Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de reactie van Brusselse ministers op de geplande werken op de ring rond Brussel (R0)
Report
De heer Parys heeft het woord.
De ring rond Brussel is het stukje Vlaanderen waar mensen het meest stilstaan, naast de ring rond Antwerpen. Zowel de binnen- als de buitenring kent dat fenomeen heel goed.
De minister en de Vlaamse Regering hebben offensief aangekondigd dat ze 1,2 miljard euro zullen investeren in de verbreding van de ring en in een betere verkeersveiligheid van de verkeersader die door Vlaams-Brabant stroomt, maar het verkeer van het hele land – van oost naar west en van noord naar zuid – opvangt. Door die investering moeten meer auto’s op een veiligere manier hun weg vinden rondom de hoofdstad. De werken zouden aanvangen in 2019. Dat is informatie die we kenden en waarvan we uitgingen.
Een aantal weken geleden kwam dan plots vanuit de Brusselse Hoofdstedelijke Regering kritiek op de plannen van de Vlaamse Regering. De Brusselse minister van Milieu Fremault zei enkele weken geleden dat er geen rekening wordt gehouden met de milieu-impact voor de Brusselse bevolking. Andere kopstukken, die toevallig van dezelfde partij zijn, lieten weten dat ze de plannen voor de uitbreiding van de Brusselse ring en het verhogen van de verkeersveiligheid, willen dwarsbomen door middel van het blokkeren van bouwvergunningen. Als ik het goed voorheb, is ongeveer 5 kilometer van de Brusselse ring op Brussels grondgebied gelegen, en al de rest ligt op Vlaams grondgebied. Ook vanuit de Brusselse PS stegen geluiden op over de plannen van de Vlaamse Regering, en die waren ook zeer kritisch.
Minister, ik heb een aantal vragen die voor de hand liggen. Wat is uw reactie op de felle kritiek vanuit de Brusselse Regering op de plannen van de Vlaamse Regering met de R0? Hoe vaak hebt u al overleg gepleegd met uw collega’s uit de Brusselse Regering en wanneer zijn er overlegmomenten geweest tussen de verschillende administraties? Kunt u daar een overzicht van geven? Vanwaar plots die opstoot van antigevoelens ten opzichte van de plannen die Vlaanderen koestert om de verkeersfiles in en rond Brussel aan te pakken? Is er verder overleg gepland? De hamvraag is: bestaat het risico dat de kritiek vanuit de Brusselse Regering ervoor zal zorgen dat de werken aan de Brusselse ring vertraging zullen oplopen?
De heer Doomst heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn vragen liggen uiteraard in dezelfde lijn als die van mijn voorganger. 2019 en 1,2 miljard euro: dat betekent toch wel wat voor die uitbreiding van de Brusselse ring. Dat kan voor iedereen letterlijk een stap vooruit zijn, zeker voor Brussel.
Minister, u hebt altijd gesteld dat u voortdurend in gesprek bent met de Brusselse minister-president Vervoort, en er zit vooruitgang in het overleg. Misschien kan geuze daar een oplossing bieden. Ik kan hem u vanuit Gooik aanbieden; hij is zo goed als die van Beersel en Brussel bij elkaar. Als ik u kan helpen, heel graag.
Nu dreigt de Brusselse minister van Milieu met een procedure. De fractieleider van cdH zegt: desnoods gaan we die bouwvergunning blokkeren. Ook minister Smet vindt dat Vlaanderen te snel gaat. Alhoewel, op de ring?
Hoeveel ‘understanding’ is er nu nog tussen beide gewesten? Is er contact gepland om alles een beetje te ‘ontwrevelen’? Komt de kalender van 2019 niet in het gedrang? Zijn de plannen wel degelijk overlegd tussen Brussel en Vlaanderen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ondertussen is de voorstelling gebeurd op paasmaandag. Dan is er een negatievere reactie gekomen via de pers. Zelf heb ik daaromtrent vooralsnog geen schrijven ontvangen. Het verbaasde me enigszins, want we spreken hier niet over een nieuw project.
