Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Report
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, dankzij de zesde staatshervorming hebt u een pak meer instrumenten in handen gekregen om een eigen verkeersveiligheidsbeleid te ontplooien. Een van de meest zichtbare gevolgen daarvan is de beslissing om de maximumsnelheid op de gewestwegen in Vlaanderen buiten de bebouwde kom te beperken tot 70 kilometer per uur, wat onder andere geleid heeft tot het verwijderen van tienduizenden snelheidsborden.
Waar echter weinig op gewezen wordt, is dat de gewesten ook bevoegd zijn geworden om administratieve en strafrechtelijke sancties te bepalen voor overtredingen van de geregionaliseerde verkeersregels en voor de handhaving ervan. Ik heb u daar anderhalf jaar geleden een aantal schriftelijke vragen over gesteld. U stelde toen: “Vlaanderen heeft nog geen administratieve of strafrechtelijke sancties bepaald voor de overtreding van geregionaliseerde verkeersregels. De keuze voor administratieve of strafrechtelijke sancties voor bepaalde overtredingen moet weloverwogen gebeuren. Binnen de specifieke kamer ‘Handhaving’ van het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid worden op dit vlak besprekingen gevoerd.”
Een jaar later hebben we dan uw Vlaams verkeersveiligheidsplan besproken. Daar staat niet overdreven veel in wat deze problematiek betreft. Er stond onder andere in dat u zich tot doel stelde “het federale efficiëntietraject rond handhaving nauw op te volgen en vanuit Vlaanderen verdere optimalisering van de handhavingsketen te onderzoeken, om in dit kader voorstellen te formuleren”.
Dat er nog veel marge is om die handhavingsketen verder te vervolmaken, werd onder andere geïllustreerd in een antwoord van u, vorige week in de plenaire vergadering, over de tolerantiedrempels bij snelheidsovertredingen. Ik vernam daar tot mijn verbijstering dat in functie van de mate waarin de werklast kan worden opgevangen door politie en parketten, de tolerantiedrempels worden bepaald, met als gevolg dat die ook verschillen van plaats tot plaats. Dat is eigenlijk ontoelaatbaar in het kader van de verkeersveiligheid.
Minister, kunt u nader duiden wat dat federale efficiëntietraject wat betreft het handhavingsbeleid precies inhoudt? Hoever staat u met het in uw verkeersveiligheidsplan aangekondigde onderzoek naar een verdere optimalisering van de handhavingsketen? Heeft dat al tot concrete voorstellen geleid?
Eerder stelde u dat over het bepalen van sancties voor de overtreding van geregionaliseerde verkeersregels gesprekken liepen binnen het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid. Tot wat hebben die besprekingen al geleid?
Overweegt u als bevoegd minister al dan niet de piste om administratieve en strafrechtelijke sancties te bepalen voor overtredingen van geregionaliseerde verkeersregels? Zo ja, welke sancties voor welke regels? Wanneer zouden die sancties dan ingang kunnen vinden?
Minister Weyts heeft het woord.
Het gaat hem om het CBE-dossier (Cross Border Enforcement) en de Europese richtlijn ter zake, die dateert van 2011. Die richtlijn streeft naar een betere bescherming van alle weggebruikers in de Europese Unie via vooral een grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over bepaalde verkeersovertredingen die in een andere lidstaat zijn begaan dan de lidstaat waar het betrokken voertuig is ingeschreven. Daardoor worden alle weggebruikers vervolgd, ongeacht hun Europese land van herkomst.
De uitwerking van die CBE-richtlijn vindt momenteel volop plaats. Er worden ook een aantal andere elementen gekoppeld, bijvoorbeeld het optimaliseren van het verwerkingsproces van de vaststellingen en de verbetering van de informatiedoorstroming tussen Justitie, politie en Financiën, want daar is ook nog wel wat werk voor de boeg.
In december vorig jaar werd een nieuw ontwerp van federale regelgeving positief geadviseerd door de Vlaamse Regering, weliswaar mits een aantal aandachtspunten, maar dat was beperkt. Daaruit is gevolgd dat in de programmawet van 25 december 2016 het bevel tot betalen, dat deel uitmaakt van een vereenvoudigde procedure om bepaalde inbreuken op de Wegverkeerswet administratief af te handelen, gewijzigd wordt.
