Report meeting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Report
De heer Poschet heeft het woord.
Op Europees niveau bestaat er een uitgebreid programma rond stedenbeleid, de zogenaamde Urban Agenda. De Urban Agenda werkt op acht domeinen: stedelijke mobiliteit, digitale transitie, circulaire economie, werk en vaardigheden in de lokale economie, stedelijke armoede, integratie van migranten en vluchtelingen, wonen en luchtkwaliteit.
Op 4 april 2017 keurde de Europese Commissie twee nieuwe EU-partnerschappen goed. Elk partnerschap focust op verbetering in drie gebieden: betere regelgeving, beter gebruik van subsidies en financiële instrumenten en betere kennisuitwisseling.
Daarin is ook een belangrijke rol weggelegd voor twee Vlaamse steden. De stad van Rodenbach, Roeselare, wordt medecoördinator voor het nieuwe EU-partnerschap over energietransitie en de koekenstad Antwerpen neemt deel aan het nieuwe EU-partnerschap rond duurzaam landgebruik. Ook Kortrijk – en daar zal ik geen predicaat aan geven – en Gent werken mee in EU-partnerschappen, respectievelijk rond stedelijke armoede en rond werk en vaardigheden in de lokale economie.
Minister, wat is de globale Vlaamse strategie in deze acht domeinen? Schuift u bepaalde domeinen als prioritair naar voren?
Hoe wordt de strategie uitgetekend? Werkt u hiervoor samen met de verschillende vakministers? Het gaat immers over brede domeinen waarbij u telkens snel op het domein van een collega-vakminister terechtkomt.
Is er op regelmatige basis overleg binnen en met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en het Kenniscentrum Vlaamse Steden of binnen departementen op Vlaams niveau? Zijn er naast de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) nog andere Vlaamse agentschappen die actief zijn in deze door de EU opgestarte partnerschappen?
Op welke manier hebt u ingezet op informatiedoorstroming over deze partnerschappen naar de steden toe? Met andere woorden, hoe wordt knowhow gedeeld?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Poschet, ik heb vanuit het Stedenbeleid inzake de Urban Agenda sterk ingezet op het maximaal informeren van alle actoren binnen de Vlaamse overheid en de Vlaamse centrumsteden over de totstandkoming van de Urban Agenda en de bijbehorende thematische partnerschappen. Zo werd dit thema permanent opgevolgd via een aantal kanalen. Op Vlaams niveau gebeurde dit binnen het Strategisch Overleg Internationaal Vlaanderen - Internationaal Stedenbeleid (SOIA), waarin het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), Internationaal Vlaanderen en andere betrokken Vlaamse agentschappen participeren. Daarnaast werd met de Vlaamse centrumsteden overlegd via de Interstedelijke Reflectiegroep Europa, die werd opgericht binnen de schoot van het Kenniscentrum Vlaamse Steden. Ik meen dat we geslaagd zijn in ons opzet te zorgen voor een goede informatiedoorstroming over de totstandkoming van de EU-partnerschappen. De Vlaamse centrumsteden zijn goed vertegenwoordigd met Antwerpen, Gent, Kortrijk en Roeselare. U hebt ze zelf genoemd in uw vraag, en u hebt zelf gezegd welke verantwoordelijkheid ze op zich nemen.
De Vlaamse overheid is inderdaad vertegenwoordigd met OVAM. De kandidatuur van ABB kwam niet in aanmerking omdat er veel kwalitatieve kandidaturen waren en er daarom binnen Europa ook rekening werd gehouden met voldoende regionale spreiding. OVAM heeft een belangrijke functie, maar daarnaast ook vier belangrijke Vlaamse centrumsteden.
Het is absoluut mijn intentie om ook in de vervolgfase blijvend de EU-partnerschappen goed op te volgen en de betrokken informatie te verspreiden naar andere Vlaamse en stedelijke actoren. Om de leeruitwisseling tussen de Vlaamse partners te realiseren wordt daarom in het najaar een infosessie in samenwerking met het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (Vleva) georganiseerd. De voortgang en lessen uit de partnerschappen waar Vlaamse partners aan deelnemen, zullen daar aan bod komen. Ook is het de bedoeling het middenveld te informeren.
Wat uw vraag betreft over de thema’s van de EU-partnerschappen en specifiek of bepaalde thema’s als prioritair voor Vlaanderen worden beschouwd, kan ik antwoorden dat alle EU-partnerschappen blijvend moeten worden opgevolgd omdat deze allemaal vertrekken vanuit universele uitdagingen voor Europese steden. Het is voor elk van deze partnerschappen dan ook relevant om de informatie en kennis die er ontwikkeld wordt te verzamelen en verspreiden naar de Vlaamse overheid en de Vlaamse steden.
Mijn administratie en het Agentschap Binnenlands Bestuur volgen met bijzondere aandacht het partnerschap over de digitale transitie op door de inhoudelijke link met het Smart Flanders-programma dat net voor mijn komst hier in de commissie is voorgesteld.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is zeer positief dat er met Vleva wordt samengewerkt in het najaar. Die informatie- en leeruitwisseling is heel belangrijk omdat we op die manier deuren kunnen openen naar kamers en mogelijkheden waarvan we het bestaan misschien niet hadden vermoed. Hebt u zicht op de financiële steun die vanuit de EU naar die steden gaat, naar die partnerschappen? Hebt u zicht op de schaalvoordelen, de procesvoordelen die worden geboekt door deel uit te maken van een dergelijk netwerk en het toepassen van bevindingen die uit dergelijke partnerschappen voortvloeien?
Minister, hebben zich sinds uw antwoord van 7 maart op mijn schriftelijke vraag nog concrete nieuwe ontwikkelingen voorgedaan?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Wouters, ik heb mijn antwoord op uw schriftelijke vraag niet bij me, dus ik weet ook niet wat precies uw vraag was. Ik kan u wel een schriftelijk antwoord bezorgen.
Mijnheer Poschet, steden worden niet financieel ondersteund en dat is net ook de bedoeling van dit project. De betrokken steden en de administraties krijgen geen geld, maar het is de bedoeling om met deze projecten te komen tot een betere Europese regelgeving en een betere subsidievertrekking. Subsidies moeten beter worden besteed en toegekend. Zij krijgen nu geen geld, maar als zij zo goed blijven voortdoen als vandaag, neem ik aan dat zij in de toekomst misschien meer subsidies vanuit Europa kunnen krijgen en een nog betere Europese regelgeving ter zake.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat we het eens zijn over het belang van de deelname van onze Vlaamse steden aan die Europese programma’s. Door hun ervaring en input kunnen zij mee de standaarden zetten voor die Europese subsidies. Op die manier kunnen wij de regelgeving mee vorm geven en kunnen wij in de toekomst voldoende middelen genereren. Vlaanderen is altijd een stedenregio geweest, al eeuwenlang, en ik hoop dat wij verder kunnen gaan op dat pad, vol Europese overtuiging.
De vraag om uitleg is afgehandeld.