De start van het project situeert zich in 2000 met de opmaak van de verkeersstructuurschets voor de zone Zaventem, dus van Sint-Stevens-Woluwe tot Machelen. Tijdens die studie ontstond trouwens het idee van het scheiden van het doorgaand en het lokaal verkeer. Toen al waren zowel de kabinetten van de toenmalige Brussels ministers voor Openbare Werken en Mobiliteit betrokken als de Brusselse gewestelijke administratie. Ook bij de latere ruimtelijke en verkeerskundige studies voor de andere zones in de periode 2006 tot 2008, namelijk de zone Vilvoorde E19 tot A12 en de zone Wemmel A12 tot Groot-Bijgaarden, was de Brusselse gewestelijke administratie steeds betrokken. De MER-procedure die geleid heeft tot het goedgekeurd strategisch MER, werd in ruim overleg met alle adviesverlenende instanties opgesteld in de periode 2008-2012. Daarbij was de Brusselse gewestelijke administratie voor Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit betrokken. Doorheen deze MER-procedure zijn er ook een aantal bilaterale overlegmomenten geweest met de administratie van het Brusselse Gewest.
Ook mijn voorgangster heeft verschillende initiatieven op dat vlak genomen in de richting van de Brusselse kabinetten. Ze heeft in 2014 nog een toelichting gegeven bij het project van de ring voor de Brusselse kabinetten, waarop trouwens ook het kabinet-Fremault aanwezig was. Binnen deze legislatuur heb ik verschillende keren samengezeten met mijn Brusselse collega, Pascal Smet. Eén van de vaste agendapunten was hier ook de ring om Brussel. Ook trachten we sinds enige tijd tot een vergelijk te komen met betrekking tot het ‘memorandum of understanding’, waarbij het er nu alleen nog op aankomt om een gemeenschappelijk vergadermoment te vinden met Brussels minister-president Vervoort, die daarvoor een plekje moet aanduiden in zijn agenda.
Ondertussen hebben we echt niet stilgezeten. We hebben het weloverwogen gecommuniceerd. Mijn administratie heeft ondertussen met alle betrokken gemeenten een overleg georganiseerd. De lijst is lang: Grimbergen, Dilbeek, Vilvoorde, Machelen, Asse, Wemmel, Zaventem, Kraainem, Jette en Brussel. We hebben rechtstreeks aan tafel gezeten met de twee Brusselse gemeenten die betrokken zijn. Om maximaal te verhinderen dat er enige commotie zou zijn nog voor het lanceren van het voorontwerp, heb ik ook contact opgenomen met zowel minister Smet als minister-president Vervoort, en heb hen uitgenodigd om hen de plannen toe te lichten. Ik heb dat effectief gedaan op 30 maart, twee dagen na de lancering. Een vertegenwoordiger van het kabinet-Smet was aanwezig. Men kan bezwaarlijk stellen dat er geen informatie werd gedeeld.
Wat de bezorgdheid van minister Fremault over de milieueffecten betreft: die werden natuurlijk allemaal op een macroniveau bepaald in het strategisch MER. Bij de opmaak van dit strategisch MER is begin 2011 specifiek overleg gepleegd met Leefmilieu Brussel. Nadien, in februari en september 2012, zijn er bij de afronding van het strategisch MER twee plenaire vergaderingen geweest waarbij de Brusselse administraties aanwezig waren of minstens konden zijn, waarbij opmerkingen gegeven konden worden over de manier waarop dat strategisch MER opgemaakt is. Ten slotte is er in december 2012 een bijkomende specifieke toelichting geweest naar de Brusselse gewestelijke administraties over dit strategisch MER. In een volgende procedurestap moet er nog een milieueffectenrapport op projectniveau worden uitgevoerd. Hierbij worden de milieueffecten in detail bekeken. Om dit milieueffectenrapport te kunnen opstellen, moeten er voorontwerpplannen zijn. Dat is de basis. Daarom ook heb ik dat voorontwerpplan voorgesteld. De stap voor het onderzoeken van de milieueffecten volgt nog, en ik kan minister Fremault dus geruststellen.
Collega Parys, u vraagt een overzicht van de overlegmomenten. Ik zal ze u schriftelijk bezorgen. Sinds 2000 zijn dat er 33. Er zullen ook nog heel wat overlegmomenten volgen, onder andere in het kader van de toelichting van de huidige voorontwerpplannen, de opmaak van het MER op projectniveau, de uitwerking van de plannen naar een definitief ontwerp, de opmaak van een vergunningsdossier, de opmaak van de fasering en het minderhinderplan van de werken. Ik ben er heel sterk van overtuigd dat dit een sterk project is, voor Vlaams-Brabant, en bij uitstek voor Brussel. We werken van de E40 tot de E40 aan 20 kilometer autosnelweg, waarvan 900 meter op Brussels grondgebied. Het gaat om 20 kilometer weg, en tegelijkertijd werken we aan meer dan 40 kilometer fietspaden en 60 kilometer tramlijnen.
