Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, we hebben over dit thema al vaker gediscussieerd. Het is een beetje een updatevraag naar de stand van zaken rond de beheersing van studiekosten, niet het minst in het secundair onderwijs, en de eventuele implementatie van de maximumfactuur.
Vele actoren pleiten samen met ons voor een spoedige invoer van de maximumfactuur, onder meer ook het Netwerk tegen Armoede, het Kinderrechtencommissariaat, Test-Aankoop, maar ook onderwijsactoren zoals het GO!. Eerder dit jaar kondigde u echter aan dat u een duidelijk zicht wou hebben op de studiekosten alvorens te beslissen over een maximumfactuur in het secundair onderwijs.
De studiekostenmonitor bestaat ondertussen al even, en is al even opgeleverd. Hoe staat het met de metingen in het kader van de studiekosten? We zijn het er allemaal over eens dat transparantie wat betreft de kosten zeer belangrijk is als parameter om de studie- en schoolkeuze te bepalen. Sp.a gaat ervan uit dat talent en interesses van leerlingen de studiekeuze moeten bepalen, en niet de schoolkosten, omdat elk kind gelijke kansen verdient.
Ik heb een paar concrete vragen. Welke maatregelen neemt u op dit moment, minister, om de maximumfactuur naar het secundair onderwijs uit te breiden?
Hoever staan de metingen in het kader van de studiekostenmonitor? Hoe kunnen die metingen als basis dienen voor eventuele ingrepen om de studiekosten te beheersen? Wanneer mogen we concrete voorstellen verwachten? Mijn derde vraag is een beetje achterhaald. U hebt vorige week gecommuniceerd over de versterking van de studiebeurzen. We hebben dat alleen nog maar in de media kunnen lezen. Kunt u nog eens heel concreet zeggen welke stappen u hierin precies zet?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, dank u wel voor de vraag, die inderdaad al een paar keer aan bod is gekomen. Ik heb al een paar keer aangegeven dat ik de mogelijkheid tot het invoeren van de maximumfactuur gerust wil bekijken, maar dat ik niet overhaast te werk wil gaan omdat ik het eerst en vooral belangrijk vind dat we een zeer goed zicht krijgen op de kosten en dat we goed kijken hoe je kostenbewust en efficiënt kunt doorgaan.
Ik was trouwens een paar weken geleden te gast op een boot in Antwerpen, waar een van de twee presentatoren van het programma mij aansprak omdat hij cultuurvoorstellingen geeft in allerhande scholen. Het eerste wat hij mij zei was: ‘U gaat toch niet te snel de maximumfactuur invoeren, want dat zou tot gevolg kunnen hebben dat wij niets meer kunnen doen in scholen in Vlaanderen. Wij kunnen alleen nog terecht in het secundair onderwijs maar in geen enkele lagere school, want de maximumfactuur laat het niet meer toe.’ Ik vond dat een moeilijk gesprek en zeer confronterend omdat we wel willen dat cultuur dicht bij de jongeren komt. We zijn er dan wat dieper op ingegaan. Ik geef dat alleen maar als voorbeeld om aan te tonen dat we weloverwogen te werk moeten gaan en moeten zien dat we geen kansen ontnemen, maar kansen geven.
Waar ben ik op dit moment mee bezig? De studiekostenmonitor, die vorige legislatuur is besteld, is nu opgeleverd. Dat is geen overzicht van kosten, dat is een instrument dat alle variabelen aangeeft over hoe je de kosten goed in kaart kunt brengen. We hebben gekeken wie dat voor ons kan doen. Dat is ondertussen allemaal in orde. Per 1 september starten wij met de input in de monitor op een aantal plaatsen. Dat is een heel gedetailleerd werk waarmee toch een en ander zal gepaard gaan.
Ondertussen loopt een onderzoek in het kader van het Steunpunt voor Onderwijsonderzoek naar goede praktijken in verband met kostenbeheersing binnen het onderwijs. Dat verwacht ik in het najaar van 2017 en zal uiteraard ook met jullie worden besproken.
