Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Vraag om uitleg over unilaterale fiscale regularisatie
Report
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb een vraag over de op stapel staande nieuwe federale fiscale regularisatie. Minister, u leest uiteraard ook kranten. U hebt daarin gelezen dat de Brusselse Gewestregering bij monde van minister van Financiën Guy Vanhengel heeft aangekondigd dat ze de wettelijke regeling voor deze federale regularisatie wil aanvechten bij het Grondwettelijk Hof zodra ze is goedgekeurd door het federale parlement. Ondertussen heeft ook de Waalse Gewestregering aangekondigd dat ze juridische stappen zal zetten op het moment dat de regeling wordt goedgekeurd.
Minister Vanhengel roept als belangrijkste argument in dat de ontvangsten uit de nieuwe fiscale regularisatie integraal naar de federale overheid zouden gaan en dat er geen benefits richting gewesten zouden gaan. De Vlaamse Regering heeft zich in het interfederale overleg over dit dossier altijd coöperatief opgesteld. Dus ga ik ervan uit, ook gezien uw reacties in de pers, dat ze het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest niet zal volgen in een demarche bij het Grondwettelijk Hof.
Naar aanleiding van de aanpassing van de Vlaamse begroting voor 2016, die vorige week werd goedgekeurd, is het berekeningsmodel voor de inkomsten uit de erflasten met ongeveer 25 miljoen euro verhoogd, net als gevolg van de fiscale regularisatie op federaal niveau. In tegenstelling tot de Brusselse en de Waalse, verwacht de Vlaamse Regering dus wel extra ontvangsten door deze regeling. De Brusselse Regering duidelijk niet.
Minister, hoe reageert u op de aankondiging van uw Brusselse collega om de federale regeling voor een nieuwe fiscale regularisatie aan het Grondwettelijk Hof voor te leggen? Waarom zullen u en de Vlaamse Regering deze stap niet zetten? Kunt u op een of andere manier garanderen dat de ontvangsten uit die nieuwe fiscale regularisatie integraal naar de federale overheid gaan, zoals de Brusselse minister van Financiën stelt? Of zegt u dat er ook een financieel voordeel voor de gewesten is? Als er door de financiële regularisatie geen extra inkomsten naar de gewesten vloeien, of als de demarche van de Brusselse Regering bij het Grondwettelijk Hof de regeling hypothekeert, dan heeft dat een negatieve invloed op onze eigen begrotingsaanpassing en de ontvangsten uit vooral de Vlaamse erflasten. Kunt u een financiële inschatting geven van dat effect? Hoe denkt u dat op te vangen in het licht van het beoogde vorderingenresultaat na de aanpassing van de Vlaamse begroting voor 2016?
De heer Bertels heeft het woord.
Aansluitend op wat de heer Rzoska al zei, raakte in de week van 20 juni bekend dat de minister van Financiën van de Brusselse Regering naar het Grondwettelijk Hof zou stappen tegen de volgens hem eigengereide werkingswijze van de federale minister van Financiën omtrent het ontwerp van wet over de fiscale regularisatie.
Twistpunt in dit debat is onder meer de verdeling van de opbrengsten uit deze regularisatie, de wijze waarop de inkomsten zouden aangegeven worden. Ook de Waalse Regering lijkt stappen in die zin te overwegen, met een gelijkaardige motivering, aangevuld met onder meer ook een discussie over de onbeperktheid in de tijd van deze mogelijkheid tot regularisatie voor fraudeurs. De Vlaamse Regering lijkt tot nader order de federale overheid veel meer ter wille te willen zijn.
Zijn de argumenten die de Brusselse collega aanhaalt ook voor u als Vlaams minister van Financiën problematisch? Zo ja, hoe zult u erover waken dat de fiscale regularisatie die federaal voorbereid wordt, de opbrengsten hiervan billijk verdeelt?
De vlucht vooruit van de federale minister geeft, zoals geschetst, bij de Brusselse Regering aanleiding tot een vermoeden van ongrondwettigheid. Meent u ook dat er een bijkomend advies gevraagd moet worden aan de Raad van State, zoals uw partijvoorzitster blijkbaar voorstelt naar aanleiding van de demarche van haar Brusselse partijgenoot?
Minister Tommelein heeft het woord.
