Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, op 22 september 2017 heeft Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge Kinderen (VBJK) in samenwerking met het Onderwijscentrum Gent, het Steunpunt Diversiteit en Leren en de vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek, beide aan de Universiteit Gent verbonden, een studiedag georganiseerd met als thema ‘Schoolrijpe kinderen of kindrijpe kleuterschool? Op weg naar zinvolle kleuterparticipatie.’
Op deze studiedag werden de resultaten van twee onderzoeken gepresenteerd. Het ene, van Katrien Van Laere, focuste op ouders, kleuterleerkrachten en kinderbegeleiders. Het tweede, van Brecht Peleman, legde de klemtoon op leerkansen bij jongste kleuters. De zeer hoge kleuterparticipatie betekent immers niet dat voor alle kleuters de leerkansen even hoog zijn. De onderzoekers wijzen erop dat leerkansen soms gehypothekeerd worden door zorg en thuistaal, vooral dan bij de kleuters van 2,5 jaar. Ondanks de aanwezigheid van kleuters uit kansengroepen zien wij dat deze leerlingen later meer kans maken op zittenblijven. In een reactie in De Standaard stelden de onderzoekers dat het huidig kleuteronderwijs “te veel belang hecht aan leren en het een te grote scheiding maakt tussen leren en zorg (…) Het idee is dat de zorg het leren in de weg zit. We moeten niet zo hard focussen op de vraag of ons kind al zindelijk is of al zelfstandig kan eten. Kinderen leren ook als ze naar het toilet gaan, samen eten, of wanneer ze spelen.”
Minister, wat is uw standpunt over de bevindingen van VBJK en UGent over zinvolle kleuterparticipatie?
Welke mogelijkheden zien u en de Vlaamse Onderwijsinspectie om de leerkansen van jonge kleuters te verhogen?
Gemengde kleuterklassen, waar de leeftijden door elkaar zitten, doen het vaak beter op het vlak van leren én zorg. Is dit een piste die wij verder zouden kunnen bewandelen?
Minister Crevits heeft het woord.
De bekommernissen om de zorgnoden van de allerkleinsten zijn niet nieuw. We hebben daar al een hele weg over afgelegd, ook in deze commissie. Ik heb de zorgnoden van de allerkleinsten en de inspanningen die dat van de juf vergt trouwens aan den lijve ondervonden, toen ik vorig jaar, in het kader van het programma Pano, een dag in een instappersklas volgde naast de juf. Ook in het eindrapport kleuterparticipatie werd aandacht besteed aan zorgnoden die een drempel kunnen vormen voor participatie. Zowel ouders als kleuteronderwijzers worstelen soms met die zorgnoden: ouders vanuit hun bekommernis dat er onvoldoende aandacht zou zijn voor de noden van hun kind, en kleuteronderwijzers vaak vanuit de bekommernis onvoldoende tijd te kunnen vrijmaken voor het leeraspect. De bevinding van de onderzoekers om die zorgmomenten niet als verloren tijd te beschouwen, maar er een pedagogische invulling aan te geven, vind ik erg waardevol. Bijvoorbeeld: je kunt van het verzorgen van een kleuter na een val een talig moment maken. Ik ben het ermee eens dat zorg een instrument van leren kan zijn en geen hinderpaal hoeft te vormen.
Vorig jaar hebben wij een actieplan kleuterparticipatie gelanceerd waarmee ik kwaliteitsvolle participatie aan het kleuteronderwijs wil verhogen. Bij de verdere uitrol van dit actieplan zullen de onderzoeken die op 22 september werden voorgesteld, bestudeerd worden en indien nodig zullen acties bijgestuurd worden. In het actieplan zet ik in op inschrijven, aanwezigheid en warme overgang. Ik besteed bijzondere aandacht aan kwetsbare groepen zoals kinderen in armoede, nieuwkomers en anderstaligen. Ik wil hen zo vroeg mogelijk laten instappen in het kleuteronderwijs en ik geloof dat we daarvoor moeten samenwerken met verschillende partners. Lokaal zijn de Huizen van het Kind in dat verband een belangrijke partner. De kleutercoördinator heeft de taak om lokaal ondersteuning te bieden op maat. Het actieplan transitie, dat acties van de beleidsdomeinen Onderwijs, Welzijn en Bestuurszaken bundelt, bevindt zich momenteel in een ontwerpfase. Het actieplan wil de overgang van kinderopvang of thuis naar het kleuteronderwijs warmer laten verlopen.
