u goed als u zegt dat u na een klacht eventueel de toetsing kunt maken aan die beginselen. Uiteraard.
U had het over het nieuwe salaris bij die passende functie. Als dat salaris voldoende gemotiveerd is, is er in principe geen probleem. Maar natuurlijk stelt zich dan de vraag: wat is een voldoende motivering? Want we kennen allemaal het systeem waarbij iemand wordt gecompenseerd voor iets waarvoor hij eigenlijk geen extra werk heeft. Als je dat goed motiveert, kun je dat altijd motiveren.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben zelf een grote voorstander van de lokale autonomie. Maar we moeten ervoor zorgen dat het systeem niet doorslaat naar de andere kant en dat je in bepaalde zeer moeilijke situaties komt.
Minister, ik heb een concrete bijkomende vraag. Wat houdt die voldoende motivering volgens u in?
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u nogal ruim bent ingegaan op de overgangsregelingen. Het klopt inderdaad dat men vanuit de administratie heel mooi, goed en overzichtelijk de gestelde vragen bijhoudt. Maar toch zijn er in het veld nog een aantal zaken die heel dringend een duidelijk antwoord moeten krijgen.
Het is natuurlijk onbegonnen werk om dit volledig uit te spitten in het kader van deze vraag. Maar ik wil toch graag drie elementen voorleggen, omdat het getoetst werd aan een aantal concrete situaties en het antwoord eigenlijk nogal onduidelijk is.
Ten eerste, wanneer in het kader van artikel 583 de keuze wordt gemaakt om de aanstelling van de algemeen directeur versus financieel directeur te doen via interne bevordering, blijft er een onduidelijkheid. Komt het personeel van het OCMW hiervoor ook in aanmerking? Dat is eigenlijk geen personeel van de gemeente. De algemeen directeur en financieel directeur worden personeelslid van de gemeente. Maar kunnen personeelsleden van het OCMW hiervoor in aanmerking komen? Is dat eenduidig? Is daarop een klaar antwoord te geven?
Ten tweede, wanneer een – open – aanwervingsprocedure wordt gedaan, dan komen de decretale graden, conform artikel 589, in aanmerking om te voldoen aan de aanwervingsvoorwaarden. Ook al beschikken ze bijvoorbeeld niet over het noodzakelijke diploma, ze worden gelijkgesteld. Geldt dit ook bij de eerste aanwerving? Ik neem aan dat, wanneer ze niet zijn aangeduid in hun eigen gemeente, ze in aanmerking komen om te solliciteren in een andere gemeente. Maar geldt dat ook in de eigen gemeente, bij de eerste aanwerving? Zo komen we terug op de relatie decretale graden van het OCMW versus decretale graden van de gemeente.
Ten derde, is er een eigenaardigheidje, dat mijns inziens niet helemaal conform de toelichting in de memorie is, maar dat toch wel zo wordt verspreid vanuit uw administratie. Het gaat over een interpretatie van artikel 589, waarin die aanwervings- en bevorderingsvoorwaarden voor die decretale graden worden behandeld. Ik citeer: “Aanwervingsvoorwaarden moeten daarenboven in de ruimste zin worden begrepen, namelijk inclusief selectievoorwaarden.” En nu komt het: “Dit betekent dat de secretaris die niet weerhouden is in zijn eigen bestuur, wanneer hij zich inschrijft voor de selectie van secretaris in een andere gemeente, geen selectieproeven moet doen.” Dat betekent in dezen dat je in principe bij de beslissing, in geval van een open procedure, met twee soorten kandidaten te maken krijgt. Er zijn mensen die ingeschreven zijn, voordien geen decretale graad waren en effectief een selectieprocedure moeten doorlopen. En blijkbaar, volgens een geschrift van de administratie, zouden decretale graden die in hun eigen gemeente niet in aanmerking genomen om de functiehouder te worden, de examens niet moeten meedoen, maar zouden ze op een of andere wijze, misschien via een assessment, toch in de weegschaal moeten worden gelegd ten aanzien van de geslaagden in het examen.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, na de meer gedetailleerde vragen heb ik een algemene bedenking. We hebben inderdaad, zoals de minister terecht in herinnering heeft gebracht, met een grote, ruime meerderheid een aantal keuzes gemaakt die vooraf zijn vastgelegd in het parlement. En dan vind ik het heel merkwaardig dat men daarover allerlei vragen begint te stellen. Laten we vooral de gemaakte keuzes uitvoeren.