Verder loopt het project ‘SOS Schulden Op School’. Ik heb dat dit schooljaar versterkt met 50.000 euro via een samenwerking met MyTrustO, zodat men meer gericht kan inzetten op een menswaardige inning van opgebouwde schulden. Dan is er het nieuwe project ‘Samen tegen onbetaalde schoolfacturen’. Ik heb een oproep gedaan naar al onze secundaire scholen om zich kandidaat te stellen om een jaar gemonitord te worden inzake kostenbewust beleid. Ik vroeg me af of ik wel scholen zou vinden omdat het toch een inspanning vraagt van de school om daarin mee te stappen. Vandaag zijn er ongeveer zeventig scholen kandidaat om per 1 september in het project te stappen. Ik heb maar ruimte voor dertig scholen. We gaan nu dus bekijken hoe we dat gaan aanpakken.
Wat mij heel positief verrast, is dat er zoveel interesse is vanuit het secundair onderwijs om mee te werken aan dat kostenbeheersend vormgeven van ons secundair onderwijs. Ik vind dat een heel positieve zaak. Die bewustwording is duidelijk in hoge mate bezig. Dat is de stand van zaken wat de beheersingsprojecten betreft.
In verband met de studiebeurzen is in het verleden al gemeld dat we met deze regering werk wilden maken van de integratie van de studiebeurzen in het groeipakket, de nieuwe naam voor de kinderbijslag. Waarom ben ik daar zo een grote fan van? Ik vind het een beetje onwezenlijk dat je als ouder kinderbijslag krijgt, en dat kwetsbare ouders een sociale toeslag krijgen vanwege de kwetsbaarheid van het milieu, maar dat je dan een heel apart circuit moet doorlopen om een studiebeurs te krijgen. Dat zijn twee aparte administraties. We willen dat bijeenbrengen. Als je een sociale toeslag krijgt en aan de voorwaarden voldoet, dan krijg je in de toekomst automatisch de studiebeurs of studietoeslag.
Dat betekent ook dat we eindelijk volledig werk kunnen maken van de automatisering. Als je aan de parameters voldoet, dan ontstaat je recht en krijg je automatisch waar je recht op hebt. Die automatisering is een zeer goede zaak. U hebt daar ook al vaker voor gepleit. Het kan nog niet volgend schooljaar, maar vanaf 1 september 2019. We hebben beslist om het in werking te laten treden na de invoering van het nieuwe systeem van de kinderbijslag, om niet met problemen te zitten. Stel dat er een kink in de kabel komt en je start al vroeger met de integratie van de studiebeurzen, dan zit je met een probleem. Onze administratie blijft gewoon doorwerken. De bedoeling is dat de automatisering start nadat de kinderbijslagregeling is opgestart.
Dat betekent ook dat onze administratie verder werkt in het half automatiseren, waar we nu mee bezig zijn. Mijn voorganger is gestart met de brieven. Ik zet die initiatieven voort en ben ze aan het versterken. Ik zal dat doen tot we de overslag doen, om te vermijden dat je plots met een gap zou zitten. Ik kan dit niet stopzetten omdat we zien wat de effecten zijn van de automatisering. We geven al bijna 28 miljoen euro extra uit aan studiebeurzen sinds we inzetten op automatisering. Dat is een goede zaak, want al wie kwetsbaar is, moet krijgen waar hij recht op heeft.
Daarnaast investeren we sowieso, los van de open end die blijft bestaan, 30 miljoen euro extra in de verhoging van de schooltoelagen. We hebben de keuze gemaakt om die versterking vooral in het secundair onderwijs toe te voegen, een klein beetje in het kleuteronderwijs en een klein beetje in het lager onderwijs, net omdat we daar de maximumfactuur hebben, en die is ook een beetje gestegen. Dus hebben we daar een beetje versterkt.
Voor het secundair onderwijs hebben we de bulkmiddelen van 30 miljoen euro gepland. Daar zit een trapsysteem in, maar gemiddeld zou de studiebeurs voor ouders met kinderen in het secundair onderwijs een dikke 200 euro per jaar stijgen. Dat is een substantiële stijging, maar voor de meest kwetsbaren zal dat veel meer zijn en voor minder kwetsbaren minder. Dat besluit moet nog worden uitgewerkt.
Daarnaast plannen we ook 8 miljoen euro voor de studietoelage die we voor het eerst zullen toekennen aan jongeren die een hbo5-opleiding volgen om ook hun een financieel duwtje in de rug te geven om een opleiding te kunnen afwerken.
