Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over weggelopen jongeren
Report
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, beide vragen vinden hun aanleiding in het jaarverslag van Child Focus, maar het zijn twee onderscheiden thematieken. Ik verwacht dat de minister op de twee vragen apart zal antwoorden.
De leefwereld van jongeren speelt zich in toenemende mate digitaal af, en dat geldt ook voor hun seksuele ontdekking en beleving. Het is dan ook geen verrassing dat sexting, namelijk het uitwisselen van pikante berichten of opwindende foto's via sms, e-mail of webcam, steeds meer aan populariteit wint. Experts zijn het erover eens dat dit niet per se problematisch hoeft te zijn en integraal deel kan uitmaken van de seksuele ontwikkeling van jongeren, maar ze waarschuwen wel voor de gevaren van zogenaamde secundaire sexting, waarbij pikante foto’s zonder instemming verder verspreid worden, vaak via sociale media, bijvoorbeeld wanneer een vriendje het uitmaakt en de foto’s van zijn vriendin op Facebook gooit. Ze waarschuwen ook voor sextortion, waarbij dergelijke foto’s als chantagemiddel gebruikt worden.
Jammer genoeg zijn die twee uitwassen ook in opmars. In het jaarverslag van Child Focus wordt voor 2016 gewag gemaakt van 128 dossiers rond secundaire sexting, tegenover maar 62 in 2015, en 41 klachten over sextortion, tegenover 17 in 2015. Ongetwijfeld is dit nog een onderschatting, aangezien slachtoffers vaak uit een groot schaamtegevoel geen klacht durven in te dienen of het zelfs niet tegen de ouders durven te vertellen.
Ondertussen kondigde Child Focus tevens aan een crowdfunding te organiseren om hun groepsspel Dossier 116000, waarin onder andere gefocust wordt op het vermijden van online risicogedrag, aan meer scholen aan te bieden. Deze activiteit is gratis voor de scholen, maar kost Child Focus zowat 1 euro per kind. Daarom gaat men de volgende maanden op zoek naar 12.500 euro. Zeer merkwaardig.
Minister, deze vaststellingen nopen mij tot de volgende vragen. Acht u het nodig om binnen uw beleid sterker in te zetten op sensibilisering rond (secundaire) sexting en sextortion, zowel bij jongeren als volwassenen, of rond sexting tout court? Kunt u toelichten welke acties hieromtrent momenteel al ondernomen worden in het kader van het actieplan integriteit, waar u altijd naar verwijst als het over online pesten gaat? Ziet u mogelijkheden om het initiatief Dossier 116000 van Child Focus bijkomend te ondersteunen? Hebt u hierover al overleg gepleegd met uw collega van Onderwijs?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het rapport van Child Focus is vorige week tijdens de plenaire ook al ter sprake geweest in een actuele vraag van collega Van den Brandt. Een aantal collega’s heeft toen gereageerd op de vraag en men heeft zich gefocust op de problematiek van de tienerpooiers daarin. Ik had toen al een vraag ingediend, zoals u weet, waar een aantal elementen niet van beantwoord zijn omdat men zich focuste op de tienerpooiers. Daarom zal ik mijn vraag op een aantal punten, zeker het laatste punt, niet meer stellen op de manier zoals ik ze had ingediend omdat u daar al op bent ingegaan.
De oorzaken waarom jongeren weglopen zijn heel divers. Het kan een vlaag van woede zijn, fysiek of seksueel geweld, escalerende ruzies, een breuk in het gezin, identiteitsvragen en persoonlijke problemen. Dat kan er allemaal toe leiden dat jongeren van huis weglopen. Alleszins is er altijd sprake van een acute crisis. Het weglopen zelf gaat gepaard met gevoelens van angst, onzekerheid en eenzaamheid bij de betrokken jongere. Hoe langer een jongere van huis weg is, hoe groter de kans dat er wordt afgehaakt op andere domeinen zoals school. Voor de ouders zorgt het weglopen vaak voor een grote ongerustheid. Wanneer nadien de jongere wordt teruggevonden, zet deze ongerustheid zich vaak om in een knagende opvoedingsonzekerheid.
