Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Report
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, de weersomstandigheden van eind mei en ook de voorbije weken waren vrij uitzonderlijk. Het ging van kwaad naar erger. Bovendien waren de buien zeer lokaal waardoor men op de ene plaats hevige windstoten en overvloedige regen kreeg, terwijl 10 kilometer verderop de zon scheen. Het weer en de rampen stoppen niet altijd aan de gemeentegrenzen. Het wordt soms als zeer onrechtvaardig aangevoeld dat het weer aan de ene zijde van de gemeentegrens wel als ramp erkend wordt en aan de andere niet.
Minister-president, we weten dat de klimaatopwarming ervoor kan zorgen dat dit in de toekomst veelvuldiger zal voorkomen. Sommigen – en ik vind die vraag terecht – vragen zich af of het meteorologisch netwerk aangevuld kan worden met een netwerk van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) of van de provincies zodat de metingen verfijnd kunnen worden.
Op welke wijze geeft het KMI advies? Is dat nog op dezelfde wijze als vóór de staatshervorming? Kan dit eventueel worden aangevuld met metingen van de VMM?
Zijn meerdere meetpunten per gemeente opportuun? Hoe staat het KMI tegenover de uitbreiding van het meetnet?
We hebben nu een uitzonderlijke regenval in juni. Welke procedure is er reeds doorlopen en moet nog doorlopen worden om die in heel Vlaanderen te erkennen als ramp? Wat is de stand van zaken?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Soms regent het hier en 10 kilometer verder schijnt de zon. Bij wijze van boutade zeg ik altijd aan buitenlanders die ons bezoeken als het mooi weer is, dat het in Vlaanderen altijd mooi weer is. Als het regent, zeg ik dat het weer een federale bevoegdheid is.
Het KMI baseert zijn analyse op de neerslaghoeveelheden die dagelijks en per uur worden gemeten door de officiële meetnetten van het KMI, maar ook van de VMM, het Hydrologisch Informatiecentrum (HIC), Belgocontrol en de Meteowing. Die metingen zijn de zogenaamde grondmetingen. Het betreft de neerslag die in situ is gemeten aan de hand van pluviometers en het pluviometernetwerk.
Het KMI toetst de waarden van die grondmetingen aan de neerslagwaarden op de radarbeelden die ze verzamelt. Het is altijd op basis van die gecombineerde metingen, de grondmetingen en de radarbeelden, dat het KMI een lijst opstelt van gemeenten waar de drempelwaarden werden overschreden. Die beide categorieën worden opgenomen in de geografische omschrijving van het rampgebied.
De VMM maakt zowel gebruik van de in situ gemeten neerslag volgens de gegevens van haar eigen pluviometernetwerk en van het HIC, als van de beelden van haar neerslagradar te Houthalen-Helchteren. Op basis van een analyse van al die gegevens komt het KMI tot een advies aan het Vlaams Rampenfonds met betrekking tot het al dan niet erkennen van de overvloedige neerslag als algemene ramp en de afbakening van het rampgebied.
We hebben een nieuw decreet goedgekeurd, dat is afgekondigd, en we werken nu aan een uitvoeringsbesluit. In toepassing van dat nieuwe decreet zal, naast de rol van het KMI, ook een rol weggelegd zijn voor de Vlaamse Milieumaatschappij. De VMM zal dan, net als het KMI, gelden als referentieorganisme. De gegevens van de VMM waren immers enkel onrechtstreeks bruikbaar. Het KMI verleent ons advies en maakt daarbij gebruik van alle metingen door de VMM. Nu zullen we twee zelfstandige, adviserende instanties hebben.
Hoewel het pluviometernetwerk relatief dicht is, is het niet mogelijk om enkel op basis van de pluviometergegevens te bepalen in welke gemeenten de kritieke neerslaggrenzen worden overschreden. Om een gebiedsdekkend beeld te krijgen van het onweer maakt het KMI daarom gebruik van radarbeelden. Voor de complete analyse combineert het KMI dan de gegevens van de beide bronnen, pluviometers en radarbeelden. Dat laat toe een omvattend beeld te krijgen van de neerslaghoeveelheden. Een uitbreiding van het meetnet zou de taak van het KMI wel kunnen vereenvoudigen omdat het dan geen of minder radarbeelden zou moeten herkalibreren, maar dat zal geen aanleiding geven tot afwijkende resultaten.