Ondertussen zullen de eerste resultaten van de studiekostenmonitor beschikbaar zijn, zodat het ook mogelijk is om daar een keuze in te maken. Maken we werk van een maximumfactuur, ja of neen? Of investeren we voluit verder in de versterking van de studiebeurzen voor de meest kwetsbaren op een geautomatiseerde wijze? Het blijft nog even wachten op de resultaten van de drie onderzoeken die bezig zijn.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik kan u enigszins geruststellen. Ik ken gelukkig heel veel scholen, ook in het basisonderwijs, die nog steeds op culturele uitstap gaan en voorstellingen volgen in de lokale schouwburg of zelfs op busuitstap gaan. Er worden gelukkig nog culturele activiteiten georganiseerd. Dat illustreert dat dit kan binnen de grenzen van de bestaande maximumfactuur in het basisonderwijs. We vinden het inderdaad belangrijk dat alle kinderen kunnen blijven proeven van kunst en cultuur en andere sportieve activiteiten.
Inzake de maximumfactuur voor het secundair onderwijs kennen we allemaal het positieve en constructieve voorbeeld van het provinciaal onderwijs in Antwerpen. Ze hebben eerst transparantie gevraagd aan hun scholen, waarbij ze de gemiddelde studie- en schoolkosten oplijsten per opleiding, en daarop hebben ze een plafond gezet. Dat is wat er wordt gecommuniceerd aan het begin van het schooljaar aan ouders, en in de loop van het schooljaar komt er geen euro bij. Dit is dus een vorm van maximumfactuur, weliswaar variabel, en dus gelinkt aan de opleiding. Dat element is nog te bekijken, maar het gaat zeker in de goede richting, denken we. Daarop kan worden voortgewerkt.
Uiteraard zijn we blij dat de studiebeurzen worden versterkt, maar we blijven toch aandringen op de maximumfactuur, omdat we moeten opletten dat we geen pervers effect creëren. Als we geen stimulans geven aan de scholen om de kosten laag te houden, is het natuurlijk ‘vrijheid, blijheid’ als de overheid extra bijpast voor de meest kwetsbaren. Eigenlijk is de maximumfactuur ook een instrument om de kosten te beheersen en dus niet tweemaal langs de kassa te passeren. In tijden van budgettaire krapte moeten we daar toch over nadenken. Het instrument maximumfactuur blijft onze voorkeur wegdragen.
Ook in het basisonderwijs, waar wel een maximumfactuur bestaat, is er voor de allerkwetsbaarsten gelukkig nog toegang tot studiebeurzen, ook in het kleuteronderwijs. Dus het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Ze kunnen perfect hand in hand gaan.
De start van de meting in het kader van de studiekostenmonitor is gepland in het begin van volgend schooljaar, neem ik aan. Dit schooljaar is er aan het steunpunt enkel gevraagd om good practices op te lijsten van verschillende scholen. Er is ook een oproep vertrokken naar scholen die kandidaat zijn.
Ik ben blij dat er zeventig scholen in het secundair onderwijs willen meewerken. Misschien is dat ook wel een indicator dat het belangrijk is dat we die studiekosten beheersen en dat die maximumfactuur er inderdaad op termijn zal komen.
Minister, u hebt ook verwezen naar de vernieuwde kinderbijslag. We hebben de rapporten doorgenomen die zijn opgeleverd naar aanleiding van de armoedetoets op de nieuwe kinderbijslag. In het rapport van Kind en Gezin waarin deskundigen van het departement Onderwijs, Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, maar ook de Gezinsbond, de kinderrechtencommissaris, Steunpunt Armoede, Welzijnszorg en de Kinderrechtencoalitie zijn vertegenwoordigd, staat heel duidelijk dat het belangrijk is dat de maximumfactuur in het secundair onderwijs er snel komt omdat dat het instrument bij uitstek is om aan kostenbeperking te doen.
Een andere opmerking die men maakt vanuit Kind en Gezin is dat men het niet aan te bevelen vindt om de toeslag op twee verschillende momenten in het schooljaar toe te kennen, bij de start van het schooljaar en in februari. De meeste schoolkosten worden in het begin van het schooljaar aangerekend. Die gespreide betaling vindt men betreurenswaardig. Dat dreigt gezinnen in armoede niet echt voldoende te helpen om het hele schooljaar te kunnen doorkomen.
