Report meeting Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Report
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, eenmaal per jaar voert het agentschap Wonen-Vlaanderen een meting uit van het sociaal woonaanbod. Indien blijkt dat een gemeente het bindend sociaal objectief (BSO) heeft bereikt of zal bereiken, kan die gemeente het sociaal woonaanbod nog steeds verder uitbreiden door met u een sociale woonbeleidsconvenant af te sluiten.
De eerste oproep, voor de periode 2014-2016, heeft geresulteerd in achttien sociale woonbeleidsconvenanten met verschillende steden en gemeenten. Eind 2016 hebt u een tweede oproep gelanceerd. Hierdoor konden 64 gemeenten na de zomer een sociale woonbeleidsconvenant voor de periode van 1 juli 2017 tot 30 juni 2020 afsluiten. Dit is een sterk stijgend succes. Voortaan zullen jaarlijks twee oproepen worden gelanceerd om sociale woonbeleidsconvenanten te sluiten.
Een gemeente kan echter slechts een sociale woonbeleidsconvenant tegelijk sluiten. Een convenant loopt af als de geldigheidsduur is verstreken of als het contingent is opgebruikt. Indien het contingent is opgebruikt, kan het gemeentebestuur een nieuw convenant sluiten. Er moet niet worden gewacht tot de geldigheidsduur van het convenant is verstreken.
Minister, hoe evalueert u de werking van de sociale woonbeleidsconvenanten?
Sommige gemeenten krijgen minder woningen toegekend dan ze in hun convenant hebben aangevraagd. Hoe wordt het aantal woningen onder de verschillende aanvragers verdeeld? Heeft het verlaagde aantal iets met het opgebruikte contingent te maken? Wordt een bepaalde formule gebruikt om de woningen onder de verschillende aanvragers te verdelen?
De start van een sociaal woonbeleidsconvenant wordt blijkbaar niet altijd tijdens het lokaal woonoverleg besproken. Ik zou graag uw visie daarop kennen. Is het een goede praktijk om de aanvraag in sommige gevallen enkel door het gemeente- of stadsbestuur, zonder lokaal woonoverleg, te laten indienen?
De convenanten worden in principe voor drie jaar gesloten. Zijn er al convenanten die niet zijn uitgevoerd of die onvoldoende vlotten? Wat gebeurt er met de gemeenten die hun convenant niet volledig uitvoeren?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, dit is niet enkel een technische vraag, maar er horen ook veel cijfers bij. Ik zal dan ook uitgebreid moeten antwoorden.
Op 1 november 2017 treedt het nieuw procedurebesluit Wonen in werking. Dit besluit bepaalt de verschillende stappen die sociale woonprojecten moeten doorlopen om aanspraak op financiering te kunnen maken.
De financiering zelf is geregeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten en de daaraan verbonden werkingskosten. Indien een initiatiefnemer een financiering uit het financieringssysteem 3 (FS3) wil voor bijkomende sociale huurwoningen in een gemeente waar het bindend sociaal objectief is behaald, kan hij daar enkel aanspraak op maken indien die gemeente met de Vlaamse Regering een sociaal woonbeleidsconvenant sluit. Zonder convenant komt het project niet voor gesubsidieerde financiering in aanmerking. Deze inleiding situeert de werking en de regelgeving met betrekking tot de sociale woonbeleidsconvenanten.
De eerste vraag is hoe ik de werking van die convenanten evalueer. Het instrument is in 2009 als een gevolg van het Grond- en Pandendecreet ingevoerd. Aanvankelijk was het enkel bedoeld voor de gemeenten met een aandeel van minstens 9 procent aan sociale huurwoningen. Dat is een beetje verwarrend. Dit betekende niet dat de gemeente haar bindend sociaal objectief op dat ogenblik al had bereikt. Het is belangrijk hier rekening mee te houden in het vervolg van mijn antwoord.
