Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de samenwerkingsovereenkomst met Frankrijk om de kwaliteit van Franse lessen te verbeteren
Report
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, op 29 mei ondertekende u in het Lycée Français International in Antwerpen een samenwerkingsovereenkomst met de Franse ambassadrice in België. Volgens de berichtgeving in de media zullen Vlaamse leerkrachten en leerkrachten in opleiding zo worden geïnformeerd over de verschillende stagemogelijkheden die er bestaan om hun taal- en pedagogische vaardigheden en hun culturele kennis in Frankrijk te verdiepen. Ook zal de uitwisseling van leerlingen en studenten, in het bijzonder uit het beroepsgericht onderwijs, worden aangemoedigd. Verder wordt er ingezet op de uitwisseling van didactisch materiaal en het bevorderen van de samenwerking tussen Vlaamse scholen en de twee erkende Franse lycea in België. Die laatste liggen in Antwerpen en Brussel. Het samenwerkingsakkoord blijft drie jaar van kracht.
Het was een zeer beknopt artikel. U kent mijn liefde voor de Franse taal, vandaar dat ik u daarover enkele vragen wil voorleggen. Kunt u de totstandkoming van dit akkoord, alsook de concrete mogelijkheden voor de leerkrachten in opleiding, nader toelichten? Hoe worden de lerarenopleidingen hierbij betrokken? Welk budget staat er ter beschikking? In welke mate staat dit samenwerkingsakkoord in verbinding met het protocol dat op 25 maart 2015 met de Franse gemeenschapsminister van Onderwijs werd ondertekend? Bouwt dit samenwerkingsakkoord verder op het nascholingsprogramma FORMAPRIM? Het huidige programma, met als invalshoek ‘Taalgerichte aanpak in het onderwijs van het Frans’, zal aflopen in augustus 2017.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, dat de kwaliteit van de lessen Frans ondermaats is, is een vaak gehoorde klacht. Vanochtend is dat ook al aan bod gekomen. Een op drie leraren geeft aan dat hij of zij de Franse taal onvoldoende machtig is. Er zijn in het Vlaamse basisonderwijs 46.806 leerkrachten, wat dus betekent dat 15.602 leerkrachten met dat probleem worstelen. Dat is een grote groep.
Mevrouw Brusseel verwijst naar FORMAPRIM. Uit een antwoord op een schriftelijke vraag van mevrouw Celis weten we dat in een periode van 5 jaar slechts 2206 leerkrachten aan dat programma hebben deelgenomen.
Ik wil de vraag van mevrouw Brusseel dan ook wel ondersteunen. In welke mate gaan we ter zake van start met een gelijke samenwerking, of met een gelijke scholing of vorming of wat ook? In welke mate zal dat verschillen van Formaprim?
We weten dat talenkennis heel belangrijk is. Het is belangrijk voor onze economie, voor ons sociaal leven, in heel veel aspecten van onze maatschappij. Vandaar ook mijn vragen. Minister, welke maatregelen werden in die samenwerkingsovereenkomst opgenomen? Hoe zal met die maatregelen worden tegemoetgekomen aan álle aspirant-leerkrachten, in tegenstelling tot de cijfers van Formaprim? Op die 206 studenten hebben er bijvoorbeeld ook maar 8 in de bacheloropleiding deelgenomen, wat op vijf jaar toch eigenlijk heel weinig is, temeer daar alle koepels en dergelijke daarmee hebben samengewerkt.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, deze vraag wordt ook behandeld in de welgekomen aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de Franse ambassade die gespecialiseerd is in het aanleren van Frans als tweede taal. Het is toch wel interessant dat er betrokkenheid is van een van de spelers die deze overeenkomst mee tot stand brengen.
Ik heb een paar weken geleden een zeer interessant bezoek gebracht aan ons lyceum in Antwerpen. Ik ben daar vrij filevrij geraakt. Voor mij was het ook wel interessant om te zien op welke manier daar wordt lesgegeven. We hebben daar inderdaad een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. Het is van belang om op te merken dat het document dat we op 29 mei hebben getekend, geen compleet nieuwe samenwerkingsovereenkomst is. Het gaat om een memorandum of understanding dat een aantal punten van overeenstemming oplijst, met ook een uitdrukkelijke verwijzing naar het nog altijd vigerende akkoord van 28 september 2000 inzake de samenwerking op het vlak van cultuur, onderwijs en wetenschappen tussen de Vlaamse Regering en de regering van de Franse Republiek. We hebben in 2000 dus een akkoord gesloten, en wat we nu hebben gedaan, is het onderdeel onderwijs een vers kleed aantrekken.