Een derde opmerking over de schoolkosten is dat een stijging van het budget voor de studietoelagen uiteraard wordt toegejuicht, maar dat meer moet worden gewerkt aan het maandelijks besteedbaar inkomen in de plaats van te kiezen voor een jaarlijkse, selectieve participatietoeslag, omdat die wordt gelinkt aan aanwezigheidsvoorwaarden, en dat voor kwetsbare kinderen en jongeren niet wenselijk is.
Tot zover een paar bijkomende opmerkingen. Uiteraard herhaal ik nog eens de aanmoediging om snel werk te maken van een kostenbeheersing en het instrument van de maximumfactuur niet verloren te laten gaan. In het basisonderwijs bewijst het wel degelijk zijn effectiviteit en kan het rekenen op de goedkeuring van heel wat organisaties en deskundigen in het veld.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Zoals mevrouw Gennez zelf al aangaf, is het niet de eerste keer dat we deze discussie voeren en ik veronderstel dat het ook niet de laatste keer zal zijn. Het standpunt van onze fractie is heel duidelijk en ik wil het graag nog eens herhalen.
De maximumfactuur is in het secundair onderwijs heel moeilijk te realiseren. Er bestaan grote verschillen tussen de studierichtingen, en de kosten van zo’n maximumfactuur zijn voor Vlaanderen amper te dragen. Daarnaast dreigen we met de invoering van een maximumfactuur te evolueren naar een vervlakking van het cultuuraanbod op school, zoals de minister ook aangaf. Daardoor zouden jongeren niet meer in contact kunnen komen met theater, cultuur enzovoort.
Onze fractie vindt uiteraard dat er aandacht moet zijn voor een transparante schoolrekening waarbij de kosten zo laag mogelijk blijven en de ouders en leerlingen vooraf weten waarvoor en hoeveel ze moeten betalen. Scholen leveren al heel wat inspanningen op het vlak van kostenbeheersend beleid en we moeten dat blijven aanmoedigen. De studiebeurzen zijn voldoende om de schoolkosten te dekken en zullen stijgen, in het secundair onderwijs zelfs met gemiddeld 200 euro. Door de integratie van de studiebeurzen in de kinderbijslag vanaf 1 september 2019 zullen we koppelingen tussen Welzijn en Onderwijs krijgen, krijgen we een beter zicht op wie recht heeft op een toelage en kunnen we deze automatisch toekennen. Wel mogen we de toelage niet blind toekennen, maar moeten we steeds oog hebben voor misbruik.
De oplevering van de Studiekostenmonitor is een hele stap voorwaarts. Ik begrijp dat die vanaf 1 september met cijfermateriaal zal worden gevuld en dat alle studiekosten van alle onderwijsniveaus in kaart zullen worden gebracht. Op die manier krijgen ouders en leerlingen duidelijkheid en weten ze vooraf hoeveel ze moeten betalen.
Ik heb nog één bijkomende vraag, minister. Hebt u enig idee wanneer de analyse van de cijfergegevens klaar zal zijn? Hebt u een timing vooropgesteld?
Minister, naar goede gewoonte wil ik ook zelf even het woord nemen. Al jaren spreek ik over dit thema in het parlement. Ik ben altijd een voorstander geweest van het hanteren van een maximumfactuur, maar steeds in combinatie met het bekijken van de studietoelagen die we toekennen en de studiefinanciering die we toepassen. Het hanteren van een maximumfactuur kunnen we niet volledig los zien van deze twee andere elementen. Scholen kunnen namelijk geen maximumfactuur toepassen als de studiefinanciering niet voldoende is en als de ouders niet de studietoelage krijgen die ze nodig hebben om de studiekosten te betalen. Ik blijf dus eigenlijk bij mijn visie dat het belangrijk is dat we voor de meest kwetsbaren in onze samenleving inspanningen leveren, zodat ze toegang krijgen tot een rijk onderwijs, in hun schoolkeuze de vrijheid hebben die wij wensen te bieden en de schoolfactuur geen drempel is voor bepaalde doelgroepen, wat vandaag wel het geval is. Onderzoek wijst immers uit dat leerlingen niet altijd de studierichting van hun keuze kunnen volgen omdat de kosten ervan te hoog zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat we het blijven opnemen voor jongeren die in onze samenleving niet altijd sterk staan.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb een paar opmerkingen. Los van het feit of er al dan niet een maximumfactuur bestaat, vind ik het belangrijk dat elke school in Vlaanderen actief werk maakt van een kostenbeheersend beleid. In het basisonderwijs zien we scholen die door de manier waarop ze de dingen aanpakken, door hun creativiteit de maximumfactuur zelfs niet opmaken. De allerbeste school is voor mij de school die van het beheersen van kosten haar handelsmerk maakt.
