Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Report
De heer De Potter heeft het woord.
Minister, op 26 april stelde mijn collega Peter Van Rompuy een vraag aan de vorige minister van Financiën en Begroting over de tegenvallende opbrengsten van de verkeersbelasting en de belasting op de inverkeerstelling (BIV). Toen waren er nog maar cijfers voor januari en februari 2016 beschikbaar. De toenmalige minister antwoordde daarop dat er nog te weinig cijfers beschikbaar waren om als goede maatstaf te dienen voor het beoordelen van het effect van de vergroening van de verkeersbelasting. De minister poneerde wel dat de sturende fiscaliteit effectief werkt. Er was dus geen reden tot ongerustheid.
Ondertussen zijn er meer gegevens bekend. Ik heb ze in mijn vraag om uitleg verwerkt, maar ik ga de tabel niet voorlezen. Na drie maanden blijkt dat de ontvangsten 4,1 procent lager liggen dan vorig jaar. Er trad een daling op van 290,5 miljoen euro naar 278,7 miljoen euro, terwijl de Vlaamse Regering mikt op een ontvangstenverhoging met 53,6 miljoen euro in 2016 ten opzichte van de realisaties in 2015. Uiteraard zijn er ook recentere cijfers en die tonen alweer een ander beeld: een lichte stijging, maar nog niet in die mate dat we de ontvangstenverhoging met 53 miljoen euro zullen bereiken, tenzij u daar andere gegevens over hebt.
Minister, hoe beoordeelt u de ontvangsten uit de verkeersbelastingen? Zijn de vooruitzichten op de ontvangstverhogingen in 2016 nog realistisch? Moeten er volgens u bijkomende maatregelen worden genomen? Zo ja, welke dan?
Minister Tommelein heeft het woord.
Met cijfergegevens is het altijd opletten en gedetailleerd nagaan wat er wel of niet in de cijfers is vervat. De door u geciteerde cijfers hebben betrekking op alle inkomsten van de BIV en de jaarlijkse verkeersbelasting, terwijl de recente vergroening een zaak was van personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen die na 31 december 2015 zijn ingeschreven, wat dus maar een zeer beperkt segment is.
Het duurt dan ook enige maanden vooraleer de gevolgen van een maatregel zichtbaar zijn in de ontvangsten. Op korte termijn doen we, zoals eerder al gesteld, daarvoor een beroep op de inkohieringen. Die gegevens geven een realistischer en gedetailleerder beeld. Ze lopen voorop op de gegevens met betrekking tot de ontvangsten omdat een kohier eerst uitvoerbaar moet worden verklaard, daarna een aanslagbiljet wordt verzonden en er dan nog een betaaltermijn van twee maanden geldt.
Een reëel scenario is bijvoorbeeld een inschrijving van een voertuig op 11 januari, de uitvoerbaarverklaring van het kohier op 16 februari, de verzending van het aanslagbiljet op 23 februari en een uiterste betaaldatum op 23 april. De periode tussen de inschrijving en de betaling kan in feite oplopen tot meer dan drie maanden.
Uiteraard zijn de maandelijkse ontvangstencijfers in het kader van de begroting niet irrelevant: we hebben bij de inschatting daarvan ook rekening gehouden met wat ik zonet heb verteld, maar ook met bijvoorbeeld de verlaging van de verkeersbelasting voor vrachtwagens naar aanleiding van de invoering van de kilometerheffing. Om een correcte ESR-vergelijking te maken van de kasontvangsten die worden toegerekend aan een begrotingsjaar, dienen we een onderscheid te maken tussen BIV en VKB (jaarlijkse verkeersbelasting). Voor de VKB rekent het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) de maand maart tot en met februari. De eerste twee maanden van het kalenderjaar worden dus aangerekend op het vorige begrotingsjaar. Voor de BIV worden de maanden januari tot en met december geteld, dus samenvallend met het kalenderjaar.