Per jaar registreert Child Focus ongeveer een duizendtal wegloopdossiers. Naast de jaarlijkse publicatie van deze cijfers, heeft Child Focus in 2004 een studie laten uitvoeren over het profiel en de ervaringen van weglopers. Een belangrijke aanbeveling met betrekking tot zowel het preventieve als het curatieve luik in de bestrijding van weglopende jongeren, is dat heel wat weglopers het bestaande hulpverleningsaanbod niet kennen. Uit diepte-interviews is gebleken dat deze jongeren graag op de hoogte waren geweest van het bestaande hulpverleningsaanbod. Voordat er zich problemen voordoen, zouden jongeren en hun ouders geïnformeerd moeten worden over de mogelijkheden inzake hulpverlening. Scholen, centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s), centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), huisartsen en andere laagdrempelige instellingen, zoals Child Focus zelf, spelen hierbij een belangrijke rol. Vorige week is al ter sprake gekomen dat de cijfers van Child Focus nationale cijfers zijn en dat de vergelijking in Vlaanderen dan ook moeilijk is.
Welke initiatieven neemt u om de kennis van het bestaande hulpverleningsaanbod bij jongeren en hun ouders bekender te maken? Zijn er recente cijfers beschikbaar die de bekendheid van het hulpverleningsaanbod bij jongeren en hun ouders weergeven?
Er is dus een toename in het aantal zaken in 2016. Vorige week is daar tijdens de bespreking in de plenaire vergadering op ingegaan. Wat kunnen de diverse oorzaken zijn? Kan de toename enkel verklaard worden door het feit dat sommige jongeren meermaals per jaar weglopen? In de cijfers van het jaarverslag van 2015 is er sprake van preventieve dossiers. In 2016 vind ik dat niet meer terug. Is er geweten hoeveel er dan waren? In het jaarverslag 2015 vinden we de verdeling per provincie en Brussel hoofdstad. Dit is niet het geval in het verslag van 2016. Is het mogelijk om in de toekomst die regionale spreiding te kennen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het werken rond en het sensibiliseren van dergelijke fenomenen behoort tot het reguliere takenpakket van Child Focus. Momenteel loopt er tussen Jongerenwelzijn en Child Focus een projectovereenkomst rond de problematiek van de tienerpooiers. Dit leidde tot de ontwikkeling van de site www.tienerpooiers.be en als de site wordt bezocht, kunnen de bezoekers ook doorklikken naar informatie over sexting en sextortion.
eSafety en aandacht voor fenomenen die kunnen leiden tot een vorm van werving, ronselarij en misbruik zoals sexting en sextortion zijn hierbij dus uitdrukkelijk mee opgenomen. Binnen de evaluatie van deze overeenkomst, die is gepland voor juli 2017, kan de opportuniteit van een verder budgettair engagement en de inhoudelijke thema’s die daar desgevallend tegenover staan, verder worden verkend.
We lichten een aantal acties uit het actieplan integriteit van de Vlaamse Regering die relevant zijn voor deze thematiek, even toe. Het Kenniscentrum voor Mediawijsheid lanceerde in de tweede helft van 2016 een onlineplatform voor ouders over mediaopvoeding, waarbij een specifiek traject werd uitgewerkt over cyberpesten. Ouders krijgen tips en informatie over hoe ze moeten omgaan met die problemen. Het Kenniscentrum voor Mediawijsheid heeft binnen zijn reguliere werking aandacht voor cyberpesten en een specifiek onlinedossier over het thema bevat verschillende informatieve artikels, advies en tips.
Vanuit Onderwijs werden ook een aantal initiatieven genomen: de subsidiëring van de samenwerking met Child Focus, de Gezinsbond en de koepels van ouderverenigingen voor de organisatie van ouderavonden over hoe als ouder om te gaan met de media. De focus ligt op de rol als ouder en opvoeder en bevat tips en tricks. Het Departement Onderwijs en Vorming financiert ook ouderavonden over veilig ICT-gebruik. Scholen kunnen kiezen voor een algemene vormingsavond over onlineveiligheid, een avond over cyberpesten of over gaming. De nadruk ligt op preventie. Meer info is te vinden op www.veiligonline.be .
Het Departement Onderwijs en Vorming was vertegenwoordigd in de gebruikerscommissie van het grootschalig onderzoeksproject Friendly Attack over de aanpak van cyberpesten. Met dit project wordt nagegaan hoe technologische middelen kunnen worden ingezet in gezondheidsinterventies bij jongeren rond cyberpesten.