Via het deze morgen reeds vermelde project ‘Kleine Kinderen, Grote Kansen’ zet ik in op de professionalisering van de kleuteronderwijzer door hen te leren omgaan met diversiteit, taal, armoede en ongelijkheid. Ook de pedagogische begeleidingsdiensten hebben hierin een belangrijke rol te vervullen en ik betrek hen dan ook zowel in het project ‘Kleine Kinderen, Grote Kansen’ als in de uitrol van het actieplan kleuterparticipatie. Het referentiekader voor onderwijskwaliteit zet de verwachtingen uit voor kwaliteitsvol onderwijs. Een aantal van die kwaliteitsverwachtingen refereren expliciet aan de opdracht van scholen om kleuterparticipatie maximaal te stimuleren vanuit een nauwe samenwerking met de ouders en de thuisomgeving. Ook in het plan basisonderwijs zal ik aandacht geven aan het kleuteronderwijs. Basisscholen moeten meer zuurstof krijgen om hun autonomie nog meer creatief en professioneel in te vullen en zich te kunnen concentreren op hun kerntaken.
Ik ben ervan overtuigd dat het basisonderwijs nood heeft aan een goede omkadering en ondersteuning. U weet dat ik momenteel werk aan een toekomstplan voor het basisonderwijs. Voor mij gaat dergelijk plan onvermijdelijk gepaard met bijkomende investeringen in het kleuter- en lager onderwijs. We geven daartoe in 2017 al een aanzet door de werkingsmiddelen voor het kleuteronderwijs structureel op te trekken met 10 miljoen euro.
Tijdens de studiedag werden inderdaad een aantal voorbeelden naar voren geschoven waarin scholen de klasindeling anders organiseren dan het klassieke jaarklassensysteem. Gemengde kleuterklassen bieden als voordeel dat de instappertjes verdeeld worden over de verschillende klassen en dat oudere kinderen de instappertjes kunnen helpen wegwijs maken en eventueel een gemeenschappelijke thuistaal kunnen gebruiken. Dat is niet zo slecht, ik vind dat ook een goed taalinitiatief. Er zijn echter nog andere methoden zoals coteaching, de inzet van een kinderverzorgster, het toelaten van ouders in de klas om de zorgen in de instapklas te delen.
Ook via de organisatie van de schooldag kan er tegemoetgekomen worden aan de zorgnoden van de instappertjes, ik denk bijvoorbeeld aan de plek waar instappertjes hun middagmaal benutten: een luidruchtige refter of de eigen klas. Wat betreft de mogelijkheid tot slapen, bijvoorbeeld, stel ik vast dat afhankelijk van de schoolcultuur die er al dan niet kunnen zijn. Vorige week opende ik een splinternieuwe school en in de instappertjesklas vroeg ik naar de ruimte om te slapen. Er werd mij geantwoord dat zij daar zo geen cultuur hadden omdat de kindjes familiaal worden opgevangen. Het was zo’n typische buurtschool. In een stedelijke omgeving kun je geen school bedenken of er moet voor de instappertjes een mogelijkheid zijn om te slapen. Dat levert dus een heel divers beeld op in Vlaanderen, zoals alles in ons onderwijs.
Scholen moeten en kunnen hun beleidsvoerend vermogen inzetten om een visie op kleuterparticipatie die aansluit bij hun schoolpopulatie te implementeren, zolang het doel gelijk is, namelijk maximale participatie van zo veel mogelijk kleutertjes.