Als we naar de ontvangsten van de jaarlijkse VKB kijken voor de periode maart-mei, dan betreft dit 267.229.000 euro voor drie maanden. Bij extrapolatie zou dit voor een volledig begrotingsjaar dan uitkomen op 1.068.916.000 euro. De doelstelling bedroeg na bijstelling in de begrotingsaanpassing 1.028.768.000 euro, en is dus zeker nog haalbaar.
Als we naar de ontvangsten van de BIV kijken voor de periode januari-mei, dan betreft dit 83,803 miljoen euro. Bij extrapolatie van deze vijf maanden naar een volledig begrotingsjaar zou dit dan uitkomen op 201.127.000 euro, wat lager is dan de doelstelling van 235.597.000 euro in de begroting. Doordat de ‘groene’ ontvangsten van ingekohierde bedragen in januari vaak pas vanaf maart reëel ontvangen werden, is een extrapolatie van de maanden januari en februari echter niet representatief voor het volledige begrotingsjaar. Indien januari en februari volledig geneutraliseerd zouden worden en men zou extrapoleren op de ontvangsten van maart tot en met mei, dan zou men tot een bedrag van 224 miljoen euro komen. De uiteindelijke realisaties zullen dus mogelijk ergens tussenin liggen.
Dit alles op basis van de voorlopige cijfers uiteraard. Ik merk wel op dat de budgetneutraliteit enkel werd vooropgesteld voor de vergroening van de verkeersbelasting. Voor de BIV werd een nieuwe erosie ook meegenomen in de meerjarenraming, zij het dat die mogelijk wel sneller komt dan gepland.
Anderzijds is een lagere ontvangst van de BIV ook een signaal dat de belasting effectief stuurt, wat een zeer goed signaal is voor de luchtverontreiniging, het klimaat en de volksgezondheid, wat zeer belangrijke doelstellingen zijn voor de minister van Leefmilieu maar, zoals u weet, ook voor mezelf en voor de volledige Vlaamse Regering uiteraard.
Dat betekent echter niet dat de regering geen verdere stappen zet inzake vergroening. Zoals u weet wordt ook op dit moment voor de lichte vrachtauto’s een eventuele vergroening bestudeerd en lopen er nog gesprekken met de andere gewesten met betrekking tot de leasingwagens.
De heer De Potter heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik begrijp dat de ramingen zoals ze nu voorliggen en met alle voorbehoud daarrond op het vlak van representativiteit, ergens tussenin zullen liggen en dat we dus wel in de richting van het gebudgetteerde bedrag zullen gaan.
Ik wou nog eens terugkomen op wat u op het einde hebt gezegd, namelijk dat de vergroening van de verkeersbelasting voor de lichte vrachtwagens wordt bestudeerd. Ik dacht dat het de bedoeling was dat die zou ingaan in 2017. Ik weet niet of dat nog haalbaar zal zijn en wat de stand van zaken is.
Voor de leasingwagens is inderdaad een samenwerkingsakkoord nodig met de andere gewesten. We hebben hier een tijdje geleden in de plenaire vergadering in verband daarmee een resolutie aangenomen waarbij we de Vlaamse Regering aanporren om daarover verdere onderhandelingen te voeren en verdere initiatieven te nemen.
Ik wou toch nog eens weten wat daarrond al is gebeurd. Zijn er mogelijkheden om voor leasingwagens tot een vergroening van de verkeersbelasting te komen?
Ja, mijnheer De Potter, de vergroening van de lichte vrachtwagens komt eraan. U kent me, ik ben daarmee bezig. Dat betekent dat dat zeer snel zal volgen. De gesprekken zijn bezig. Ik hoop dat eerstdaags zelfs te kunnen afronden. 2017 is meer dan haalbaar. Als ik zeg dat ik minder vervuilende auto’s wil in Vlaanderen, moet ik daar werk van maken.
Wat de leasingwagens betreft, kunnen we niet alleen beslissen. We moeten met de andere gewesten tot een akkoord komen, en dat ligt niet zo eenvoudig.
Maar goed, de vergroening van de lichte vrachtwagens komt eraan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.