Re:Pest, een programma dat een bijdrage wil leveren aan het voorkomen van pestgedrag op scholen en aan het verhogen van het welbevinden in de klas, werd voortgezet. Scholen kunnen sinds 2012 een beroep doen op het Kenniscentrum voor Mediawijsheid. Het Kenniscentrum voorziet in vorming, materiaal en kennisopbouw over alle aspecten van mediageletterdheid. Het omgaan met digitale risico’s zoals cyberpesten is daar een onderdeel van. In 2015 werd tussen het Departement Onderwijs en Vorming en het Kenniscentrum voor Mediawijsheid een aparte overeenkomst gesloten waarbij de ontwikkeling van tools voor de aanpak van cyberpesten een van de doelstellingen is.
Het Kenniscentrum voor Mediawijsheid voorziet ook in vorming voor leraren, jeugdwerkers en bibliotheekmedewerkers, via de mediacoachopleiding en de mediacoach-onlinecursus. Telkens komen ook onlinerisico’s en meer specifiek cyberpesten aan bod.
Scholen kunnen ook deelnemen aan het ondersteuningsproject eSafety Label dat scholen helpt bij het uitwerken van een ICT-veiligheidsbeleid. Het belangrijkste instrument van het eSafety Label is een onlinevragenlijst. Beleidsplanning, I-Cleantechinfrastructuur en de educatieve aanpak van ICT-veiligheid worden daarbij geëvalueerd in het licht van eSafety. Op basis van de resultaten ontvangt elke school een persoonlijk actieplan om zwakke punten weg te werken en ICT-veiligheid te verhogen. Ook hierin komen preventie en aanpak van cyberpesten uitvoerig aan bod.
We werken met betrokkenheid van de intersectorale partners in de jeugdhulp momenteel de acties uit die de toegankelijkheid en de organisatie van de rechtstreeks toegankelijke hulpverlening moeten optimaliseren. Inhoudelijke afstemming tussen voorzieningen en sectoren komt daar onder meer aan bod, maar we schenken ook aandacht aan de bekendmaking en profilering.
Ik som enkele acties op: we werken aan meer overzichtelijk hulpaanbod, via een duidelijkere profilering, een transparanter en gebruiksvriendelijker moduleringsinstrument, waarin ook catchment area’s en werkgebieden zullen worden opgenomen. Je kunt dus duidelijker zien op welke terreinen diensten echt actief zijn. Via een koppeling tussen de moduledatabank en de sociale kaart kunnen we deze gegevens laagdrempelig ter beschikking stellen. We verkennen hoe we een generieke verwachting kunnen creëren ten aanzien van de zorgaanbieders in het algemeen, maar degenen die rechtstreeks toegankelijke hulpverlening organiseren in het bijzonder, om hun aanbod actiever bekend te maken bij de brede instap en de burgers.
Binnen hun eigen actieplannen hebben de Intersectorale Regionale Ontmoetingsoverlegplatformen Jeugdhulp (IROJ) de kans om actief in te zetten op de bekendmaking van de hulpverlening in de eigen regio. Sinds 2017 beschikt elk IROJ over een werkingsbudget van 20.000 euro om hun acties met meer slagkracht uit te voeren. De generieke communicatiestrategieën, onder meer de vernieuwde website www.jeugdhulp.be, de campagne rond vertrouwenspersonen – die voor heel binnenkort is – en diverse brochures, dragen eveneens bij tot een grotere bekendheid van de hulpverlening.
Cijfers die de bekendheid van het hulpaanbod zelf in beeld moeten brengen, zijn er niet. Uiteraard zijn de cijfers over de inzet van het breed onthaal in de jeugdhulp in het jaarverslag terug te vinden. We zullen dus tegen de zomervakantie de meest recente cijfers uit dat jaarverslag bekend kunnen maken.
Het is moeilijk om zonder verder onderzoek te antwoorden op de vraag of we een verklaring vinden voor de stijging van het aantal zaken in 2016. Uit de cijfers over het aantal weggelopen jongeren die Child Focus sinds 2002 bijhoudt, kan in elk geval niet worden afgeleid dat het in 2016 om een heuse toename zou gaan. Uit die cijfers blijkt dat er doorheen de jaren een evolutie is, met bijvoorbeeld ook pieken in 2007. In 2016 ging het om 1.134 jongeren, in 2007 waren het er bijvoorbeeld meer, namelijk 1.255.