De heer De Ro heeft het woord.
Als ik het goed heb begrepen, zijn Welzijn en Onderwijs bezig met een plan om de overgang van opvang van 2,5-jarigen door de eigen familie naar onderwijs te maken. Dat is een heel goed idee. Op het vlak van infrastructuur denk ik aan het bouwen van crèches in de buurt van of op campussen, of aan het gemeenschappelijk bouwen van kleinekindercampussen waar kinderen van 0 tot 6 jaar zitten. Dergelijke formules leiden ook in het buitenland tot succes.
De talige momenten kunnen inderdaad overal zitten. Een zorgmoment kan ook een lerend moment zijn. Alleen valt het me op dat in projecten in het kleuteronderwijs waar ik langs ben gegaan, de zorgcoördinatoren die zeer sterk met taal bezig zijn en dergelijke adviezen geven, vaak op kleuterleerkrachten botsen die dan zeggen dat ze dat niet op die manier hebben aangeleerd, integendeel. Ze zeggen dat wat ze zouden moeten doen, diametraal staat op wat ze hebben geleerd in de lerarenopleiding. Een van de voorbeelden is het mee gaan spelen of werken met kinderen in hoekjes en daar zorgen voor talige momenten. In nogal wat lerarenopleidingen is in het verleden gezegd dat men kinderen nooit uit het zicht mag laten. Als je met enkele kinderen in een hoekje bezig bent, dan zie je de anderen niet. Er zit dus nog wat ruis op de pedagogische methodes. We kunnen het daar tijdens onze studiereis over de lerarenopleiding in Denemarken misschien ook eens over hebben.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik ben de hele dag op die bijzonder interessante studiedag geweest, maar het was ook een van de meest aangrijpende studiedagen die ik ooit heb bijgewoond. Die onderzoekers hadden diepgaand kwalitatief onderzoek gedaan en heel veel uren beeldmateriaal bijeen gesprokkeld. Ze hadden gefilmd in klassen, op speelplaatsen, in refters. Ze hebben dat beeldmateriaal niet getoond omdat het wat moeilijk lag. Ze hebben dan beslist om een positief filmpje te maken met goede voorbeelden, maar wat ze hebben gezien was schrijnend. Sommigen vertelden over hun ervaringen met trilling in de stem omdat die kleinste kleutertjes soms echt gigantisch verloren lopen. Ze hebben verteld over de momenten in de refter, wat enorme stressmomenten zijn. Ze vertelden over momenten op de speelplaats waarbij de kleinsten soms de hele tijd met hun rug tegen de muur staan en bijna niet durven te bewegen omdat het zo overweldigend is. Ze vertelden over momenten waarbij een kinderverzorgster al haar vingers uitstrekte om aan elke vinger zo’n kleintje te kunnen meeslepen omdat die een houvast willen hebben bij zo’n verzorgster. Dan voel je dat ze met veel te weinig handen zijn om dat aan te pakken.
Dat is redelijk schrijnend voor het welzijn van die kleuters. De conclusie was echter ook dat tijdens de leermomenten bijvoorbeeld de taalverwerving niet goed vooruitgaat omdat die kleuters zo gestresseerd zijn. Ze durven op die momenten het woord niet te nemen omdat ze te gestresseerd zijn en omdat hun welzijn te laag is om te babbelen en talig in interactie te gaan met de juf. Ze hebben de interactie van die kindjes gemeten en dan zie je een correlatie. Het welzijn is extreem belangrijk. Dat is op die studiedag hard aangetoond.
Ze verwezen naar Deense projecten. Ik ben dan ook heel blij dat we die nu ook kunnen bezoeken. Zo is er het ‘Educare Project’, waar ze proberen om zorg en onderwijs ineen te laten klikken voor 0- tot 6-jarigen met een geïntegreerde aanpak. Dat is een voorbeeld. Hopelijk komen we met goede informatie terug, waarmee u rekening kunt houden in het plan dat u opstelt met minister Vandeurzen. Ik hoop dat u daar echt stappen vooruitzet.