De Federale Regering heeft enkele weken geleden in het federale parlement haar wetsontwerp inzake de fiscale regularisatie ingediend. Vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is daar inderdaad een duidelijke reactie op gevolgd. Dat is de verantwoordelijkheid van mijn collega in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en vanwege de fiscale autonomie ben ik daar niet door gebonden.
Vlaanderen heeft zich evenwel tijdens het interfederale overleg in dit dossier steeds coöperatief opgesteld en we zullen dat blijven doen. De Vlaamse Regering heeft zich bij de begrotingsaanpassing 2016 geëngageerd om mee vorm te geven aan deze fiscale regularisatie omdat deze operatie een hervorming naar een meer faire erfbelasting kan helpen financieren. Ik kom daar straks op terug.
Dan kom ik tot het vormgeven van het Vlaamse luik van de fiscale regularisatie. U verwijst naar de federale fiscale regularisatie alsof die te nemen of te laten is voor de gewesten. Dat is niet zo: de Vlaamse overheid kan ze volledig vormgeven voor zover het Vlaamse gewestelijke belastingen betreft. Noch inhoudelijk, noch juridisch-technisch is de Vlaamse overheid gebonden aan de Federale Regering of aan de andere gewestregeringen.
Dit is een opportuniteit om eigen Vlaamse accenten te leggen, onze opbrengsten te optimaliseren en een transparante, billijke, rechtszekere en praktische oplossing aan te bieden aan de Vlaamse belastingplichtige. De opbrengst van deze Vlaamse fiscale regularisatie gaat overigens ook integraal naar de Vlaamse kas.
Om de fiscale regularisatie te laten slagen, kan het evenwel helpen een regeling uit te werken die spoort met de federale regeling. We hebben intussen niet stilgezeten en binnen de Vlaamse Regering is er een politiek akkoord over deze regularisatie. De krachtlijnen daarvan zijn onder meer de volgende.
De regeling die nu op tafel ligt is aangepast aan het specifieke karakter van de Vlaamse gewestbelastingen. De regularisatie zal in Vlaanderen immers vooral betrekking hebben op de erfbelastingen. De tariefstructuur van deze belastingen is verschillend van, bijvoorbeeld, de federale btw en daarmee moet rekening worden gehouden bij de specifieke uitvoeringsbepalingen van deze belasting.
Een belangrijk principe is dat, wat ons betreft, deze regularisatieronde de laatste zal zijn en dat de regeling per definitie tijdelijk is. Mijn collega van het Waalse Gewest verklaarde dat dit onbeperkt zou zijn, maar in Vlaanderen is het tijdelijk, met een einddatum.
De aangever kan slechts eenmaal gebruikmaken van deze procedure en tegen deze aanslag zal geen bezwaarprocedure mogelijk zijn. Daar staat tegenover dat, net zoals bij de federale overheid, de regularisatie naast fiscale immuniteit ook tot strafrechtelijke immuniteit aanleiding zal geven.
De opbrengst van deze fiscale regularisatie zal dienen om de erfbelastingen billijker te maken. Zoals u weet, lopen de huidige marginale tarieven tussen broers, zussen, neven, nichten, ooms en tantes op tot 65 procent. Dergelijke hoge tarieven stimuleren belastingontwijking omdat ze als confiscatie worden ervaren. Het is mijn stellige wens en overtuiging om nog tijdens deze legislatuur hervormingen te lanceren die kunnen leiden tot een meer rechtvaardige en faire fiscaliteit.
Wat betreft het samenwerken met de federale overheid heb ik als minister van Financiën van de Vlaamse Regering een mandaat gekregen om met de federale overheid te gaan onderhandelen. Binnen dit mandaat wil ik op constructieve wijze met de federale overheid betrachten om een voor de belastingplichtige zo eenvoudig mogelijke en praktische werkwijze op te zetten. We willen bekijken in hoeverre het federale contactpunt voor regularisaties een functie zou kunnen vervullen voor de Vlaamse regularisatie. Een samenwerkingsakkoord met de federale overheid zal de definitieve krijtlijnen bepalen.
Een ander aandachtspunt betreft hoe we kunnen omgaan met bedragen waarvoor de opdeling tussen de federale en de Vlaamse regionale belastingen niet eenvoudig kan worden gemaakt.