Ik denk dat dit een stevig verhaal is, met daarbovenop een ecoduct van 80 meter breed, dat zorgt voor een verfraaiing van de locatie en voor een opwaardering van het Laarbeekbos. Er zit dus absoluut toekomstmuziek in, en daar hebben we met zijn allen zowel economisch als ecologisch baat bij.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik luisterde enigszins perplex naar de uitlatingen van de Brusselse excellenties. U somt 33 overlegmomenten op in de voorbije jaren en verklaart dat de project-MER nog moet worden opgemaakt, die vanzelfsprekend rekening moet houden met de inwoners van Brussel en van Vlaams-Brabant. Dat is nu eenmaal zo vastgelegd. Ik begrijp de uitval van de Brusselse Regering niet in verband met een project dat haar inwoners ten goede komt.
Een van de grote discussiepunten met de Brusselaars was het Laarbeekbos, maar dat blijft in de thans voorliggende plannen onaangeroerd. Er wordt ook een ecoduct aangelegd en het openbaar vervoer en de fiets maken integraal deel uit van de vernieuwde ring.
Sta me toe volgende technische opvolgingsvraag te stellen. Er ligt 5 kilometer van de Brusselse ring op Brussels grondgebied. Tussen de beide E40’s wordt ongeveer 900 meter aangepakt. Worden in de eerste fase werken uitgevoerd op Brussels grondgebied of komen die 900 meter pas in fase 2 of 3 aan bod?
Ik moedig u aan voort te werken en uw Brusselse collega’s er in overleg blijvend van te overtuigen dat dit project voor iedereen goed is.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, wij zullen dit uit de gazet moeten houden. De problemen wegwerken via de pers lijkt me niet de goede weg te zijn voor het bereiken van een oplossing.
U verwees naar de talrijke overlegmomenten. De factuur van de geuze zal hoog oplopen als we die nog eens moeten overdoen. U moet het overleg echter absoluut doorzetten, want daarin ligt een oplossing besloten.
Ik had graag vernomen waarover de fundamentele kritiek nog gaat. Is dat nog altijd het Laarbeekbos? Vormt dat voor minister Smet de enige smet op het blazoen?
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, het opkloppen van uitspraken ten persoonlijken titel van een enkele Brusselse minister tot een standpunt van de gehele Brusselse Regering helpt de zaken zeker niet vooruit. Dat is nochtans wat er gebeurd is, want met uitzondering van minister Fremault heb ik niet veel fundamenteel kritische geluiden gehoord vanuit Brussel.
Ik merk dat u heel veel overleg hebt gepleegd, en moedig u aan dat te blijven doen. Ik heb er alleszins alle vertrouwen in.
Er is me evenwel een detail ontsnapt in het chronologisch overzicht. Werden de concrete plannen van het voorontwerp, waarover u op paasmaandag hebt gecommuniceerd, voor of na die communicatie toegelicht aan uw Brusselse collega’s?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Toen ik de uitlatingen van de Brusselse excellenties las, had ik ook de indruk dat het preken voor de eigen parochie was, zonder al te veel kennis van zaken. Ik verneem van de minister dat de diverse Brusselse administraties min of meer hun zegen hebben gegeven aan de stappen die reeds werden gedaan en denk dan ook dat Brussel alles beter eerst in de Brusselse Regering bespreekt vooraleer uitspraken in de kranten te doen.
De kwestie Laarbeekbos is zo goed als opgelost. Wat kan dan nog het probleem zijn? Vooral omdat nog niet zo lang geleden de Raad van State het NEO-project, ook een Brussels project, heeft vernietigd omdat de milieueffectrapportage niet werd nageleefd en dat de mobiliteitsproblemen die er een gevolg van zouden zijn, niet werden opgelost. Dan mag men toch niet te hoog van de toren blazen.
Zoals collega Doomst zegt: laten we in stilte voortwerken, met goed overleg. Daarvoor reken ik ook op onze Vlaamse vertegenwoordigers in de Brusselse Regering, waar toch op goede voet nog problemen moeten kunnen worden opgelost.
Minister, ik heb u in de plenaire vergadering al enkele keren ondervraagd over de goedkeuring van het ‘memorandum of understanding’. Dat moet eindelijk zijn beslag krijgen, maar u hebt nog altijd geen datum vooropgesteld. Ik dring er nogmaals op aan, want het gaat nu eenmaal niet alleen om de ring. Er zijn ook andere katten te geselen, zoals de problematiek van de tunnels en de tramverbindingen. Er moet echt nog heel wat met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden geregeld. Maak er werk van en werk in stilte voort. Dat zal hopelijk tot resultaten leiden. Als elke excellentie, een Brusselse of een Vlaamse, olie op het vuur gooit met allerlei uitspraken in de pers, dan zullen we in onze regio niet veel meer kunnen doen, terwijl oplossingen voor de grote filedruk in de regio hard nodig zijn.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik zal niet herhalen wat al is gezegd. U vermoedt, hoopt, denkt dat de eerste spadesteek voor 2019 zal zijn. In dat kader heb ik een vraag die ik ook aan uw voorganger heb gesteld. De nood is hoog. Dat weet u, want u bent van de streek. Ik hoef dit ook niet te vertellen aan wie geregeld de Brusselse ring neemt.
