Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Report
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, een belangrijk element uit het regeerakkoord en de beleidsnota is het in kaart brengen van een aantal subsidie- en ondersteuningsmechanismen.
Het Vlaamse regeerakkoord voorziet in de uitbouw van een subsidie- en participatiedatabank. Het is de bedoeling om een meervoudige subsidiëring van eenzelfde bedrijf, vanuit verschillende instrumenten zoals ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) of andere, te vermijden. De noodzaak van dergelijke databanken is duidelijk gebleken. Er zijn daarover al een heel aantal vragen, vooral schriftelijke, onder andere door mezelf, ingediend. Het recente debat over Punch Powertrain toonde aan dat de kruiselingse of overlappende participaties gigantisch zijn. In dit geval bleek de Vlaamse overheid voor niet minder dan 43 procent aandeelhouder te zijn, via de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (Gimv), via Gimv-XL, via PMV, LRM enzovoort.
Het specifieke dossier toont aan dat er grote versnippering is. Dat is niet echt efficiënt. Voor elk dossier en voor elke participatie moet er een apart dossier worden aangemaakt en moet het opnieuw worden onderzocht. Als dat vier of vijf keer voor hetzelfde bedrijf of project moet gebeuren, lijkt ons dat niet echt goed. Ook de minister gaf aan daar geen grote voorstander van te zijn.
Inzake de participatiedatabank werd er een voorstel uitgewerkt door PMV en LRM. Dat voorstel zou op 8 juli 2015 bezorgd zijn aan de minister. Het voorstel werd ondertussen goedgekeurd. De bedoeling is dat alvast PMV en LRM hun investeringen oplijsten in een database. Ook is het de bedoeling dat er tussen beide organen of fondsen regelmatig overleg zal plaatsvinden.
Met betrekking tot de subsidiedatabank is het blijkens uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen de bedoeling om het te laten aansluiten op het Europees initiatief om investeringen boven de 500.000 euro aan te laten melden en toegankelijk te maken, zodat daarop gemakkelijk toezicht kan worden uitgeoefend in het kader van de toelating van steun door staten.
Minister, verdergaand op de vraag van de heer Van Rompuy gaf u aan de investeringsdatabank eind 2015 operationeel zou zijn, na het uitklaren van een aantal juridische elementen rond vertrouwelijkheid. Wat is de globale stand van zaken met betrekking tot respectievelijk de subsidie- en participatiedatabank? Welke verdere stappen zijn nog nodig om tot een volledige implementatie te komen?
Met betrekking tot de participatiedatabank stelde u in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 8 juli 2015 dat het de bedoeling is om gemeenschappelijke participaties van PMV en LRM “zoveel mogelijk” te vermijden. Dat zorgt natuurlijk voor enige verwarring. Is het helemaal vermijden of zijn er nog een aantal pistes of sectoren waar het dan minder zou zijn? Is het alleen voor nieuwe dossiers of ook voor de lopende? Zijn er situaties waar u toch nog overlappende participaties wenselijk acht? Kunt u dat wat verduidelijken?
Kunt u de perimeter van de investeringsdatabank toelichten? Worden enkel de investeringen van PMV zelf in de database opgenomen? Of wordt er ook gekeken naar andere investeringen vanuit nevenfondsen en dochtervennootschappen, zoals het TINA-fonds, het Vlaams Innovatiefonds (Vinnof), ARKimedes, Gigarant enzovoort? Zo neen, waarom niet? Bent u desgevallend bereid de perimeter van de databank in die zin uit te breiden?
Ik kijk uit naar uw antwoorden.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Schiltz, het gaat inderdaad over twee databanken. Zoals u zei, sluit de subsidiedatabank aan bij de Europese Commissie. Anderzijds is er de participatiedatabank, die op mijn vraag door PMV en LRM werd ontwikkeld over investeringen en financieringen.
Deze participatiedatabank is in februari 2016 operationeel geworden. Mijn kabinet en ikzelf hebben sindsdien toegang tot de namen van alle ondernemingen die investeringen en financieringen ontvingen van een van beide investeringsmaatschappijen. We kennen de respectieve bedragen, de vorm van de investeringen en de vorm van de financieringen, namelijk kapitaal, lening of waarborg.
Wat is de stand van zaken in verband met de subsidiedatabank? U hebt die volgens mij goed geschetst. We willen komen tot één Europese databank. Dat is goed. Alle lidstaten hebben zich daarbij aangesloten. We zouden komen tot één Europese databank, waarin via verschillende filters zal kunnen worden gezocht wie wanneer welke steun heeft ontvangen.