Vlaanderen en Frankrijk zijn met het memorandum of understanding in het algemeen overeengekomen om de komende drie jaar, dus in de periode 2017-2019, samen te werken binnen een aantal onderwijsdomeinen, namelijk in het algemeen vormend en beroepsgericht onderwijs, op het vlak van het onderwijs van de Franse taal, op het vlak van culturele vorming binnen het onderwijs en inzake audiovisuele en nieuwe informatietechnologieën in het onderwijs. Het engagement houdt geen verplichting in tot wederzijdse budgetten in hoofde van elk van de partners. Het gaat over samenwerking en uitwisseling van materiaal. Het memorandum is tot stand gekomen vanuit het besef, zowel bij de Franse ambassade als binnen onze administratie en bij mijn kabinet, dat er op veel punten al wordt samengewerkt, zonder dat dat binnen een expliciet kader gebeurde. Aangezien die vormingsactiviteiten en zeker het kwaliteitsvol materiaal dat wordt ontwikkeld, zeker dienstig kunnen zijn voor onze scholen en lerarenopleidingen, leek het me bijzonder nuttig om een meer expliciet kader tot stand te brengen, waarmee we dan ook promotie kunnen maken.
Vlaanderen heeft daarbij drie elementen bewaakt. Ten eerste wilden we allebei dat het werkprogramma budgetneutraal is. Zoals ik net al zei: het is niet zo dat we wat centen gaan geven aan elkaar. Het gaat echt over informatie delen. Ten tweede moet men het principe van de vrijheid van onderwijs eerbiedigen, en uiteraard ook de autonomie van de onderwijsinstellingen bij het bepalen van hun curricula en lesmateriaal. Ten derde wilden we ook dat rekening wordt gehouden met het feit dat onze scholen autonoom hun partners voor samenwerking kiezen in het buitenland en ook in de Franse Gemeenschap van ons land.
Wat zit daarin? Voor mij is dat de grote meerwaarde. Onze Franse collega’s stellen bijzonder veel didactisch materiaal ter beschikking, dat nu wordt ontsloten voor elke geïnteresseerde onderwijsinstelling of voor elke individuele aspirant-leerkracht of leerkracht. U hebt kunnen lezen dat we dat doen via het portaal van KlasCement, waarvan heel veel leerkrachten lid zijn en waarop ook heel veel informatie ter beschikking is. Frankrijk is ermee akkoord gegaan om zo veel mogelijk elektronisch didactisch materiaal online beschikbaar te stellen via KlasCement, en dat kan zeker bijdragen tot een bredere disseminatie. Mevrouw Krekels, ik weet niet of u KlasCement kent, ik vermoed het wel, maar al dat materiaal komt daarbij. We hebben het vanmorgen ook gehad over de vraag hoe we de liefde voor het Frans kunnen versterken. Als je als leerkracht dus middelen zoekt en je krijgt daar een hoop leermiddelen extra toegevoegd, waaruit je in alle vrijheid kunt kiezen, dan is dat een zeer grote toegevoegde waarde. Ik stel ook vast in die paar jaar dat ik minister ben dat KlasCement veel meer wordt gebruikt dan een aantal jaren geleden en ook op een zeer goede manier voor ontsluiting van informatie zorgt. Er wordt ook expertise ter beschikking gesteld en er vinden nu al vormingsactiviteiten plaats. We willen daar in de toekomst ook sterker op inzetten.