Ziet uw administratie in de tussentijd mogelijkheden om kleine aanpassingen, quick wins te doen? Toen de voorbije jaren over Oosterweel en de Antwerpse ring werd gesproken, werden vaak ingrepen in het vooruitzicht gesteld zolang die projecten nog niet gerealiseerd zijn. Die hoeven niet altijd veel te kosten of erg ingrijpend te zijn, maar ze vormen op het terrein wel een vooruitgang. Op zeker ogenblik heeft men uitgetest of het sluiten van een afrit een grote impact zou hebben op de fileduur, en dergelijke. Dat soort mogelijkheden werden door mijn fractie, toen als lid van de oppositie, al meermaals geopperd.
Uw administratie moet ook werk maken van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Daar is samenwerking met Brussel en de lokale besturen noodzakelijk. In welke fase zitten die plannen, of moet daar nog aan begonnen worden?
Vlaanderen heeft nood aan heel wat werken. Die zullen na de Antwerpse mobiliteitswerken de tweede duurste zijn. Er moet dan ook een financieringsplan worden opgesteld. Welke termijn wordt daarvoor in het vooruitzicht gesteld?
Minister Weyts heeft het woord.
We zitten nu aan het milieueffectenrapport op projectniveau en onderzoeken de milieueffecten in detail. Op ruimtelijk vlak volgen we dus de voorgeschreven procedure en zitten we volgens mij goed op schema.
Zoals het er momenteel voorstaat, maar hieraan zijn aanpassingen nog altijd mogelijk, zouden we starten in de zone Zaventem. Daar zijn dus geen werken op Brussels grondgebied.
Quick wins kunnen we onderzoeken, maar ik kan geen grote hoop bieden. Het gaat over kleine ingrepen, zoals belijningsmaatregelen, omdat we qua ruimte beperkt zijn.
Als je weet dat we grote investeringen gaan doen, gaat het niet op om eerst nog spitsstroken aan te leggen, bijvoorbeeld. Dat veronderstelt immers ook grote werken: lagen moeten volledig weggehaald worden en opnieuw aangelegd. Hopelijk kunnen we in 2019 starten met de grote werken.
Algemeen snap ik wel de gevoeligheid. Ik wil geenszins aanleiding geven tot enig dispuut. Ik begrijp dat er bezorgdheid is over het Laarbeekbos. We hebben daarvoor een heel goede oplossing gevonden, waardoor zelfs de hellingsgraad wordt verminderd en we gaan ook de wegzate lager in de helling leggen. Het bos blijft op zijn niveau en we kunnen een ecoduct maken dat een connectie maakt van 80 meter breed. We boeken zelfs nog winst wat betreft de uitstoot: wagens en vrachtwagens moeten op een helling immers extra gas geven. Ook op dat vlak betekent dit dus een verbetering. Ik tracht maximaal de Brusselse bewindvoerders, van welke ideologische overtuiging ook, gerust te stellen. Ik denk dat het een win-winsituatie kan zijn. Die uitnodiging van mijn kant uit blijft openstaan. De minister-president heeft intussen met de Vlaamse minister-president een goed contact gehad. Ik ga ervan uit dat als beiden van goede wil zijn, we er effectief in kunnen slagen om hier een succesvolle investering van te maken.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik moedig u aan om op de ingeslagen weg verder te gaan. We hopen dat de spade effectief op de aangekondigde datum de grond in kan. We hopen inderdaad dat we iedereen kunnen doen inzien dat dit een win-winsituatie is voor Vlamingen, Brusselaars en iedereen die zich zorgen maakt over mobiliteit en verkeersveiligheid in dit land.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, doe zo voort, maar let op dat het geen Brusselweel wordt. We moeten ervoor zorgen dat we de Antwerpenaren kunnen tonen dat we het efficiënter kunnen doen. Daarom hoop ik dat we hierover dit jaar duidelijkheid hebben, zo niet vrees ik dat de eerste spadesteek op de schop zal gaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.