Ik heb begrepen dat binnenkort een eerste versie van de module die de Europese Commissie heeft ontwikkeld in testfase zal worden gelanceerd. Voor Vlaanderen neemt het Agentschap Innoveren en Ondernemen de coördinatie op zich.
In de eerste opstartfase zal de federale overheid de toegang krijgen tot het systeem. We hebben de afspraak dat de federale overheid onmiddellijk verschillende regionale kantoren zal oprichten zodat elk gewest vanaf dan zelf kan instaan voor de rapportering over de eigen steundossiers.
De Vlaamse vertegenwoordiging bij de Europese Unie zal de nodige toegangsrechten kunnen aanmaken. Dat zal dus geen probleem vormen.
Ikzelf heb subsidies in mijn eigen beleidsdomein. Er zijn ook collega’s die staatssteun toekennen, maar zij zullen dan zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen om alle gegevens over die steunregimes en over grote dossiers per onderneming met een investering van meer dan 500.000 euro aan te brengen.
We hebben inderdaad als doel om situaties waarbij PMV en LRM beiden financierder zijn, zo veel mogelijk te vermijden. We hebben het dan vooral over de toekomst. Het is niet altijd evident om iets uit het verleden snelsnel aan te passen. Maar we moeten er in de toekomst verstandiger mee omgaan. Een eerste reden is zeker het vermijden van dubbel werk voor de opmaak van dossiers. Dat hebt u zelf aangehaald. Een andere reden is dat het zou kunnen dat er bij bepaalde investeringen en onvoorziene evoluties een situatie zou kunnen zijn waarbij de vennootschappen tegenover elkaar komen te staan aan de onderhandelingstafel. Dat zou natuurlijk een zeer moeilijke situatie zijn.
Zoals ik al zei, kunnen we de investeringen uit het verleden pas geleidelijk te gelde maken. Daardoor blijven er vandaag een aantal gemeenschappelijke investeringen bestaan in de portefeuilles.
U vraagt of in de toekomst twee organisaties nog een gemeenschappelijke investering kunnen aangaan. Wat mij betreft, kan het. Ze zullen dat echter zeer zorgvuldig tegen het licht moeten houden om te zien of het wel echt opportuun is dat verschillende agentschappen of LRM en PMV samen participatie of steun geven. In elk geval moeten er wat mij betreft afspraken worden gemaakt over hoe het Vlaams belang in conflictsituaties kan worden gevrijwaard. Het uitgangspunt is dus ‘neen’. Als er zeer goede redenen zouden zijn, wil ik dat altijd bekijken, maar dan met goede afspraken.
Ten slotte, alle bedrijfsinvesteringen van zowel de PMV-groep als de LRM-groep worden in de participatiedatabase opgenomen. Het betreft dus zowel de kapitaalsinvesteringen, de leningen en de waarborgen tot 1,5 miljoen euro. Voor alle duidelijkheid voeg ik er nog aan toe dat de fondsinvesteringen niet in de databank worden opgenomen, aangezien die worden beheerd door derden. Potentiële conflicten tussen beide investeringsmaatschappijen kunnen zich daar dus niet voordoen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, uit dat laatste wordt alvast duidelijk dat er wordt gekozen voor een ruime benadering van de perimeter. Dat lijkt mij de juiste keuze. Het schept meteen duidelijkheid.
Ik begrijp dat uw antwoord op de gemeenschappelijke participaties ‘neen’ is, tenzij er duidelijk kan worden aangetoond dat er een extra opportuniteit is om het wel te doen.
Het is immers inderdaad een beetje gek dat men voor 43 procent of welk percentage dan ook aandeelhouder wordt van een bedrijf, maar dat dat dan over vier entiteiten verspreid is, met een veel beperktere impact, met veel minder gewicht qua stemrecht.
Met betrekking tot de subsidiedatabank voor steun aan bedrijven die meer dan 500.000 euro bedraagt, wordt er overwogen om ook voor lagere inschrijvingen die subsidies duidelijk te maken? In het kader van de openbaarheid van bestuur en dergelijke lijkt het me toch wel interessant dat ook de bevolking weet aan welke bedrijven er steun is gegeven, en hoeveel steun er werd gegeven. Wordt er, met andere woorden, na de startfase Europees en als er eenmaal toegang wordt verschaft aan Vlaanderen, aan de regionale operatoren, overwogen om die databank uit te breiden en ook publiek toegankelijk te maken?
Minister Muyters heeft het woord.
Het is niet zo dat we de databank uitbreiden, maar het jaarverslag van het Agentschap Innoveren en Ondernemen geeft ook daarop een zicht.
De vraag om uitleg is afgehandeld.