Met het decreet van 14 oktober 2016 hebben we het toepassingsgebied van de sociale woonbeleidsconvenanten aanzienlijk uitgebreid. Voortaan kunnen gemeenten die het bindend sociaal objectief hebben behaald of zullen behalen indien de geplande projecten worden meegeteld eveneens een convenant afsluiten. Op basis van onze ervaringen met de eerste oproep is ook de inhoud van de convenanten aangepast.
In de eerste oproep zijn de projecten bij naam in het convenant opgenomen. In de toekomstige oproepen gaat het enkel om het aantal bijkomende sociale huurwoningen. Het is beter te weten dat ze er komen dan louter de namen van projecten op te sommen. Om die reden hebben we dit aangepast.
Met de nieuwe regelgeving als ons kader hebben we zeer recent, op 19 oktober 2017, een tweede oproep gelanceerd. Ik heb mijn handtekening onder 59 convenanten gezet. In de loop van deze maand zullen er nog drie convenanten bijkomen, namelijk met Antwerpen, Geraardsbergen en Herentals.
23 gemeenten beslisten om geen convenant af te sluiten of hadden geen projecten die in aanmerking komen. In totaal zullen er dus 62 convenanten worden gesloten in het kader van de tweede oproep. Dat is goed voor 3618 bijkomende sociale huurwoningen. Die convenanten gelden voor de periode tot 30 juni 2020.
In september lanceerde de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) ondertussen al een derde oproep. Ik weet het, het is een beetje... de tweede oproep en dan eigenlijk al een derde oproep, maar goed. In totaal komen 39 gemeenten in aanmerking voor die derde oproep. De gemeenten in kwestie kunnen een convenant sluiten voor de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2020.
U merkte op dat sommige gemeenten minder woningen krijgen toegekend dan ze hadden aangevraagd in hun convenant, en vroeg hoe het aantal woningen in een sociaal woonbeleidsconvenant wordt toegekend en dergelijke meer. U weet dat de meeste gemeenten in hun convenant inderdaad een kleiner aantal woningen hebben gekregen dan ze daadwerkelijk bij de VMSW hebben aangevraagd. U hebt dat ook in uw vraagstelling aangegeven. Hoe komt dat? Projecten met verrichtingen die inmiddels op de meerjarenplanning staan of ver of heel ver gevorderd zijn, hebben geen convenant meer nodig, dus die zijn geschrapt. Dat lijkt me ook de logica zelve. Projecten waarvoor nog geen schetsontwerp is opgemaakt, werden echter ook geschrapt. Het kan immers, in mijn ogen althans, absoluut niet de bedoeling zijn dat projecten die nodig zijn om het bindend sociaal objectief van een gemeente te halen, niet geprogrammeerd geraken omdat er te veel projecten zijn die in een woonbeleidsconvenant zitten. Voor de derde oproep, waarnaar ik daarjuist verwees, zullen we ook dezelfde criteria hanteren.
Ik kom tot uw derde vraag. Het klopt dat de oproep is gericht aan de steden en gemeenten. Zij zullen immers de actoren zijn die het convenant daadwerkelijk ook afsluiten. De steden en gemeenten zullen de projecten waarvoor dat convenant nodig is, echter meestal niet zelf uitvoeren. Gemeenten moeten dus met de lokale sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) in dialoog gaan over het convenant. Dat lijkt mij althans de logica zelve. Dat kan perfect op een lokaal woonoverleg, maar men kan in de situatie zijn dat er net een lokaal woonoverleg heeft plaatsgevonden, en dan moet de gemeente natuurlijk ook wel een beslissing kunnen nemen voor het volgende woonoverleg, wanneer dat dan ook gepland is, eraan komt. In zo’n geval is het aan de gemeente om contact op te nemen met de SHM’s en eventueel een ad-hocoverleg over het convenant te organiseren, want het lijkt me inderdaad cruciaal dat, als een gemeente of stad een convenant afsluit, de desbetreffende SHM die actief is op haar grondgebied, toch wel op de hoogte is van het afsluiten van dat convenant. Enkele maatschappijen hebben me dan ook laten weten dat de gemeente in hun werkingsgebied een voorstel van convenant heeft ingediend zonder dat met hen te hebben besproken. Zoiets kan natuurlijk niet. Dat heb ik daarnet ook al aangegeven. Om dergelijke situaties in de toekomst te vermijden zal de VMSW een kopie aan de maatschappijen bezorgen van elke communicatie aan de gemeenten in het kader van een oproep om convenanten te sluiten. Zo zijn de maatschappijen op de hoogte. Ik zal natuurlijk ook bekijken of een voorafgaande bespreking met de SHM’s die actief zijn in de gemeente, als voorwaarde kan worden opgelegd voor de goedkeuring van een sociaal woonbeleidsconvenant.