Ook daar zullen we overleg plegen met de federale overheid. We bekijken of we daarvoor in een aparte regeling moeten voorzien.
Wat met het Brusselse beroep tot vernietiging? De Vlaamse Regering heeft geopteerd voor een constructieve samenwerking met de federale overheid. Wanneer we een juridisch sluitende regeling kunnen uitwerken die efficiënt is en werkbaar oogt, kunnen we misschien toch nog een of meerdere andere gewesten overtuigen om het geweer van schouder te veranderen en zich alsnog aan te sluiten.
We bekijken nu verder wat de Raad van State zal aanbrengen na de laatste adviesaanvraag. Daarna zullen we met bekwame spoed het verdere besluitvormingsproces afwerken en het voorontwerp van decreet aan dit parlement voorleggen.
Willen we dat de federale en de Vlaamse overheid het initiatief bij elkaar wederzijds versterken, dan mag de inwerkingtreding van beide uiteraard niet al te ver uit elkaar liggen. Dat is ook een van de redenen waarom we in de voorbije weken werk hebben gemaakt van een akkoord in de Vlaamse Regering.
Wat met de opbrengst, vraagt u, mijnheer Bertels. Het inschatten van de ontvangsten uit deze operatie is geen sinecure. Het is een inschatting. We kunnen ons baseren op ontvangsten uit vorige realisaties, maar de voorwaarden en modaliteiten van iedere regularisatie zijn toch wel verschillend. Het recente jaarverslag van de dienst Voorafgaande Beslissingen vermeldt een totale opbrengst voor de gewesten van 524,5 miljoen euro uit de zogenaamde EBA bis (eenmalige bevrijdende aangifte) en 240,5 miljoen euro uit de EBA ter. Een totale opbrengst van liefst 765 miljoen euro dus.
Voor de precieze bedragen die in de loop der jaren aan het Vlaamse Gewest zijn doorgestuurd, verwijs ik graag naar de antwoorden op eerder gestelde schriftelijke vragen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord op alle vragen. Belangrijk in uw antwoord is dat u een heel andere strategie hanteert dan uw Brusselse collega. Ik vermoed dat u uw Brusselse collega af en toe ziet op andere evenementen. Ik heb het dan niet over boten, maar over partijbesturen. Het valt me op dat u zeer ver meegaat in wat er op de federale tafel ligt.
Van de laatste amendementen die zijn voorgesteld, ligt er nog een ronde bij de Raad van State. Ik vermoed dat het mandaat dat u van de Vlaamse Regering hebt gekregen, vorm zal krijgen in het samenwerkingsakkoord dat moet worden gesloten. Ziet u dat als een samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Regering en de federale overheid? Zegt u dat, als dat er is, de regeling zoals afgesproken binnen de Vlaamse Regering vorm zal krijgen? Of vindt u het van belang dat er een samenwerkingsakkoord moet komen met alle betrokken overheden om op een deftige manier geregeld te krijgen wat in het advies van de Raad van State stond over het voorstel dat in de Kamer voorlag? In hoeverre volgt u als Vlaamse Regering uw eigen traject in het kader van fiscale autonomie om dit geregeld te krijgen, en hangt het niet af van het samenwerkingsakkoord met de andere betrokken gewesten?
Minister, u hebt hier in de afgelopen weken regelmatig contact over gehad met federaal minister Van Overtveldt, zo heb ik begrepen. Mag ik daaruit besluiten dat u aan deze commissie en de facto aan het parlement garandeert dat het niet de bedoeling is dat die inkomsten enkel naar het federale niveau, maar wel degelijk integraal naar het Vlaamse Gewest gaan?
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, bedankt dat u al enkele krachtlijnen van het toekomstige Vlaamse decreet hebt toegelicht, waarin we toch al enkele afwijkingen krijgen ten opzichte van de grote, onbeperkte regularisatie die wordt voorbereid op het federale niveau en waarop u enkele nuances aanbrengt. Dat is een discussie die we al hebben gehad over het ontwerp van decreet.