Daarnaast willen we nog melding maken van het onderzoek dat Child Focus samen met de universiteit van Luik voert naar het profiel en de trajecten van weglopers. De resultaten zijn nog niet publiek, maar worden de komende maanden voorgesteld. We zijn benieuwd naar de resultaten van dat onderzoek om meer verklarende elementen voor het weglopen van jongeren te krijgen.
Child Focus meldt dat er in 2016 twintig preventieve dossiers werden behandeld. Het gaat daarbij om jongeren die van plan zijn weg te lopen of van wie de ouders of voogden vrezen dat ze zullen weglopen.
Ik kom dan bij de vraag over de verdeling van de meldingen over de provincies en Brussel. In 2015 was dat in het verslag opgenomen, maar in 2016 niet. De meeste dossiers die bij Child Focus werden gemeld, kwamen uit de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, 21 procent, en Brussel, 20 procent, gevolgd door Henegouwen, 13 procent, en Luik, 12 procent. Uit de cijfers merken we per gerechtelijk arrondissement verschillen wanneer het gaat over het melden van weglopers. In Antwerpen, Brussel, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Limburg worden de dossiers vaker door de politie gemeld, in andere provincies wordt Child Focus voornamelijk door de ouders gecontacteerd.
Dan was er een vraag over de fugues. Uit de registratie in Binc door de private voorzieningen binnen jongerenwelzijn blijkt dat in iets meer dan 2,5 procent van de 8.784 dossiers die in 2016 werden afgesloten, ontvluchting als reden wordt opgegeven. Dat betekent dat een minderjarige na een ontvluchting niet meer naar een voorziening terugkeert. In dergelijke situaties schat de verwijzende instantie in dat een andere hulpvorm of voorziening meer en beter geschikt is. Hoewel we het niet kunnen kwantificeren, weten we dat er meer fugues uit voorzieningen zijn waarbij de jongeren achteraf zelf terugkeren of door politiediensten worden teruggebracht. Vanuit de contacten met het werkveld merken we op dat meer en meer organisaties effectief een pedagogisch beleid rond fugues en wegloopgedrag beginnen te voeren. Het vormt geen breekpunt in een begeleiding, maar wordt als een signaal of symptoom beschouwd waarover in gesprek wordt gegaan en waarrond pedagogische acties worden geformuleerd. Daarnaast zien we een toenemend gebruik van onderbouwde instrumenten die de risico- en veiligheidsfactoren in beeld brengen. Ik vernoem het implementatietraject rond Signs of Safety bij de ondersteuningscentra jeugdhulp en de sociale diensten voor gerechtelijke jeugdhulp, maar ook in het private aanbod merken we een positieve evolutie van het werken met risicotaxatie-instrumenten. Ook de time-outmogelijkheden in de private en de publieke sector maken het, in combinatie met onthemings- en ervaringsgerichte trajecten, mogelijk om beter te anticiperen op escalerend gedrag, waardoor fugues kunnen worden vermeden.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, allereerst wil ik opmerken dat ik het merkwaardig en misschien zelfs gevaarlijk vind dat u sexting koppelt aan tienerpooiers, want experts zijn het erover eens dat de digitale dimensie van de ontdekking van seksualiteit niet per se gevaarlijk moet zijn.
Uit uw lang antwoord, dat ik schriftelijk heb gekregen, blijkt dat uw actieplan tegen cyberpesten louter op jongeren wordt toegespitst, terwijl de federale cijfers precies aantonen dat de meerderheid van pesters en gepesten volwassenen zijn. We moeten voortaan echt ook de problematiek van cyberpesten bij volwassenen onderkennen en errond te werken.