Convenanten worden in principe toegekend voor drie jaar. U vroeg of er reeds convenanten zijn die niet zijn uitgevoerd, of onvoldoende. De achttien convenanten uit de eerste oproep waren geldig tot 31 december 2016. Niet alle projecten uit die convenanten zijn intussen volledig uitgevoerd, maar dat hoeft natuurlijk ook niet. De opname in het convenant had als voordeel dat men voorrang kreeg bij de financiering. Die voorrang is natuurlijk wel vervallen met ingang van 1 januari 2017. Ik ga niet in sancties voorzien. Dat was uw vraag ook niet, denk ik, tenzij ik ze verkeerd heb begrepen. Ze zijn eigenlijk de voorrang al kwijt wat hun financiering betreft. Mijn administratie volgt die uitvoering van de convenanten echter wel op de voet. Ze heeft dat natuurlijk in het verleden al gedaan en zal dat ook nu blijven doen.
Vanaf de tweede oproep is er geen voorrang meer bij de programmatie. Projecten in een gemeente waar het bindend sociaal objectief is behaald, hebben een convenant nodig om de lokale woontoets in het kader van het procedurebesluit Wonen te kunnen doorstaan. Als na drie jaar blijkt dat het contingent van een convenant niet volledig is opgebruikt, gaat het saldo opnieuw naar de algemene pot en kan de gemeente desgevallend een nieuw convenant sluiten.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer duidelijk antwoord op mijn verschillende vragen. Om te antwoorden op uw vraag of ik aanstuur op sancties, helemaal niet, ik stuur alleen aan op zeer goede oplossingen voor betaalbaar wonen, en die sociale woonbeleidsconvenanten zijn daar blijkbaar toch wel een heel sterk instrument voor. Ik heb gevraagd naar de evaluatie van de werking ervan. Het spreekt voor zich, zoals u zelf ook aangeeft, dat het voor de nieuwe regelgeving te vroeg is om te gaan evalueren, maar het verheugt me wel dat op basis van de eerste oproep toch al een en ander werd bijgestuurd, zodat het nog gemakkelijker wordt om betaalbaar wonen te realiseren op lokaal niveau.
Wat mijn vraag betreft over het feit dat diverse steden en gemeenten minder woningen krijgen toegewezen dan ze hebben aangevraagd, ik begrijp vanzelfsprekend dat die projecten in het kader van het bindend sociaal objectief voorrang moeten krijgen. Net als collega Taeldeman zal ik echter toch ook eens proberen. Bij de voorbije begrotingsopmaken zijn er immers altijd heel wat extra middelen vrijgemaakt om bijkomende nieuwe sociale woningen te bouwen. Ook het gegeven overwegend dat er meer vraag is dan aanbod, is mijn vraag wat de toekomst ons brengt. Kunt u een tipje van de sluier oplichten wat 2018 betreft? Kan er opnieuw een heel pak extra middelen naar nieuwe sociale woningen gaan?
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me graag aansluiten, omdat ook mijn stad, Roeselare, in het geval was van de steden die niet zo veel woningen hebben gekregen als ze aanvankelijk hadden gevraagd.
Er is ondertussen een brief vertrokken vanuit de stad. Daarin worden een aantal redenen opgesomd waarom het heel belangrijk is. We hebben het sociaal objectief behaald. We hebben daar de afgelopen jaren heel bewust sterk op ingezet omdat betaalbaar wonen in onze stad een absolute prioriteit is. Er werden 355 bijkomende woningen gevraagd. Daarvan werden er nog maar 87 goedgekeurd. Er werden er dus 287 geschrapt. En dat terwijl onze stad een zeer grote bevolkingsgroei heeft gekend: er zijn de afgelopen 10 jaar maar liefst bijna 3000 huishoudens bijgekomen. We kampen dus, als het gaat over sociale woningen, met een serieuze wachtlijst.