Ten tweede vind ik transparantie ook enorm belangrijk. Mevrouw Gennez, u verwijst terecht naar het initiatief van het provinciaal onderwijs in Antwerpen. Maar dat is één schoolbestuur dat nu een transparantieregel hanteert. U hebt ook eerlijk gezegd dat het geen maximumfactuur pur sang is. Bij het begin van het schooljaar weet iedereen, gedifferentieerd naar studierichting, welke kosten er zullen worden aangerekend. Volgens mij kan elke school in Vlaanderen bij het begin van het schooljaar even transparant zeggen met welke kosten iemand in een bepaalde studierichting rekening moet houden. Dat gebeurt in veel scholen, maar niet op alle plaatsen even transparant. Die transparantie is voor mij ook enorm belangrijk.
Dat is, ten derde, de reden waarom ik mijn studiekostenmonitor zo belangrijk vind. Want dan gaan we eindelijk een objectief beeld krijgen van wat de kosten zijn per studierichting in Vlaanderen. Straks hebben we natuurlijk een nieuw studieaanbod en kunnen we de oefening opnieuw doen. Maar goed, we zullen de kosten die worden aangerekend dan kennen. Daardoor zul je, zelfs zonder maximumfactuur – ik loop nu niet vooruit op de toekomst – ook als ouder van leerlingen een objectief toetsingsinstrument hebben. Als die monitor er is, weet je wat het aanbod in Vlaanderen is en wat de kosten zijn die worden aangerekend. Men gaat vrij ver in die parameters. Er zijn kosten die eigen zijn aan gezinnen, kosten die schoolkosten zijn, kosten die je kunt aanrekenen. Het zal een vrij uitgebreid instrument zijn. Het moet ons de basis verstrekken om te kijken of we een ‘cap’ moeten zetten voor heel Vlaanderen – sowieso moet die dan al gedifferentieerd zijn, het kan nooit één bedrag zijn – of niet. Maar zelfs als we dat niet doen, zal dat instrument wel blijven bestaan. Dat moet iedereen ook sensibiliseren om aan kostenbeheersing te doen.
Dat zijn voor mij de zaken die nu zeer relevant zijn.
Mevrouw Gennez, u merkte op dat u veel scholen kent die een uitgebreid cultuuraanbod hebben. Dat is natuurlijk waar. Maar de situatie in Vlaanderen is zeer ongelijk. En in dezen ben je als school in de stad iets meer begenadigd dan de school op het platteland, als het gaat over het snel en efficiënt kunnen proeven van het rijke aanbod. Je voelt dat zeker die maximumfactuur voor veel scholen op het platteland een iets groter probleem vormt. Zo heb ik het al eens gehad over die kosten voor zwemmen. In de stad heb je wellicht veel zwembaden in de buurt, maar in een landelijke school moet je ook díe verplaatsingen maken. De heer Cordy schudt van neen. Wellicht woont hij in de stad.
Je voelt dat de problemen voor de maximumfactuur op sommige plaatsen groter zijn dan op andere. We hebben één lijn getrokken voor iedereen. Maar de omstandigheden waarin iedereen werkt, zijn wel verschillend. Je moet daar rekening mee proberen te houden.
Maar ik wil niet vooruitlopen op de toekomst. Ik heb altijd gezegd dat ik zeker opensta voor die maximumfactuur. Ik wil echter niet over één nacht ijs gaan.
Wat mevrouw Helsen zegt, is natuurlijk ook juist. De vorige operatie die we hebben gedaan rond de maximumfactuur in het lager onderwijs, is gepaard gegaan met een zeer grote injectie aan werkingsmiddelen in de scholen. Ik heb de indruk dat, als wij naar zo’n oefening willen gaan in het secundair onderwijs, de studiefinanciering dan ook wel eens het gevolg zou kunnen zijn. Ook daar moeten we goed weten welke oefening we willen doen en welke budgetten we daarvoor overhebben.
Tot zover mijn opmerkingen over kostenbeheersing. Ik vind het vooral relevant dat men daar zeer actief werk van maakt.
