Report meeting Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Report
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, een nieuw jaar, een nieuwe vraag over de kustreddingsdiensten. Ik bijt me er wat in vast, ook omdat het een bestuurlijke component heeft. Het is een organisatie die niet alleen voor de kuststeden en -gemeenten werkt maar voor elke Vlaming die wel eens aan zee komt en daar het strand gebruikt als toeristisch object, als ik het zo mag zeggen. Daarom stel ik de vraag in deze commissie.
De Kustreddingsdienst is een vreemd vehikel. Er is er maar één in Vlaanderen, en er is ook maar één kustlijn in Vlaanderen. Gelukkig hebben de steden en gemeenten dat indertijd samen aangepakt. Het wordt mee gefinancierd door zowel de provincies als de Vlaamse overheid. Er zijn eigenlijk drie ondersteunende niveaus, terwijl dat haaks staat op het beleidsprincipe van de hervorming van de bestuursniveaus en vooral van de provincies. Het principe van twee interveniërende overheden is ondertussen al enkele jaren geleden door de Vlaamse Regering naar voren geschoven.
Minister, West-Vlaanderen is een heel belangrijke partner in dit verhaal omdat het een belangrijke financier is. Vorig jaar heb ik deze vraag om uitleg ook gesteld, omdat het probleem toen dreigde dat die financiering zou wegvallen. Dat hebt u toen in orde gebracht. We zitten nu halverwege tussen het vorige en het volgende toeristische seizoen, en dus is de vraag of er een structurele oplossing komt voor dat probleem. De vorige keer hebt u een eenmalige oplossing naar voren geschoven. De provincies mogen wellicht blijven financieren – helemaal zeker ben ik daarvan niet –, maar ze kunnen wel geen deel uitmaken van de intercommunale structuur die wordt opgericht. Dat is een van de gevolgen van de bestuurlijke keuzes die zijn gemaakt. De Vlaamse overheid heeft zich al eens willen terugtrekken uit de financiering. Hoe moet het dan verder met een en ander?
Minister, hoe kunt u komen tot een sluitende, definitieve regeling voor de financiering van de kustreddingsdiensten? Is de intercommunale vereniging een mogelijke uitzondering op het principe van de maximaal twee bevoegde overheden? Kan de provincie daar ook bij? Zo niet, met welke twee overheden moet de intercommunale dan verder in de toekomst? Hoe moet het dan verder met de subsidies van de derde overheid? Worden die overgenomen door een van de overheden die wel nog zetelen in het bestuur van de intercommunale? Zo niet, hoe kan dan de continuïteit van de werking worden verzekerd?
Minister Weyts heeft het woord.
Deze vraag om uitleg komt ongeveer jaarlijks terug. Het is belangrijk dat de intergemeentelijke Kustreddingsdienst blijft bestaan, en dat de vrijwillige kustreddingsdiensten vanaf dit jaar worden ondersteund, zowel die van Blankenberg als die van Nieuwpoort.
De Intercommunale Kustreddingsdienst West-Vlaanderen (IKWV) wordt jaarlijks gefinancierd door het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MDK) met 120.000 euro voor de werking. Maar de Vlaamse overheid is niet de enige overheidsinstantie in dit verhaal. U peilt naar de toekomstige rol en financiering van de diverse overheden in een intergemeentelijk samenwerkingsverband.
Eigenlijk zijn dit bevoegdheden van mijn collega Homans, want dit betreft Binnenlands Bestuur. Ik zal me echter trachten in te leven in de rol van mijn collega. Het principe dat bij voorkeur slechts twee beleidsniveaus verantwoordelijk zijn voor een bepaald beleidsdomein, is opgenomen in het witboek Interne Staatshervorming van de vorige regeerperiode. Vanaf 2018 wordt dit deels in de praktijk gerealiseerd aangezien het decreet over de afslanking van de provincies de provincies vanaf 2018 de persoonsgebonden bevoegdheden ontneemt. Toerisme noch kustreddingsdienst zijn persoonsgebonden bevoegdheden. Het zijn bij uitstek grondgebonden bevoegdheden.
Wel is het zo dat tegen einde 2018 de provincies zich uit de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden moeten hebben teruggetrokken. Niets belet dat ze subsidiërend blijven optreden zonder te participeren in die structuur. Dat geldt ook voor de toeristische sfeer. De provincies kunnen dus blijven subsidiëren als ze, net als wij, de kustreddingsdienst belangrijk vinden. Maar blijkbaar komen ze hun financieel engagement al sinds 2015 niet meer na. Er is dus een stopzetting van de financiering.
En als u het dan toch over bevoegde overheden hebt, dan kijk ik uiteraard ook naar de gemeenten en hun mogelijkheid om te participeren of te subsidiëren. Die financiële puzzel lijkt me niet zo moeilijk. Alle actoren die voldoende belang hechten aan de werking van de IKWV, kunnen middelen blijven verstrekken. Dat kan ook na 2018.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, wat wil de Vlaamse overheid op dit terrein in de toekomst doen? Op welke manier wilt u wel of niet voortgaan? Wordt die 120.000 euro structureel verankerd? Komt er een meerjarige regeling, een beheersovereenkomst? Hoe wordt het geregeld? Ik moet ook even informeren naar hoe het precies zit met de engagementen van de provincie. U zegt dat die niet meer worden nagekomen. De zorg voor de veiligheid op de stranden kan niet alleen een verantwoordelijkheid zijn van de lokale besturen. Ze bedienen veel meer publiek dan enkel lokale mensen. Het is dan ook logisch dat de Vlaamse en provinciale overheden hun verantwoordelijkheid nemen.
We gaan dat niet decretaal vastleggen. Dat kun je dan met elke subsidie doen en dan geraak je daar niet meer mee weg bij de minste aanpassing die je wilt doen. Er is natuurlijk ook het principe van de annaliteit van een begroting. Ik spreek wel formeel het engagement uit en herbevestig dat ik de reddingsdiensten aan de kust, vrijwillig of institutioneel, belangrijk vind. Vandaar dat de Vlaamse overheid voor het eerst een ondersteuning verzorgt van 240.000 euro op jaarbasis, namelijk 120.000 euro voor de intercommunale en twee keer 60.000 euro voor de respectieve vrijwillige reddingsdiensten.
Dank u wel, dat is duidelijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.