Enerzijds is er de keuze geweest voor een verhoging en anderzijds de keuze om de lokale autonomie te laten spelen. Dat zijn dus twee keuzes. Ik denk dat zij absoluut op hun plaats zijn, dat dat juiste keuzes waren. En ik reken erop dat er op heel veel plaatsen daarrond goede beslissingen worden genomen.
Er wordt gevraagd of er pistes moeten worden gezocht om iemand een uitweg te bieden. Mijn kennis van de lokale besturen op dit moment is dat er heel veel uitdagingen op hen liggen te wachten, dat er heel veel taken op hen afkomen en dat er ontzettend veel werk op de plank ligt. Mits goede afspraken en goede managementtechnieken denk ik dat men iedereen een heel goede taakinvulling zal kunnen geven.
Minister Homans heeft het woord.
Ik sluit me aan bij uw laatste opmerkingen, mijnheer Kennes. Het is inderdaad niet door een zeer brede meerderheid maar unaniem goedgekeurd in deze commissie.
Mijnheer Dochy, u hebt zeer interessante vragen gesteld over zeer concrete gevallen. Ik heb ze genoteerd en zal ze schriftelijk beantwoorden om zeker geen foute antwoorden te geven. Die antwoorden zullen aan het commissiesecretariaat overgemaakt worden.
Op uw concrete vraag over dat OCMW kan ik wel al antwoorden. Bevorderen doet men binnen een bestuur en niet van bestuur naar bestuur. Een personeelslid van het OCMW kan dus niet worden bevorderd naar de gemeenten. De rest van uw vragen wordt schriftelijk beantwoord.
Het is toch een beetje tegen de geest van het decreet waar gemeente en OCMW in elkaar worden geschoven, dat in principe zelfs de decretale raad van het OCMW al dat niet wordt uitgesloten. Dan was dan mijn tweede vraag.
Misschien moeten we ook overwegen om te remediëren in geval daar een probleem zou ontstaan.
Ik zal er uitgebreid schriftelijk op antwoorden.
Mijnheer Maertens, die 29 procent is een maximum. Hier speelt ook de autonomie, dus de lokale besturen moeten dat ook niet doen. Degene die de combifunctie niet krijgt, behoudt de verworven rechten en heeft dan ook een minder uitgebreid takenpakket want de combi neemt het over. Wat dat maximum van 29 procent betreft, mogen de lokale besturen daar absoluut niet te lichtzinnig mee omspringen. Ze zijn niet verplicht om dat te doen. Wanneer we een klacht krijgen, zullen we nagaan of daar op een verstandige manier mee is omgegaan en of dit niet ingaat tegen de regels van behoorlijk bestuur.
Mijnheer De Loor, u zegt dat het goed is dat ABB een overzicht maakt op de webstek van alle vragen en antwoorden, ook vragen en antwoorden die ze zelf hebben verzonnen, maar dat zijn geen 85 problemen die worden aangekaart. Men kan gemeente X natuurlijk niet vergelijken met gemeente Y: elke situatie is anders. De heer Dochy schudt hier in 5 minuten een 10-tal vragen uit zijn mouw. Daarmee wil ik aantonen dat elke situatie anders is en dat het niet betekent dat er al 85 probleemgevallen naar boven zijn gekomen en dat 85 gemeenten in de problemen zitten. Daar heeft het absoluut niets mee te maken.
Die 130 procent, en de heren Maertens en Kennes hebben daaraan herinnerd, is goedgekeurd. Ik vind wel dat die nieuwe functie passend vergoed mag worden. Men krijgt er gewoon een behoorlijke verantwoordelijkheid bij, men krijgt er ook meer taken bij, en ook u hebt dat goedgekeurd, mijnheer De Loor. U zegt dat ik te optimistisch ben; ik ben zeer graag optimistisch. U bent, denk ik, een klein beetje te pessimistisch. Mag ik u herinneren aan wat u zei over het advies van de Raad van State wat de integratie van OCMW’s betreft, mijnheer De Loor?
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, u mag mij daar inderdaad aan herinneren en ik wil u er ook aan herinneren dat de Raad van State heeft verwezen naar een oorspronkelijk advies, maar dat vergeet u er dikwijls bij te vertellen.
Collega’s, jullie zijn verontwaardigd en verbaasd over het feit dat hier vragen worden gesteld en opmerkingen worden geformuleerd over wat er op het werkveld gebeurt. Jullie vinden dat vreemd, maar ik vind het belangrijk om die signalen op te pikken en ze in deze commissie ter sprake te brengen. Ik vind dat mijn verdomde plicht als volksvertegenwoordiger. Ik vind het de moeite om dat hier aan te kaarten en betreur de reactie die daarop is gegeven, minister en collega’s. Ik zal ook in de toekomst zeker blijven doen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.