U benadrukt het belang van preventie, en daar ben ik het absoluut mee eens. Preventie is heel belangrijk, maar afgaande op de forse stijging van het aantal gerapporteerde slachtoffers, is het volgens mij vijf voor twaalf. Er zal echt veel harder op moeten worden ingezet. De steun aan Dossier 116000 van Child Focus kan daarbij helpen, maar zal niet volstaan. U geeft aan dat u bij de heronderhandeling van de overeenkomst wilt bekijken of er bijkomende middelen kunnen worden vrijgemaakt, maar ik vind het een beetje schrijnend dat Child Focus voor 12.500 euro een crowdfunding moet opzetten.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 19 oktober 2016, over de samenwerking met de federale overheidsdiensten, gaf u aan dat de bureauwerking van het Vlaams Forum Kindermishandeling begin 2017 een adviesnota zou afleveren met het oog op het realiseren van een daadkrachtige en afgestemde beleids- en praktijkwerking. Het laatste federale overleg vond plaats op 16 oktober 2016. Mijn bijkomende vraag is dan ook of er intussen nieuw overleg is geweest. En wanneer komt het plan eraan?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank voor uw antwoord, minister. Child Focus verklaart zelf uitdrukkelijk dat vaak wordt aangegeven dat het bestaande hulpverleningsaanbod niet voldoende bekend is. Het is dan ook belangrijk daar blijvend op in te zetten.
U hebt verwezen naar de lopende studie van Child Focus over het profiel van de weggelopen jongeren. Als die is afgerond en we dus meer gegevens hebben, lijkt het me absoluut interessant ze misschien ook hier in de commissie te bespreken en te analyseren, om te kijken hoe het beleid daarop kan worden afgestemd.
U hebt cijfers gegeven van het aantal geregistreerde weglopers in de verschillende gerechtelijke arrondissementen. De verschillen tussen de arrondissementen zijn opvallend. Ook zijn er grote verschillen qua melders: politie of ouders. Als ik dat hoor, bekruipt me een beetje het gevoel dat wellicht niet overal op dezelfde manier wordt geregistreerd en dat niet overal dezelfde definitie wordt gebruikt. Wat is een wegloper en vanaf wanneer registreren we de persoon ook als wegloper? Mijn bijkomende vraag is dan ook of u inderdaad weet of overal dezelfde definitie wordt gehanteerd. Is er geen nood aan een zeker afstemming wanneer nieuwe afspraken met Child Focus worden gemaakt?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, vorige week kwam in de plenaire vergadering tienerprostitutie aan bod en het is positief dat we hier vandaag ook het andere deel van het jaarverslag van Child Focus aan bod kunnen laten komen. Zo’n plenaire vergadering heeft zo haar beperkingen qua spreektijd en er zat meer in het jaarverslag. Dank aan de collega’s om dit onderwerp opnieuw op de agenda te zetten.
Ik sluit me aan bij de opmerkingen die gegeven en de vragen die gesteld zijn. Net zoals mevrouw Schryvers kijk ik uit naar de studie van Child Focus over weglopers. Die staat ook netjes in het jaarverslag aangekondigd en dat is opvallend. Over een aantal thema’s wordt een probleemanalyse gemaakt. We lezen dat er onderzoek zal worden gedaan en dat er een budget voor is. Bij weglopers staat dat we eind mei het rapport mogen verwachten. Bij tienerpooiers staat er al een verwijzing naar het beleid en de prioriteiten. Dat zijn goede zaken.
Bij één groep staat echter niets in het rapport, namelijk de niet-begeleide minderjarigen die verdwijnen. Dat is ongelooflijk frappant, want het gaat toch om hoge cijfers. Het zijn kinderen, asielzoekers, die hier zonder begeleiding aankomen, in ons opvangsysteem terechtkomen en dan verdwijnen. Vaak zijn ze jonger dan 15 jaar. Van de verdwenen minderjarigen is 60 procent jonger dan 15. Sommigen worden teruggevonden, bij sommigen ging het om een misverstand, maar een aantal van hen verdwijnt echt gewoon spoorloos. Het is zo’n kwetsbare groep van kinderen, die vaak een oorlog zijn ontvlucht, zonder verwanten hier aankomen en dan verdwijnen. Hoe gaat u daarmee om? Zult u Child Focus vragen ook naar deze groep te kijken, voor hen iets te doen? Mijn moederhart, en waarschijnlijk ook uw vaderhart, slaat een slag over wanneer ik lees dat dit gebeurt. Ter aanvulling, en niet om de zaak te dramatiseren, wil ik nog vermelden dat in vijf gevallen het kind dood werd teruggevonden. Ik wil niet weten hoeveel van die kinderen nog op straat rondlopen en in netwerken van prostitutie en mensenhandel terechtkomen en misbruikt worden. Zult u dus aan Child Focus vragen om voor deze kwetsbare groep jongeren, die geen vertegenwoordigers of woordvoerders hebben, een opvolging te starten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is geen probleem het jaarverslag met Child Focus te bespreken en te bekijken of er op bepaalde punten niet meer kan worden ingezoomd en gekeken of er nog maatregelen nodig zijn. Als niet-begeleide minderjarigen weglopen, moeten normaal de voogden en de voorzieningen waar ze verblijven, dat melden. We zullen aan Child Focus vragen of ook de meldingen vanuit die hoek voldoende sluitend worden opgevolgd.