Veel meer ‘down to earth’ en gemakkelijker te realiseren zonder al te veel theorie, is de grote vraag naar meer kinderverzorgsters. Ze zouden met meer moeten kunnen staan in de instapklasjes om de grootste zorgnoden te kunnen lenigen en om de kleuters de aandacht te geven die ze verdienen. Mocht het mogelijk zijn in uw begroting: er is een gigantisch grote vraag bij kleuterjuffen naar meer kinderverzorgsters in de klas. Het zou echt helpen als daarin kan worden geïnvesteerd.
Minister, ik ondersteun de vraag naar meer aandacht voor datgene wat mogelijk is in de kleuterschool. Ik stel nog steeds vast dat te weinig mensen beseffen welke kansen we al missen in de kleuterschool. Kinderen komen in de kleuterklas vaak al met een groot verschil in ontwikkeling binnen. Op die jonge leeftijd is het nog echt mogelijk om kinderen te stimuleren en ervoor te zorgen dat ze met gelijke kansen starten eens ze de kleuterschool afronden en ze de stap zetten naar het lager onderwijs. Vanaf de leeftijd van 7 jaar is het steeds moeilijker om verschillen weg te werken.
Daarom vind ik het belangrijk dat iedereen binnen Onderwijs zeer goed beseft welke mogelijkheden er zijn in de kleuterschool en dat ook scholen zelf kiezen om de kansen die er zijn om kinderen te begeleiden en te ondersteunen, maximaal te grijpen. Als we zien hoe scholen soms hun middelen en mankracht inzetten, dan maken ze soms nog andere keuzes omdat ze ervan uitgaan dat het in het lager onderwijs belangrijker is om mensen en middelen in te zetten, terwijl alle onderzoeksmateriaal erop wijst dat net de kleuterschool cruciaal is om de problemen aan te pakken. Of dit moet met zorgleerkrachten of ander personeel? Men heeft in de praktijk de mogelijkheid om de juiste keuzes te maken. Het is wel duidelijk dat men de kansen die in de kleuterschool kunnen worden gegrepen, moet grijpen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik was zelf niet op de studiedag, mevrouw Meuleman, maar het is een goede zaak dat u er bent geweest.
Het plan van minister Vandeurzen is in volle opmaak. We willen overal zachte overgangen creëren, niet alleen van de kinderopvang naar de kleuterklas maar ook van de kleuterklas naar het lager onderwijs. Mijn kabinetsmensen hebben me geleerd dat we een zachte lijn moeten hebben van 0 tot 12 jaar. Van mij mogen er tot 18 jaar zachte overgangen zijn.
Op de vraag of de zorgtaken een leerervaring kunnen stimuleren, is mijn antwoord zeker ja. Ik was nogal verrast over wat u opmerkte over de hoekwerking. In alle kleuterklassen waar ik kom, zie ik hoekjes. Er is geen enkele kleuterklas die niet ‘bol’ staat van de hoeken, al is dat wat raar uitgedrukt. Kleuterleiders werken nu eenmaal op deze wijze. Toen ik die dag meeliep met die kleuterleidster, was ik heuglijk verrast hoe georganiseerd en hoe geordend dat loopt, ook bij heel jonge kinderen. Men vindt voldoende variatie. De leerkracht slaagt erin om zorg te combineren met kennis. Het zou me verbazen mocht dit in de opleiding nog anders worden meegegeven. Het zou wel kunnen dat dit vroeger het geval was en dat men zich niet heeft bijgeschoold in de loop der jaren. Dat moeten we dan aanpakken, maar in de opleiding komt dit zeker voldoende aan bod.
De vraag om uitleg is afgehandeld.