Minister, binnen de stad leeft het gevoel dat men een beetje – hoe moet ik dat zeggen? – wordt afgestraft voor het feit dat men de afgelopen jaren zeer veel inspanningen heeft geleverd en dat men de ambities die Vlaanderen heeft opgelegd zeer sterk ter harte heeft genomen. Dat gaat nu een beetje in het nadeel spelen. Minister, hoe communiceert u terug naar die steden en gemeenten? Laat u ook weten waarom de woningen die werden gevraagd niet worden toegekend? Hoe gebeurt die communicatie? Ik heb begrepen dat men daar eigenlijk geen antwoord op heeft gekregen. Het zou minstens de transparantie ten goede komen. Voor een aantal steden en gemeenten die nu met een frustratie leven, zou dat toch een aantal antwoorden op vragen opleveren.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Ik wil vanuit mijn fractie heel duidelijk stellen dat wij die woonbeleidsconvenanten ook een heel goed instrument vinden. Minister, ik had gehoopt dat ik in uw uitvoerige antwoord een cijfer zou terugvinden in verband met de eerste oproep. Die ging over 18 woonbeleidsconvenanten met steden en gemeenten. De tweede oproep gaat over 62 woonbeleidsconvenanten. Minister, u zei wel dat die tweede oproep ervoor heeft gezorgd dat in die steden en gemeenten een surplus van 3800 bijkomende sociale woningen werd gerealiseerd. Het zou interessant zijn om ook van de eerste oproep het surplus te kennen.
Minister, in de tweede oproep zijn er 23 steden en gemeenten die een convenant met Wonen-Vlaanderen konden aangaan maar die er uitdrukkelijk voor kozen om dat niet te doen. Betekent dit dat die 23 steden en gemeenten evenmin in aanmerking komen voor een of andere financiële ondersteuning als een sociale huisvestingsmaatschappij daar ter plaatse een sociaal woonproject wil realiseren?
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Het toeval wil dat Groen een paar weken geleden door middel van een schriftelijke vraag dezelfde vragen stelde en de cijfers opvraagde. Het was ons ook opgevallen dat heel wat gemeenten een klein aandeel van de door hen gevraagde woningen toegekend krijgen. Over heel Vlaanderen zijn er 4303 van de 8033 aangevraagde woningen toegekend. Dat is dus ongeveer 50 procent.
Minister, in uw antwoord op die schriftelijke vraag meldde u ook dat u ervan uitgaat dat het convenant een voldoende soepel instrument is om de financiering van de bouw van bijkomende woningen te garanderen. We hadden u dat gevraagd op basis van die cijfers. Er werd bij vermeld dat het instrument van de sociale woonbeleidsconvenanten aan bod zal komen in de opmaak van het besluit Lokaal Woonbeleid, en dat de lokale besturen daar dan alternatieven op tafel kunnen brengen. Dat vinden wij interessant.
Minister, wat zijn de redenen waarom er maar 50 procent van de aangevraagde woningen zijn toegekend? U noemde al twee redenen, een ervan was: de projecten zonder schetsontwerp. Ik wil daar verder op ingaan, in het verlengde van de vraag van de heer Anseeuw: kan Vlaanderen daaraan tegemoetkomen? Want het is toch zonde, gezien de bereidwilligheid bij een aantal gemeenten en gezien de grote nood. Er zouden toch manieren moeten kunnen worden gevonden om die bereidwilligheid te belonen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik sluit mij aan bij de bijkomende vraag van mevrouw Taeldeman naar de 23 gemeenten die al dan niet uitdrukkelijk hebben beslist om géén convenant te sluiten. Ik mag veronderstellen dat de vraag van de heer Anseeuw naar lokaal overleg ook daar heeft gespeeld? Als een gemeente al dan niet expliciet beslist om geen convenant af te sluiten, vraag ik mij af of ook dat wordt doorgesproken met de lokale woonactoren. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat een non-beslissing in dezen niet zou worden besproken. Is het geen idee om ook een niet-afsluiten van een woonconvenant voor te leggen aan een gemeenteraad? Zo kan er in alle transparantie een expliciete beslissing zijn, en is het niet het stilzwijgen of de veronderstelling dat er geen projecten zijn die de financiering van wat wel degelijk nodig en billijk is met zich zou kunnen meebrengen.