Er werd gevraagd in welke mate dat in verbinding staat met ons protocol met de Franse Gemeenschap. Formeel is er geen rechtstreeks verband. Het ene is de Franse Gemeenschap, het andere Frankrijk. Wel wordt in de tekst van het werkprogramma verwezen naar het feit dat onze onderwijsinstellingen partnerschappen onderhouden met de Franse Gemeenschap. Ik beschouw dit memorandum dus als aanvullend op de samenwerking die al bestaat. Een aantal mensen vroegen zich af waarom dat nu met Frankrijk moet gebeuren en waarom het niet met de Franse Gemeenschap gebeurt, maar het is niet ‘l’un ou l’autre’, het zijn de beide. Het ene bestaat al. We willen die uitwisseling van leerkrachten bevorderen. We zien echter dat ook heel veel scholen gericht zijn op Frankrijk, en dat daar zeer interessant materiaal is. Als Vlaanderen dat dus kan binnenkrijgen om de kennis van de taal te versterken, dan lijkt dat me een uitstekende zaak, zeker op een moment dat we voelen dat leerkrachten zich soms onvoldoende gewapend voelen om Frans te spreken. Mevrouw Krekels, u hebt dat zelf nog gezegd.
Ze moeten elkaar dus aanvullen en versterken.
Wat de relatie tot Formaprim betreft, lijst onze engagementsverklaring inderdaad het vormingsaanbod op dat Frankrijk zal blijven aanbieden in de jaren 2017-2019. Formaprim en Francoform, het vroegere Formacom, krijgen daarbij een update. Formaprim zal dus een vervolg krijgen tot 2019. Francoform zal niet alleen openstaan voor leerkrachten secundair onderwijs, zoals tot nu toe het geval was, maar ook voor docenten lerarenopleiding in Vlaamse hogescholen. We gaan hier dus breder ontsluiten, ook naar de docenten.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is inderdaad een heel belangrijke en interessante aanvulling. Ik vond het een beetje flauw dat sommige mensen zich afvroegen waarom het nu precies Frankrijk moet zijn en waarom er geen akkoorden kunnen worden gesloten met de Franse Gemeenschap in eigen land. Ik las een aantal tweets in die richting en die getuigen van bijzonder weinig kennis over een aantal lopende dossiers. Ik vind dit een redenering met oogkleppen op. Een bepaalde samenwerking met de Franse Gemeenschap over de uitwisseling van leerkrachten verloopt inderdaad niet zo vlot. Dan is het een goede zaak dat we meerdere initiatieven hebben en dat er op verschillende pistes wordt gewerkt. Het uitwisselen van didactisch materiaal lijkt me een heel goede piste, dat heeft de inspectie hier vorige week ook aangegeven.
Niet alleen schort het bij sommigen aan vakkennis maar ook aan kennis van vakdidactiek: hoe plaats ik woordenschat en grammatica in een context zodat het niet simpelweg het brengen is van woorden en het vervoegen van werkwoorden?
U laat scholen de vrijheid om hun partners voor samenwerking te kiezen. Hoe zult u die mogelijkheid tot samenwerking naar de scholen brengen? Misschien vragen zij effectief of er vanuit Vlaanderen een budget kan zijn voor samenwerking. Het hangt ervan af hoe men dat ziet met verplaatsingen, uitwisseling van leerkrachten, uitwisseling van leerlingen enzovoort. Hoe concreter dergelijke zaken worden, hoe duidelijker de vraag of daar middelen voor nodig zijn. Ik ben daar benieuwd naar.
Hoe zit het met de individuele leerkrachten die dat zouden willen doen? Het zou best kunnen dat bepaalde scholen zich niet aansluiten bij een dergelijke samenwerking maar dat sommige leerkrachten of leerkrachten in opleiding dat wel willen doen. Bestaat die mogelijkheid en zo ja, hoe kan dat dan aan die leerkrachten worden gecommuniceerd?
Toen ik destijds leerling was, heb ik school kunnen lopen in Tours. Ik kan dat iedereen aanbevelen die zijn kinderen mooi Frans wil laten leren spreken. Tours is de regio met het mooiste accent, vind ik persoonlijk. L’Institut de Touraine is een gerenommeerde school. (Opmerkingen)
Van de goede wijn was ik me in die tijd nog niet voldoende bewust, en gelukkig. Er zijn mensen die beweren dat men door goede Franse wijn te drinken goed Frans leert spreken. Dat is niet waar, men moet een Frans lief hebben, minister. (Opmerkingen van Caroline Gennez)
Ik ben van alle markten thuis, mevrouw Gennez. Dat is wat men proefondervindelijk vaststelt.