Als ik u goed heb begrepen, zegt u dat de Raad van State veel duidelijkheid vraagt. De discussie gaat al enkele maanden over welke kapitalen aan welke belastingen moeten worden onderworpen. Dat kan worden uitgemaakt omdat het gaat over Vlaamse belastingen of over federale belastingen. Minister, u zegt dat u gaat samenwerken met het federale Contactpunt, maar u gaat dus geen verklaring van de fiscale fraudeur – ofschoon die regulariseert – aanvaarden waarin hij zegt waar het geld vandaan komt. Die eenvoudige verklaring is nu gepland in de federale wet, waarvan de Raad van State terecht opmerkt dat er heel veel precisie ontbreekt, en dus niet kan worden vastgesteld waar de kapitalen vandaan komen, waardoor je dus geen billijke opdeling kunt krijgen tussen Vlaanderen en de federale overheid in ons geval, en nog erger, waar de federale wet nu bepaalt dat dat geld gewoon naar de federale overheid gaat. Ik neem aan dat u daarmee niet akkoord gaat omdat die eenzijdige verklaring niet precies genoeg is. Ik zou daar graag bevestiging van hebben.
Met betrekking tot het samenwerkingsakkoord of het samenwerkingsprotocol – want dat zijn twee juridisch verschillende begrippen – vraagt de Raad van State duidelijkheid. De Raad van State zegt dat een samenwerkingsakkoord nodig is met alle betrokken overheden, want een samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en de federale overheid is absoluut niet voldoende als u in de richting gaat waarin u wilt gaan. Want wat gaat u doen met iemand wiens woonfiscaliteit in Vlaanderen ligt, en wiens erfenis openvalt in Wallonië en Wallonië niet meedoet? Met dit samenwerkingsakkoord gaat u dit niet opgelost krijgen. Met uw eenzijdig Vlaams-federaal samenwerkingsakkoord zult u het niet opgelost krijgen.
De vraag is dan: wat bent u daar van plan? Waarom gaat u niet voor een volledige oplossing in plaats van een halfslachtige zoals nu in het federaal wetsontwerp staat? U probeert te remediëren, maar kunt niet volledig remediëren.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Met LuxLeaks en dergelijke willen heel veel mensen regulariseren: het is onze overtuiging dat dat moet kunnen, zoals u zegt, minister, als het tijdelijk en eenmalig is en aan een significant boetetarief. Dat zijn de principes die we vooropstellen. Als ik u zo hoor, kunnen wij ons daarin vinden, dat hoeft ook niet helemaal te verbazen.
Een tweede belangrijk punt is de rechtszekerheid. Ik hoop dat u erin slaagt, minister, om de andere gewesten ertoe te bewegen de nodige rechtszekerheid te garanderen. Ze moeten eens nadenken over de positie die ze ingenomen hebben. Dat is niet altijd de meest verstandige keuze geweest.
Drie, rond het systeem federaal/regionaal komt er nog overleg met het federale niveau. Als er iemand een aangifte doet en zegt dat de gelden afkomstig zijn van personenbelasting, btw of successierechten, als men niet duidelijk kan aangeven waar de middelen vandaan komen, mag dat nooit aanleiding geven tot een voordeliger situatie dan een aangifte waarbij men wel duidelijkheid en transparantie kan geven over waar de middelen vandaan komen.
Ten slotte wil men de middelen inzetten voor een modern erfbelastingrecht. Wij zijn daar ook voor gewonnen. Wij vinden dat de successierechten moeten worden aangepast aan de moderne samenlevingsvormen en aan de keuzevrijheid die almaar belangrijker wordt in onze samenleving. De hoogste tarieven moeten billijk worden, zeker nu de schenkingsrechten zijn aangepast.
Mevrouw Maes heeft het woord.
Minister, wij vinden het een goede zaak dat er vooruitgang gemaakt wordt in dit dossier. Voor mijn eigen verstand, deel ik altijd op in drie stukken. Het eerste deel is louter federale materie. Daar hebben wij sowieso niets over te zeggen. Voor het tweede deel gaan we een akkoord afsluiten voor de Vlaamse domeinen zodat we dat verder kunnen uitwerken. We zijn trouwens zeer tevreden dat de suggestie van de heer Diependaele om de opbrengst te gebruiken om de erfbelastingen te ‘verbillijken’ wordt meegenomen. Dat is heel goed. Voor het derde luik is de herkomst niet zo duidelijk. U hebt een mandaat gekregen om te onderhandelen. Ik heb daarover een bijkomende vraag. Kunt u dat meer toelichten? Welke visie ontwikkelt u daar? Of is het nog te vroeg om dat te zeggen?