Minister Homans heeft het woord.
Met dat laatste zit ik in mijn bevoegdheid Binnenlands Bestuur: een niet-beslissing voorleggen aan een gemeenteraad lijkt mij toch wel een zeer vreemde gang van zaken. Dat tot daar aan toe.
De 23 gemeenten die geen convenant willen afsluiten ken ik niet allemaal uit het hoofd. We hebben de lijst niet bij ons. Die gemeenten geven verschillende redenen aan. Maar als het gebeurt, maakt dat volgens mij deel uit van een onderwerp dat moet worden besproken tijdens het lokaal woonoverleg. Het lijkt me de logica zelf dat dit moet gebeuren.
Mevrouw Hostekint, niet alleen de oproep maar ook de verdere communicatie verloopt via de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW). Dat was ook in het verleden zo. Het is goed dat de communicatie via één orgaan verloopt en niet altijd wordt opgesplitst en de ene keer verloopt via bijvoorbeeld een agentschap en dan weer het kabinet en dan weer de VMSW.
Ik wil er wel op wijzen dat men momenteel al veel sneller een convenant kan afsluiten. Vroeger kon dat maar één keer om de 3 jaar. Nu kan men, als de vorige convenant is afgelopen, al overgaan naar de tweede convenant. Wat de situatie van de stad Roeselare betreft, ken ik de specifieke reden niet. In het kader van de financiering moet in eerste instantie het BSO worden gerealiseerd in de gemeenten die het nog niet hebben gehaald. Ik vind het zeer goed dat er steden zijn, onder andere Roeselare, Antwerpen en vele andere gemeenten, die hun BSO al heel lang hebben maar toch woonbeleidsconvenanten blijven afsluiten omdat zij meer sociale woningen op hun grondgebied hebben. Dat BSO is er gekomen om een reden, en die reden was in mijn ogen toch wel dat elke gemeente en elke stad haar verantwoordelijkheid nam, en dat alle 308 Vlaamse gemeenten zagen dat minstens 9 procent van de woningen op hun grondgebied sociale woningen waren.
Mevrouw Taeldeman, er waren inderdaad 3453 woningen opgegeven in de eerste oproep. Daarvan zijn er 2445 toegewezen, wat een bedrag vertegenwoordigt van 323,8 miljoen euro.
Mijnheer Anseeuw, uiteraard is er ook dit jaar bij de begrotingsopmaak 2018 nog eens, voor de derde keer op rij, voorzien in een extra budget van 285 miljoen euro voor FS3.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik kan alleen maar heel blij zijn en ik denk ook alle collega’s die de waarde van het instrument van de sociale woonbeleidsconvenanten vandaag hebben onderschreven, met opnieuw meer dan 200 miljoen euro extra middelen voor volgend jaar. Misschien zal dat ook een beetje tegemoet kunnen komen aan de prangende vraag van mevrouw Hostekint die het wat mij betreft toch iets te negatief heeft voorgesteld, namelijk dat haar stad zou zijn gestraft omdat ze het te vroeg goed hebben gedaan. Neen, de woningen die er zijn, hebben ze natuurlijk wel maar zoals u zegt, minister, is het de bedoeling dat iedereen in Vlaanderen een inspanning levert en daar middelen voor krijgt. Maar de extra middelen klinken waarschijnlijk ook mevrouw Hostekint als muziek in de oren, en dat is alleen maar goed nieuws.
De vraag om uitleg is afgehandeld.