Mevrouw Gennez en andere collega’s, volgend schooljaar zullen er dus drie zaken gebeuren. De monitor start op, good practices zullen ter beschikking zijn voor alle scholen en ons project ‘Samen tegen onbetaalde schoolfacturen’ focust ook heel sterk op die kostenbeheersing en op goede praktijken om daarmee om te gaan. Ook dat vind ik een positieve zaak.
Mevrouw Gennez, je kunt alles van twee kanten bekijken. Dat er zeventig kandidaten zijn, toont enerzijds aan dat scholen geïnteresseerd zijn. Anderzijds toont het ook aan dat scholen er ook actief mee bezig zijn. Het weekend nadat we de communicatie hebben gedaan, was ik in een school in mijn eigen stad. Het was een school van het Gemeenschapsonderwijs. Het eerste wat ik mocht horen van de directeur was dat ze er heel graag aan zouden meewerken, omdat het hun corebusiness is en ze er vaak mee bezig zijn. Het zijn dus ook vaak scholen die er actief mee bezig zijn die zich kandidaat stellen. Ik vind het goed dat er zo veel zijn die dat willen doen.
Mevrouw Gennez, u verwijst naar de armoedetoets. Ik heb die nu niet bij me, maar op bladzijde 4 wordt gewezen op de grote sprong die we maken door de integratie van de studiebeurzen in de globale gezinstoeslagen. “De manier waarop we daarnaar kijken en de injectie die we doen, betekent ook een stevige versterking voor de meest kwetsbaren.” Ik citeer hier nu uit het hoofd, maar ik heb deze paragraaf uit het hoofd geleerd, omdat ik hem bijzonder positief vond.
Ik vind dat we die zaken ook mee moeten benoemen. Ik heb gediscussieerd met een aantal mensen die mee hebben geschreven aan de armoedetoetsen, omdat ik vind dat er veel te weinig aandacht wordt besteed aan de enorme integratieoefening die wij nu doen door die toeslagen voor de gezinnen in één systeem te stoppen.
Men beschouwt dat kennelijk als een fait divers, maar het heeft een zeer mooie en grote impact op het geheel.
Het debat wordt zeker vervolgd. Ik heb nog een timing doorgekregen van mijn medewerkers. De afname voor de studiekostenmonitor is gepland vanaf 1 september. Ik ga ervan uit dat het op het einde schooljaar allemaal in kaart wordt gebracht en dat we, na de verwerking, begin september alle resultaten zullen hebben.
Minister, ik dank u voor uw tweede antwoord.
Collega De Meulemeester, uiteraard is transparantie belangrijk. Uiteraard zijn er heel veel scholen die ontzettende inspanningen leveren om de kosten te beheersen, maar in de feiten lijken 1500 en 1800 euro voor bepaalde bso- en tso-richtingen niet altijd een uitzondering te zijn. Ook al zijn de studiebeurzen goed verhoogd, het blijft toch een serieuze hap uit het gezinsbudget, en op dat moment zijn de studiebeurzen niet dekkend voor de schoolkost. Ik denk dat het dus sowieso een en-enverhaal zal moeten blijven.
Minister, ik weet het dat historisch de invoering van de maximumfactuur gepaard is gegaan met de verhoging van de werkingsmiddelen. Een beetje stout zou ik vanuit de oppositie kunnen zeggen dat een drastischer reductie van de studierichtingen in het secundair onderwijs dan vandaag voorligt, heel wat extra middelen zou genereren, waardoor er ruimte zou bijkomen om de werkingsmiddelen in het secundair onderwijs toch wel wat op te drijven. Er is zeker ruimte. Het secundair onderwijs is op dit moment vrij goed gefinancierd. Als men een degelijke hervorming had gedaan, dan had men wel wat ruimte gekregen.
Minister, ik ben het helemaal met u eens dat het een wezenskenmerk van scholen zou moeten zijn om zich te presenteren als een school die de studiekosten laag houdt en zo haar imago sterk maakt. Wat zien we vandaag helaas nog te veel? Het omgekeerde, namelijk dat men met dure reisjes of skivakanties de schoolkosten hoog houdt om aan sociale selectie aan de schoolpoort te doen. Dat is echt te mijden, want je afkomst mag nooit je studiekeuze bepalen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.