Het Vlaams Rampenfonds heeft dus voor de voorbereiding van de besluitvorming met betrekking tot de erkenning als algemene ramp geen behoefte aan een uitbreiding of verdichting van het meteorologisch meetnet. Het huidige meetnet volstaat om een adequate inschatting te kunnen maken omdat er een combinatie gebeurt van de beide.
Ik heb dit al in de media meegedeeld: door de aanhoudende regen heb ik beslist om de periodes van een mogelijke erkenning als ramp en de aangifteperiodes op te splitsen omdat je anders te veel tijd zou verliezen. Aanvankelijk hadden we een overvloedige regenval op 27-30 mei. Daarvan hebben we aan de gemeenten gevraagd een melding te doen voor 30 juni, maar dan bleef het slecht weer aanhouden. We hebben dat eerst verlengd tot 7 juni, maar dan bleef het almaar regenen en we hebben het dan verlengd tot 19 juni. Recentelijk was er opnieuw bijkomende neerslag en vanaf 20 juni nemen we dat op in een tweede periode van aangifte, om iedereen de mogelijkheid te geven tijdig een aangifte te doen. Daar hebben de gemeenten tijd voor tot 15 augustus, want met de vakantieperiode moeten we zien dat alles administratief kan worden verwerkt.
Uiterlijk op 30 juni verwachten we de schadeaangiften van de diverse gemeentebesturen. Dan volgt zo snel mogelijk het advies van het KMI en gaan we in september een besluit van de Vlaamse Regering nemen om dan zo snel mogelijk – dat moet kunnen in het najaar – over te gaan tot betaling van de schade. De tweede schadereeks zal ietsje later zijn omdat de aangifteperiode tot 15 augustus loopt, maar ik vind het beter om zo te werken dan alle periodes samen te nemen. Dan moesten we voor de hele periode verlengen en dan zou de afhandeling van de eerste al verlengde schadegevallen vertraging hebben opgelopen.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister-president, zeker voor de onweders in de maand juni en de mogelijke erkenning ervan als ramp, hebt u een goede beslissing genomen. Als er een erkenning gebeurt als rampgebied, hoop ik alleen dat eventuele schade snel zal worden uitbetaald. Vanuit mijn eigen stad volg ik enkele dossiers van de pinksterstorm in juni 2014. Federaal minister Jambon heeft minstens tot halfweg 2017 nodig om die schadedossiers af te handelen. Ik hoop dat dat in Vlaanderen iets sneller zal gebeuren.
Inzake het meetnetwerk zeg ik met een knipoog: wat we zelf meten, meten we nauwkeuriger, zeker als we meer meten. U hebt de uitleg gegeven over het pluviometernetwerk en de radarbeelden waarop men zich baseert om overvloedige regenval al of niet als storm en als rampgebied te erkennen. Uit mijn persoonlijke contacten blijkt dat men zelf toegeeft dat de radarbeelden waarop men zich achteraf moet baseren, niet altijd even nauwkeurig zijn. Dat kan tot meerdere discussies aanleiding geven over een al of niet erkenning. Een voldoende uitgebreid meetnetwerk is zeker een belangrijk hulpmiddel om de juiste beslissing te nemen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister-president, ik heb uit uw antwoord begrepen dat het niet enkel de pluviometer is die in Ukkel staat – sommige mensen denken dat het één pluviometer in Ukkel is die meet –, maar dat het een veel gediversifieerder aanbod is van pluviometers die we gebruiken. Ook de pluviometers van de VMM die je kunt raadplegen op de website waterinfo en de radarbeelden worden erbij betrokken.