We hebben het hier daarnet over engagement gehad. De heer Cordy zei daarnet dat een taal leren ook een affectieve plaats in ons leven moet krijgen.
Ik denk dat het interessant kan zijn om studenten aan te moedigen en zeker de studenten die Frans leren in het hoger onderwijs, in het bijzonder voor de lerarenopleiding, om stage te lopen of een cursus te volgen. Minister, dat is wat ik persoonlijk een van de beste werkwijzen vind. Dit is een aanbeveling voor u en voor alle partners in dit akkoord om daar werk van te maken, zodat er heel veel Frans wordt gesproken en geoefend door onze leraren in opleiding en onze leraren.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, u sprak over didactisch materiaal, over vormingsactiviteiten. Mevrouw Brusseel brengt het gegeven van de stage aan. U hebt daar zelf niet echt over gesproken, maar mijn vraag is of er effectief sprake is van stage en van een uitwisseling in die zin. Wat houdt een dergelijke stage in en hoe gebeurt dat budgetneutraal? Wordt eventueel voorzien in ondersteuningsmiddelen of gebeurt die stage in het kader van Erasmus?
Minister, u zegt dat die data in KlasCement komen. In mijn ervaring is het zo dat je je als individuele leerkracht kunt aansluiten bij KlasCement. Ik veronderstel dat die data die in samenwerking worden ingegeven in KlasCement, ook voor die individuele leerkracht beschikbaar zijn. Of zijn die besloten en gaat het alleen over de scholen die zijn aangesloten bij die samenwerking?
U zegt dat Formaprim zal worden voortgezet en vervolgd. Ik had begrepen dat die stages in 2010 werden stopgezet of gewoon niet doorgegaan waren. Is dat weer opgenomen in diezelfde vorm? Of heb ik verkeerde informatie?
De uitwisseling van leerkrachten en stages is in algemene bewoordingen opgenomen in het werkdocument. Er zijn stages opgenomen in Frankrijk voor leerkrachten basisonderwijs. Dat moet nog concreet worden uitgewerkt. We kunnen daar de bestaande kanalen voor gebruiken. Epos bijvoorbeeld kan worden ingezet om dat te organiseren. Die zaken moeten nog praktisch worden uitgewerkt.
Er is wel wat interesse voor die stages in Frankrijk. Het kan dat men meer geïnteresseerd is in stages in Frankrijk dan in Wallonië. Daar kan ik niet veel aan doen. Als dat bijdraagt aan een betere kennis van het Frans, is dat goed. Het is hetzelfde Frans, naast de accenten. We kunnen daar geen min- of meerwaarde op kleven, mevrouw Brusseel, ik kan dat niet doen als minister. U mag dat gerust doen. Het enige wat me interesseert, is dat het werkt. Als de kat maar muizen vangt. Dat we daar wat versterking kunnen aanbieden, is een feit.
Idem voor de stages, mevrouw Krekels, die mee opgenomen zijn in werkprogramma, maar die we ook nog concreet moeten uitwerken.
Was er nog een vraag over Formaprim?
Ik had begrepen dat er na 2010 geen stages meer werden georganiseerd.
Dat is nu weer opgenomen voor 2017-2019 en het wordt geactualiseerd.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik heb gezegd welke pistes ik belangrijk vind in deze samenwerking, namelijk zo concreet mogelijk de talenkennis verbeteren van onze studenten en leerkrachten.
Zijn alle data voor de individuele leerkracht vrij op KlasCement? Ik zag u knikken, klopt dat?
Ja, zeker. KlasCement staat ter beschikking van de individuele leerkracht.
Mevrouw Brusseel, wat als de school niet intekent op de stages die een leerkracht wil? Dat staat dus niet alleen open voor scholen, maar ook voor individuele leerkrachten. Als iemand tijdens het schooljaar zoiets wil doen, heeft het best de school achter zich, natuurlijk. De leermiddelen komen individueel ter beschikking. Ik merk tot mijn grote vreugde dat KlasCement steeds vaker gebruikt wordt. Het gaat razendsnel wat er allemaal in geraakt. Dat is een heel positieve zaak.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.