Ik sta af en toe versteld van de visie van sommige mensen op de fiscale autonomie. Ik voel mij verantwoordelijk voor het Vlaamse Gewest, en ik ben ook minister van Financiën in dit gewest. Zoals u zegt, mevrouw Maes, voor federale bedragen kom ik niet tussen. Op dat vlak heb ik respect voor de bevoegdheidsverdeling in dit land. Wat federaal is, is federaal; wat Vlaams is, is Vlaams. Ik vul de Vlaamse fiscaliteit en de Vlaamse bevoegdheid ten volle in. Dat is in het verleden te weinig gedaan, dat is mijn mening. Als ik een regeling moet pakken, neem ik een regeling voor de inkomsten uit de Vlaamse gewestbelastingen. Het spreekt vanzelf dat de inkomsten van de regularisatie integraal naar Vlaanderen gaan.
Moeten we een regeling hebben met de andere gewesten? Graag. Liefst. Dat zou het makkelijkst zijn, maar het moet niet. Als ik al begin met een regeling voor de Vlaamse belastingen, heb ik daar al inkomsten uit. Dan moet ik inderdaad een samenwerkingsprotocol maken over het gebruik van het gemeenschappelijk loket en dan moeten we een samenwerkingsakkoord maken over die bedragen die gemengd zijn. Dat akkoord zal ik maken, zo snel mogelijk, mijnheer Rzoska, zodra er duidelijkheid is over de federale situatie. U hebt zelf gezegd dat het advies van de Raad van State eraan komt. Men zal dat in de eerstkomende dagen behandelen. Ik zit klaar. Als dat daar allemaal duidelijk is, ben ik onmiddellijk klaar om een samenwerkingsakkoord te sluiten en om goede afspraken te maken in het belang van Vlaanderen. Zo simpel is dat.
Ik ben tevreden, mijnheer Van Rompuy, dat u ook gewonnen bent voor een aanpassing van de erfbelasting. Dat is heel goed. Ik ben daar heel tevreden mee. We kunnen hier gerust zeggen dat wij onze taak moeten invullen zoals die ons is toegewezen. Dan kunnen we gaan zoeken naar alle mogelijke situaties om onze eigen boontjes niet te doppen omdat er wel eens situaties zouden kunnen zijn waar wij geen attest kunnen afleveren, of waar we niet kunnen zeggen: we kunnen dat aanvaarden.
Het gaat hier over regularisatie en het zal duidelijk zijn voor de mensen wat ze kunnen aangeven in deze regularisatie en waar we dan een attest voor kunnen afleveren. Ik hoop zo snel mogelijk een samenwerkingsakkoord te hebben met de federale overheid. Als de andere gewesten willen aansluiten met een akkoord, in het belang van hun eigen situatie, kunnen ze dat doen. Ik moet me daar niet mee moeien, natuurlijk, het is goed in het eigen bord te kijken.
De heer Bertels heeft het woord.
Het is goed in eigen bord te kijken, minister. Geen probleem. We zullen ongetwijfeld nog de discussie hebben over het decreet betreffende de fiscale regularisatie in Vlaanderen. Maar ik val wel van mijn stoel als ik hier een fractie hoor zeggen dat zij daar niets aan te zeggen heeft. Minister, ik neem aan – en u bent er voor een deel op ingegaan – dat we erover moeten waken dat wat er op het federale niveau bedisseld wordt, niet ten nadele is van Vlaanderen, en dat u ervoor zorgt dat wat aan Vlaanderen toekomt, ook naar Vlaanderen komt. Daarvoor moeten we wel, mevrouw Maes, bekijken wat er op het federale niveau wordt gedaan met die eenzijdige verklaringen die niet waterdicht zijn.
Minister, we hebben in dit parlement al meerdere debatten gehad over de vereenvoudiging van de erfbelasting. Iedereen is daarvoor. Maar ik wil er toch voor waarschuwen dat we de erfbelasting niet zullen vereenvoudigen met enkel eenmalige inkomsten. We moeten daar, zoals de heer Diependaele het al zei, in de toekomst over waken.