Minister-president, het is niet enkel de hoeveelheid neerslag, maar ook de grootteorde van de schade die van toepassing is om over te gaan tot rampgebied. Als er in een bepaald gebied toch zeer veel schade is, maar uit de geïnterpreteerde gegevens zou blijken dat daar niet zoveel neerslag is gevallen, valt dat dan ook in het gebied of niet?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, het meetpuntennetwerk is eigenlijk wel heel dens. Het KMI heeft er 180, de VMM heeft er 71 en daarnaast zijn er die van het HIC, van Belgocontrol en Meteowing. Hoeveel je er ook hebt, je moet ze altijd met radarbeelden combineren. Stel dat je per Vlaamse gemeente een meetpunt hebt, dan nog kan het zijn dat die pluviometer niet aangeeft dat op een belangrijk deel van die gemeente veel meer neerslag is gevallen. Zoals ik net zei, op de ene plaats schijnt de zon, en 5 kilometer verder valt een overvloed aan regen. Om het exact te bepalen, zal het KMI altijd blijven werken met die combinatie van de meting in situ en de radarbeelden, die een exact beeld geven en zeer nauwkeurig kunnen bepalen waar die regen is gevallen. Dat gebeurt op een zeer wetenschappelijke manier. Voorheen was dat ook het geval.
U verwijst naar de federale overheid. We werken op dit moment nog met de federale wetgeving. Ik zal daar nu niet in detail op ingaan. Het decreet, het uitvoeringsbesluit zal ervoor zorgen dat we sneller kunnen gaan. Binnen de huidige federale wetgeving werken we zo snel mogelijk. De schadegevallen waar wij al bevoegd voor waren – tweede helft 2014 – worden op een zeer diligente manier afgehandeld, zoals u weet. Ik heb aan mijn administratie de opdracht gegeven om dit opnieuw te doen. Daarom heb ik die opsplitsing gemaakt, om ervoor te zorgen dat er snel wordt gewerkt.
Mijnheer Daniëls, er is inderdaad meer dan de regenval. Er kan ook hagel zijn, storm of overstromingen. Waar het niet fel heeft geregend, kunnen er 5 kilometer verder door het samenkomen van alle waterlopen, of gewoon door het feit dat een bepaalde gemeente in een dal ligt ten opzichte van een of meer omringende gemeenten waar er enorm veel regenval is geweest, toch overstromingen zijn. Ook dat speelt mee. Dat is dan weer een ander criterium dan zoveel liter per vierkante meter gedurende een bepaalde periode. Dat is allemaal opgenomen in de wetgeving en de decreetgeving en dat blijft ook zo. Het wordt met grote zorgvuldigheid gedaan. Het is goed dat die gemeenten collectieve aangiften doen omdat ze de behoeder zijn van het algemeen belang en zicht hebben op wat er gebeurt op hun grondgebied. Daarna wordt het individueel afgehandeld.
U kent de regels. Ik zal niet in detail herhalen welke gevallen in aanmerking komen. Eerst is het aan de verzekering – wat is gedekt door de verzekering? –, en dan pas treedt het Rampenfonds subsidiair aanvullend in werking.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister-president, dit is niet bedoeld als kritiek maar veeleer als suggestie. Ik heb het over het KMI-meetnetwerk in mijn stad, een stad met meer dan 70.000 inwoners en buitengrenzen die meer dan 20 kilometer uit elkaar liggen. Daar is één meetpunt. U weet best dat 10 kilometer verder er zich totaal andere weersomstandigheden kunnen voordoen binnen dezelfde gemeente. Met andere woorden, dat het op dit moment bijzonder nauwkeurig is, daar heb ik vragen bij. Na contacten blijkt dat het KMI eerlijkheidshalve moet toegeven dat de beelden die ze hebben, niet altijd even duidelijk zijn op enkele honderden meters nauwkeurig. Mijn suggestie is om er toch eens over na te denken of het niet beter is om dat meetnetwerk toch te verfijnen.
Mijnheer De Meyer, hebt u er ook een zicht op of de VMM daar een meetwerk heeft? Is het enkel het KMI? Hebt u informatie ingewonnen bij de VMM, dat ook meer dan 70 meetpunten heeft?
Ik zal het nagaan. Ik zal uw suggestie meenemen. Het is een zaak van het KMI. Als ze zeggen dat ze over een afstand van 20 kilometer maar één meetpunt hebben en er is aanleiding om er een meer te hebben … Maar misschien is de VMM daar wel aan het meten, of het HIC, of Meteowing.
In het gesprek dat ik met hen heb gehad, hebben ze daar niet naar verwezen.
Ik heb in mijn antwoord gezegd dat we met meer dan alleen het KMI rekening houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.