Ik zal even de situatie van vandaag schetsen. Als iemand een administratieve geldboete opgelegd krijgt, wordt die in eerste instantie onmiddellijk geïnd. Wordt de geldsom niet betaald, dan stelt de procureur een minnelijke schikking voor en volgt desgevallend een tweede herinnering. Wordt de boete dan nog niet betaald, dan stuurt men een bevel tot betalen van hetzelfde bedrag per gerechtsbrief naar de overtreder. Als de overtreder dan nog niet betaalt en ook niet tijdig een bezwaar indient, dan wordt het bevel van rechtswege uitvoerbaar. Die geldsom wordt geïnd door de FOD Financiën via de normale burgerrechtelijke invorderingsprocedure, aangezien het hier om een administratieve boete gaat.
Dat was de situatie vandaag. Waar gaan we nu naartoe, vanaf 1 juli van dit jaar? Als een bevel tot betalen wordt uitgeschreven, wordt het bedrag verhoogd met 35 procent ten opzichte van het bedrag van de onmiddellijke inning. Vandaag is dat hetzelfde bedrag als de minnelijke schikking. Het bevel tot betalen hoeft niet langer steeds via gerechtsbrief verstuurd te worden. Dat kan ook via een aangetekende zending gebeuren. Als de geldsom, na een bevel tot betalen, niet binnen de drie jaar kan worden geïnd door de FOD Financiën, dan beveelt de procureur des Konings de schorsing van het recht tot sturen. Die schorsing kan ofwel acht dagen duren, ofwel vijftien dagen, ofwel een maand, naargelang de ernst van de inbreuk. Daarover oordeelt de procureur des Konings. Ten slotte wordt het proces ook intern vereenvoudigd. Vroeger zat je met de cascade van politie naar justitie. Nu zal er een partnerschap tussen Justitie en bpost tot stand komen, waardoor men verregaand zou kunnen automatiseren.
Zoals u zich wellicht nog herinnert, heb ik, alvorens kennis te nemen van het federale efficiëntietraject, in een discussie het idee geopperd om te onderzoeken of we die administratieve inning zelf zouden kunnen doen, ten aanzien van de verkeersovertredingen waarvoor wij bevoegd zijn. Ik heb dat laten onderzoeken, en de conclusie is dat de baten de kosten zeker niet overtreffen, en dat dat dus geen te volgen piste is. Ten eerste is het strafrechtelijke systeem met onmiddellijke inningen en minnelijke schikkingen vrij performant. We zitten nu met een betalingsgraad van rond de 90 procent, wat niet slecht is. Het gaat dus maar over 10 procent. Aangezien met het bevel tot betalen het bedrag van de geldsom nu met 35 procent verhoogd wordt en het initiatiefrecht om daartegen beroep in te stellen bij de overtreder zelf gelegd wordt, ga ik er op dit moment van uit dat de betalingsgraad in de toekomst nog zal stijgen.
Ten tweede zou de administratieve inning een zware administratieve last betekenen voor onze diensten. Nu hebben we nog het gemak dat dat federaal gebeurt. Dan zouden we dat zelf moeten organiseren en dus zelf een hele administratie op poten zetten. Ten derde reageerden ook de parketten zelf zeer terughoudend. Ze wijzen erop dat als er problemen ontstaan bij ernstige strafwaardige feiten, zij niet meer strafrechtelijk optreden – non bis in idem. Dat zou hun misschien mogelijkheden ontnemen.
Het zou bijvoorbeeld kunnen dat recidivisten niet strafrechtelijk worden vervolgd, maar gewoon zouden kunnen terugvallen op het betalen van een boete via de administratieve afhandeling. Als die procedure dan wordt gevolgd, dan weet men ook niet of het een geval van recidive is. Men kijkt immers enkel in de eigen administratieve databanken.
Tot slot is er ook de problematiek van het rijbewijs met punten. Dat zou de facto onmogelijk of alleszins zwaar bemoeilijkt worden, tenzij we dat rijbewijs met punten dan enkel op Vlaams niveau zouden doorvoeren en dan enkel ten aanzien van de verkeersovertredingen die ressorteren onder onze bevoegdheden.
Ik wil daarom in eerste instantie afwachten wat het resultaat zal zijn van de nieuwe regeling die in juli van dit jaar start. Alleszins kijk ik ernaar uit. Ik denk dat dat de efficiëntie zal verhogen. Het zal ook op het vlak van de inkomsten ongetwijfeld een bonus betekenen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, hartelijk dank voor uw uitgebreide antwoord. Ik zal het toch ook nog eens moeten nalezen om alles helemaal te vatten. De aanpak die u daar voorstelt, lijkt me echter wel de logische gang van zaken. Samen met u kijk ik uit naar het ingaan van die nieuwe regeling en de gevolgen die die zal hebben. Inderdaad, hopelijk kunnen we ons verheugen op extra inkomsten, om een nog beter verkeersveiligheidsbeleid te voeren in Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.