Mijnheer Bertels, ik zal het nog eens herhalen. (Opmerkingen van Jan Bertels)
U krijgt van mij altijd het laatste woord. Maar ik ben hier niet de baas. De voorzitter is hier de baas. Als ik het woord nog eens vraag, vind ik persoonlijk dat het parlement altijd het laatste woord heeft. Mijnheer Bertels, u kent mij niet. U vergeet dat ik een parlementaire reflex heb. Maar als u een aantal zaken in twijfel trekt, wil ik de puntjes op de i zetten.
Luik één, de federale fiscale regularisatie, gaat over federale bedragen, die duidelijk federaal zijn. Ik zeg u: daar heb ik niets mee te maken. Ik was staatssecretaris in de vorige Federale Regering. Ik ben dat niet meer. Ik zit in deze regering en ik ben verantwoordelijk voor luik twee: de Vlaamse bedragen en de Vlaamse fiscale regularisatie. Daar gaat het heel duidelijk over sommen die uit de Vlaamse belastingen komen. Dan heb je natuurlijk luik drie: de bedragen die onduidelijk zijn, waar de herkomst gemengd is. Daar moet ik een samenwerkingsakkoord sluiten met het federale niveau. Dat kan ik maar doen zodra het federale niveau ook rond is met zijn operatie. Dan moet ik hier nog eens terugkeren met een ontwerp van decreet om dat te regelen. Ik kan u alleen maar zeggen dat ik klaar zit. Mocht ik niet klaar zitten, mijnheer Bertels, zou u mij waarschijnlijk zeggen: 'Wel, waarop wacht u? Doet u niets? Ze zijn bezig op het federale niveau en u doet niets? Dat is in het nadeel van Vlaanderen!' Ik werk in het voordeel van Vlaanderen, zo simpel is dat.
Minister, dat laatste is voor u, als Vlaams minister, uw plicht! Werken in het voordeel van Vlaanderen is niet uw recht, maar uw plicht. U mag eromheen zwemmen, dat is geen probleem. Het probleem is luik drie: de gemengde inkomsten. Nu voorzien ze in de federale wetgeving dat, indien de herkomst niet duidelijk is, het geld naar het federale niveau gaat. Daarop moet u reageren, minister, zoals uw collega in Brussel heeft gedaan. U moet daar de Vlaamse belangen verdedigen.
Komaan, enfin, mijnheer Bertels! Ik zeg u toch dat ik een samenwerkingsakkoord zal sluiten met het federale niveau. Het grote verschil met mijn collega’s in Brussel en Wallonië is dat zij niet rond de tafel gaan zitten. Ik zeg dat ik rond de tafel ga zitten, want ik zal niet aanvaarden dat als de herkomst onbekend is, het integraal naar het federale niveau gaat. Dat zal ik niet aanvaarden. Dat is mijn plicht.
Minister, dat betekent ook dat u het ontwerp van decreet zoals het nu neerlag, zonder de amendementen die nog bij de Raad van State liggen in het federale parlement, niet kunt aanvaarden.
Mijnheer Bertels, zij moeten in dat derde luik niet voorzien. Zij voorzien in een fiscale regularisatie van federaal geld. Het gaat over gemengde afkomst. Dan is het mijn plicht en mijn opdracht om als gewest te zeggen dat wij rond de tafel gaan zitten om daar afspraken over te maken.
Ik denk dat de standpunten duidelijk zijn. Mijnheer Bertels, u hebt vanzelfsprekend het laatste woord. Maar dan gaan we afsluiten, want anders gaan we in herhaling vallen. Ik heb graag een debat. Ik zie dat hier heel graag gebeuren: u zult straks naar huis kunnen gaan met een volledig gestilde honger naar kennis. Maar we zullen het dan wel afsluiten. U krijgt de laatste repliek.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik wil u attent maken op het feit dat in het ontwerp van decreet zoals het nu in het parlement voorlag, met betrekking tot die gemengde inkomsten waarvan de afkomst niet duidelijk is, de eenzijdige verklaring toelaat dat het geld alleen naar het federale niveau gaat. Als u daar niet mee akkoord gaat, moet u daar als Vlaams minister formeel tegen reageren. Nu gaat het federale niveau daar zijn bevoegdheden ver te buiten, voor eigen kas. Een minister die de Vlaamse belangen vertegenwoordigt, mag dat niet toelaten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.