We moeten opzoeken hoe het staat met het Forum Kindermishandeling. Ik weet wel dat het actieplan rond lijn 1712 wordt geëvalueerd. Vorige week heb ik hier ook al op een vraag geantwoord dat er een evaluatie loopt van de manier waarop die lijn ook voor minderjarigen en kinderen toegankelijk is. Als mijn geheugen me niet in de steek laat, mogen we een van de komende maanden het resultaat verwachten. Als dat evaluatierapport beschikbaar is, kunnen we daarop zeker voortgaan.
In alle eerlijkheid moet ik zeggen dat door de nieuwe staatshervorming en de structuren die daaruit zijn ontstaan, de relevantie van een platform zoals het Forum Kindermishandeling in een bredere context moet worden gezien. We hebben ook radicalisering, intrafamiliaal geweld enzovoort. Voor een aantal settings hebben we nu verhoogde aandacht. Met het openbaar ministerie zijn er nu ook meer expertisenetwerken waarin ook de gemeenschappen aanwezig zijn. Er zijn dus nogal wat plaatsen waar nu meer wordt gesproken over zaken die voor ons prioritair zijn in het integraal veiligheidsplan en de actieplannen tegen geweld. Dat begint ook beter en beter te lopen. Wanneer het evaluatieverslag over de werking van de lijn 1712 beschikbaar is, zal ik een signaal geven en bekijken of erop moet worden ingespeeld.
Ik kom dan bij de financiering van Child Focus. Het is niet de bedoeling dat de gemeenschappen de reguliere werking van Child Focus financieren. Als dat wel de bedoeling zou zijn, dan zou ik wel wat alternatieven kunnen verzinnen om die werking in te integreren. We hebben een heel goede ervaring met Child Focus zoals het nu op federaal niveau functioneert en werkt, in goed overleg met alleszins de Vlaamse Gemeenschap. Dat betekent dat de corebusiness van Child Focus niet onmiddellijk onze verantwoordelijkheid is.
Wat we doen, is projectmatig financieren omdat we rond bepaalde maatschappelijke fenomenen extra vragen stellen aan Child Focus, juist gelet op hun unieke expertise. Wanneer het project rond tienerpooiers zoals we hebben afgesproken, afgerond is, zullen we zien of er op dat moment aanleiding is om daar opnieuw een overeenkomst mee te maken op basis van de accenten die uit die evaluatie wellicht naar voren zullen komen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik vroeg eigenlijk niet naar het rapport rond de 117; ik vroeg naar de adviesnota van het Vlaams Forum Kindermishandeling. U hebt op mijn schriftelijke vraag geantwoord dat er begin 2017 een adviesnota zou zijn van het Vlaams Forum Kindermishandeling en dat daarover overlegd zou worden met de federale overheid. Ik heb eind februari – dan is begin 2017 voorbij – de vraag ingediend. U hebt er nogal handig omheen gefietst. Ik begrijp dat die er nog altijd niet is. Ik zou willen dat u erop aandringt dat zowel de adviesnota als het overleg met de federale overheid versneld komt. Het wordt dringend tijd dat deze regering werk maakt van het cyberpesten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ik kijk uit naar de studie van Child Focus en ik hoop dat we die hier dan ook zullen kunnen bespreken.
We zullen op het gepaste moment zien hoe we dat doen. In elk geval zijn er bijkomende en verruimende vragen gesteld, komende uit het jaarrapport van Child Focus. Ik neem aan dat we dit debat voorlopig kunnen sluiten. (Opmerkingen van Elke Van den Brandt)
Dat is iets anders. Dat is een nieuw gegeven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.